Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 08/10/2013
Vraag om uitleg van de heer Piet De Bruyn tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over het illegaal uitzetten van everzwijnen
- 93 (2013-2014)
De voorzitter : De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn : Voorzitter, minister, collegas, al enige tijd zijn er aanwijzingen over het illegaal uitzetten van everzwijnen. Zo werden heel recent, op 17 september, door het natuurhulpcentrum maar liefst vier dolende everzwijnen gevangen in Kruibeke. Een van de dieren had een touw rond de poot en bij alle dieren waren er gaten in de oren, wat wijst op het illegaal verwijderen van oormerken. Opvallend daarbij is dat in Kruibeke en ruime omgeving momenteel geen wilde evers voorkomen.
In 2007, weliswaar al een tijdje geleden, zag een automobilist in mijn regio, in Lubbeek, hoe een man twee evers uitzette. De man werd niet gevat, maar de evers zetten zichzelf klem in een kippenren. Het bleken tamme dieren te zijn. Later, op 27 februari 2011, dook een filmpje op van een tamme ever op een van de voormalige mijnterrils in Heusden-Zolder. De filmende jongeren spreken ook over een man die ze hadden zien weglopen. Dit jaar werden bij een bestrijdingsactie in West-Vlaanderen ook verdachte zaken gesignaleerd: verwijderde oormerken en zelfs een ring in de snuit. Er werden bij de bestrijding DNA-stalen genomen om de herkomst van de zwijnen te kunnen achterhalen.
Er zijn dus op zijn minst sterke aanwijzingen dat er op verschillende plaatsen en tijdstippen everzwijnen werden en worden uitgezet met als voor de hand liggende bedoeling om te komen tot een soort populatie van verwilderde zwijnen die vervolgens kunnen worden bejaagd. De everzwijnen in kwestie zijn afkomstig van gekweekte populaties.
Volgens ingewijden kunnen gekweekte evers bovendien aanzienlijk gevaarlijker zijn dan wilde evers: eerstgenoemde zien de mens als een vertrouwde soortgenoot en dus in het wild ook als rivaal, met alle gevolgen van dien. Bovendien ontwijken wilde evers de mens en zijn habitat, maar trekken tamme dieren juist in de richting van de bewoning, ook met nadelige gevolgen.
Minister, tegen deze, kort geschetste achtergrond, heb ik een aantal vragen. Het is zonneklaar dat het uitzetten van everzwijnen illegaal is, maar welke acties onderneemt u daartegen? Wordt er, als er meldingen binnenkomen, systematisch onderzoek gevoerd naar verdachte gevallen? Zijn er, voor zover u kunt nagaan, ooit personen in verdenking gesteld van een dergelijk misdrijf? Is dit een prioriteit in het handhavingsprogramma van de natuurinspectie?
Hebt u al contact opgenomen met uw federale collega, bevoegd voor het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV), om aan te dringen om gerichte controle uit te oefenen op het kweken van everzwijnen, teneinde dit probleem meer aan de bron aan te pakken? Zo niet, bent u dan van plan om dit te doen? Of eventueel: waarom niet?
Ik heb nog een detailvraag. Zijn de resultaten van de DNA-analyse al bekend en wat kunt u eruit afleiden? Zult u actie ondernemen?
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Voorzitter, minister, collegas, gelet op mijn herhaalde vragen over extra mogelijkheden om everzwijnen te bejagen, zal het u niet verbazen dat ik uiteraard ook tegen het uitzetten van everzwijnen ben.
Wat het bejagen van everzwijnen betreft, is er al een belangrijke stap in de goede richting gezet met de eerste principiële goedkeuring van de Vlaamse Regering. Maar in deze vraag somt de heer De Bruyn een aantal voorbeelden op van uitgezette everzwijnen, en ik denk dat er overal wel wantoestanden zijn. Los van het feit dat die inderdaad streng vervolgd moeten worden, vraag ik u en ik heb er alle begrip voor als u zegt dat die vraag moeilijk te beantwoorden is of wij ergens een indicatie hebben dat van de huidige everzwijnenpopulatie in Vlaanderen een relevant aandeel uit tamme everzwijnen zou kunnen bestaan of voortgevloeid kan zijn uit een populatie tamme everzwijnen.
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Voorzitter, ik wil me kort aansluiten bij deze vraag. We hebben hier ik meen in 2010 een of twee hoorzittingen gehad met de natuur- en de jachtsector. Toen heb ik dit probleem ook aangekaart. Uit de literatuur blijkt dat het everzwijn zich op natuurlijke wijze in Limburg verspreidt, tot en met in de Kempen. Maar de affaires die zich voordoen in Oost- en West-Vlaanderen zijn niet op die manier te verklaren. Het is manifest aantoonbaar dat die everzwijnen daar door de jachtsector zelf zijn uitgezet.
Het is al een paar jaar dat dit gegeven bekend is. Er werden al eerder vragen gesteld in deze commissie op basis van deze voornoemde feiten. Ik meen dat er ook vanuit het beleid een stuk handhaving tegenover moet staan en dat er opsporing naar moet worden verricht. Men kan dit niet blauwblauw laten zeker, en dat is het belangrijkste dat de heer De Bruyn heeft gezegd, omdat die everzwijnen zich anders gedragen dan de wilde everzwijnen. Ze kunnen inderdaad een gevaar betekenen voor de mensen, voor de wandelaar en voor de fietser. Ik meen dat u hier streng op moet toezien en de jagers met slechte bedoelingen bij de lurven moet vatten.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Voorzitter, dames en heren, elke melding die binnenkomt over het uitzetten van everzwijnen, wordt uiteraard grondig bekeken door de Natuurinspectie van het Agentschap voor Natuur en Bos. Het is trouwens een van onze prioriteiten in het handhavingsplan van de Natuurinspectie. U begrijpt ook wel dat het moeilijk is om dit te handhaven. Het is niet evident om iemand te betrappen. Alle getuigenverklaringen waar we over beschikken, zijn vaak nogal vaag en identificatie is niet evident.
Ik heb hier al eerder verteld dat we naar aanleiding van een bestrijdingsactie in West-Vlaanderen in het begin 2013, ook hebben bekeken hoe het zit met de oorsprong van die everzwijnen. We hebben gezien dat sommige van de geschoten everzwijnen uit kweek afkomstig waren en dus uitgezet waren. Voor deze feiten werd een proces-verbaal tegen onbekenden opgesteld. Het gerechtelijk onderzoek in deze zaak loopt. Er is nog geen uitspraak. Er is ook informatie opgevraagd bij het FAVV. In het kader van het geheim van het onderzoek kunnen we hierover uiteraard geen details meedelen.
In 2009 heeft de Natuurinspectie ook in Oost-Vlaanderen een proces-verbaal opgesteld tegen onbekenden wegens het uitzetten van everzwijnen. Het onderzoek heeft jammer genoeg niets opgeleverd en is geseponeerd.
Er is ook een Beleidsplan everzwijn - acties 2013. Mijn administratie heeft met het FAVV overlegd over mogelijkheden om illegale everzwijnenkwekerijen actief op te sporen, de controle op nationaal en internationaal transport te verstrengen en het toezicht op het correct bijhouden van de beslagregisters in everzwijnenkwekerijen te verhogen om illegale uitzettingen tegen te gaan. Eerstdaags zal ik hierover een schrijven richten tot mijn federale collega die bevoegd is voor dierenwelzijn, mevrouw Laurette Onkelinx, met het voorstel om een aantal concrete afspraken te maken. Ze is ook bevoegd voor de identificatie en registratie van landbouwhuisdieren, zoals dat heet.
De resultaten van de DNA-analyses zijn sinds kort bekend. In deze analyses verwerkte de Onderzoeksgroep Genetische Diversiteit van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) voor 2013 het genetisch materiaal van 41 stalen. Er werden bij deze analyse 22 referentiestalen uit 2007 gebruikt, 14 uit 2008, 7 uit 2009, 7 uit 2010, 10 uit 2011 en 27 uit 2012. Wat volgt, is een vrij technische uitleg.
Op basis van de uitgevoerde testen clusteren de stalen van 2013 samen met die van 2012 en 2011, en dit ten opzichte van stalen van de jaren ervoor. Het verschil tussen de groep stalen van 2011, 2012 en 2013 en de groep referentiestalen van de jaren ervoor, is gebaseerd op de variatie in allelen dat zijn variaties van een gen die aanwezig is binnen elke stalengroep in vergelijking met de variatie in allelen over alle stalen heen. Het blijkt dat genen van de stalen van de jaren 2011, 2012 en 2013 onderling minder variatie vertonen dan de variatie van de genen tussen de twee andere stalengroepen. Dit zou het gevolg kunnen zijn van een bottlenecksituatie in de jaren 2009 en 2010. Dat is een situatie waarin plots minder individuen verantwoordelijk zijn voor de volgende generaties. Wanneer het verschil het gevolg zou zijn van dieren uit een andere populatie uitzetting dus , dan zouden de genen sterker moeten verschillen. In het najaar zal een INBO-rapport beschikbaar zijn met meer gedetailleerde resultaten van de genetische testen. Ik vertaal dit in mensentaal.
De resultaten voor alle in West-Vlaanderen geteste everzwijnen leren dat al deze everzwijnen een nauwe genetische verwantschap hebben. Dit leidt tot de conclusie dat er in de recente periode, van 2009 tot nu, geen introducties van everzwijnen zijn geweest, tenzij de everzwijnen uit de aanvangsjaren van 2007 tot 2009 zouden zijn uitgezet en er in de navolgende jaren dieren zouden zijn uitgezet met dezelfde genetische oorsprong. Ofwel zijn er dus dieren uitgezet met dezelfde genetische oorsprong, ofwel zijn er sinds 2009 geen nieuwe uitzettingen gebeurd.
In West-Vlaanderen was het resultaat van het INBO-onderzoek hoopgevend, in tegenstelling tot wat er vroeger was vastgesteld. Het voeren van controles is een van de prioriteiten binnen onze diensten, maar het is niet altijd evident om de daders te pakken.
De voorzitter : De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn : Minister, ik dank u voor uw duidelijke antwoord. Ik onthoud dat dit een prioriteit is en blijft. U zult daar te gelegener tijd opnieuw aan herinneren zodat het niet uit het oog wordt verloren. Ik heb er alle begrip voor dat het een moeilijk te controleren en op te volgen probleem is. Dat is een reden te meer om er blijvend aandacht aan te besteden, en waar nodig de federale minister te wijzen op haar verantwoordelijkheden als hulpmiddel in de acties die hier moeten worden ondernomen.
Dit is een probleem dat ook de volgende jaren naar boven zal komen, en we blijven het opvolgen. We zijn het er met zijn allen over eens dat niemand gebaat is met het uitzetten van everzwijnen in de hoop dat ze verwilderen, noch om ze te bejagen, noch om ze hun vrijheid te gunnen. Ik roep u op om uw beleid voort te zetten, en zij die het moeten uitvoeren, te faciliteren en te ondersteunen.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Minister, ook ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Ik stel vast dat hier heel sterk de hand aan wordt gehouden. Ik heb verder geleerd dat ook de everzwijnen in West-Vlaanderen een nauwe genetische verwantschap hebben.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.