Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 05/12/2013
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de Vlaamse reaffectatiecommissie
- 462 (2013-2014)
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de Vlaamse reaffectatiecommissie
- 522 (2013-2014)
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, minister, het is niet de eerste keer dat ik over deze problematiek een vraag stel. Ik heb de voorbije jaren hier ook meerdere schriftelijke vragen over gesteld.
Het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) stelt in zijn jaarverslag van 2012 vast dat steeds minder benoemde personeelsleden moeten worden wedertewerkgesteld of gereaffecteerd door de Vlaamse reaffectatiecommissie. Bijna 99 procent van de benoemde personeelsleden die delen van een opdracht verliezen, kunnen een andere aanstelling krijgen binnen het eigen schoolbestuur of via de reaffectatiecommissie van de scholengemeenschap. Minder dan 50 personeelsleden, in omgerekend 33 voltijdsequivalenten, moesten een opdracht krijgen via de overkoepelende Vlaamse reaffectatiecommissie.
AgODi oppert de vraag of een kosten-batenanalyse niet aangewezen is voor de werking van de Vlaamse reaffectatiecommissie. De vergaderingen veroorzaken immers heel wat administratieve last en vergaderkosten. Omdat de Vlaamse reaffectatiecommissie bovendien een groot deel van het schooljaar doorwerkt, bestaat het risico dat personeelsleden een eind ver in het schooljaar nog getroffen worden door een toewijzing. Dat is een blijvende bron van onrust voor scholen en personeelsleden. Aanstellingen door de Vlaamse reaffectatiecommissie kunnen gebeuren in een plaats van tewerkstelling tot 60 kilometer afstand, ook als het gaat om een reaffectatie of wedertewerkstelling van slechts één uur of enkele uren. Ook dat levert verhoudingsgewijs te hoge onkosten voor verplaatsing op, en het kan in sommige gevallen een onevenredig zware belasting zijn voor gereaffecteerde personeelsleden. Als deze personeelsleden wedertewerkgesteld worden in de eigen scholengemeenschap, is het niet zo dat ze daar niets doen. Ze doen interims, ze krijgen administratieve taken, ze kunnen worden ingeschakeld voor bijlessen enzovoort.
Minister, is het niet beter om de onplaatsbare personeelsleden in de eigen scholengemeenschap te laten inzetten voor extra taken dan de Vlaamse reaffectatiecommissie daarvoor in stand te houden? Het zou zelfs een besparing kunnen zijn. Is het mogelijk daar in deze legislatuur nog een beslissing over te nemen? Ik denk dan aan het Onderwijsdecreet XXIV. Ik ben graag bereid om er eventueel samen met mijn collegas een amendement voor te schrijven. Wat is uw mening hierover, minister?
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Voorzitter, minister, collegas, de heer De Meyer heeft de situatie duidelijk geschetst. Volgens de cijfers van de reaffectiecommissie, deden er 2010 nog 137 leerkrachten een beroep op, in 2011 waren het er 68. Recent deden er nog maar 48 leerkrachten een aanvraag en voor 17 van hen kon een oplossing worden gevonden.
Minister, in hoeverre is het relevant om die centrale reaffectatiecommissie nog in leven te houden, of minstens te evalueren? Dit is een open vraag, waarin ik geen stelling wil innemen. Als we dat niet doen, hoe gaan we dan om met die groep van mensen, die kleiner wordt in aantal, maar toch een beroep wil doen op die centrale reaffectatiecommissie?
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : De problematiek van de reaffectaties heeft bureaucratische kantjes. Daarom sluit ik me aan bij deze vraag om uitleg. Sommige gevolgen van het systeem zijn voor leerkrachten bijzonder onaangenaam, zoals de 60 kilometerregeling. We moeten oog en oor hebben voor een comfortabeler oplossing voor bepaalde leerkrachten, ook al gaat het niet over een massa mensen. Ik ken enkele mensen die door reaffectatie veel tijd en geld moeten steken in de baan opgaan voor een paar uur lesgeven. Dat grenst aan het onverantwoordelijke, zeker als we denken aan het tekort aan leerkrachten. We zouden kunnen werken aan dat statuut, zodat de job ook aantrekkelijker wordt. Ik wil u eraan herinneren dat een goed loopbaanpact toch wel voor oplossingen had kunnen zorgen. Het is jammer dat het loopbaanpact onder het stof is geraakt. Ik onderschrijf de vraag om uitleg van de heer De Meyer en ik verzoek om realistische oplossingen voor deze problemen.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik heb uiteraard kennis genomen van de aanbevelingen in het jaarverslag 2012 het zou er nog aan mankeren. Ik wil er wel op wijzen dat we de algemene maatregel van de heer De Meyer om de betrokken personeelsleden in de eigen scholengemeenschap extra taken te laten vervullen, in het begin van deze legislatuur hebben afgeschaft vanwege besparingen. Ik ben het ermee eens dat een kosten-batenanalyse noodzakelijk is. Tevens is het nodig om de werking van de Vlaamse reaffectatiecommissie te evalueren.
Naast het budgettaire luik zijn er echter ook nog inhoudelijke aspecten die een belangrijke rol spelen, zoals de (her)inzetbaarheid van personeelsleden en de mogelijkheid tot herscholing of bijscholing zoals we dat in het dossier met betrekking tot hbo5 hebben gepland. Dit stond op de agenda van het loopbaandebat en van de discussie over de grotere schoolbesturen. Ik ben bereid om op korte termijn samen te zitten om uit te zoeken of er nog iets kan gebeuren. Kunnen we nog een stap zetten, al of niet in een amendement op OD XXIV? Het gaat om een beperkt aantal mensen. Ik zal initiatief nemen om een overleg te organiseren, zonder dat ik vandaag kan beloven dat we iets kunnen doen. Dat is nog iets anders, maar ik ben wel bereid om het ernstig te bekijken.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.