Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 24/10/2013
Interpellatie van mevrouw Lydia Peeters tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het SERV-akkoord Bijsturing Samen op de Bres voor 50+
- 19 (2013-2014)
Interpellatie van de heer Chris Janssens tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het SERV-akkoord met betrekking tot de bijsturing van Samen op de bres voor 50+
- 22 (2013-2014)
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters: Voorzitter, minister, collegas, o p 14 oktober jongstleden kondigde de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) aan dat er een akkoord was voor de bijsturing van Samen op de bres voor 50+, vertrekkende vanuit het al bestaande akkoord Samen op de bres voor 50+, de bijsturingen uit het VESOC-akkoord (Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité) Uitbreiding systematische aanpak 50+ en de focus op het Vlaams loopbaanakkoord.
De krachtlijn van het nieuwe akkoord is een omschakeling van een categoriale benadering naar een inclusieve benadering. De concrete voorstellen betreffen een maatgerichte bemiddeling, verwijzen naar vacatures, jobhunting en jobcoaching, info50+ en prescreening, bijblijfconsulenten en opleidingsinstanties bewust maken van de meerwaarde van 50-plussers in opleiding.
Dat de activering van de groep van werkzoekende 50-plussers problematisch blijft en de nodige aandacht verdient, blijkt uit de recente werkloosheidscijfers. Uit de VDAB-werkloosheidsstatistiek voor september bleek dat de groep van 50-plussers met in totaal 54.164 niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) 7,6 procent hoger afklokt dan een jaar geleden. Deze groep werkzoekenden was goed voor een aandeel van bijna 23 procent in de totale werkzoekendenpopulatie.
Minister, als we het nieuwe SERV-akkoord nader bestuderen, valt de vrijblijvendheid op waarmee de 50-plussers worden benaderd. We vermoedden al dat u, zoals u vaker doet, zou verwijzen naar het federale niveau, en naar het brugpensioen, dat nog niet is afgeschaft, maar waarvan we denken dat het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) toch al een stap in de goede richting is. Misschien zult u ook zeggen dat de sanctie bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) behoort. Daarop kunnen we al anticiperen en zeggen dat de opvolging door de RVA verstrengd is, maar de bevoegdheid voor activering en bemiddeling van 50-plussers is toch nog altijd een taak van de Vlaamse overheid. Iedereen is het er toch over eens dat daar een en ander moet veranderen.
We waren zeer verbaasd bij het lezen van het nieuwe akkoord van de SERV, dat het weinig dwingende karakter van de activering in vraag wordt gesteld. In het akkoord staat te lezen dat de maatgerichte bemiddeling voor 50- tot 55-jarigen, dat het vrijblijvend bezorgen van vacatures geen enkel risico op transmissie inhoudt. Met andere woorden, als men niet wil ingaan op die vacatures, zal men geen enkele sanctie ondervinden. Dat is toch wel zeer vrijblijvend. Als er geen transmissies gebeuren van de VDAB naar de RVA, dan kan de RVA ook niet sanctioneren. Daarom hebben we daar vragen bij.
Het vrijblijvend karakter is eens te meer opmerkelijk omdat we de afgelopen tijd geregeld klachten hebben gehoord dat werkzoekenden vaak een foute attitude hebben om werk te zoeken. In het geval van de 50-plussers weten we ook dat de 50 plusclubs van de vakbonden niet uitblinken in activering van oudere werkzoekenden. Uw coalitiepartners hebben dat hier ook al aangehaald.
Tevens merken we, ondanks de aanpassing van het begrip passende dienstbetrekking, nog steeds een sterke honkvastheid van werkzoekenden. Gisteren hadden we het er nog over in de plenaire vergadering: mobiliteit blijft nog altijd een probleem. Dat is niet alleen uw bevoegdheid, maar wel van de Vlaamse overheid. Ik verwijs naar het SALK-rapport (Strategisch Plan voor Limburg in het Kwadraat) dat werd opgesteld onder leiding van professor Daems. Daarin werd gesteld dat specifiek voor Limburg de mobiliteit voor de ontsluiting en bereikbaarheid van bedrijventerreinen vaak een heel groot probleem is, waar de Vlaamse overheid iets aan moet doen.
Voor de 56- tot 58-jarigen blijft de specifieke aanpak in het nieuwe SERV-akkoord beperkt tot de preventieve doelgroep, en de 58- tot 60-jarigen moeten zelfs hopen op nieuw VESOC-overleg voor men zich daarop gaat focussen. Voor de volledigheid wil ik erop wijzen dat de werkgevers ook bereid moeten zijn hun vacatures voor 50-plussers open te stellen. Daar kan een en ander nog worden bijgestuurd.
Minister, kunt u uitleggen waarin het nieuwe SERV-akkoord vernieuwend en strenger is op het vlak van een assertievere activeringsaanpak van werkzoekende 50-plussers enerzijds en het stimuleren van werkgevers om 50-plussers te willen aanwerven anderzijds? Op hoeveel 50-plussers heeft dit akkoord betrekking? Met andere woorden, hoeveel 50-plussers in de huidige werklozenpopulatie vallen niet onder die specifieke regeling? Worden de 50-plussers waarop het akkoord geen betrekking heeft, dan volledig met rust gelaten? Ik denk dan aan degenen die wat langer werkloos zijn.
Waarom wordt er bij de maatgerichte bemiddeling van 50- tot 55-jarigen expliciet gekozen voor het vrijblijvend bezorgen van vacatures en krijgen deze mensen de boodschap mee dat er geen enkel risico op transmissie bestaat? En hoe zal deze houding bijdragen tot een meer dwingende activering? Waarom blijft de maatgerichte bemiddeling voor de 56- tot 58-jarigen beperkt tot de preventieve doelgroep? Waarom heeft men besloten om de 58- tot 60-jarigen in dit akkoord ongemoeid te laten, zeker omdat men van alle kanten hoort dat men alle talenten moet benutten op de arbeidsmarkt? Worden er extra jobkanaal- en bijblijfconsulenten ingezet om, vanuit hun brugfunctie, de werkzaamheidsgraad van 50-plussers te vergroten en zo ja, hoeveel?
De sociale partners vragen dat de VDAB deze principes van aanpak operationeel uitwerkt in een plan van aanpak dat ter bespreking en goedkeuring moet worden voorgelegd aan de raad van bestuur van de VDAB. Tegen wanneer kunnen we dit plan van aanpak verwachten en wat is de timing voor de operationalisering ervan?
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Voorzitter, minister, collegas, ik ga nog twee elementen toevoegen aan de vrij uitgebreide toelichting die mevrouw Peeters al heeft gegeven.
De Vlaamse Regering wil tegen 2020 respectievelijk 60 procent en 50 procent van de 50- en 55-plussers aan het werk hebben. Maar er is nog een lange weg af te leggen om deze streefnormen te realiseren, zo zeggen ook de cijfers uit de meest recente editie van de Vlaamse Regionale Indicatoren 2013. Anno 2012 is immers maar 54,6 procent van de 50-plussers aan de slag. Bij de 55-plussers ligt de arbeidsdeelname met 40,5 procent nog lager. Hiermee blijft de werkzaamheid bij de ouderen tot een van de lagere in de EU-27 behoren.
Minister, u streeft nochtans naar een maximale activering van alle werkzoekenden met specifieke aandacht voor de kansengroepen, waaronder 50-plussers, via het sluitend maatpak. Uit uitstroomgegevens naar werk, zes maanden na het einde van het traject, blijkt globaal 58 procent van de deelnemers een baan te hebben. Bij de 50-plussers, die momenteel nog niet zijn opgenomen in de curatieve noch in de preventieve werking, is slechts 35,9 procent een half jaar na het einde van een traject aan het werk.
Daarom hebben de SERV-partners in een akkoord concrete voorstellen gedaan voor de bemiddeling en begeleiding van 50-plussers en vragen ze de VDAB om die uit te werken in een plan van aanpak.
Minister, hoe reageert u op het akkoord van de SERV om het Samen op de bres voor 50+-plan bij te sturen? Zult u er volledige uitvoering aan geven? Past het akkoord in het beleid zoals verwoord in uw beleidsnota en beleidsbrieven? In het loopbaanakkoord van 17 februari 2012 werd de uitbreiding van de systematische aanpak tot 58 jaar voor de nieuwe werkzoekenden gerealiseerd. Neemt u initiatieven om, in overleg met de sociale partners, deze systematische aanpak uit te breiden tot 60 jaar? Welke initiatieven neemt u om uitstroomcijfers van 50-plussers na het einde van een traject te verbeteren?
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Voorzitter, minister, collegas, voor de werkzaamheidsgraad van 50-plussers is in vergelijking met die in Europa een grote inhaalbeweging geweest. Dat is een positief element dat ik zou willen toevoegen.
Er zijn ook nog drie punctuele problemen waar 50-plussers mee te maken hebben. Ze zijn duurder door hun anciënniteit waardoor jobmobiliteit moeilijker wordt, maar waar u moeilijk iets kunt aan doen. De meeste 50-plussers hebben in hun leven maar één job gehad. Jongere mensen veranderen meer van job dan 50-plussers die meer jobvast zijn. Het belang van levenslang leren wordt hier duidelijk. 50-plussers vragen werkbaar werk en betere arbeidsomstandigheden en flexibiliteit. Ik ben zelf bijna 50 jaar en heb persoonlijk moeilijkheden met maatregelen voor 50-plussers omdat ik me nog jong en fit voel, maar Vlaanderen kan hiervoor wel maatregelen nemen.
Ik doe dus een oproep om nog meer in te zetten op levenslang leren en werkbaar werk.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, collegas, ik was stomverbaasd toen ik maandagnamiddag deze twee interpellaties kreeg. De onderhandelingen met de sociale partners over een nieuw akkoord zijn immers nog steeds lopende. De tekst die de sociale partners op korte termijn willen bespreken, is duidelijk per vergissing op de website van de SERV geplaatst. Ze hebben zich intussen verontschuldigd en de tekst van de website gehaald. Het was niet de bedoeling van de sociale partners om deze ontwerptekst extern te maken.
Het was het plan om deze tekst met drie ministers van de Vlaamse Regering minister-president Kris Peeters, minister Lieten en mezelf te bespreken op vrijdag 18 oktober, maar door een agendaprobleem bij de minister-president is dit overleg verplaatst naar 8 november. Ik hoop dat u wilt aanvaarden dat ik de onderhandelingen voor het akkoord niet ga bemoeilijken door nu mijn commentaar te geven op alle elementen die in dat akkoord staan. Ik stel voor om, als de tekst op 8 november wordt goedgekeurd, die tekst toe te lichten en te verdedigen op de eerstvolgende commissievergadering, met of zonder de sociale partners. Het is aan u om dat te beslissen. Het lijkt me niet opportuun om vandaag in het openbaar mijn bemerkingen te geven als de onderhandelingen nog bezig zijn. De administratieve fout is voor rekening van de SERV.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Minister, u was verbaasd dat wij die interpellaties hebben ingediend. Wij zijn nu verbaasd dat daar niet verder op kan worden ingegaan. Ik begrijp dat u nog verder wilt onderhandelen, maar misschien is het dan toch goed om de suggesties die wij hier poneren, nu toch al mee te nemen, want ik denk dat dat vrijblijvende karakter toch een groot probleem zal zijn.
Ik heb me de moeite getroost om nog eens even in het verleden te grasduinen. We hebben de streefcijfers van het Vlaams loopbaanakkoord, de studie van Gert Theunissen, Wim Herremans en Luc Sels, Streefcijfers Vlaams loopbaanakkoord. Groeipaden voor het bereiken van de 50+ werkzaamheidsdoelstellingen en het opkrikken van de 50+ indiensttredingen. Daar is letterlijk de conclusie: Tegen 2020 wil de Vlaamse overheid de werkzaamheidsgraad van 50- en 55-plussers substantieel verhogen. Op basis van het cohortsimulatiemodel blijkt echter dat we de vooropgestelde doelstellingen niet zullen halen bij ongewijzigd beleid.
Ik zie op dit ogenblik weinig wijzigingen. Als ik dit SERV-akkoord lees en ik vergelijk dat met wat we voordien hadden of met wat in het VESOC-loopbaanakkoord staat, zie ik er weinig vernieuwends in. Opnieuw, dat vrijblijvend karakter baart me zorgen. Werk en Sociale Economie (WSE) zelf zegt dat men de doelstellingen 2020 niet zal halen.
Ik verwijs ook naar de studie van Voka zelf. U zult dan zeggen dat Voka zelf in de SERV zit. Maar in de studie die Voka zelf op 30 september nog heeft uitgebracht zegt Voka zelf dat Vlaanderen op dit ogenblik geen echt activeringsbeleid voert, en bijkomend ook dat op dit ogenblik de maatregelen die de Vlaamse overheid inzake activering voorstelt, voornamelijk van toepassing zijn op de overheid en op de social profit. Ik zie dat u wilt reageren, minister, maar dat is gewoon wat ik hier letterlijk in de studie van Voka lees, alsook in de studie van WSE.
Dan lees ik nog wat de directeur van Voka Limburg expliciet zegt in de laatste Vokatribune. Hij zegt: Onze economie heeft meer dan ooit alle talenten nodig om de internationale concurrentie aan te gaan. Het brugpensioen was al een uitwas geworden. Of de werkgeverstoeslag een voldoende grote wortel is om terug te gaan werken, valt nog wel te betwijfelen. Maar alleszins, wie ouder is dan 50 heeft toch nog veel meer aan de maatschappij te bieden dan thuis te zitten op kosten van de sociale zekerheid.
Het is gemakkelijk om zonder meer te verwijzen naar het SWT, maar alleszins zegt ook Voka hier opnieuw dat er bijkomende maatregelen moeten komen. In diezelfde Vokatribune zegt zelfs Fons Leroy dat het activeringsbeleid moet worden herbekeken.
Minister, wilt u de doelstellingen 2020 halen, dan zal het activeringsbeleid moeten worden bijgestuurd, iets wat wij al continu zeggen en iets wat u hopelijk meeneemt op het moment dat u straks opnieuw aan de onderhandelingstafel zit.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister, dat is een accident de parcours van de SERV dat kan tellen. Nochtans zijn wij er attent op gemaakt op 14 oktober door een publicatie op de website van de SERV. Toen ik even verder ging kijken, zag ik dat op 3 oktober ook al eenzelfde tekst met erbij het akkoord dat je kon downloaden, op de website beschikbaar was. Ik heb hier een afdrukje van 3 oktober van de website van de SERV. Toen werd het volledige ontwerp van akkoord online gezet, waarna men dat op 14 oktober blijkbaar nog eens heeft herhaald, met een soort van persbericht daaraan gekoppeld. Toch een vreemde manier van werken als u het mij vraagt.
Ik ga verder niet in op de inhoud. Voorzitter, ik neem aan dat wij na de ministerraad van 8 november, waar het akkoord besproken zal worden, daarop mogen terugkomen zonder dat er dan verwezen wordt naar besprekingen van beleidsbrief en begroting waardoor de vragen dan onontvankelijk zouden worden. Als we nu zo inschikkelijk zijn om er inhoudelijk niet verder op in te gaan, moeten we daar wel de gelegenheid toe krijgen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Mevrouw Peeters, ik ben het uiteraard helemaal niet eens met wat u zegt, ook niet rond activering. Ik vind dat u heel selectief leest en ook niet leest wat er werkelijk staat. Dat we een activerend beleid moeten voortzetten, dat de maatregelen die genomen zijn, zeker moeten worden opgelegd, en al de rest, dat is absoluut zo. U doet continu alsof ik zou hebben gezegd dat niet elk talent telt. Lees mijn beleidsnota, lees de eerste beleidsbrief, lees alle beleidsbrieven, lees alle maatregelen die er ondertussen zijn genomen. U doet continu of er niets is gebeurd. Er is heel veel gebeurd, er is heel veel veranderd. Maar het is niet omdat je op een dag iets verandert, dat de dag erna alles is gewijzigd.
We hebben er hier al zo vaak over gepraat. Alle maatregelen zijn hier ook al besproken. Er zijn continu wijzigingen geweest en ik heb die ook altijd toegelicht. Ik ben niet van plan op elke vraag het beleid te gaan wijzigen. Dat voor alle duidelijkheid.
Wat het akkoord zelf betreft, wist ik zelfs niets van een persbericht. Ik heb de administrateur-generaal van de SERV gesproken na maandag en ernaar gevraagd. Hij zei dat het blijkbaar een fout was bij hen en hij bood zijn excuses aan. Hij heeft niet gesproken over 3 oktober en ook niet over een persbericht, hoor. Het verbaast me nog eens wat daar is gebeurd.
Pas woensdag is het voorstel dat de SERV met ons wil bespreken, op de SERV-raad besproken. Het is wel heel raar dat het dan op 14 oktober op de website staat, en ook al op 3 oktober. Ik denk dat er intern iemand te ijverig is geweest.
Ik stel voor dat als we het bespreken, zoals gepland, ik in mijn presentatie op jullie vragen zal ingaan zodat u ze dan niet moet herhalen, want u hebt ze nu kunnen stellen. U kunt dan uiteraard zeggen wat u wilt tijdens een vragenronde, maar ik zal deze vragen uitdrukkelijk meenemen in de bespreking op dat moment.
De voorzitter : De interpellaties zijn afgehandeld.