Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 22/10/2013
Vraag om uitleg van de heer Peter Gysbrechts tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het hoge aantal zelfdodingen na de sluiting van Ford Genk
- 262 (2013-2014)
Vraag om uitleg van de heer Chris Janssens tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over zelfdodingen bij werknemers van Ford Genk
- 290 (2013-2014)
De voorzitter : De heer Gysbrechts heeft het woord.
De heer Peter Gysbrechts : Voorzitter, minister, collegas, ACV-afgevaardigde Gaby Colebunders heeft sinds 2003 een lijst bijgehouden van het aantal zelfdodingen bij Ford Genk sinds de aankondiging van de eerste reorganisatie. Tot op heden telt die lijst al meer dan veertig namen. Over het aantal pogingen is niets bekend, maar naar analogie met de algemene cijfers voor Vlaanderen, zal dit een veelvoud zijn van het aantal effectieve zelfdodingen. Dit is geen nieuw fenomeen. In grote bedrijven waar de druk tot herorganiseren vaak groot is en waar velen geconfronteerd worden met werkloosheid, is zelfdoding in hoge mate aanwezig. Er bestaat voldoende wetenschappelijk onderzoek dat stelt dat werkloosheid of dreigende werkloosheid in sterke mate kan bijdragen aan de zelfdodingsgedachte en dat collegas die geconfronteerd worden met een zelfdoding, tot drie maal meer kans maken om zelf slachtoffer te worden.
De Vlaamse Regering lanceerde in 2012 een nieuwe versie van het Vlaams actieplan voor de preventie van zelfdoding voor de periode 2012-2020. In dit actieplan worden in de nieuwe actie VII algemene aanbevelingen gegeven voor de preventie van zelfdoding. Daaronder valt onder meer het aanbieden van handvatten en toolkits aan intermediairen en beleidsmakers binnen verschillende settings, zoals de werkplek en het lokale bestuur. Dit zou passen binnen het Europees project Euregenas (European Regions Enforcing Actions Against Suicide). In het actieplan is dit een van de minder gewichtige aanbevelingen, aangezien ze maar een score van 4,5 op 8 krijgt.
Toch worden we na Ford Genk nu ook in Arcelor Mittal geconfronteerd met deze problematiek. Uit buitenlandse voorbeelden hebben we geleerd hoe dit soms snel kan escaleren tot een echt probleem binnen één bedrijf. Snel handelen is dus de boodschap, maar toch zien we op het terrein niets of niet veel gebeuren en een begeleidende arts van Ford Genk, dokter Dewitte, bevestigt dit.
De Vlaamse overheid heeft laten zien dat ze zelfdoding ernstig neemt. We hebben een plan, we hebben actiepunten, we zijn soms actor in het verhaal. Zoals bij Ford Genk bijvoorbeeld zijn de VDAB en de tewerkstellingscel een partner in het verhaal. Op dat moment is de overheid een van die intermediairen die actief kan meewerken aan preventie. Maar blijkbaar slagen we er nog niet voldoende in om dit plan ook in de realiteit om te zetten. Zelfdoding is uiteraard niet eenvoudig te spotten in een samenleving. Het is vaak een verborgen problematiek. Maar in deze gevallen weten we concreet en op voorhand dat er grote kans is dat deze problematiek zich zal manifesteren. Dat moet het in principe eenvoudiger maken om een goed preventief beleid te voeren.
Minister, wat is de stand van zaken van het Vlaams Actieplan voor de preventie van zelfdoding en meer specifiek van actie VII, de algemene aanbevelingen voor de preventie van suïcide? Welke handvatten en toolkits zijn effectief in aanbieding of zullen worden aangeboden? Hoe bepaalt de administratie wie men als intermediair beschouwt? Hoe gaat men die intermediairen bereiken? Is de database van Euregenas in aanmaak? Is men van plan om louter te werken binnen het project Euregenas of gaat men daar een Vlaams verhaal aan verbinden en personaliseren? Is het Vlaams actieplan eigenlijk niet te beperkt om echt effectief te zijn in dit soort situaties? Hoe kunnen we de theorie beter in praktijk omzetten? In hoeverre is er met andere administraties zoals de VDAB, contact geweest als potentiële intermediair om hun suïcidepreventiebeleid en -postventiebeleid te optimaliseren, te implementeren en te evalueren?
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Voorzitter, minister, collegas, ik zou graag een nuance aanbrengen in de vraag van de heer Gysbrechts. Hij citeert een dokter Dewitte en zegt dat hij de begeleidende arts van Ford Genk zou zijn. Ik wil dat even rechtzetten. Harrie Dewitte is een arts van Geneeskunde voor het Volk en bovendien een zeer goede collega van zowel de minister als mezelf in de Genkse gemeenteraad. Hij is een zeer wijs man dat wil ik absoluut benadrukken maar hij persoonlijk en zeker zijn partij, de PVDA, hebben in de ontwikkelingen sinds de aankondiging van de collectieve sluiting van Ford Genk toch wel een bedenkelijke rol gespeeld en dan wik en weeg ik mijn woorden nog. Ik wil zijn uitspraken over Ford Genk en Limburg dan ook graag in dat daglicht plaatsen, al wil ik zeker het proces van raadslid Dewitte in deze commissie niet voeren, want hij is hier niet aanwezig.
Over een jaar zullen minimum tienduizend mensen hun job verliezen. De ene studie spreekt over tienduizend, de andere over meer. Minister, u, als Genkenaar, en ikzelf kennen uiteraard persoonlijk heel wat mensen voor wie dit sociaal-economisch dramatische gevolgen heeft. Voor Limburg is het uiteraard een grote economische ramp, de grootste economische ramp sinds de mijnsluitingen van de jaren 80. Ook voor heel wat gezinnen heeft dit persoonlijk gevolgen. Veel echtparen en koppels werken samen in Ford Genk of in de toeleveringsbedrijven. Bovendien is de helft van het personeel ouder dan 50 jaar en de hertewerkstelling van 50-plussers is al lang een groot probleem op de Vlaamse arbeidsmarkt. Wat arbeidsperspectieven betreft, ziet het er voor een heel grote groep werknemers van Ford en de toeleveringsbedrijven momenteel zeker niet rooskleurig uit en dan formuleer ik het nog eufemistisch.
Eerder al, in oktober 2003, onderging de Genkse Fordfabriek een herstructurering waarbij drieduizend mensen afvloeiden. Uit krantenberichten blijkt dat er sinds die herstructurering al tientallen ex-werknemers van Ford of een van de toeleveringsbedrijven uit het leven zouden zijn gestapt. Ik gebruik uitdrukkelijk de voorwaardelijke wijs omdat een aantal mensen die ik bij Ford ken, zelfs een aantal vakbondsafgevaardigden, mij in eerste instantie de cijfers niet kunnen bevestigen. Of soms spreekt de ene de andere tegen met betrekking tot de in de kranten genoemde cijfers.
Indien werknemers of ex-werknemers van Ford zelfdoding hebben gepleegd, is het natuurlijk de vraag wat de precieze oorzaak is geweest. Is het ontslag de aanleiding geweest, of zijn de problemen dan toch eerder te zoeken in de privésfeer, of is er een combinatie van deze beide en eventueel nog andere elementen? Minister, u kunt misschien een duidelijker antwoord geven op deze vragen. Ik ben benieuwd naar uw reactie op die cijfers. Wel zeker is dat de situatie eind volgend jaar dramatischer zal zijn dan in 2003, bij de eerdere herstructurering van Ford. Minstens een drievoud van het aantal mensen zal zijn job en dus ook zijn inkomen en financiële stabiliteit verliezen. We weten dat financiële problemen vaak leiden tot een cascade van andere problemen. Sociale, psychische of psychologische bijstand en suïcidepreventie dringen zich op om mogelijk erger te voorkomen.
Minister, hoe reageert u op de berichten over het grote aantal zelfdodingen van werknemers of ex-werknemers van Ford en de toeleveringsbedrijven? Kunt u de cijfers die hier zijn genoemd en die ook in de kranten stonden bevestigen? Zo ja, welke conclusies trekt u eruit en welke beleidsinitiatieven koppelt u daaraan? Hebt u, gelet op de precedenten bij onder andere Opel, al initiatieven genomen tot suïcidepreventie ten aanzien van de huidige werknemers van Ford Genk en de toeleveringsbedrijven?
Recente studies tonen aan dat er een verband kan worden gevonden tussen economische crisissen en suïcidecijfers. Ook in het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie 2012-2020 wordt werkloosheid beschreven als een klassieke sociologische determinant van suïcidaal gedrag. Er werd in het actieplan dan ook expliciet een nieuwe actie voor werkgevers en werknemers opgenomen. In welke mate en hoe zullen deze acties gericht worden op de werknemers van Ford Genk en de toeleveringsbedrijven? Welke initiatieven hebt u al genomen, sinds de aankondiging van de sluiting van de Genkse Fordfabriek in oktober vorig jaar, om in onder meer sociale, psychische en psychologische bijstand en suïcidepreventie te voorzien voor de getroffen werknemers van Ford en de toeleveringsbedrijven?
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Collegas, ik dank u beiden voor de geboden gelegenheid in te gaan op de berichtgeving over het aantal zelfdodingen bij ex-werknemers van Ford Genk, en dit sinds 2003. U vraagt mij hoe ik daarop reageer. Ik reageer net als u verslagen, verdrietig en ook machteloos op deze cijfers. Gezien het vermelde aantal zelfdodingen heb ik navraag gedaan bij verschillende instanties, maar tot op heden heb ik geen bevestiging van het vermelde aantal mogen ontvangen.
Mijnheer Gysbrechts en mijnheer Janssens, jullie verwijzen terecht naar de wetenschappelijke evidentie over de samenhang tussen een economische crisis en het aantal zelfdodingen. Met name voor werkloosheid als gevolg van de crisis wordt een sterk verband gevonden met een verhoogd aantal zelfdodingen. Zo sterk zelfs dat een toename van de werkloosheidsgraad met 10 procent een verwachte toename van het aantal zelfdodingen van maar liefst 8 procent met zich mee kan brengen.
Anderzijds is het zo dat suïcide diverse oorzaken heeft en nooit te herleiden is tot één oorzaak. We moeten met andere woorden voorzichtig zijn met de stelling dat al deze zelfdodingen enkel en alleen toe te schrijven zijn aan de herstructureringen en de sluiting van Ford. De aankondiging van de sluiting van Ford Genk heeft in heel Vlaanderen, maar vooral in Limburg, geleid tot een enorm medeleven en tot ongerustheid over de toekomst van de werknemers en hun gezinnen. Dat geldt uiteraard voor diegenen die in het algemeen het slachtoffer zijn van de economische crisis en specifiek voor diegenen die werkzaam zijn of waren in de toeleveringsbedrijven.
Ik verzeker u dat we daar niet licht over zijn gegaan. Samen met de leden van de Vlaamse Regering is, zoals u weet, direct een actieplan voor Limburg opgestart. Daarnaast zijn er extra middelen vrijgemaakt om de geestelijke gezondheidszorg en het welzijnswerk te versterken. Ik zou u graag eerst toelichten welke initiatieven er tot nu toe werden genomen.
Direct na de bekendmaking van de sluiting van Ford Genk en het besef van wat dit voor de werknemers van Ford zelf en van alle toeleveranciers zal betekenen, heb ik initiatieven genomen om de emotionele en psychische draagkracht van betrokkenen te helpen versterken. Heel concreet werden voor deze hulp de volgende middelen vrijgemaakt: het centrum voor geestelijke gezondheidszorg (cgg) Limburgs Initiatief voor Therapie en integrale Personen (LITP) ontving middelen voor 1,5 voltijdequivalent (vte) in 2013 en in 2014 kwamen daar nog 1,5 vte bovenop. Daarnaast werden ook middelen ter beschikking gesteld aan het centrum algemeen welzijnswerk (CAW) Limburg: 1,5 vte in 2013 en bijkomend 2,5 vtes in 2014. Aan het centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning (ckg) werden bovendien 3 vtes van december 2012 tot en met december 2014 ter beschikking gesteld.
Met deze bijkomende middelen heb ik hun gevraagd om aandacht te hebben voor de organisatie van een telefonische hulplijn en rechtstreeks toegankelijke en vindplaatsgerichte informatie, advies, ondersteuning, opvang en begeleiding.
Er is in Limburg een intensieve samenwerking opgestart tussen cgg, CAW en ckg. De hulp die binnen deze samenwerking beschikbaar werd, is voor iedereen toegankelijk via de website www.hulpbijbedrijfssluiting.be. Het hulpaanbod wordt gerealiseerd onder leiding van een werkgroep, waar ook de suïcidepreventiewerking in Limburg bij is aangesloten. Die verzorgt de vormingen en bijstand voor de preventie van zelfdoding in deze context specifiek voor de hulpverleners die door bedrijfssluiting met de hopeloosheid van de slachtoffers worden geconfronteerd.
De website hulp bij bedrijfssluiting en de hulplijn zijn sinds 1 december 2012 operationeel. De hulplijn heeft een apart telefoonnummer, 011/28.88.64. De lijn wordt bemand door professionele hulpverleners met ruime ervaring en kennis in het oplossen van administratieve, financiële, praktische en juridische vragen, het bieden van emotionele ondersteuning en crisishulpverlening en hulpverlening in het algemeen.
De professionele hulpverleners hebben daarbij bijzondere aandacht voor suïciderisicos. Het telefoonnummer is elke werkdag bereikbaar van 9 tot 17 uur. Behalve via de website wordt het hulpaanbod ook bekendgemaakt en verspreid via vakbonden, huisartsen, OCMWs, regioverpleegkundigen van Kind en Gezin, Tele-Onthaal, mutualiteiten, buurtwerking, sociale huizen enzovoort.
Sinds 1 december 2012 kunnen mensen behalve op de hulplijn ook een beroep doen op hulp- en dienstverlening in consultatieplaatsen, verspreid over de provincie Limburg, en dat op basis van de woonplaatsen van de werknemers van Ford. Dat hulpaanbod is gericht op zowel de materiële als de immateriële gevolgen van de sluiting, zoals budget- en schuldhulpverlening, emotionele ondersteuning, individuele en relationele begeleiding, groepsbegeleiding, en de preventie van suïcide.
Ik heb bij de hulplijn en het cgg navraag gedaan of suïcidaliteit of suïcidaal gedrag als aanmeldingsklacht of als problematiek op dit moment aan de orde worden gesteld, maar uit hun voorlopige cijfers blijkt dat dit tot op heden veeleer zelden voorkomt.
Zoals ik al aangaf, is de suïcidepreventiewerking in Limburg van het begin af aan actief betrokken geweest bij het tot stand komen van dit extra hulpaanbod. Behalve de vormingen en ondersteuning van hulpverleners die met zelfdodingsgedachten en -gedrag van mensen te maken krijgen, wordt uiteraard ook aandacht besteed aan het bewust worden van het risico, het kunnen inschatten van een mogelijk risico op zelfdoding en het kunnen aangaan van een gesprek daarover met de betreffende persoon. Daarnaast is, mede door de extra middelen, toeleiding naar onmiddellijke hulpverlening mogelijk.
Het doel van deze extra maatregelen, de extra middelen en aandacht voor mensen van Ford of de toeleveringsbedrijven die misschien minder in het nieuws komen, is steeds geweest om de precedenten waar u op duidt, te voorkomen. Het is voor de preventie van zelfdoding onmogelijk om op deze termijn een voorspelling te doen of en in welke mate onze inspanningen lonen. Ik heb enorm veel vertrouwen in de betrokkenheid van zowel hulpverleners als de Limburgse gemeenschap. Laten we niet vergeten dat de relatie tussen het aantal werklozen en het aantal zelfdodingen beïnvloed wordt door de mate waarin de samenleving steun en solidariteit toont. In onderzoeken in verschillende Europese landen bleek dat een warme, solidaire samenleving een beschermende factor is voor het aantal zelfdodingen.
Verder wil ik erop wijzen dat de suïcidepreventiewerking in Vlaanderen de laatste jaren is uitgebreid en versterkt. Er zijn vandaag de dag veel meer mensen deskundig op het gebied van suïcidepreventie.
Het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie gaat ook in op de concrete vraag naar aandacht voor werknemers. Mannen tussen de 35 en 45 lopen immers een verhoogd risico op een overlijden door zelfdoding, ook als ze wel werken. Met de preventiecoaches geestelijk gezondheidsbeleid bereid ik momenteel voor hoe verder een bijdrage geleverd kan worden aan de bevordering van de geestelijke gezondheid op de werkvloer. De preventiecoaches hebben het afgelopen jaar in samenwerking met de onderwijspartners hun kennis en ervaring in het begeleiden van scholen overdragen aan de centra voor leerlingenbegeleiding (CLBs) en naar de pedagogische begeleidingsdiensten binnen onderwijs.
Reeds in de beleidsbrief van 2012-2013 kondigde ik aan deze procesbegeleiding bij het opstellen van een geestelijk gezondheidsbeleid, ook toe te passen in andere settings dan onderwijs. In de beleidsbrief 2013-2014 staat dat de preventiecoaches zich speciaal zullen richten op het bevorderen van een geestelijk gezondheidsbeleid in bedrijven. Ik bereid dan ook een nieuwe overeenkomst voor met de preventiecoaches, die ik ter goedkeuring zal voorleggen aan de Vlaamse Regering en die kan ingaan vanaf 1 januari 2014.
Samenvattend wil ik nog eens benadrukken dat we niet voorbij zijn gegaan aan het risico op meer overlijdens door zelfdoding bij de aankondiging van de sluiting van Ford Genk, wel integendeel. Er is slagvaardig en kordaat opgetreden, en vandaag kan iedereen die te maken heeft met de bedrijfssluiting, al of niet als gevolg van de sluiting van Ford Genk, terecht voor een waaier aan extra ondersteuning.
Het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie 2012-2020 werd definitief goedgekeurd in maart van dit jaar. Het is een ambitieus plan: de doelstelling is het aantal zelfdodingen tegen 2020 te doen dalen met 20 procent ten opzichte van het jaar 2000. In de uitvoering van het plan worden een aantal acties voorbereid en in de nabije toekomst gerealiseerd. Dit najaar hoop ik u een platform, een toegangspoort voor de preventie van zelfdoding voor te stellen, waarop alle crisishulp en informatie over de preventie van zelfdoding en de toegang naar alle organisaties met terreinwerking samen beschikbaar is.
Een belangrijk aspect daarbij is dat ik Tele-Onthaal en de Zelfmoordlijn gevraagd heb de handen in elkaar te slaan. Ik ben dan ook enorm tevreden dat beide organisaties vanaf dit najaar zullen samenwerken. Samen zullen zij mensen met gedachten aan zelfdoding of zorgen over naasten te woord staan. Een andere belangrijke verwezenlijking is de oprichting van een partnerorganisatie, een expertisecentrum voor de preventie van zelfdoding. Die organisatie hoop ik u ook nog in de loop van de volgende maanden te kunnen voorstellen.
De algemene aanbevelingen voor de preventie van zelfdoding zijn opgesteld in het kader van het Europese project Euregenas, wat staat voor European Regions Enforcing Actions Against Suicide. Het Agentschap Zorg en Gezondheid is partner van dat Europese project en heeft, in samenwerking met de universiteit van Gent, het werkpakket algemene richtlijnen voor suïcidepreventie ontwikkeld. De algemene richtlijnen zijn bedoeld als een beleidsdocument voor elke instantie of organisatie die een suïcidepreventiebeleid wenst te voeren.
De overlap tussen onze opdrachten in het Vlaams actieplan en Euregenas is u niet ontgaan, mijnheer Gysbrechts. Het is steeds de bedoeling geweest deze Europese samenwerking als een katalysator voor de eigen doelstelling in Vlaanderen aan te wenden. De algemene aanbevelingen die Vlaanderen opstelde voor Euregenas werden goedgekeurd en zullen binnenkort beschikbaar zijn op de website van Euregenas. Ook de Nederlandse vertaling wordt beschikbaar gemaakt, niet enkel op de website van Euregenas, maar ook op de toegangspoort die ik daarnet al aankondigde.
De toolkits die we in het kader van Euregenas ontwikkelen, zijn bestemd voor media, scholen en bedrijven. Deze toolkits zijn via een draaiboek een concretisering van de algemene richtlijnen voor een bepaalde context, met name dus de media met mediarichtlijnen , de scholen en de bedrijven. De toolkits zijn ten laatste eind 2014 in het Nederlands beschikbaar.
De term intermediair wordt niet zozeer door de administratie als wel door het middenveld gebruikt, om aan te geven dat er tussen een overheid en de eindgebruiker, de burger dus, anderen of andere organisaties staan. In de context van preventie van zelfdoding komt de term voor in het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie, wanneer we spreken over deskundigheidsbevordering. Deskundigheidsbevordering wordt aangeraden voor mensen die hulpverlener zijn en in aanraking kunnen komen met mensen die denken aan zelfdoding of reeds een poging hebben ondernomen. Aan die mensen worden vormingen als deskundigheidsbevordering aangeboden.
Het kan dan gaan om leerkrachten, medewerkers van CLBs, huisartsen, medewerkers van CAWs, thuisbegeleidingsdiensten, politie en brandweerlieden, enzovoorts. Deze doelgroepen zijn niet door de administratie alleen uitgekozen: dat gebeurde samen met alle betrokken actoren in het werkveld die meedachten en -werkten aan het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Intermediairen worden voornamelijk bereikt via de suïcidepreventiewerking van de cggs. Maar vragen naar vorming worden ook gesteld ten behoeve van onze organisaties met terreinwerking: het Centrum ter Preventie van Zelfdoding, de Werkgroep Verder of het project Zorg voor suïcidepogers. Sommige intermediairen zijn uitermate belangrijk voor de preventie van zelfdoding en tegelijkertijd moeilijk te bereiken. Dit geldt bij uitstek voor huisartsen. De cgg Suïcidepreventiewerking werkt dan ook samen met Domus Medica om het vormingsaanbod bij huisartsen proactief bekend te maken.
De database bestaat en is te consulteren op de website www.euregenas.eu. De database wordt een online library genoemd, en bevat good practices en een literatuuroverzicht. Voor elke bijdrage is een Engelstalige samenvatting beschikbaar, waarna de oorspronkelijke bijdrage, zoals de Vlaamse, in de eigen taal wordt weergegeven.
De essentie van een Europese samenwerking is natuurlijk dat alle partners in de verschillende Europese regios zich in de eindproducten kunnen vinden. Het voordeel dat Vlaanderen heeft, is dat het Vlaamse team een uitgebreide opdracht heeft, zodat wij in ons voorstel aan de partners hieraan ons eigen perspectief kunnen verbinden. Tot nu toe zijn de voorstellen van Vlaanderen, bijvoorbeeld voor de ethische richtlijnen voor online suïcidepreventie en de algemene richtlijnen goed ontvangen, en is daarbij de eigenheid van de Vlaamse inbreng volledig bewaard gebleven. In antwoord op uw vraag kunnen we dus stellen dat we van onze deliverables meteen ook een Vlaams instrument kunnen maken.
Als het actieplan enkel een zaak blijft van de mensen die werken aan de preventie van zelfdoding, dan hebt u met uw vraag over de omzetting van de theorie in de praktijk een punt. Dan is het actieplan een te beperkt beleidsinstrument om dat groot maatschappelijk probleem aan te pakken. De ambitie van het actieplan gaat echter verder en beoogt onder meer een preventief klimaat te scheppen via geestelijkegezondheidsbevordering, het realiseren van de laagdrempeligheid van de hulpverlening en de sensibilisatie van de zorgverstrekkers en van belangrijke maatschappelijke geledingen, zoals de media. Een manier om de theorie beter in de praktijk om te zetten en de theorie verder aan de praktijk te toetsen, is de inzet van een partnerorganisatie met grote expertise. Die zal vanaf dit najaar de aanwending van de middelen nog beter kunnen opvolgen.
Er is verwezen naar de VDAB. Het facettenbeleid maakt deel uit van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. De samenwerking met beleidssectoren extern aan de gezondheidszorg en met de federale instanties is noodzakelijk om een brede implementatie van het actieplan te kunnen realiseren. Met de onderwijswereld is dit al succesvol gebeurd, zoals blijkt met het project over de preventiecoaches. Nu willen we hetzelfde doen met de werksetting. Dat wil niet zeggen dat er tot op heden nog niet met de werksetting is gewerkt. Bijvoorbeeld in Limburg wordt er wel reeds samengewerkt. Hieruit kan men leren hoe we het het best aan boord leggen om andere dienstverlenende sectoren zoals de VDAB, maar ook bijvoorbeeld de OCMWs, beter te informeren en tijdig gebruik te laten maken van de aanwezige zorg- en hulpkanalen. Maar we moeten realistisch blijven over het te verwachten effect. Het is evenwel een zaak van de gehele maatschappij om van de preventie van zelfdoding een gemeenschappelijk doel te maken. Mijn bijdrage hieraan is een beleid ter preventie van zelfdoding, met een deskundige partnerorganisatie en algemene richtlijnen voor de preventie van zelfdoding.
De heer Peter Gysbrechts : Ik dank u voor het uitgebreide antwoord. U dankte mij omdat ik de vraag stelde, want dat gaf u de kans om uw uitleg mee te delen. Ik deed dat met alle plezier, want het is erg nuttig om de stand van zaken te vernemen. Het dossier zelfdoding mag politiek niet worden misbruikt. Wij willen allemaal samen op dat vlak vooruitgang boeken. De cijfers baren zorgen. U zei dat de werkloosheidsgraad met 10 procent steeg, en de suïcidecijfers met 8 procent. Dat is beangstigend. Wij moeten alert zijn en blijven. Op dat vlak hebben wij alle vertrouwen.
De heer Chris Janssens : Ook ik dank u voor het uitvoerig antwoord. Meteen wil ik de stelling van de heer Gysbrechts onderschrijven dat uit dit dramatische dossier geen politiek garen mag worden gesponnen. Dat lijkt me nogal evident.
Minister, uit het begin van uw antwoord meen ik te kunnen besluiten dat u, evenmin als ik, op basis van de informatie die u hebt ingewonnen, de genoemde cijfers in de kranten niet bevestigd hebt gekregen. Dat was bij mij ook al het geval. Dat roept natuurlijk een aantal vragen op over de berichtgeving, de woordvoerder die dergelijke, mijns inziens niet ongevaarlijke, uitspraken heeft gedaan. Al wil ik zeker niet ontkennen dat we wat dit betreft uiteraard in de alarmfase rood zitten. Bij heel wat instanties en dus ook heel wat beleidsinstanties zo begrijp ik uit uw antwoord is de alarmbel terecht afgegaan.
Er zijn een heel aantal maatregelen genomen. U hebt ze uitvoering opgesomd. Hebt u er al zicht op in welke mate er een beroep werd gedaan op de voorziene bijstand? U hebt websites vernoemd, telefoonnummers die sinds eind vorig jaar in werking zijn. U hebt een aantal professionele hulpverleners vernoemd. Hebt u er al zicht op in welke mate er op hen een beroep werd gedaan?
Ik onderschrijf ten slotte volledig uw betoog dat er inderdaad voldoende beschikbare en deskundige hulpverleners bij Ford en de toeleveringsbedrijven moeten blijven om die signalen te kunnen opvangen en proactief te werk te kunnen gaan om dramatische situaties die zich in de toekomst zouden kunnen voordoen, te voorkomen.
Mevrouw Katrien Schryvers : Minister, ik wil u uitdrukkelijk danken voor uw heel uitvoerig antwoord. De problematiek ligt mij persoonlijk ook na aan het hart, net als heel wat collegas. We hebben de kans gehad om het Vlaams actieplan heel uitvoerig te bespreken. We hebben daar ook hoorzittingen over georganiseerd. We hebben de verschillende acties besproken. Er werden ook heel wat schriftelijke vragen gesteld over dit thema.
Het is al een hele tijd geleden dat we het hier in de commissie via vragen om uitleg hebben besproken. Spijtig dat het nu moet gebeuren naar aanleiding van zon concreet dossier waarop u uitvoerig bent ingegaan. Meer in het algemeen kunnen we nu vaststellen dat die acties verder worden uitgevoerd. Ik ben ook blij te horen dat er ook verder werk wordt gemaakt wat u had aangekondigd, met name die preventiecoaches op de werkvloer. Het gaat niet alleen om de setting binnen de scholen, maar ook op andere terreinen, zoals werk dat was het eerste dat u vernoemde, ik weet niet of u nog aan andere terreinen gedacht hebt. Het is in ieder geval zeer belangrijk.
Minister Jo Vandeurzen : We hebben geïnformeerd naar de reacties bij de hulplijnen. De brochures zijn overal verdeeld, ook bij de cggs. Men heeft ons gemeld dat suïcidaal gedrag als aanmeldingsklacht of -problematiek eerder zelden voorkomt. Dat is de letterlijke informatie die we daarover hebben gekregen.
De omslag van de preventiecoaches van onderwijs naar de setting van werk is een lopend proces. We hebben er eerst voor moeten zorgen dat de competenties en de knowhow ingang vonden in de onderwijswereld of bij de actoren die dat moeten opnemen. Werk zal nu de volgende leefomgeving zijn waar we onze preventie en competenties proberen te installeren, uiteraard in overleg met de sociale partners.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.