Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 14/11/2013
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Wim Van Dijck : Minister, eind vorige maand werd het advies van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) over het masterplan voor de hervorming van het secundair onderwijs gepubliceerd. Het is een belangrijk advies, onder meer omdat de hervorming van het secundair onderwijs een politiek gevoelig thema is en de hervorming ook in onderwijskringen druk wordt besproken. Er werd dus wel uitgekeken naar het advies.
Het advies is er nu, en we moeten vaststellen dat het op heel wat vlakken vrij tot zeer kritisch is voor de geplande hervorming, zoals gestalte gegeven in het masterplan. De pers heeft er één belangrijk thema uit gepikt, namelijk de kritiek van de Vlor op de matrixoefening die zal gebeuren en de kritische opmerking van de Vlor dat de hervorming en de matrixoefening volgens hen niet zullen leiden tot het verdwijnen van het watervaleffect. Zij zeggen in hun advies zeer duidelijk dat een loutere verandering van structuren, zoals voorgesteld in het masterplan, de perceptie van een waterval in het secundair onderwijs niet zal wijzigen, simpelweg omdat zij volgens mij terecht denken dat de nieuwe richtingen die zullen voortvloeien uit de matrixoefening, het verschil in maatschappelijke appreciatie dat nu tussen de verschillende richtingen bestaat, zullen erven. Ouders zullen met andere woorden heel snel inzien wat in de nieuwe structuur de goede en de minder goede richtingen zijn.
Nog volgens de Vlor zitten in het masterplan een aantal elementen die de waterval misschien zelfs zullen versterken. Ze verwijzen bijvoorbeeld naar het gedifferentieerde civiele effect van het diploma. Zij pleiten er heel sterk voor om de omnivalentie van het secundaire diploma te behouden, omdat anders het watervaleffect nog versterkt zou kunnen worden.
Hun oplossing voor dat probleem is dan om harder in te werken op de samenleving, met bewustmakingscampagnes enzovoort. Ik heb daar mijn voorbehoud bij. Ik weet niet of dat zal lukken, vanuit de gedachte dat de samenleving nu nog te veel in oude structuren denkt. Misschien moet men er vanuit de gedachte Sterft, gij oude vormen en gedachten! bewust van gemaakt worden dat men een andere keuze moet maken. Hoe dan ook zegt de Vlor dat een structuurhervorming zoals die wordt voorgesteld in het masterplan, die percepties niet kan keren. En ik denk dat zij daar gelijk in hebben.
Dat punt is opgepikt door de pers, wellicht ook omdat het een zeer belangrijk punt is. Het wegwerken van het watervaleffect is immers een van de basisdoelstellingen van deze hervorming. Als de Vlor dan komt zeggen dat net die doelstelling niet gehaald dreigt te worden, is dat natuurlijk niet van enig belang ontbloot.
Het advies van de Vlor bevat nog punten van kritiek. De waarheid gebiedt mij wel te zeggen dat ik hier niet met het Vlor-advies zal wapperen om te staven dat de Vlor onze fractie, die zeer kritisch is over de hervorming, over de hele lijn gelijk geeft. Dat is natuurlijk niet zo, want de Vlor is het in globo wel eens met de richting die de hervorming uitgaat. Ik zeg het er maar bij, minister, want anders zult u het zelf zeggen.
Dat neemt niet weg dat de Vlor toch een aantal zeer kritische bemerkingen maakt. Het is mijn plicht als parlementslid om die bemerkingen aan u voor te leggen. Ik geef een kort overzicht. De Vlor zegt bijvoorbeeld dat een aantal maatregelen uit het masterplan al voorgesteld worden als beslist, terwijl er eigenlijk nog discussie over is. Hij gelooft ook niet dat de hervorming budgetneutraal kan zijn, wat toch belangrijk is. Ik heb dat zelf ook nooit echt geloofd, ook omdat dat in het masterplan niet gestaafd wordt met cijfers. De Vlor merkt terecht op dat de inschatting van de kosten niet gemaakt is en dat bijvoorbeeld ook de impact van de herovering op de infrastructuur, wat toch een zwaar een moeilijk dossier is, niet gekend is.
De Vlor zegt ook terecht dat het masterplan interfereert met lopende discussies, bijvoorbeeld over de schaalvergroting of het loopbaandebat. Dat zijn discussies die nog bezig zijn en zeer moeilijk verlopen of zelfs zijn vastgelopen.
Men heeft het ook over het basisonderwijs. De Vlor vindt de maatregelen die daar worden voorgesteld, te gericht op de doorstroom naar het secundair onderwijs en te weinig rekening houdend met de specificiteit van het basisonderwijs. Waar zij bijvoorbeeld heel veel voorbehoud bij maken, is de inzet van bijzondere leermeesters in het basisonderwijs voor een aantal vakken.
In sommige passages klinkt door dat zij het masterplan een bedreiging vinden al is dat misschien een te zwaar woord voor de vrijheid van onderwijs. Op dat vlak spreekt de Vlor zichzelf echter wat tegen, want als het dan over de brede eerste graad gaat, waar zij een grote voorstander van zijn, speelt die vrijheid van onderwijs onzes inziens toch net iets minder. De Vlor is daar ook verdeeld over. Hij zegt heel duidelijk dat er qua speelruimte die de scholen mogen hebben wat betreft de brede eerste graad, twee strekkingen zijn binnen de Vlor.
Ze zeggen ook dat sommige opleidingen te veel gezien worden in functie van economische realiteiten op dit moment, of economische hypes die er op de arbeidsmarkt zouden zijn. Ik vind dat een belangrijke kritiek. Er wordt ook gezegd dat er te weinig aandacht is voor het bijzonder secundair onderwijs, dat er te veel onduidelijkheden zijn wat betreft het attesteringsbeleid, en zo zou ik nog een tijdje kunnen doorgaan. Het is duidelijk dat het advies van de Vlor niet enkel focust op dat belangrijke thema van het watervaleffect, maar ook nog heel wat andere kritieken oplijst, die mijns inziens pertinent zijn.
Minister, wat is uw reactie op dit op veel punten kritische advies van de Vlor? De Vlor doet op heel wat punten ook concrete voorstellen tot bijsturing. Bent u bereid om daar rekening mee te houden en in de loop van de korte tijd die u nog rest, het masterplan bij te sturen?
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Minister, de Vlor is heel belangrijk. Maar telkens als er iets wordt gezegd over de hervorming van het secundair onderwijs en het masterplan, zal dat steeds het voorwerp van vraagstelling en discussie vormen. Dat mag. Maar het gaat om een plan waarbij een en ander moet worden geïmplementeerd. Een aantal zaken zijn al geïmplementeerd. Andere zijn een evolutief gegeven. We moeten dit plan in die optiek bekijken en bejegenen.
Ik wil toch ook vragen om te stoppen met te zeggen dat mensen snel zullen weten wat goede richtingen en wat minder goede richtingen zijn. Ik zou eens willen weten wat minder goede richtingen zijn. Laat ons daar alstublieft mee stoppen. Hoe je het onderwijs ook organiseert, je zult altijd studierichtingen hebben die meer voorbereiden op voortstuderen en andere die arbeidsgericht zijn. Laat ons alstublieft stoppen met te zeggen dat we goede en minder goede richtingen hebben. Minister, het moet onze ambitie zijn om in alle domeinen goede richtingen met verschillende finaliteiten te hebben. Zo moeten de mensen het ervaren. Dat moet de ultieme opdracht zijn: daarin slagen, los van alle andere complexiteit want het is inderdaad een brede en enorme uitdaging.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, minister, collegas, toen men in het Bureau van dit parlement voorstelde om een actualiteitsdebat te houden naar aanleiding van het advies van de Vlor, heb ik daarover een duidelijk negatief advies gegeven. Ik zal u ook zeggen waarom. Toen ik vroeg welke collegas het volledige rapport al hadden gelezen, begreep ik uit de lichaamstaal dat de meesten enkel de krantenartikels over het rapport en nog niet het rapport zelf hadden gelezen. Dat is begrijpelijk. Men krijgt een signaal van een krantenartikel, en pas dan gaat men, als men tijd en belangstelling heeft, het rapport lezen.
Ik heb het rapport onmiddellijk opgevraagd en ik heb het al even snel doorgenomen. Ik suggereerde om in de commissie met de Vlor een gesprek over het advies te hebben, niet dringend maar te gepasten tijde. Voorzitter en collegas, als je het rapport volledig doorneemt, merk je dat er over zeer veel punten wordt gesproken, dat er binnen de Vlor soms ook wel eens verdeeldheid is, en dat er her en der en ook dat is begrijpelijk al eens tegenspraak is. Zit hier nu veel nieuws in? Ik denk het eerlijk gezegd niet, en dat is ook niet abnormaal: in de Vlor zitten de partners en het middenveld. Al deze organisaties hebben al hun standpunt bekendgemaakt in de loop van de voorbije weken en maanden.
Collegas, wij hebben allemaal een idee over het masterplan. Ieder van ons vindt er ideeën in waarvan hij denkt dat het een versterking is van zijn opvattingen. Zo lees en interpreteer ik dit rapport. Daarom zal ik er nu niets inhoudelijks over zeggen, voorzitter. Wij hebben dit debat hier al heel wat keren gevoerd, zowel in de plenaire zitting als in deze commissie. Maar als we toch het gesprek over de Vlor wensen voort te zetten, zou het interessant kunnen zijn dat we na Nieuwjaar met die mensen spreken, zodat we nog beter begrijpen wat hun nuances precies omvatten.
De voorzitter : Mijnheer De Meyer, ik vind het een goed voorstel om eens een ontmoeting te hebben met de Vlor. Ik wil het gerust in de regeling der werkzaamheden plaatsen.
Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Voorzitter, ik zal kort zijn want ik denk dat het inderdaad niet de bedoeling is om dat Vlor-rapport nu te bespreken. Dat kunnen we later doen. Mijnheer Wim Van Dijck, ik vind u nog gematigd als u zegt dat dit een kritisch rapport is. Ik vind dit een zeer kritisch rapport. Maar dit advies benauwt mij ook een beetje. Er komen toch een aantal punten en themas in voor die zeer bedreigend zijn voor ons onderwijs in het algemeen. Ik haal er twee aan.
Men vreest voor een onderwijs met twee snelheden. Dat is voor wat betreft de transparantie tussen ouders en leerlingen zeer negatief.
En dan is er nog een tweede thema, waar ik het advies een paar keer heb moeten lezen om goed te zien wat er wordt gezegd. De Vlor vreest de achteruitgang op het vlak van gelijke kansen en zorgbeleid. Daar was nu net in de voorbije jaren vooruitgang geboekt.
Dat zijn toch punten die door de minister en door de meerderheid opnieuw moeten worden bekeken. Niemand van ons wil dat. Ik til daar zeer zwaar aan.
Mijnheer Kris Van Dijck, wat u net zei, verbaast mij ook. U zegt dat we niet moeten overdrijven omdat het een plan is. Ik hoor u zeggen: Het is maar een plan. Maar wat is het nu? U hebt letterlijk gezegd: Het is een plan. Wat bedoelt u daarmee? Het is wel gecommuniceerd als was het allemaal beslist, zoals ook de Vlor zegt. Maar is het beslist of is het een plan? Wees eens duidelijk.
De heer Kris Van Dijck : Voorzitter, ik zal het tot vervelens toe opnieuw zeggen: ik vind dit een waardevol masterplan, maar in dat masterplan staan duidelijk ook zaken die niet vandaag worden geïmplementeerd, die straks zullen worden geïmplementeerd. Er zijn zaken die nu al gebeuren en er zijn zaken die straks moeten gebeuren en die moeten worden voorbereid met het veld en met noem maar op. Dat bedoel ik.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Het wordt allemaal onverkort uitgevoerd? (Opmerkingen van de heer Kris Van Dijck)
Oké, we zullen zien.
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Voorzitter, ik zal ook zeer kort zijn want er is al veel gezegd. Naar aanleiding van de vraag van de heer Wim Van Dijck wil ik een vraag stellen aan u, minister, een vraag die in de lijn ligt van wat mijn collegas hier al zeiden. Wat betreft het eerste punt van het Vlor-advies dat hij heeft aangehaald, stel ik vast dat de heer Wim Van Dijck zich baseert op wat bijvoorbeeld op de paginas 12 en 13 staat en dat hij dat op een bepaalde manier interpreteert. Verder in het Vlor-advies, bijvoorbeeld op pagina 34, lees ik met betrekking tot diezelfde materie iets totaal anders. De Vlor spreekt zich daar op een totaal andere manier uit, bijvoorbeeld over de matrices. Daar is dat wel positief. Het is dus belangrijk dat het advies ten gronde en volledig wordt gelezen. Het moet op een juiste manier worden geïnterpreteerd. Bepaalde passages kunnen op een verschillende manier gelezen worden.
Minister, hebt u zelf al de gelegenheid gehad of genomen om het Vlor-advies met de mensen van de Vlor te bespreken? De heer De Meyer stelt voor om dat hier in de commissie te doen. Minister, u bent bezig met de uitrol van het masterplan. Ik vind het zinvol dat we dit zouden doen omdat er heel veel discussie is over de manier waarop het Vlor-advies moet worden geïnterpreteerd. We moeten daar tijd voor maken, zodat daarover geen misverstanden bestaan.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Toen dat bericht in de krant kwam, kreeg ik spontaan een mail van de Vlor. Zij waren allesbehalve gelukkig met de titel in de krant, die de teneur van het advies helemaal niet weergaf. Sommigen zouden wat vaker de waaromvraag moeten stellen, ik heb het er al over gehad. Het is natuurlijk niet aan mij om dat antwoord te geven.
Dat toont ook aan dat sommigen niet goed weten hoe de Vlor adviezen geeft en functioneert. Men heeft wat achtergrondkennis nodig en men moet soms ook tussen de lijnen kunnen lezen. Dat vergt soms wat decoderingstechnieken.
Ik herhaal nog eens wat ik daarnet heb gezegd. Het is niet omdat men bezorgdheden uit, dat dit daarom ook kritiek is. Wanneer een kind gaat zwemmen en zijn moeder zegt dat het eerst een douche moet nemen en moet opletten om niet uit te glijden, dan betekent dat niet dat dat kind dat niet zal doen en daarom niet zal uitglijden en misschien verdrinken. Men moet een onderscheid kunnen maken tussen een bezorgdheid waarbij men wijst op een mogelijk risico. Daarom maakt men ook risicoanalyses. Maar het is niet omdat men dat zegt, dat het ook zal gebeuren. En op dat vlak heeft de heer Van Dijck gelijk. Ik heb de indruk dat sommigen even het maatschappelijke debat vergeten zijn. Uit het maatschappelijke debat is duidelijk gebleken dat men heeft gevraagd om geen decreet te maken. Men heeft gevraagd om geen kant-en-klaar decreet te maken maar om de richting aan te geven, een stappenplan op te maken om te weten waar de trein naartoe moet rijden. En dat is wat er is gebeurd met de beslissing.
Ik weet dat sommigen proberen om tegenspraak te zoeken. Ik begrijp dat ook wel in bepaalde omstandigheden. Ik heb de heer Kris Van Dijck echter duidelijk horen zeggen dat het masterplan zal worden uitgevoerd. Het spreekt voor zich dat er bij de uitvoering overleg zal moeten plaatsvinden met de stakeholders. Er zal een invulling moeten gebeuren. Het is bij de uitvoering van dat plan dat er rekening zal worden gehouden met de bezorgdheden van de Vlor. Ik ben ook blij dat sommigen hier hebben opgemerkt dat er tegenspraken schuilen in die bezorgdheden, soms zelfs in het advies.
Het verbaast me ook een beetje dat hier niet wordt gesproken over het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). We hebben de adviezen van de Vlor en van de SERV grondig geanalyseerd. Ik stel vast dat beide adviezen aangeven dat er reële kansen voor de vernieuwing van het secundair onderwijs in zitten. Er worden heel wat voordelen gezien in de maatregelen van het basisonderwijs. Men ondersteunt ook die inhoudelijke aanpak maar men maakt natuurlijk ook opmerkingen.
Mijnheer Wim Van Dijck, ik was de eerste om duidelijk te zeggen dat het een illusie is om te denken dat we iets wat al dertig à veertig jaar in het hoofd zit van de mensen, er enkel en alleen met een structuurhervorming zouden uithalen. Ik vind het dan ook straf dat sommigen dit voorstellen als kritiek op het masterplan terwijl ik het godverdomme excuseer voor de vloek zelf eerst heb gezegd. Ik heb altijd gezegd dat dit een noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarde is. Daarnaast moet het onderscheid tussen arbeiders en bedienden worden afgeschaft.
De heer Kris Van Dijck heeft gelijk dat men moet ophouden met goede en slechte richtingen aan te duiden. Het komt erop aan om dingen gelijkwaardig te zien. We moeten het hiërarchisch denken uit ons onderwijs halen.
Ik heb dat allemaal zelf gezegd. Die structuurhervorming met de afschaffing van aso, tso en bso en de vervanging door een matrix met kwaliteitsbewaking is noodzakelijk maar niet voldoende. Ik ben het daarmee eens, meer nog, ik zeg het zelf al vier à vijf jaar. Ik weet dat men iets vaak moet herhalen vooraleer het doordringt bij sommigen, helaas.
Het masterplan is een goed plan. Dat wordt ook door belangrijke mensen, zowel bij de SERV als bij de Vlor, gezegd. Natuurlijk zijn er bezorgdheden en aandachtspunten waar we rekening mee moeten houden. Dat zal ook gebeuren bij de uitvoering van het plan tijdens de komende jaren.
Momenteel hebben wij overleg met de koepels, vakbonden enzovoort, om het uitvoeringsplan op te stellen. Dat masterplan moet immers worden omgezet in een uitvoeringsplan, maar we wachten natuurlijk niet op dat uitvoeringsplan. Zo wordt op dit moment de matrix volop voorbereid. Die voorbereidingen lopen goed.
Ik stel vast dat een overheid haar verantwoordelijkheden moet nemen omdat er veel verschillende meningen zijn. Zo is wat de vakbonden zeggen in de SERV niet hetzelfde als wat de vakbonden zeggen in de Vlor. Ook wat de koepels zeggen, is niet hetzelfde. Daar zitten altijd nuances in. We moeten met die nuances, met die verschillen rekening houden. We moeten vooral de bezorgdheden ernstig nemen.
Wanneer ik praat met leerkrachten, dan stel ik vast dat er wel degelijk een draagvlak is. Er zijn natuurlijk wel veel bezorgdheden die we ernstig moeten nemen. Zij moeten in de praktijk worden omgezet. Daarbij zullen leerkrachten, directies enzovoort moeten worden betrokken. Dat is evident. Dat zullen we de komende weken en maanden doen, tijdens deze en tijdens de volgende legislatuur. De richting is duidelijk. In het masterplan is er rekening gehouden met wat er op het veld leeft. Maar het veld heeft veel meningen. Ook hier bestaan veel meningen, zoals er ook in alle partijen veel meningen bestaan.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Wim Van Dijck : Het klopt dat er in dit Vlor-advies eten en drinken is voor iedereen. Zoals de heer De Meyer zegt, zal iedereen inderdaad de stukken lezen die het meest aansluiten bij de eigen mening over het masterplan. Minister, u moet nu ook niet doen alsof het gewoon een oplijsting is van een aantal bezorgdheden. Er staat wel degelijk stevige kritiek in, alsook een aantal zaken waar de Vlor het ronduit niet mee eens is. U moet dan ook niet de indruk geven dat er enkel wat bezorgdheden zijn en dat de Vlor verder helemaal mee is. Dat is toch ook een heel speciale lezing van het Vlor-advies.
Wat de perceptie van de richtingen betreft, zeg ik niet dat er sterke en zwakke richtingen zijn. Dat proberen we allemaal te vermijden. We proberen ook zoveel mogelijk het woord waterval te vermijden omdat we daarmee al voedsel geven aan het idee dat er een waterval zou zijn, maar het leeft wel in de samenleving. Wat de Vlor en ook u hier zeggen, is dat het heel moeilijk zal zijn om de samenleving ervan te doordringen dat de perceptie van die richtingen fout is, en dat ook beroeps- en technische richtingen goede en sterke richtingen kunnen zijn.
Alles heeft te maken met een soort idee fixe van heel veel mensen en dat is heel normaal dat hun kind verder zou moeten kunnen studeren. En dat kan, want door de democratisering van het onderwijs zijn heel wat vooral financiële drempels verdwenen. Daardoor krijgt iedereen de kans om verder te studeren. Maar ouders begrijpen dat in die zin dat het wenselijk is dat hun kind verder moet kunnen studeren. En in hun perceptie is de beste richting om dat te doen het aso. In de toekomst zullen dat, na de matrixoefening, de doorstromingsrichtingen zijn. Die perceptie zal blijven en is moeilijk weg te werken. Onze kritiek is dan of het hele secundaire onderwijs op de schop moet worden genomen om uiteindelijk het doel een veranderde perceptie niet te bereiken. Ik vind dat een vraag die minstens moet en mag worden gesteld.
Voorzitter, een hoorzitting met de Vlor over dit advies is een heel goed idee om de tegenstrijdigheden en de codetaal wat te ontcijferen.
Minister Pascal Smet : Mevrouw Helsen, we hebben al een keer samengezeten met de Vlor en we hebben afgesproken om dit op een ander moment volgende week meen ik uitvoerig te bespreken.
De voorzitter : Mijnheer Van Dijck, ik dacht niet zozeer aan een hoorzitting in het parlement, maar eerder aan een ontmoeting met de Vlor in hun gebouwen en met de commissieleden die geïnteresseerd zijn. Ik dacht dus aan een meer informeel gesprek dan aan een hoorzitting.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, dat is een goede suggestie.
De voorzitter : De interpellatie is afgehandeld.