Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 15/10/2013
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, een hele tijd terug kwam uit het fameuze witboek Interne Staatshervorming plots naar boven dat de samenwerkingsovereenkomst milieu in eerste instantie zou worden afgebouwd, en uiteindelijk afgeschaft, vanaf begin 2014. Dat was voor de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) een donderslag bij heldere hemel. Zij zeiden ook dat ze nooit betrokken werden bij die beslissing. U hebt gezegd dat dat niet klopte, maar de VVSG bleef bij haar standpunt. Ook voor een paar politieke partijen in dit parlement bleek het uit de lucht te komen vallen, want er werd met scherp geschoten op dat voorstel van beslissing.
Uiteindelijk bent u toch wat bijgedraaid en hebt u aangekondigd dat er een milieusamenwerkingsovereenkomst light zou worden opgemaakt, niet voor 25 miljoen euro, zoals oorspronkelijk gezegd, maar voor zon 9 miljoen euro.
Meerdere keren al hebben verschillende mensen in deze commissie u gevraagd hoe het zat met dat milieuconvenant light. Dat zat toen nog altijd in de molen van de Vlaamse Regering. Op vrijdag 20 september werd het dan besproken op de ministerraad. Ik keek, wellicht samen met heel wat lokale besturen, uit naar de uiteindelijke beslissing, maar het punt werd uitgesteld. De vraag was dan wat er verder mee zou gebeuren, tot de VVSG plots meldde dat er helemaal geen lightversie zou komen. Blijkbaar kwam die informatie vanuit uw kabinet.
Dat vraagt toch om meer uitleg. Klopt die informatie? Waarom wordt uiteindelijk toch niet geopteerd voor een opvolger van het milieuconvenant? Hoe gaat u het dan aanpakken om de lokale milieuprioriteiten toch te realiseren? In de ontwerpteksten van de lightversie van het convenant ging het over verlagen van CO2-uitstoot, verminderen van luchtverontreiniging, herstel van biodiversiteit, duurzaam materialengebruik, beheersing van het risico op overstromingen en wateroverlast, en bodemerosie. Hoe gaat u het lokale beleid stimuleren om daar actief rond te zijn?
Is er tot slot een inschatting gemaakt van wat dit betekent op het lokale niveau? Ik denk dan aan de duurzaamheidsambtenaar maar ook aan de verschillende financiële stimulansen die tot nu toe bestaan op gemeentelijk niveau. Wat zal daarmee gebeuren? Wat is de impact op de begroting en op het lokale milieubeleid?
De voorzitter : De heer Vanlerberghe heeft het woord.
De heer Jurgen Vanlerberghe : In mijn analyse keer ik terug naar het witboek Interne Staatshervorming: een document dat op tal van beleidsdomeinen de status heeft van een regeerakkoord in het kwadraat. Daar staan zaken in gebeiteld als in stenen tabletten. Ondanks de aankondiging in dat witboek dat er zou worden gestopt met de samenwerkingsovereenkomst, komt het bericht op de site van de VVSG als een verrassing, niet het minst omdat u in november vorig jaar in een persbericht aankondigde dat er vanaf 2014 een lightversie van de bestaande regeling zou komen. Daarvoor zou nog altijd 9 miljoen euro beschikbaar zijn die specifiek zou dienen om bij te dragen tot het bereiken van een aantal gewestelijke en Europese milieudoelstellingen. De heer Sanctorum is in detail ingegaan op die doelstellingen.
De heer Bart Martens, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Minister, het ging om een onderbouwde redenering waarvoor u zich onder meer baseerde op een rapport dat werd uitgevoerd door het studiebureau Tritel. Dat ging over de impact van dat soort van subsidies aan gemeenten en provincies. Er wordt nogal gemakkelijk gezegd dat het verdelen van kleine sommen geld eigenlijk weinig doeltreffend zou zijn, maar uit die studie bleek dat bottom-upingrepen door lokale besturen integendeel heel efficiënt kunnen zijn.
Deze regeling kwam op 20 september op de ministerraad van de Vlaamse Regering en werd toen uitgesteld. Het spreekwoord dat van uitstel afstel komt, klopt volgens de website van de VVSG.
Minister, hoe is het zo ver kunnen komen? Wat zal er nu precies gebeuren met de middelen? Zal het credo zoals opgenomen is in het witboek Interne Staatshervorming, namelijk dat lokaal milieubeleid bijna moet worden verengd tot lokaal rioleringsbeleid, worden gerealiseerd?
Vreest u door het wegvallen van de steun voor lokale projecten bij die lokale besturen, geen negatieve effecten voor het bereiken van de gewestelijke en Europese milieudoelstellingen? In nagenoeg elke commissie van dit parlement worden vragen gesteld over een of ander aspect van het lokale beleid waarbij er wordt gesproken over moeilijke financiële situaties.
Ik wil het ook nog even hebben over de toekomst van de MiNa-werkers. Ik heb namelijk een gerucht opgevangen waaruit blijkt dat die MiNa-werkers in 2014 wel nog zouden worden betoelaagd. Indien dat zo is, zou ik graag weten hoe die berekening zal gebeuren. In het verleden gebeurde het wel vaker dat lokale besturen tijdens het eerste trimester te horen kregen dat ze recht hadden op pakweg 4,7 voltijdse equivalenten gesubsidieerde MiNa-werkers om dan bij de afrekening te horen dat 1,3 ook een mooi getal is.
Tot slot wil ik het nog hebben over de duurzaamheidsambtenaren. Die lokale duurzaamheidsambtenaren waren in vele gevallen voor 50 procent van de loonkost gesubsidieerd door de Vlaamse overheid.
Ik heb het al gehad over de moeilijke financiële positie van onze lokale besturen. De mantra die door bepaalde partijen wordt gepropageerd dat de beste ambtenaar die je kunt hebben de ambtenaar is die je niet hebt en dat lokale besturen massaal en zeer fors zouden moeten besparen op hun ambtenarenapparaat, zal u niet onbekend zijn.
Persoonlijk vrees ik dat het wegvallen van de samenwerkingsovereenkomst tot gevolg zou kunnen hebben dat de duurzaamheidsambtenaren bij die categorieën zijn die als eerste in het vizier komen van lokale besparingsoefeningen. Uiteraard is dat de lokale economie. De impact daarvan is niet te onderschatten. Die mensen werken inderdaad vaak aan kleinschalige, maar daarom niet minder efficiënte en effectieve acties op lokaal niveau. Hoe kijkt u, bij het schrappen van het milieuconvenant, zowel in een lightversie als in een fullversie, naar de toekomst van die lokale duurzaamheidsambtenaren?
De voorzitter : Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Minister, het systeem van de convenanten of samenwerkingsovereenkomst had als voordeel dat er op maat kon worden gewerkt door de lokale besturen. Tevens kon er worden ingespeeld op verplichtingen die vanuit Europa worden opgelegd, zoals het terugdringen van de broeikasgassen of de erosiebestrijding. Allicht zijn er nog andere voorbeelden aan te halen.
Er is een analyse uitgevoerd. Daaruit bleek dat de 25 miljoen euro goed werden besteed en dat er duidelijk een grote meerwaarde van het gevoerde milieubeleid met de samenwerkingsovereenkomst kon worden gegenereerd.
Minister, voor vele lokale besturen is het onbegrijpelijk dat is toch wat ik hoor op het terrein dat het systeem werd afgebouwd. Het nieuws dat nu ook de lightversie er niet zal komen, is voor velen een slag in het gezicht. Op het ogenblik dat het financieel water veel lokale besturen aan de lippen staat, is het dan ook begrijpelijk dat ze helemaal niet tevreden zijn met de door u genomen beslissing.
Minister, wat zijn de gevolgen voor de continuïteit van de lopende projecten rond bijvoorbeeld de erosiebestrijding of projecten rond het terugdringen van wateroverlast? Worden die allemaal stilgelegd? Of zullen die toch nog kunnen worden voortgezet met de nodige financiering die gegarandeerd blijft?
Ik had eigenlijk dezelfde vraag als de collegas. Waarom communiceerde u enkele maanden geleden nog dat er een lightversie zou worden uitgebracht en zou daar nu totaal niets meer van in huis komen?
In het verleden hebben we meermaals gehoord dat er bij het tot stand brengen van de samenwerkingsovereenkomst door de Vlaamse overheid destijds tot in detail werd gesproken met de VVSG. Nadien, bij de vorige vergaderingen die we over dit thema gehad hebben, kon ik daar persoonlijk toch zeer grote vraagtekens bij plaatsen of dat nadien nog wel gebeurde. Het is voor een volksvertegenwoordiger toch wel heel vreemd in de veronderstelling te zijn dat er een lightversie komt en dan achteraf, via de website of de mailings van de VVSG te horen te krijgen dat die lightversie er niet komt. Dat is toch wel betreurenswaardig.
Minister, er zijn heel wat vragen van milieuambtenaren, milieudiensten en lokale politici hoe die ondersteuning voor gemeenten van de riolering er in de praktijk zal uitzien alsook het gewijzigde milieuhandhavingsbeleid. Hoe zal dit worden gewijzigd?
Ik herinner mij dat er controverse was in het witboek. Enerzijds zou de samenwerkingsovereenkomst worden geschrapt en anderzijds was er sprake van een nieuw luik dat zou worden toegevoegd, namelijk het luik van de energie. Eigenlijk is er in wat nu naar voren wordt gebracht, totaal geen sprake meer van. Graag kreeg ik een verduidelijking, een verklaring voor het feit dat er nu totaal niet meer gesproken wordt over energie.
Ik wil ook even ingaan op wat de collega van sp.a zei over de duurzaamheidsambtenaar. Toevallig ben ik zaterdagavond op een duurzaamheidsambtenaar gebotst die mij hier spontaan over aansprak en vertelde dat het duurzaamheidsambtenarenoverleg, het overleg dat ze veelvuldig hadden, ondertussen ook geschrapt is. Ik vind het jammer. Het is belangrijk dat een gemeente zelf beslist of ze de duurzaamheidsambtenaar al dan niet houden. Ik heb ook begrepen dat veel duurzaamheidsambtenaren die destijds aangeworven zijn, nu al een nieuwe functie hebben gekregen binnen hun gemeente. Dat was bij de duurzaamheidsambtenaar die ik tegenkwam niet het geval, maar ze maakte zich toch zorgen omdat het duurzaamheidsambtenarenoverleg niet langer zou doorgaan. Tot daar mijn vragen. Ik hoop er een antwoord op te kunnen krijgen.
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Voorzitter, minister, collegas, ik zou me graag even aansluiten bij de vraagstelling. Het feit dat er wijzigingen zijn, zorgt lokaal voor vragen, dat is duidelijk. Op momenten van hervormingen zijn er mensen die echt nadenken over de manier waarop hervormd kan worden, maar ook mensen die zich afvragen wat de toekomst zal brengen. De tijd gaat inderdaad vooruit.
Ik vind het toch een beetje raar. Enerzijds hebben we de discussie over de interne staatshervorming en het witboek, maar anderzijds is er ook een decreet Planlastvermindering. Specifiek over het statuut van de duurzaamheidsambtenaar herinner ik me dat er gesproken werd over de vraag of we als Vlaamse overheid nog willen opleggen dat ambtenaren moeten worden aangeworven en of we al dan niet in de nodige middelen voorzien. Ik meende dat het een verwijzing naar dat decreet was en dat daarin de beslissing genomen is.
Gemeenten moeten natuurlijk aandacht hebben voor duurzaam beleid. Ik ga ervan uit en ik hoop dat het niet vanuit die hoek is dat de collegas de vragen stellen dat in de gemeenten die ondertussen al verschillende jaren gewerkt hebben aan duurzaamheid met een duurzaamheidsambtenaar, verder wordt ingezet op de zaken en projecten die goed lopen en waardoor het beleid echt effect heeft. Ik zou dat een evidentie vinden in de gemeenten die overtuigd zijn van de effecten van de projecten waar ze op inzetten.
Ik heb wel een vraag over de MiNa-werkers. Ik stel vast dat de organisaties die verschillende MiNa-werkers tewerkstellen, het signaal geven dat wel in middelen wordt voorzien voor die mensen, maar ook dat de concrete invulling, het aantal bijvoorbeeld, niet duidelijk is en dat ze bezorgd zijn.
Minister, in welke mate is er overleg met die organisaties, met gemeenten en met de VVSG? Zijn er afspraken gemaakt over de communicatie daarover? Diensten die op die manier mailings en brieven krijgen, worden opgejaagd. Ze weten het allemaal niet, nu zit het in de meerjarenbegroting en het zal allemaal onzeker worden. Op die manier groeit het onzekerheidsgevoel natuurlijk. In welke mate zijn de mensen betrokken? Worden er afspraken gemaakt over communicatie? Hebt u een zicht op de timing voor het afronden van de discussie?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Voorzitter, dames en heren, dit onderwerp is hier al een paar keer aan bod gekomen tijdens deze legislatuur. Ik herinner me ook de hoorzittingen naar aanleiding van de goedkeuring van de samenwerkingsovereenkomsten. Heel wat mensen hadden inderdaad problemen met de manier waarop de rapportage en de aanvragen moesten gebeuren en met de heel gedetailleerde beroepsprocedures.
Wat hebben we deze legislatuur gedaan? Het gaat om twee trajecten, mevrouw Rombouts verwees er al naar. Aan de ene kant is er het witboek Interne Staatshervorming waarin een aantal taakstellingen duidelijk worden gesteld. Het was de bedoeling om niet meer te werken van subsidie op subsidie, maar om ervoor te zorgen dat wat men lokaal doet, wat provinciaal moet gebeuren en wat op het niveau van de gewesten en de gemeenschappen moet gebeuren, in een duidelijke taakstelling werd omschreven. Daarnaast is er ook het Planlastendecreet geweest dat werd goedgekeurd en waarmee we zo veel mogelijk de planlasten voor de gemeentebesturen zouden afbouwen.
Wat staat er in het witboek Interne Staatshervorming? Daarover kan er weinig discussie zijn, er staat heel uitdrukkelijk in dat we stoppen met de samenwerkingsovereenkomst gemeentelijke milieuconvenant en dat we de middelen overhevelen naar riolering. Er is ook nog een hoofdstukje over handhaving, ook daar gaat een deel van de middelen naartoe.
Het is een beslissing die werd genomen in de Vlaamse Regering. Toen kwamen er heel wat reacties en ook uit deze commissie kwamen er heel wat vragen. Zo werd gevraagd of het niet mogelijk zou zijn om in een milieuconvenant light te voorzien. We hadden ook oor naar die verzuchtingen en we zijn toen op zoek gegaan naar een manier om er iets aan te doen. Er staat inderdaad een zinnetje, onder energie dan, dat een opening laat voor een samenwerkingsovereenkomst of een milieuconvenant. We zijn dan ook op zoek gegaan, in overleg met de VVSG, naar een manier om naast een deel voor rioleringen, toch nog een samenwerkingsovereenkomst light te maken.
Voor alle duidelijkheid, degenen die nu zeggen dat de duurzaamheidsambtenaren niet meer gefinancierd zullen worden, wil ik antwoorden dat ook in wat we hadden voorgesteld als mogelijkheid, een nieuw soort milieuconvenant light, ook geen financiering meer zat voor de duurzaamheidsambtenaren. Dat idee was al verlaten. We baseerden ons op de Tritel-studie, die hier ook was voorgesteld. Die studie had een heel duidelijke aanbeveling: het heeft geen zin om duurzaamheidsambtenaren rechtstreeks te subsidiëren, het is beter om projectmatig te werken.
Dat denkspoor hebben we verder uitgedacht, maar we zijn er niet echt doorgeraakt, we hebben geen politieke meerderheid gevonden om het in die zin uit te werken. Dat komt doordat de plan- en rapporteringslasten telkens veel te hoog werden ingeschat in verhouding tot de middelen. We hadden een vast bedrag per gemeente vastgeklikt. Ze konden op basis daarvan projecten indienen, maar we zaten nog altijd met projecten die moesten worden uitgewerkt en de verantwoording ervan. Het was een hele poespas aan plannen. Het is inderdaad zo dat we die middelen nu volledig naar de rioleringen laten vloeien, zoals het ook geformuleerd staat in het witboek Interne Staatshervorming.
Het is wel zo dat de middelen waarin werd voorzien voor de gemeenten, nog vastgeklikt worden. Het is niet zo dat de pot van het milieuconvenant opgaat in de totale pot voor rioleringen en dat gemeentebesturen die toevallig goede projecten hebben voor rioleringen, middelen kunnen krijgen en andere gemeenten niet. Het zal een vast bedrag zijn dat vastgeklikt wordt per gemeente.
Wat de duurzaamheidsambtenaar betreft, heb ik daarnet al geantwoord. De situatie is ook verschillend van gemeente tot gemeente, het is overal anders, onder meer wat de manier van aanwerven betreft. Ik ga er ook van uit dat de lokale besturen er vaak voor kiezen om ze verder in dienst te houden. Het is niet omdat de middelen daar niet specifiek voor dienen, dat gemeentebesturen een andere keuze moeten maken. Trouwens, gemeentebesturen zullen een equivalent van de middelen vastgeklikt krijgen, het is niet zo dat de gemeente plotseling middelen kwijt is.
Wat de MiNa-werkers betreft, wordt overleg gepleegd met Sociale Economie. We werken aan een harmonisering van het systeem van de MiNa-werkers en het systeem van de groenjobs. De bedoeling is dat dit besluit zo snel mogelijk, nog dit jaar, wordt voorgelegd aan de Vlaamse Regering, zodat absoluut in 2014 en de volgende jaren, bepaalde milieu- en natuurtaken verder kunnen worden uitgevoerd door doelgroepwerknemers. Het takenpakket van de MiNa-werkers zal in grote lijnen behouden blijven. Alleen het thema energie zal in het nieuwe besluit niet meer aan bod komen, aangezien er heel wat alternatieve kanalen voor bestaan en er de voorbije jaren weinig vraag was van gemeenten. Het huidige systeem van de MiNa-werkers was gekoppeld aan de samenwerkingsovereenkomst, uiteraard valt die koppeling weg. Dit heeft natuurlijk invloed op de huidige verdeling van het contingent. Voor de verdeling van het contingent wordt een systeem voorgesteld dat in overeenstemming is met de Europese regelgeving met betrekking tot het geven van staatssteun voor economische activiteiten. Het contingent wordt niet meer uitgedrukt in vtes, maar in takenpakketten. Eén takenpakket bestaat uit 600 uren om taken uit te voeren rond natuurbehoud/beheer, pesticidenvrij beheer en taken rond materialenkringlopen en openbare reinheid.
Om dit te verduidelijken: één takenpakket stemt overeen met 0,5 vte binnen het huidige systeem, het contingent zal bestaan uit 616 takenpakketten of 308 vtes volgens het huidige systeem. Dit wil zeggen dat er een uitbreiding van het contingent komt, aangezien het contingent nu uit 260 vtes bestaat. Het contingent van 616 takenpakketten wordt evenredig verdeeld over alle deelnemende gemeenten. Dit wil zeggen dat elke deelnemende gemeente recht heeft op minstens twee takenpakketten of 1 vte volgens het huidige systeem van de MiNa-werkers. Niet-benutte takenpakketten worden terug evenredig verdeeld over de gemeenten die meer dan twee takenpakketten hebben ingezet.
Om elke gemeente recht te geven op minstens twee takenpakketten en zo het contingent uit te breiden binnen het huidige budget, zal de toegekende subsidie iets dalen. Er zal 5250 euro per takenpakket worden gegeven aan de gemeenten of 10.500 euro per vte volgens het huidige systeem van de MiNa-werkers. In het huidige systeem wordt 12.400 euro per vte gesubsidieerd vanuit Leefmilieu. We zorgen ook voor planlastvermindering door aan de gemeenten geen planning meer te vragen. Gemeenten zullen slechts één keer moeten intekenen voor een periode van zes jaar en dan jaarlijks beperkt rapporteren over de uitgevoerde taken.
Mevrouw De Vroe, de lopende projecten blijven verder bestaan. Daar moet geen vrees voor bestaan.
Het duurzaamheidsambtenarenoverleg ken ik niet. Dat gaat niet uit van de Vlaamse overheid. Dat is misschien van onderuit gegroeid. Ik heb er geen zicht op of het is stilgelegd.
Nogmaals, het klopt: er komt geen lightversie. We gaan inzetten op de rioleringen. Er komt een vast bedrag per gemeente zodat ze weten waarop ze recht hebben zodat ze lokale takenpakketten kunnen gebruiken. De budgetten blijven ter beschikking van de lokale besturen.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, dat is allesbehalve goed nieuws. Ik zal beginnen met de hoorzitting waarop Tritel was uitgenodigd om een presentatie te geven. U verwijst daarnaar. Dat is interessant want de conclusie van Tritel luidde zeker niet dat er geen samenwerkingsovereenkomst inzake milieu meer moest zijn. De conclusie was: meer resultaatsgebonden subsidiëring en dergelijke. Daar kunnen we allemaal achter staan.
Ik vroeg tijdens die hoorzitting: stel dat we het huidige systeem volledig omslaan en dat duurzaamheidsambtenaren en lopende initiatieven niet meer worden ondersteund, wat is dan de impact op het lokale vlak? Daar kreeg ik geen antwoord op. Dat is mijn probleem ook in dit dossier. U kent de impact van uw beslissing niet. U hebt er geen idee van, geen concreet idee.
We voelen allemaal aan dat het afschaffen van een opvolger van het milieuconvenant een effect zal hebben op het lokale milieubeleid. Er zijn geen incentives meer van de Vlaamse overheid om in te zetten op de zes prioriteiten die u naar voren schoof. Er is geen coördinatie meer! Er wordt gewoon gerekend op de goodwill van de lokale besturen. Gelooft u nu echt in dat model? Dat kan ik moeilijk geloven.
Er zijn 174 duurzaamheidsambtenaren. Ik weet al van vier in Limburg en vier in Vlaams-Brabant waarmee de samenwerking wordt stopgezet. De lokale besturen worden geconfronteerd met een grote sociale uitdaging. Denkt u nu echt dat die kleine gemeenten een duurzaamheidsambtenaar in hun kader gaan opnemen en zelf gaan financieren? Dat gelooft toch niemand? In de steden zal dat misschien nog lukken, maar niet in de kleine gemeenten. Dat gelooft geen kat.
Wat me ook nog erg stoort, is de grote onduidelijkheid. Die discussie duurt nu al zo lang. Ik denk dat er nog altijd lokale besturen zijn die zich afvragen wat er nu precies gebeurt, wat nu exact de impact is. Het is oktober 2013 en het gaat over een regeling die van kracht moest worden in januari 2014, maar dat lukt niet meer.
Minister, gaat u aan tafel zitten met de lokale besturen om de exacte impact eens goed uit te leggen? Komt er een decretaal alternatief? De Vlaamse overheid voert geen stimulerend beleid meer. Bent u van plan om een aantal zaken te verankeren? We moeten toch vermijden dat belangrijke aspecten van het lokale milieubeleid verdwijnen? Niet alle gemeentebesturen vinden milieubeleid een prioriteit. Gaat u de afkalving tegenhouden?
De voorzitter : De heer Vanlerberghe heeft het woord.
De heer Jurgen Vanlerberghe : Dit is geen hoeraverhaal voor het milieu. De lightversie verdwijnt.
Het samenspel tussen de interne staatshervorming en het Planlastendecreet heeft hier een rol in gespeeld. We kregen de rapportage maar niet ingepast in het Planlastendecreet. De vroegere rapportage was eenvoudiger. Volgens mij was het op te lossen; het was perfect mogelijk om dat in te schrijven in de Vlaamse beleidsdoelstellingen. Dat bestaat immers wel voor het lokale sport- en cultuurbeleid. Veel lokale besturen worstelen nog met de beleids- en beheerscyclus (BBC); toch hadden ze dat in hun meerjarenplan kunnen inschrijven zodat ze op een eenvoudige manier konden rapporteren. Dat is een gemiste kans. Dat hoefde voor mij helemaal niet gekoppeld te zijn aan de aanwerving van een ambtenaar, de middelen mogen gerust op een andere manier worden besteed. Het staat niet in de beleidsprioriteiten, de middelen verdwijnen, en dat is een spijtige zaak.
U gaat een som geld garanderen voor de rioleringen door middel van een soort individueel trekkingsrecht voor de gemeenten. Dat kan de zaken eventueel wat versnellen. De wachtlijsten voor gesubsidieerde rioleringsprojecten bij de lokale besturen zijn redelijk lang. Het zal sneller gaan, maar de lokale besturen zullen netto geen extra subsidies krijgen. De subsidiepercentages liggen vast. Dat is goed. Een deel zal worden betaald op basis van de trekkingsrechten die uit het milieuconvenant komen. De rest zal worden bijgepast zoals altijd. Aan het einde van de rit is het lokale bestuur degene die inlevert. Dat is jammer. Dat is een vervelend signaal.
We hadden vandaag in de commissie Binnenlands Bestuur een discussie over het Provinciefonds. De VVSG maakt zich momenteel erg druk over een andere woordbreuk, zoals zij het noemen, namelijk in verband met het Planlastendecreet, rond het uitbetalingsmoment van subsidies. Dat is maar een klein facet, dat besef ik wel. We krijgen wel een sfeerschepping. De Vlaamse overheid lijkt niet bijster betrouwbaar ten aanzien van de lokale besturen. Wat wordt aangekondigd, verdwijnt plots ergens onder een stapel papieren of zo.
Ik heb nog een kleine vraag tot verduidelijking over de MiNa-werkers. U hebt het niet meer over vtes, hoewel dat toch wat vergelijkbaar blijkt te zijn. U hebt het over 616 takenpakketten, waarbij elke gemeente de garantie krijgt dat ze op 2 pakketten kan intekenen. Aangezien 1 takenpakket min of meer overeenstemt met 0,5 vte, betekent dit dat elk lokaal bestuur straks nog 1 MiNa-werker gesubsidieerd aan de slag zal kunnen laten gaan voor een aantal vastgelegde taken? Begrijp ik dat goed? Gaat het dan over 1 werker, ongeacht de grootte en de opdracht van de gemeente, ongeacht de uitdaging waarmee die gemeente wordt geconfronteerd? Of wordt dat gemodereerd?
De voorzitter : Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Minister, in het kader van de door de regering genomen beslissing lijkt het me heel belangrijk om de evolutie van het personeelsbestand, maar vooral de evolutie van het beleid op lokaal vlak te evalueren. We moeten allemaal waakzaam zijn. Het lokale milieubeleid was goed. Dat is ook bewezen door de analyse die ik daarnet heb vermeld. Er was een duidelijke meerwaarde die door de samenwerkingsovereenkomst kon worden gegenereerd. Het lijkt me dus heel belangrijk dat uw diensten de evolutie bijhouden van het beleid van de lokale besturen.
U wilt gemeenten gaan ondersteunen met betrekking tot de riolering en de milieuhandhaving. Ik zou graag willen dat u me dat eens gedetailleerd uitlegt alsof ik een milieuambtenaar of een duurzaamheidsambtenaar was: hoe zal dat er nu in de praktijk uitzien? Het lijkt me belangrijk voor ons als parlementsleden dat we om het even wie die daar vragen over stelt, mensen van lokale besturen, milieuambtenaren of wie dan ook, een antwoord kunnen geven, dat we de correcte informatie kunnen meegeven. Ik doe dus een warme oproep. U hoeft dat nu niet te doen. U kunt dat via e-mail aan mij of aan iedereen bezorgen, zodat we echt in detail weten hoe dat er nu in de praktijk uit zal zien. Dan heb ik het zowel over de subsidiëring voor rioleringen in gemeenten als over de milieuhandhaving.
Ter verduidelijking, ik weet uiteraard dat het duurzaamheidsambtenarenoverleg waarnaar ik heb verwezen, geen organisatie is van de Vlaamse overheid. Dat wordt provinciaal georganiseerd. Ik vond het gewoon belangrijk om als signaal mee te geven dat dit volgens mijn bronnen in één provincie zou worden stopgezet.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer Vanlerberghe, het gaat inderdaad over twee pakketten per gemeente, onafhankelijk van de grootte. Mijnheer Sanctorum, uiteraard ga ik met de gemeenten aan tafel zitten. Voor ons is de gesprekspartner ter zake de VVSG. Uiteraard zullen we daarover verder met hen overleggen. Er zal geen decreetsinitiatief komen om de gemeenten verplichtingen op te leggen. Wij geloven in die gemeentelijke autonomie. Ik meen dat van daaruit ook heel wat kan gebeuren, zonder dat we decretaal manu militari zaken moeten opleggen.
Mevrouw De Vroe, dat is ook enigszins een antwoord op uw vraag naar een evaluatie van wat er gemeentelijk gebeurt op milieuvlak. We hebben beslist om de gemeenten meer autonomie te geven, dus ik meen dat we dat ook aan hen moeten overlaten. Ik ben het niet eens met diegenen die zeggen dat de middelen weg zijn uit het gemeentelijk milieubeleid. Voor mij is investeren in rioleringen ook nog altijd milieubeleid, tenzij ik dat anders heb begrepen. Dat is toch ook wel absoluut inzetten op het milieu. We hebben ervoor gekozen om dat als prioriteit aan te nemen. Ik denk dat dit een keuze is waar ook heel veel lokale besturen om hebben gevraagd. Dat zal inderdaad enigszins wennen zijn. Dat zal een andere werkwijze zijn.
Hoe gaat dat concreet in zijn werk? We hebben een bedrag. Dat zullen we verdelen over de diverse gemeenten, op basis van het aantal inwoners en dergelijke meer in een gemeente. Dat zal een vast bedrag zijn. Dat zal ook zo worden meegedeeld aan de gemeenten. Het zal inderdaad een soort trekkingsrecht zijn waar een lokaal bestuur een beroep op kan doen. Die middelen zullen dus daadwerkelijk wel vastgeklikt zijn per gemeente. Als een lokaal bestuur dan nog extra middelen wil om dit of dat te doen, om projecten te doen in die gemeente, dan kan ze daar nog altijd voor kiezen, door een interne verschuiving in haar beleid. De Vlaamse overheid verschuift in een bepaalde richting en maakt een duidelijke keuze om prioritair middelen in te zetten voor het behalen van die waterzuiveringsnormen, omdat dit voor ons een topprioriteit is, maar het staat lokale besturen natuurlijk vrij om andere accenten te leggen, indien ze dat willen doen. Dan zullen ze zelf intern in hun begroting ook die keuze moeten maken.
Het klopt dat we eerst dachten aan een lightversie van die samenwerkingsovereenkomst, enigszins op vraag van deze commissie en op basis van bezorgdheden uit de sector die we hadden gedetecteerd. Ik heb echter het verhaal verteld. We blijven bij de beslissing die is genomen in het witboek Interne Staatshervorming. We moeten nu volop die weg bewandelen. We moeten dus inderdaad zo snel mogelijk de juiste bedragen laten weten aan de lokale besturen, en moeten ook een besluit voorleggen aan de Vlaamse Regering waar dat heel concreet in staat. Als dat helemaal is uitgewerkt, dan zullen we ook tot in de details kunnen zeggen hoe dat in elkaar zit.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, ik was nog iets vergeten te vragen. U stelt dat er geen meerderheid werd gevonden om toch een lightversie te maken van het milieuconvenant. Waar kreeg dat dan geen steun? Ik denk echter wel dat ik zo ongeveer het antwoord daarop ken, op basis van de betogen.
U zegt nu al een paar keer dat u nog altijd de lokale besturen ondersteunt, dat het gewoon gaat over een verschuiving van budget van de ene prioriteit naar de andere. Die redenering gaat echter niet op. De VVSG heeft daarover tijdens de hoorzitting duidelijk een standpunt ingenomen. In uw redenering zou de vereniging eigenlijk neutraal moeten staan tegenover die beslissing. Neen, de VVSG noemt een verschuiving van het budget voor het convenant naar de rioolsubsidies letterlijk rommelen in de marge. Dat stond zo letterlijk in haar presentatie. De redenering is inderdaad heel logisch. Voor de ondersteuning van het lokaal milieubeleid zijn die middelen zeer nuttig, maar voor de investeringen in de rioleringen is dat eigenlijk een druppel op een hete plaat. Die financiële uitdaging is immers zoveel groter dat er nog veel meer geld moet worden vrijgemaakt om al die doelstellingen qua waterzuivering en rioleringen te halen. Dat is gewoon een andere grootteorde van budget. Die redenering klopt dus niet.
De Vlaamse overheid geeft dus geen stimulans meer aan de lokale besturen. Er is ook geen verplichting: dat hebt u duidelijk gesteld. We rekenen dus gewoon op de goodwill van die lokale besturen, op hun lokale autonomie. Men rekent erop dat iedereen die richting uit wil, dat ze vinden dat er minder broeikasgassen mogen worden uitgestoten, dat er minder energie mag worden verbruikt, dat er moet worden ingezet op bodemerosie en biodiversiteit. Men rekent op al die fantastische mensen op lokaal vlak, die allemaal die richting uitgaan. Dat lijkt me toch wel te getuigen van een zekere naïviteit. De Vlaamse overheid moet toch op zijn minst een stimulans geven ten aanzien van die lokale besturen. Nu rekenen we op de goodwill, ook financieel. Als ze die goodwill niet hebben, dan zullen die duurzaamheidsambtenaren dus afvloeien, en dan verdwijnt ook de expertise van dat lokaal milieubeleid.
Minister, misschien is het interessant om over een jaar eens de impact te evalueren. Daarmee speel ik enigszins in op wat mevrouw De Vroe daarnet zei. U kunt die impact nu blijkbaar niet inschatten. Misschien is dat uw probleem niet meer, want dat is na de verkiezingen, maar ik meen dat we die evaluatie zeker moeten maken.
De voorzitter : De heer Vanlerberghe heeft het woord.
De heer Jurgen Vanlerberghe : Ik vind het spijtig dat de lightversie van het convenant verdwijnt. Ik hoop dat de lokale besturen effectief hun verantwoordelijkheid blijven nemen. Ik ben misschien wat minder pessimistisch dan de heer Sanctorum, maar we weten wel allemaal dat een financiële stimulans meestal ook appetijt geeft in dit en in andere beleidsdomeinen.
Minister, ik heb uw uitleg over het trekkingsrecht niet helemaal begrepen. Het is me niet helemaal duidelijk of dat trekkingsrecht de eigen inbreng van de lokale besturen in de gesubsidieerde dossiers zal vervangen, maar ik veronderstel dat we daar in de toekomst snel duidelijkheid over zullen hebben.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.