Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 05/12/2013
Vraag om uitleg van de heer Sas van Rouveroij tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de hervorming van de strategische adviesraden en meer specifiek de hervorming van de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI)
- 362 (2013-2014)
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Voorzitter, minister, geachte leden, op 20 september 2013 keurde de Vlaamse Regering een conceptnota goed met betrekking tot de beperking van het aantal entiteiten bij de Vlaamse administratie.
Daarin wordt ook een rationalisatieoefening uitgevoerd ten aanzien van de strategische adviesraden. De conceptnota werd voorgelegd aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) voor advies, alvorens de Vlaamse Regering zich hierover al dan niet zal buigen. Vandaag hebben tien van de twaalf strategische adviesraden rechtspersoonlijkheid, waaronder ook de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI), conform het decreet tot regeling van strategische adviesraden (SAR-decreet). Met de conceptnota reduceert de Vlaamse Regering het aantal SARs met rechtspersoonlijkheid tot vier, mogelijk vijf. De andere SARs verliezen hun rechtspersoonlijkheid, waaronder de VRWI. Voor de VRWI geeft de conceptnota volgende opties: ofwel wordt de VRWI administratief ingebed in de SERV, ofwel wordt de VRWI vervangen door een raadgevend comité.
Een slankere overheid en efficiëntiewinsten zijn de juiste recepten voor een overheid 2.0. Een rationalisering en hervorming van de entiteiten en de strategische adviesraden zijn een goede beleidskeuze. Meer stroomlijning en transparantie leidt tot beter bestuur en het realiseren van efficiëntiewinsten. Maar, zoals de VRWI terecht stelt, moet deze stroomlijning in het beleidslandschap wel op een voldoende doordachte en onderbouwde manier verlopen. De vraag is of dat hier het geval is. De VRWI is al bijna dertig jaar het primaire adviesorgaan van de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement en wordt alom gerespecteerd in het buitenland. Het is niet omdat iets dertig jaar bestaat, dat het nog eens dertig jaar moet bestaan. Alles is tijdelijk in dit leven, dus ook adviesraden. Dit is op zich geen voldoende argument.
Elk westers land of regio die zich enigszins wil profileren als een kenniseconomie, heeft een onafhankelijke adviesraad op het vlak van Science and Innovation nodig. De optie om de VRWI om te vormen tot een raadgevend comité binnen het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI), is naast de kwestie. Een raadgevend comité is immers decretaal gedefinieerd en is bedoeld om advies te verlenen over het functioneren van een departement hier dus EWI , wat een compleet andere invulling is dan een adviesorgaan dat de Vlaamse Regering adviseert over het Wetenschaps- en Innovatiebeleid. De tweede optie, met name inbedding in de SERV, biedt mijns inziens geen enkele meerwaarde. Zonder meerwaarde is er geen verbetering. Ofwel neemt de SERV zelf de rol van de VRWI over, maar dan verliest men de inbreng van de academische en onderzoekswereld, en dat is niet accepteerbaar voor u of voor diegenen die in de sector geïnteresseerd zijn. Ofwel creëert men een min of meer onafhankelijk en representatief adviesorgaan voor wetenschap en innovatie dat ingebed is binnen de SERV, maar dan rijst de vraag in welke mate de onafhankelijkheid echt gegarandeerd blijft en wat precies de meerwaarde zou zijn van deze operatie.
Minister, idealiter zijn zowel de academische wereld als de bedrijfswereld representatief vertegenwoordigd in een dergelijke adviesraad. In de huidige samenstelling van de VRWI is dit een pijnpunt. Voka (Vlaams netwerk van ondernemingen) hamert daar al een tijdje op. Ik durf een suggestie te doen: als het al een pijnpunt zou zijn, hervorm het dan in die zin dat de vrije plaatsen die door de overheid kunnen worden ingevuld, deels worden toegewezen aan het bedrijfsleven. Aan de samenstelling kan dus worden geremedieerd, maar dit kan perfect in de huidige constellatie waarbij de VRWI een onafhankelijke adviesraad is.
Minister, naar verluidt is op voorhand geen evaluatie of kosten-batenanalyse gemaakt van de verschillende adviesraden en hun werking. Het is een algemene vraag die uw bevoegdheid overstijgt, maar misschien kunt u toch een tipje van de sluier lichten. Waarom niet? Wilt u alsnog zon evaluatie maken voor de VRWI? Hoe verdedigt u dat de hervorming van de VRWI niet wordt gemotiveerd? Enkel de SERV, waarin de academische partners niet vertegenwoordigd zijn, wordt om advies gevraagd, niet de betrokken adviesorganen. Waarom niet? Kan de SERV de rol van de VRWI overnemen zonder dat de academische en onderzoekswereld vertegenwoordigd is? Bent u bij behoud van de VRWI bereid om de samenstelling via de vrije plaatsen in de richting van het bedrijfsleven bij te sturen? Hoe zult u de onafhankelijkheid van de VRWI blijven garanderen als voor de integratieoptie bij de SERV wordt gekozen? Hoe rijmt u deze beleidskeuze met het regeerakkoord dat stelt dat wetenschap en innovatie de sleutel zijn tot het behoud en de verhoging van welvaart en welzijn in Vlaanderen?
De voorzitter : De heer Rzoska heeft het woord.
De heer Björn Rzoska : Minister, ik wil me graag aansluiten bij de terechte bekommernis die de heer van Rouveroij geuit heeft. Ook wij zien dat er de laatste tijd heel wat beweegt is rond de adviesorganen. Ik ben samen met een aantal collegas, onder andere de heer Diependaele, een aantal weken geleden aanwezig geweest op een debat van de VRWI. Het is iets dat daar leeft. Ik sluit me volmondig aan bij de terechte vraag die de heer van Rouveroij heeft gesteld.
Minister, ik heb nog een bijkomende vraag, waar u misschien nog niet op kunt antwoorden. Misschien zit het ook helemaal niet bij uw bevoegdheid. Wij hebben de cijfers gekregen van het groeipad rond Wetenschap en Innovatie. Dit jaar is er, als ik me niet vergis, 5 miljoen euro ingeschreven in de begroting. Er zou nog in middelen uit de extra 166 miljoen euro voorzien worden voor Wetenschap en Innovatie. Ik vroeg me af of u daar wat toelichting bij kunt geven omdat de cijfers van het groeipad die we hebben gekregen, aantonen dat er blijkbaar een knik naar beneden zit voor 2014.
De voorzitter : Mijnheer Rzoska, uw laatste vraag is voorwerp van een afzonderlijke vraag. Dat heeft niets te maken met het te bespreken thema. Ik stel voor dat u daar een afzonderlijke vraag over indient.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Heel juist, voorzitter. Mijnheer Rzoska, er zijn spelregels in het parlement voor iedereen, zelfs voor u.
Ik wil me ook aansluiten bij de vragen die de twee collegas hebben. We moeten dat dossier behoedzaam benaderen. Zelfs het Romeinse Rijk is na eeuwen ook opgegaan in iets anders. Niets staat gebeiteld in graniet voor de eeuwigheid. Dat wil ook niet zeggen dat alles onmiddellijk overboord moet worden gegooid. Ik denk dat het belangrijk is dat we efficiëntie in het achterhoofd houden, alsook onafhankelijkheid en deskundigheid. Die drie normen moeten we bij overheidsbeleid in het achterhoofd houden, en ook bij adviesverstrekking. We moeten er ook voor zorgen dat het draagvlak breed genoeg is. Onder welke vorm dat moet gebeuren, is voor ons van tweede orde. De drie principes die ik heb genoemd, zijn voor ons het uitgangspunt. We wachten op concrete voorstellen van de Vlaamse Regering over wat de juiste weg is en wat misschien een minder goed idee is.
Eerst is deskundigheid belangrijk. Alle actoren moeten erbij betrokken zijn, dus ook de academische wereld en de bedrijfswereld. Onafhankelijkheid kan worden ingevuld door experten die voor hun mening kunnen opkomen. Efficiëntie moet er zijn opdat er geen panoplie ontstaat van verschillende adviesorganen. Dezelfde organisatie die de heer van Rouveroij heeft genoemd als argument in zijn betoog is ook de organisatie die oproept om tot een meer efficiënte adviesverlening te komen. Ik denk wel dat we zo eerlijk moeten zijn om tot een evaluatieoefening te komen. Op basis van die drie principes gaan wij de voorstellen van de Vlaamse Regering aftoetsen.
De heer Matthias Diependaele : Twee zaken moeten worden gecombineerd. De verbetering van de efficiëntie, die zeker mogelijk is, via het inperken van de overheadkosten enzovoort. Tegelijk moet je de deskundigheid en onafhankelijkheid absoluut bewaren. Het gaat niet alleen over inhoudelijke adviezen, maar ook over het aanduiden van experts en van wie dat doet. Die oefening moeten we zeker maken.
Mijnheer van Rouveroij, ik heb ook met die mensen gesproken. Mijn idee was dat ze samen een advies wilden voorbereiden. Ik weet niet of dat is gelukt of niet. Ik heb het nog niet gezien.
De heer Sas van Rouveroij : Van alle SARs, bedoelt u?
De heer Matthias Diependaele : Ik geloof het wel, ja. Ik dacht dat ze samen met de SERV een advies probeerden voor te bereiden. Ik zou begrijpen dat ze er niet zijn uitgeraakt, dat het niet zou lukken, maar ik dacht dat dat de bedoeling was. Het is geen slechte zaak om dat advies af te wachten. We zijn het erover eens welke principes in evenwicht moeten worden gebracht. We zullen zien welk concreet voorstel de regering doet.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : We moeten de discussie niet gebruiken om een evaluatie te maken van het wetenschapsbeleid. Het is duidelijk dat de Vlaamse Regering er heel veel aandacht aan besteedt. We hebben een groeipercentage. Op basis van de laatste cijfers van het Expertisecentrum O&O Monitoring (ECOOM) besteden we 2,4 procent van ons bbp, overheid en bedrijven samen, aan onderzoek en ontwikkeling. Dat is nog nooit zo hoog geweest. Dit is dus een duidelijke stijging, en die gebeurt aan overheids- en aan privézijde. We gaan daarop verder. In de begroting hebben we al 18 miljoen euro gepland. We hebben ook afgesproken dat we in het kader van het competitiviteitspact nog zullen nagaan wat we zouden doen. U concludeerde dat we dat niet belangrijk vinden, maar integendeel.
Wat de VRWI zelf betreft, worden we met drie bewegingen tegelijk geconfronteerd. De eerste is de zoektocht naar meer efficiëntie en effectiviteit. Dan gaat het over de adviesraden. Destijds heeft men gekozen voor verzelfstandiging, maar die heeft overheadkosten, het is een kleine groep mensen die een eigen juridische entiteit vormen. We hebben de voorbije jaren gezocht om de overheadkosten van de VRWI te downsizen door voor de huisvesting gebruik te maken van ondersteunende diensten van Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI). Die discussie voeren we nu: kunnen we de overheadkosten van de adviesraden verminderen of ergens inbedden?
De tweede discussie is niet gestart door de regering, maar door sommige sociale partners zelf, die hebben gezegd dat ze niet meer in al die adviesraden willen zitten. Voka heeft dat gezegd, en de VRWI stond ook in dat lijstje. Men heeft daar in de SERV een debat over gevoerd. Ook daar werden vragen gesteld bij al die verschillende adviesraden. Men vroeg zich af of men overal nog vertegenwoordigers naartoe moest sturen. De huidige situatie is dat de werkgevers vertegenwoordigd zijn in de VRWI, want er zijn zes afgevaardigden vanuit de SERV-partners. Die dragen mensen voor op dubbellijsten. Drie daarvan komen van werkgeverszijde. Die zitten er nu in. De SERV vraagt zich af of ze dat moet blijven doen.
Er is een beweging die zegt dat we dit misschien allemaal bij de SERV moeten onderbrengen. Uit de academische wereld hoor ik dat we het Innovatie- en Wetenschapsbeleid toch niet mogen herleiden tot een onderwerp dat alleen door de SERV-partners wordt besproken. Ook de academische partners hebben een belangrijke rol te spelen in de beleidsvoorbereiding en de adviesverlening. Vandaag bekijkt men dat met argusogen. Als de VRWI bij de SERV zou worden ondergebracht, zou het overwicht van de SERV-partners misschien te sterk zijn en het gewicht van de academische partners ondergesneeuwd raken.
Dat zijn allemaal overwegingen die meespelen. Ik wil niets doen wat de goede werking van het VRWI vandaag zou belemmeren. Ik vind dat er niets moet veranderen aan het werk dat de VRWI nu doet. De discussie gaat over waar we het orgaan onderbrengen of inbedden, zodat de overhead kan worden gedragen zonder aan de onafhankelijkheid van de VRWI te raken.
Er moet ook niets veranderen aan de samenstelling. Ik heb aan de VRWI gezegd dat het debat nu wordt gevoerd, en gevraagd dat ze met een concept en een voorstel komen, waar ik me zeker achter zal scharen. Als binnen de bestaande samenstelling de VRWI zelf met een voorstel komt, is dat voor mij oké. Uiteraard hebben de sociale partners een belangrijke rol, maar ook de academische partners en de partners van de innovatie, zijnde de VRWI, zijn minstens even belangrijk. We moeten er goed voor zorgen dat iedereen in de theorie en ook in de praktijk zijn mening kwijt kan, en dat verschillende invalshoeken worden bekeken. De VRWI geeft advies over het totale wetenschapsbeleid. Dat is niet alleen het gerichte onderzoek, maar ook het basisonderzoek. Het is altijd mijn doelstelling geweest om daar een goed evenwicht in te hebben, ook in de financiering. We moeten niet zeggen dat alles toegepast of gericht onderzoek moet zijn. Neen, we moeten ook blijven investeren in het grensverleggend basisonderzoek. Dat vormt de basis voor toekomstige innovaties. Dat speelt mee op de achtergrond.
Ik sta open voor een gedragen oplossing. Ik heb daar geen eigen agenda in. Ik hoop alleen dat we het evenwicht bewaren. Als we kunnen, moeten we zoeken naar efficiëntieverbetering van de manier waarop de organisatie moet functioneren, die niets te maken heeft met haar onafhankelijkheid. Als er voorstellen zijn om iets te doen aan die efficiëntie, dan sta ik daarvoor open. Ik heb aan de VRWI gevraagd dat ze zelf een voorstel doen. Ik weet dat ze daarmee bezig zijn en wacht dat af.
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Minister, ik overloop even mijn vragen voor alle zekerheid. Dan kunt u alsnog de gaatjes vullen die u liet in uw antwoord. Ik heb niets gehoord over de kosten-batenanalyse. Efficiëntiewinsten worden toch vaak gedreven door een voorafgaande evaluatie of een kosten-batenanalyse. Kunt u daar nog iets over vertellen?
De tweede vraag hebt u beantwoord. Ik vroeg of er een evaluatie is gemaakt voor de VRWI, en daarop zei u letterlijk dat u tevreden bent over wat de VRWI doet. Als u tevreden bent, moet u geen tijd stoppen in een evaluatie. Ik deel die tevredenheid en dring daar dus niet op aan. Maar de kosten-batenanalyse is natuurlijk iets anders dan de evaluatie.
Hoe verdedigt u het feit dat de hervorming van de VRWI niet wordt gemotiveerd? Daarover hebt u uitleg gegeven. Op de vraag of de SERV de rol van de VRWI zou overnemen zonder dat de academische en onderzoekswereld vertegenwoordigd is, zegt u dat dat niet kan. Dat is helder, daarover zijn we het eens.
Over de vrije plaatsen zegt u dat ik me vergis. Dat moet ik dan eens nakijken. Ik dacht dat er toch niemand van het bedrijfsleven in zat, maar u zegt van wel, via de SERV. Het gaat wel degelijk om mensen die het bedrijfsleven vertegenwoordigen, want in de SERV zitten ook de vakbonden.
Minister Ingrid Lieten : Het is drie op drie.
De heer Sas van Rouveroij : Dat is me dan ontsnapt. Dat is hiermee uitgeklaard en er is dus geen nood aan bijsturing, zegt u, integendeel, het zijn de werkgeversorganisaties, onder andere Voka, die zelf hebben aangedrongen op enige sanering wat de inspanning betreft om overal te moeten zetelen in de diverse organen. Daar kan ik begrip voor opbrengen, want ze hollen allicht van hier naar ginder, en de zin daarvan is soms ver te zoeken.
Minister, voor is u de onafhankelijkheid essentieel. Prima.
En dan de laatste vraag, daar bent u in feite mee begonnen. U zei dat het voor u superbelangrijk is, en u probeert dat aan te tonen met de 2,4 procent.
Ik had dus hier en daar nog een gaatje. Zou u die nog willen plamuren?
De voorzitter : De heer Rzoska heeft het woord.
De heer Björn Rzoska : Voorzitter, ik zal geen tweede poging doen om mijn vraag te stellen. Trouwens, er is een antwoord gekomen, en ook op de punten waar de heer van Rouveroij naar verwees, is al grotendeels een antwoord gekomen. We zitten voor een stuk op dezelfde lijn.
De heer Matthias Diependaele : Ik meen dat iedereen ongeveer op dezelfde lijn zit.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : In verband met de efficiëntieoefening heb ik de VRWI ook uitgenodigd. Wat mij betreft, mogen er verschillende scenarios komen. Ze zullen gebaseerd zijn op de waarden die wij hier ook onderschrijven. Er moet niets veranderen als het niet kan verbeteren. Ze moeten onderbouwen waar ze efficiëntieverbeteringen zien, waar ze nog iets aan de kostenstructuur kunnen doen. Ik veronderstel dat dat mee in hun voorstel zal zitten.
De heer Sas van Rouveroij : Collega Rzoska heeft het goed verwoord. We zijn het grosso modo eens. Ik hoor hetzelfde van de heer Van Den Heuvel en de heer Diependaele.
We zijn het dus eens over de doelstelling: efficiëntiewinsten graag, maar ze moeten aantoonbaar zijn en ze mogen nooit ten koste gaan van academische inbreng en onafhankelijkheid. En dan, als die parameters gerespecteerd worden, is de positie in een structuur eerlijk gezegd van ondergeschikte orde. (Opmerkingen van de heer Matthias Diependaele)
Vandaar mijn begrip, maar we moeten altijd opletten dat we niet vanuit een algemeen standpunt collateral damage veroorzaken in individuele dossiers.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.