Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 08/10/2013
Vraag om uitleg van de heer Dirk Peeters tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de toekomst van de werking van de bosgroepen
- 77 (2013-2014)
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Landelijk Vlaanderen (LV) en de Koepel van de Vlaamse Bosgroepen (de Koepel) werken momenteel, blijkbaar in alle stilte, aan de uitbouw van een servicecentrum privaat beheer. Op de algemene vergadering van Landelijk Vlaanderen, op 10 juni laatstleden, waar u ook aanwezig was, stelde voorzitter Philippe Casier in zijn slotwoord dat Landelijk Vlaanderen samen met de Koepel van de Vlaamse Bosgroepen een dossier heeft ingediend voor het oprichten van een servicecentrum open tot alle groepen van actieve terreinbeheerders, zij die een spade in de grond moet steken. Dit centrum moet volwaardig en operationeel in het beleid ingeschakeld worden.
In diverse raden van bestuur van de bosgroepen wordt met ontsteltenis op deze geruchten gereageerd. Op de site van de Koepel is er daarentegen niets over de plannen voor het servicecentrum terug te vinden. Het zou pas tijdens de algemene vergadering van juni zijn toegelicht.
De individuele bosgroepen beklagen zich erover dat zij niet werden betrokken in dit proces. De verslagen van de Koepel werden in tegenstelling tot vroeger niet aan de raden van bestuur bezorgd. Er is daarover weliswaar een colloquium gepland, waarvan de datum nog onbekend is, waarop de werking van dit toekomstig op te richten servicecentrum zou worden toegelicht.
In een werkdocument staat dat het op te richten servicecentrum nood zou hebben aan een jaarlijkse subsidie van 215.000 tot 245.000 euro. Onlangs heb ik gehoord dat het intussen zou gaan om een bedrag van 330.000 euro.
Samen met de eigen inbreng zouden hier vijf medewerkers, waarvan drie op universitair niveau en twee lagergeschoolden, tewerkgesteld kunnen worden.
Ook de mensen van de Vereniging van de Vlaamse Provincies en van de provincies maken zich zorgen, want net op het moment dat de bevoegdheid van de bosgroepen overgaat naar de provincies, worden zij geconfronteerd met deze mogelijke grondige wijziging van hun toekomstige werking.
Minister, bent u de oprichting van dit servicecentrum gunstig gezind? Hoe is het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) betrokken bij dit proces? Zijn er al engagementen aangegaan die hun weerslag zullen kennen in de begroting 2014 op het vlak van ondersteuning van dit studiecentrum? Hoe wordt de werking van de bosgroepen en de noodzakelijke ondersteuning van de kleine boseigenaar gegarandeerd door een servicecentrum privaat beheer zoals het momenteel wordt voorgesteld? Wat is de houding van de provincies in dezen nu zij bevoegd worden voor de verdere werking van de bosgroepen?
Minister, ik ben zelf ook lid van een raad van beheer van de bosgroepen. Wij hebben met verschillende bosgroepen uit de provincie Antwerpen samengezeten over dit dossier. Bij de meeste leden van de bosgroepen is grote ongerustheid ontstaan over de mogelijke evolutie die hier zou plaatsvinden. Ik hoop dan ook dat u duidelijkheid kunt brengen in dit dossier.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer Peeters, de vraag is me bekend. Het betreft inderdaad een vraag om een servicecentrum privaat beheer op te richten. Landelijk Vlaanderen is daar vragende partij voor, alsook de Koepel van de Vlaamse Bosgroepen.
Ik ben dit initiatief gunstig gezind. De private eigenaar en beheerder krijgen steeds meer een zeer belangrijke rol toebedeeld bij de realisatie van Vlaamse bos- en natuurdoelstellingen. Voor de private eigenaars en beheerders is een essentiële rol weggelegd op het vlak van multifunctioneel en duurzaam beheer in het algemeen en de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen in het bijzonder.
Zowel de overheid als de private eigenaars en beheerders kunnen hun voordeel doen wanneer er één duidelijk aanspreekpunt bestaat. Beide organisaties, overheid en private eigenaars en beheerders, vertegenwoordigen een belangrijk segment en moeten proberen samen te werken en synergieën te zoeken.
Er wordt ook steeds meer op een geïntegreerde wijze gedacht over natuur en bos. Tegelijk is sprake van een sterke dynamiek in het natuur- en bosbeleid. De private eigenaars en beheerders hebben nood aan een stabiel en onafhankelijk steunpunt waar ze vertrouwen in hebben, dat kan bijdragen tot een optimale inzet van de bestaande instrumenten en dat de nieuwe ontwikkelingen maximaal kan opvolgen. Zon servicecentrum privaat beheer zou die rol op zich kunnen nemen.
Er werden reeds verkennende gesprekken gevoerd tussen mijn kabinet, de initiatiefnemers en het ANB. In de maand mei hebben de initiatiefnemers een nota opgemaakt. Daar waren een aantal vragen over. Er was dan opnieuw een vergadering in de zomer. Die gesprekken lopen nog verder. Er is nog niet voorzien in concrete budgetten in de begroting 2014.
Landelijk Vlaanderen kreeg de voorbije jaren net als andere organisaties een jaarlijkse subsidie van 30.000 euro ter ondersteuning van de communicatie over en de participatie aan het proces voor de opmaak van de instandhoudingsdoelstelling (IHD) in Vlaanderen. De Koepel kreeg via het ANB de voorbije drie jaar een subsidie van ongeveer 60.000 euro per jaar voor de ondersteuning van hun werking. Dit was telkens op projectmatige basis voor een tijdelijke termijn. Om de opgebouwde expertise verder te kunnen laten renderen, is er immers nood aan een structurele financiering.
De initiatiefnemers richten zich op andere entiteiten en beleidsdomeinen om middelen te zoeken indien zij ook taakstellingen opnemen van deze beleidsdomeinen. Ik denk dan aan onroerend erfgoed, ruimtelijke ordening, landinrichting enzovoort. Voor alle eigenaars zou het een vereenvoudiging betekenen dat ze terechtkunnen bij één loket, met name zon servicecentrum, met al hun vragen over het privaat beheer van hun eigendom. Op courante vragen kan het servicecentrum zelf een antwoord formuleren of doorverwijzen naar andere verenigingen of administraties.
Beide entiteiten, de Koepel en LV, kunnen op zichzelf blijven bestaan en maken deel uit van het servicecentrum. Aan de werking van de bosgroepen zelf verandert er niets. De eigenheid van de bosgroepen blijft verzekerd, met een focus op de ondersteuning van kleine boseigenaars.
Voor de overheid is het belangrijk één aanspreekpunt te hebben inzake privaat beheer. Zo kan de overheid haar beleid op een efficiënte wijze communiceren via een constructieve gesprekspartner die namens de private eigenaars kan spreken. De private eigenaars hebben eveneens nood aan een vertegenwoordiger die als klankbord en doorgeefluik kan fungeren.
De bevoegdheid over de bosgroepen wordt inderdaad overgedragen aan de provincies volgens het witboek Interne Staatshervorming, dat dateert van 2011. Daartoe werden reeds de nodige afspraken gemaakt met de provincies. Het witboek stelt ook dat er één voldoende sterk aanspreekpunt blijft voor alle bosgroepen, met name de Koepel. Tussen de Koepel en de provincies werden ook reeds gesprekken gevoerd over hoe ze elkaar kunnen ondersteunen en kunnen samenwerken.
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Minister, ik dank u voor uw antwoord. De private eigenaar is inderdaad een partner in het beleid. Ik stel mijn vraag niet vanuit een aversie tegenover de private partner of LV. Daar gaat het niet over. Mijn vraag is wel ingegeven door de vrees dat wanneer een sterke partner als LV met die bosgroepen in zee gaat, de kleine boseigenaar daar de dupe van wordt. De bosgroepen richten zich op de kleine eigenaar. Zij zijn eigenlijk een dienstverlenende organisatie ten gunste van die kleine boseigenaar. Ze vrezen, door op te gaan in een servicecentrum via de Koepel, meer te worden ingeschakeld in beleidsprocessen en beleidsdiscussies waar de kleine boseigenaar niets mee te maken heeft. Verschillende operaties in het verleden van andere organisaties hebben al aangetoond dat zon kleine partner na verloop van tijd afhaakt. Die lokale mensen vrezen dat ze zullen opgaan in een grote structuur. Dat zal ten koste gaan van die kleine boseigenaar, die eigenlijk behoefte heeft om mee te werken aan de instandhoudingsdoelstellingen en aan het multifunctioneel ecologisch bosbeheer. Net daar zullen de meerwaarde en de opportuniteiten die er nog zijn, verloren gaan. Dat is de vrees die bestaat op het terrein.
Minister, ik heb u niets horen zeggen over het colloquium dat is aangekondigd en over de datum waarop dat eventueel zou plaatsvinden. Ik heb daar teksten over gezien en ik heb ook al presentaties gezien die er waarschijnlijk getoond zullen worden. Dat het zo laat komt en dat er zo veel onduidelijkheid over bestaat, stelt die mensen niet gerust. Er moet gezorgd worden voor een duidelijke communicatie om tegemoet te komen aan bepaalde zorgen die er zijn en om de gemoederen wat te bedaren, want er is ongerustheid. Mijn vraag is of dit niet een beetje kan worden versterkt door de provincies, want zelfs de gedeputeerden zijn niet gelukkig met de ontwikkeling.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Voorzitter, minister, ik wil kort een bemerking maken om even te reageren op de vrees die bestaat bij de kleine boseigenaars. Men kan het niemand kwalijk nemen ergens schrik voor te hebben, maar als ik het goed voorheb, werden de bosgroepen destijds precies opgericht om de belangen van de kleine eigenaars te bundelen, om van vele kleintjes één grote te maken. Ik denk dat de bosgroep binnen het servicecentrum uiteindelijk ook de belangen van de kleine boseigenaar zal moeten verdedigen.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer Peeters, ik meen dat die vrees onterecht is. Zoals ik daarnet heb geschetst, kunnen ze elkaar perfect aanvullen. En het is niet de bedoeling om de bosgroepen te verlaten. Ze zullen ervoor blijven zorgen dat ook de kleinere boseigenaars betrokken zijn, dat zij alle informatie hebben en dat hun stem gehoord wordt. Het is absoluut niet de bedoeling dat het ene het andere verdringt en dat op die manier de kleinere boseigenaars niet meer aan bod zouden komen. Integendeel, het is gewoon een aanvulling. Het gaat over een ander segment, over een andere manier van omgaan met de private eigenaars. De kleinere boseigenaars zullen op die manier zeker niet in de verdrukking komen.
Van het colloquium waarnaar u verwijst, heb ik niet direct weet. Ik heb dus ook geen informatie bij om er concrete uitleg over te geven.
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Voorzitter, minister, ik dank u voor het antwoord. Ik volg dit op en ik zal proberen aanwezig te zijn op het colloquium. Daarna zal ik u wellicht nieuwe vragen stellen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.