Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 17/10/2013
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Minister, we hebben het in de commissie al een paar keer gehad, meestal naar aanleiding van in de media opduikende gevallen, over de manier waarop we het best omgaan met wetenschappelijke fraude. Naar aanleiding van een vraag van mij eerder dit jaar kondigde u aan dat er een Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit zou worden opgericht, en in de media kon ik vernemen dat dat ook het geval zou zijn. Dat was meteen de aanleiding voor deze vraag.
De universiteiten zouden bij de commissie terechtkunnen voor adviezen bij gevallen van wetenschapsfraude. Het gaat over een overkoepelende commissie van negen professoren waarin alle Vlaamse universiteiten vertegenwoordigd zijn, kon ik vernemen. De commissie wordt opgericht in de schoot van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO). De bedoeling van de commissie is advies te geven aan de universiteiten wanneer ze intern een onderzoek gestart zijn, waarbij ze een second opinion kunnen krijgen, op het moment dat ze met problemen worden geconfronteerd. Ook een onderzoeker zou kunnen aankloppen bij de commissie. Een eventuele sanctie blijft wel de taak van de werkgever, of dat nu de universiteit, de instelling of het FWO is. De commissie wil naast concrete dossiers ook algemene vragen over wetenschappelijke integriteit behandelen. Er zouden plannen zijn om de uitspraken van de commissie online te publiceren.
Minister, bevestigt u de opstart van de Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit? Hoe zal de commissie concreet te werk gaan? Kunnen we daarover meer informatie krijgen dan wat we uit de media konden vernemen?
Welke garanties kunt u geven dat belangenconflicten vermeden worden, aangezien het FWO zelf ook werkgever is van een heel aantal onderzoekers? Hoe staat u tegenover het idee om de uitspraken van de commissie te publiceren op het internet? Denkt u eventueel nog aan andere maatregelen die fraude bij wetenschappelijk onderzoek kunnen voorkomen?
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Minister, collegas, ik wil me graag aansluiten bij de vraag, vooral het laatste punt. Minister, is er ook ruimte voor klokkenluiders? Ik kan me voorstellen dat de meeste dossiers worden aangebracht via collegas en medewerkers, die onder druk staan en niet altijd volledige inzage hebben in de documenten. Het zou nuttig zijn als zij ook ruimte krijgen om zich tot die instelling te wenden, waardoor hun vermoeden eventueel kan worden onderzocht en al dan niet bevestigd. Dat zou het dossier kunnen versnellen.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : De Vlaamse Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit (VCWI) is inderdaad al een eerste maal samengekomen op 7 oktober 2013, met een eerste bespreking van de regeling van de werkzaamheden. De communicatie over de regeling en andere aspecten zal via een website gebeuren, waarnaar ook zal worden verwezen via de betrokken universiteiten.
De oprichting van de commissie is een initiatief van het FWO, op mijn vraag. We hebben met het FWO van gedachten gewisseld om te kijken wat we nog meer kunnen doen om de wetenschappelijke integriteit op een positieve manier te ondersteunen. Binnen het FWO zijn de gesprekken gestart, maar aangezien het FWO zelf als werkgever optreedt voor alle beurzen die ze geven het is niet enkel een platform waar de universiteiten van gedachten wisselen , is geopteerd om de commissie onder te brengen bij de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten (KVAB), die zelf geen eigen onderzoekers tewerkstelt en zich daardoor onafhankelijk kan opstellen ten opzichte van alle werkgevers, de universiteiten, het FWO, het IWT en de onderzoekscentra.
Alle leden van de commissie dienen trouwens de algemene doelstellingen daarvan na te streven en zetelen er niet als belangenbehartiger van hun eigen instelling. Ze zitten er in eigen naam, om de waarden en doelstellingen tot uitvoer te brengen. Er worden ook afspraken gemaakt en maatregelen genomen om belangenconflicten te vermijden, als een lid bijvoorbeeld op een of andere manier betrokken is, en om de confidentialiteit te verzekeren. Dat is ook zeer belangrijk om goed te kunnen werken.
Of de uitspraken worden gepubliceerd, is op dit moment nog stof voor discussie. Dat wordt verder besproken en onderzocht. Er is alvast het voorbeeld van het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW), die de beslissingen publiceren. Over voor en tegen van deze benadering discussieert men nog in de commissie. Er zullen praktijken en ervaringen worden uitgewisseld in het kader van het European Network of Research Integrity Offices. Het FWO is daarin een belangrijke partner. Zij hebben heel wat contacten. Ze hebben er al discussies met bepaalde partners over gehad. Ook de commissie zal worden vertegenwoordigd in dat Europees netwerk.
Moeten er nog meer maatregelen worden genomen? Ik heb er met verschillende mensen over gesproken en ik kan toch zeggen dat er een ruime consensus is dat wetenschappelijke integriteit een integraal gegeven is. Dat begint uiteraard bij het creëren van een bewustwording van de waarden die men als basis van zijn onderzoek moet hebben. Het is ook belangrijk jonge onderzoekers daarin te begeleiden en daar een opleiding in te geven. Ook is het belangrijk dat men daar doorheen alle stadia van een onderzoeksloopbaan permanent aandacht aan geeft.
We hebben op Vlaams niveau bekeken of we daar al aan voldoen, of we nog extra maatregelen moeten nemen. Ook Europees is dit een belangrijk punt van overleg. Ik kan u in ieder geval zeggen dat de wetenschappelijke integriteit ook een van de doelstellingen was bij het oprichten van de doctoral schools, waarvoor we in deze legislatuur toch heel specifiek heel wat middelen hebben vrijgemaakt. Daar geeft men in eerste instantie een opleiding aan jonge onderzoekers over de deontologische codes en normen die ze moeten gebruiken als basis voor hun onderzoek. Daar worden die jonge onderzoekers ook gecoacht. Ze kunnen er terecht voor advies en krijgen een verdere opleiding ter zake. We besteden daar toch wel 4 miljoen euro per jaar aan. Dat is een heel bedrag om jonge onderzoekers op alle domeinen in hun opleiding te begeleiden. Ik denk dat we daarmee een belangrijke stap hebben gezet voor de basisvoorwaarden ter preventie van dergelijke misstappen.
We hebben dat deze legislatuur opgestart. Ondertussen staan we ook al verder ter zake. Vanaf 1 oktober 2013 zijn alle universiteiten heel duidelijk verplicht om in hun doctoral schools voldoende aandacht te besteden aan die wetenschappelijke integriteit op zich, als cursusthema.
Ik heb ook de strategische onderzoekscentra uitgenodigd zich aan te sluiten bij de commissie, zodat ook zij in het netwerk zitten en ook een beroep kunnen doen op de expertise. Voor de rest kijk ik ook uit naar de adviezen die de commissie zal geven. Nogmaals, de commissie is geen beroepsorgaan. In eerste instantie wordt het proces qua wetenschappelijke integriteit in iedere universiteit op zich beheerst. De commissie is echter wel een orgaan dat de grote doelstellingen volgt, dat overlegt over hoe men verder maatregelen kan nemen om die integriteit voorop te plaatsen. Ik kijk dus ook uit naar de adviezen die ze verder daarover zullen formuleren. Ik ben er eigenlijk wel tevreden mee dat we dit op die manier hebben kunnen installeren. Ik ben ook blij dat de KVAB haar schouders daaronder zet.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Minister, ik wil mijn appreciatie uitdrukken voor de oplossing die is gevonden om uit de catch 22 van het FWO te geraken. Het FWO is bij wijze van spreken de eerste evidente partner om daar mee over te denken, maar gewoon door de structuur ervan is dat fonds ook de werkgever van iedereen die een FWO-beurs heeft, wat deze mensen mogelijk in een positie van rechter en partij zou hebben kunnen brengen. Dat maakt elke constructie wat precair op het arbeidsrechtelijke vlak. Door dit in te bedden in de academie is daar toch wel een goede oplossing voor gevonden. Ook de inbedding in een bredere Europese context lijkt me in deze tijd evident te zijn.
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Minister, problemen met wetenschappelijke fraude rijzen natuurlijk als basisdata niet reproduceerbaar zijn. Eigenlijk is dat in alle bètawetenschappen zo goed als onmogelijk. Als iemand een bepaalde uitvinding doet in de fysica, de chemie en zelfs de geneeskunde, dan is het heel simpel: het werkt of het werkt niet. Als men met de stelling naar voren komt dat men een bepaalde bevinding heeft gedaan, en uiteindelijk blijkt dat dit niet werkt bijvoorbeeld als het gaat om een medicijn , dan zal men al zeer snel in een situatie belanden waarbij andere wetenschappers gewoon via een tegenproef, via een ander experiment zullen aantonen dat dit niet klopt. Dat is een onderdeel van onze wetenschappelijke opdracht.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.