Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 07/11/2013
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Voorzitter, minister, collegas, we hadden het gisteren in plenaire vergadering al even over de besparingen en de financiële beperkingen waar de steden en gemeenten in Vlaanderen mee te maken hebben. De Standaard schreef gisteren ook al dat onder meer de vrijetijdsdiensten en de vrijetijdsactiviteiten van de gemeenten bij de eerste zijn die aan besparingsoefeningen zijn onderworpen.
Dat rijmt goed met een recente enquête van de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief en Documentatie (VVBAD), die enige ongerustheid mag veroorzaken. Ik geef u de cijfers. 125 bibliotheken hebben meegedaan met de enquête. De helft van de openbare bibliotheken moet bij de opstelling van de begroting voor 2013 en 2014 rekening houden met besparingen. Bij drie op tien van de getroffen bibliotheken bedroeg de besparing meer dan 10 procent van het budget. Op sommige plaatsen, in 4 procent van de gevallen, gaat het zelfs om meer dan 20 procent.
In de besparingsoefening worden tal van facetten van de werking van de openbare bibliotheken getroffen, maar het gaat vooral om de collectie, want het is herkenbaar dat wordt getracht om niet te snijden in het personeelsbestand. In 40 procent van de gevallen wordt het collectiebudget verminderd met meer dan 10 procent. Ook werkingsbudgetten en de investeringsbudgetten staan onder druk. Ook het personeelsbestand begint een afkalving te ondergaan, want 20 procent van de bibliotheken meldt dat het statutair personeel bij uitdiensttreding niet zal worden vervangen. Bij contractuele medewerkers loopt dat zelfs op tot 30 procent. Dat zijn toch wel ernstige verminderingen.
De vooruitzichten blijven somber. Een vierde van de bibliotheken heeft al zicht op de budgetten voor volgend jaar en twee derde van die groep verwacht verdere besparingen in 2014. De situatie is niet dit jaar begonnen, maar is al een paar jaar sluipend en voorzichtig aanwezig. Nu wordt de besparing versneld.
De beroepsvereniging VVBAD noemt de evolutie zorgwekkend, en ik volg haar daar uiteraard in, want de openbare bibliotheek is en blijft een basisvoorziening, dé basisvoorziening. Het is niet toevallig dat het eerste Vlaamse cultuurdecreet na het Cultuurpact dat er is gekomen na de tweede staatshervorming in de jaren 70, een decreet over de openbare bibliotheken was. De bibliotheek is een basisvoorziening, een plek voor cultuurvoorziening en cultuurverspreiding. Het is een plek voor overdracht van kennis en informatie, maar ook ontspanning en ontmoeting. Er zijn veel functies, veel aspecten aan bibliotheken.
De VVBAD overkoepelt ook de archieven, en die kennen dezelfde evolutie. Ze zijn het culturele geheugen van de steden en gemeenten.
Het zijn grote woorden, maar ik denk dat het waar is: ze zijn beide onmisbaar in een democratische samenleving.
We moeten er toch voor zorgen, collegas, dat de besparingen niet zo ver gaan dat de basisdiensten van archieven en bibliotheken in het gedrang komen. Ik denk niet dat iemand dit betwist, maar ik heb de indruk dat er een soort onvermijdelijkheid in de hoofden is getreden: men denkt dat het niet anders kan omdat ook het bibliotheekwerk en het archiefwerk evolueren, informatiseren en digitaliseren waardoor de manuren minder worden. Dat is waar, dat heeft zeker een effect gehad, maar het zou een fantastische opportuniteit moeten zijn om het personeel dat daardoor vrijkomt, in te zetten op educatieve taken, op toeleiding en verspreiding, op het bereiken van kansarme groepen en groepen die ontlezen, om het lezen te bevorderen. Het zou een kans moeten zijn om nieuwe dimensies van de bibliotheek aan te wakkeren.
Er zijn vandaag veel openbare bibliotheken waarvan de leeszaal fungeert als een studieplek waar veel studenten de rust en de stilte komen opzoeken en waar ze tegelijkertijd de bronnen aantreffen. Het is een goed kader om in te studeren, ook voor iedereen die thuis niet over internet beschikt en er basisinformatie komt opsnorren. Veel mensen komen er gewoon de krant lezen omdat het een soort overdekte agora is, waar allerlei informatie over de samenleving te vinden is.
Er zijn nieuwe functies en uitdagingen, die zouden er kunnen worden opgevangen, maar ik vrees dat de evolutie waar we nu tegenaan kijken in een andere richting gaat. Ik heb het deze morgen over Sport ook gezegd, ik ben een beetje ongerust over de evolutie van de beleids- en beheerscyclus (BBC) die eraan komt. De gemeenten zitten volop in het finaliseren ervan. Ze moeten hun beleidsplan en hun strategisch meerjarenplan aan de gemeenteraden voorleggen. Het loslaten van bepaalde criteria in de regelgeving leidt ertoe dat er beleidsruimte ontstaat en die wordt vaak beschouwd als de mogelijkheid om te besparen. Het is natuurlijk waar, het Vlaamse geld dat de gemeenten ontvangen voor de basisfunctie is maar een heel beperkt deel van het totale volume dat steden en gemeenten spenderen aan hun openbare bibliotheek.
Dit is een evolutie die me ongerust maakt, het loslaten van regels. Ik ben een communalist, laat daar geen twijfel over bestaan, maar een aantal zullen van de situatie profiteren om het bibliotheekwerk een stap achteruit te laten zetten. Ik wil er vanuit dit parlement blijven voor pleiten om de bibliotheek een rechtmatige plaats te geven.
En ik vind u daarbij een perfecte bondgenoot, minister, meer zelfs, u hebt met de inspiratienota de leiding genomen inzake de rol die de openbare bibliotheek van de toekomst moet spelen. Het is een uitstekend document dat de meervoudige functies en taakstellingen, en de plek van de bibliotheek in de samenleving heel goed duidt. Het is ambitieus en het etaleert niet alleen de accenten van het Vlaams beleid, u hebt ook geprobeerd om ze te vertalen naar het lokale terrein. De bibliotheek is een partner in cultuureducatie, moet het leesplezier stimuleren, de e-inclusie en mediawijsheid bevorderen, en informatievaardigheden bijbrengen, zorgen voor aangepaste dienstverlening voor personen met beperkte mobiliteit en voor moeilijk bereikbare doelgroepen, samenwerken met het reguliere onderwijs enzovoort.
Dat is een heel interessante en ambitieuze set uitdagingen.
Minister, dat is precies de reden waarom ik deze vraag stel. We zitten met grote uitdagingen en tegelijk met besparingen en die rijmen niet met elkaar, vandaar mijn vragen. Hoe reageert u op het onderzoek van de VVBAD over de bibliotheekbudgetten?
Zult u de subsidies voor lokaal cultuurbeleid in totaliteit indexeren? Ik meen dat de realiteit deze vraag ondertussen heeft ingehaald.
Welke stappen zet de overheid om de uitdagingen van de inspiratienota, uw visie op de bibliotheek, te realiseren?
Plant u nog overleg met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de VVBAD over de zorgwekkende budgettaire evolutie in de bibliotheeksector?
De voorzitter : De heer de Coene heeft het woord.
De heer Philippe De Coene : Voorzitter, minister, collegas, ik heb een bekommernis in dezelfde geest. Voor alle duidelijkheid: deze vraag is niet ingegeven door een vorm van kritiek op het beleid noch door het vaststellen van een tekortkoming van het beleid van de regering of van u in het bijzonder.
We zijn natuurlijk wel een beetje geschrokken door de bevindingen waar de heer Caron het al over had. In september hebben we de resultaten van de enquête van de VVBAD vernomen en ze spraken tot de verbeelding. We zien dat de helft van de 125 bibliotheken die een antwoord hebben gegeven, zegt dit jaar te moeten besparen. Bij 33 procent gaat het zelfs om meer dan 10 procent van het totale budget. Bij een kleine minderheid gaat het zelfs over een vijfde. Dat heeft natuurlijk te maken met de bijzonder moeilijke budgettaire omstandigheden waarin gemeenten vandaag zitten.
De oorzaken daarvan opsommen, dat is een ander debat, maar wat we wel moeten doen, is twee niveaus onderscheiden. We moeten daar niet flauw over doen, ik maak zelf deel uit van een bestuur, dus van de uitvoerende macht, op lokaal niveau. In de confrontatie met een bijzonder moeilijk budgettair keurslijf, is het natuurlijk een kwestie van keuzes maken, ook lokaal. Ik vind het iets te gemakkelijk, ook al ben ik lokaal bestuurder, om te zeggen: als we niet dit, dan kunnen we niet dat. Het heeft soms ook te maken met creativiteit en inventiviteit, maar ook met keuzes maken: wat houden we intact met de middelen waarover we beschikken bij het voeren van een gemeentelijk beleid? Ik kan u zeggen en ik wil voor eigen deur vegen dat wij althans ter plaatse proberen om het fenomeen bibliotheek, want dat is meer geworden dan een uitleendienst, zo goed mogelijk intact te houden, ook al is dat lang niet gemakkelijk en ik moet toegeven dat ook de bibliotheek niet ontsnapt aan algemene besparingsmaatregelen. We proberen alleszins om de bibliotheek niet te viseren en ik heb, naar aanleiding van het lezen van de enquête, het gevoel dat dat in bepaalde gemeenten wel gebeurt of dreigt te gebeuren.
Aan de ene kant hebben we de moeilijke budgettaire toestand, aan de andere kant hebben we een verwachtingspatroon. Ik wil daarvoor even verwijzen, minister, naar uw inspiratienota Bibliotheken en ik moet zeggen dat ik het een geïnspireerde inspiratienota vond. Ik vond dat de nota heel goed beschreef wat de bibliotheek vandaag en morgen is en moet zijn. Dat gaat over meer dan louter uitdelen van boeken, zoals destijds het geval was, zelfs meer dan een plaats waar mensen komen om hun krant te consulteren of in de leeszaal te zitten. U hebt er terecht op gewezen dat het steeds meer een centrum van informatie en kennis is, ook op het digitale vlak, een ontmoetingsplaats. Het moet een heel toegankelijke plaats zijn, daar heeft de heer Caron ook al op gewezen. Het is een plaats voor educatie, het is een plaats voor creatieve zelfontplooiing, er moet een collectiebeleid gevoerd kunnen worden. En dit alles schrijft zich in in het lokaal cultuurbeleid met een zeker ambitieniveau. Als je enerzijds daaraan wilt beantwoorden en anderzijds wordt geconfronteerd met de gevolgen van een moeilijke budgettaire situatie, dan is dat niet altijd evident verzoenbaar.
Minister, daarom heb ik gelijkaardige vragen. Denkt u erover na om extra maatregelen te nemen om de opdrachten van de lokale bibliotheken te blijven ondersteunen of te kunnen waarmaken? Bent u van plan om de besparingen op lokaal niveau te vervangen door de verhoging van de middelen indexering of wat dan ook via het decreet?
Maar ik wil het wat breder stellen. Collegas, wij hebben ook een verantwoordelijkheid. We moeten dat niet afschuiven op de uitvoerende macht. We moeten daar creatief over nadenken. Het zal in Vlaanderen zaak worden om met zijn allen een offensieve strategie te ontwikkelen om het belang van de bibliotheek te doen toenemen. Minister, zo staat het trouwens ook in uw inspiratienota. Er zijn verschillende mogelijkheden. Ik lees bijvoorbeeld over bibliotheken die het moeilijk hebben om minder evidente werken aan te kopen. Ze kiezen voor de mainstream, wat het leesgedrag beïnvloedt. Dan bevestig je de hele tijd jezelf. Misschien moeten we samen met de bibliotheken het debat voeren, bijvoorbeeld over groepsaankopen van verschillende werken. Ik weet dat een aantal bibliothecarissen daar niet voor staan te springen. Dit moet mogelijk zijn om de kosten voor die aankopen naar beneden te halen.
Ik hoor in de sector ook het pleidooi om binnen het decreet Lokaal Cultuurbeleid de minimumnormen voor de bibliotheken wat scherper te formuleren. Misschien moeten we daarover nadenken, om in de toekomst toch een zeker kwaliteitsniveau te blijven garanderen. We zouden ook kunnen nadenken over het gelijk doen stromen van werkprocessen. Dat debat loopt ook binnen onder meer de VVBAD. Als bibliotheken zich verenigen, moet het mogelijk zijn om daar een efficiëntiewinst uit te puren zonder te moeten besparen op de werking. Dan kan worden overwogen om steunpuntorganisaties zoals Bibnet of Lokaal, Cultuur en Steunpunt (LOCUS) te ondersteunen, zodat ze de rol van coördinatie en regie voor de bibliotheken kunnen waarmaken. Met een relatief beperkte investering zou je een relatief groot effect kunnen sorteren. Het is evident dat we daarbij een belangenbehartiger als de VVBAD zouden betrekken.
Minister, u zult begrepen hebben dat ik u uitnodig om samen offensief na te denken. Niet vanuit een kritische geest, waarbij ik u verwijt iets niet te doen. Maar misschien moeten we met zijn allen, ook op het lokale vlak, daarover nadenken. Ik vind ook dat we de lokale besturen niet zomaar een vrijgeleide mogen geven. Ik weet dat dit botst met onder meer de planlast. Bij uitbreiding gaat het niet alleen over bibliotheken, maar over vele andere lokale cultuurinitiatieven. Ik heb gemerkt dat we daar in ons nieuwe Kunstendecreet ook oog voor hebben. We willen vermijden dat men, als je een overeenkomst maakt met een lokaal bestuur, in tijden van budgettaire schaarste of van politieke keuzes, zomaar dingen naast zich zou kunnen neerleggen. We zijn dus bereid om ook van lokale besturen een zeker engagement en een zekere duurzaamheid te vragen voor die sector.
De voorzitter : De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens : Voorzitter, ook ik ben gegrepen door de vragen van de heren Caron en De Coene over het onderzoek van de VVBAD. De evolutie, collegas, is inderdaad zorgwekkend. Ik ben blij dat jullie deze zorgwekkendheid punctueel hebben geschetst.
Bibliotheken veranderen. Ze zijn niet langer enkel een uitleendienst van boeken. Er is ook een sociaal aspect. Kranten kosten veel geld. Ik ken mensen die elke dag naar de bibliotheek gaan om daar de kranten te raadplegen. Dat is al een nieuwe functie. Ook het e-boek kan daar worden gelezen hoewel zich daarbij nog enkele probleempjes voordoen. Wij evolueren naar een nieuwe bibliotheek.
Ik ben het er volledig mee eens dat wij naar een verbrede vorm van bibliotheek gaan. De lokale besturen moeten uiteraard het engagement dat Vlaanderen hun oplegt, nakomen. Dat is nogal wiedes. Ik zit niet in een lokaal bestuur, en zeker niet in Vlaanderen. Maar mocht het zijn dat er besturen zijn die het decreet Lokaal Cultuurbeleid maar half of slechts gedeeltelijk toepassen en niet in de geest ervan handelen, dan moeten er toch bepaalde incentives bestaan, ook van uw kant, minister.
Met andere woorden, de bibliotheek is een basisvoorziening. Minister, ik heb in verband hiermee een paar punctuele vraagjes. Kunt u mij nog eens uitleggen hoe het komt dat er in 2011 en 2012 op dit vlak niet werd geïndexeerd?
En dan is er nog een element dat in de vragen van mijn collegas maar zijdelings ter sprake is gekomen: de collectievorming. Lokale bibliotheken spelen ook een belangrijke rol in de literatuur. Al was het maar omdat je er een aantal boeken die moeilijk vindbaar zijn in de boekhandel, kunt vinden, en dan bij uitstek in een bibliotheek van een grotere gemeente. De collectievorming is een andere functie van de bibliotheek. Bibliotheken zijn een doorgeefluik voor dergelijke boeken: oudere boeken die niet meer te vinden zijn maar die toch belangrijk zijn en een zekere waarde hebben. Dit is zo voor de schoolgaande jeugd, maar niet alleen voor hen. Minister, ik had hierover graag een toelichting gehad.
De voorzitter : Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Mevrouw Yamila Idrissi : Ik kom heel kort tussen vanuit een chauvinistische Brusselse reflex: sinds de opening van Muntpunt staat de bibliotheek van de toekomst in Brussel. Ik ben heel trots dat we daar jaren vooroplopen. Het is een heel mooi voorbeeld van wat de bibliotheek van de toekomst zou kunnen zijn. Voor het overige sluit ik mij aan bij de vragen van mijn collegas. Zij hebben dat zeer goed verwoord.
De heer Marius Meremans : De bibliotheek in Dendermonde heeft een prijs gewonnen. Van chauvinisme gesproken ik geef het maar mee. Minister, u hebt die bibliotheek trouwens bezocht. Wij hebben elkaar daar ontmoet, denk ik.
Er zijn hier zeer zinnige dingen verteld. Ik merk bij mijn collegas een soort onrust of een beetje vrees dat er sowieso moet worden bespaard. De gemeenten zijn daar allemaal van overtuigd. De studie toont dat de besparingen niet algemeen zijn. Het is een gemengd beeld. Bibliotheken evolueren. Je kunt inderdaad door automatisatie een aantal personeelsleden die enkel manuele arbeid verrichten, verschuiven. De bibliotheken krijgen ook een andere rol. Maar de vrees is dat als ik het goed verwoord door besparingen de kwaliteit en de sociale functie van bibliotheken in het gedrang zou komen. Je kunt door synergieën en andere oplossingen besparen. Maar daardoor hoeft de kwaliteit van de dienstverlening nog niet in het gedrang te komen. Ik hoor hier toch een vraag naar waakzaamheid. Minister, hoe ziet u dit?
Minister Joke Schauvliege : Collegas, ik zou heel kort kunnen zijn door te zeggen dat ik mij aansluit, maar ik zal iets uitgebreider antwoorden en de context schetsen.
Het is zeer positief dat de belangenbehartiger VVBAD een monitoring doet en de toestand bekijkt. Zij meet de temperatuur en weet wat er in de sector leeft. Ik kan dat alleen maar toejuichen. Het is de eerste keer dat dit op die manier gebeurt. Het is dus moeilijk om vergelijkingen te maken. We zullen meer duidelijkheid krijgen in de loop van januari 2014, wanneer alle lokale besturen hun meerjarenplanning opmaken. Dan zullen wij tendensen kunnen detecteren. Wij weten ook niet of het vooral de bibliotheken met problemen zijn die de bevraging van de VVBAD hebben beantwoord. Of is het een algemene tendens? Wij moeten dit afwachten.
Uiteraard hebben wij onze bibliotheekstatistieken, de bios-gegevens. Die sector wordt door ons sterk gemonitord. Ook daar moeten we volgend jaar bekijken wat de tendens is.
Het is inderdaad zo dat de lokale besturen moeten op zoek gaan naar efficiëntie. Ze kampen met financiële problemen en moeten oplossingen zoeken. Wij blijven dit met argusogen opvolgen. Ik heb mijn diensten gevraagd om alle evoluties en tendensen goed op te volgen en dit goed te rapporteren.
Het Planlastendecreet, dat wij in dit parlement hebben goedgekeurd en waaraan wij uitvoering hebben gegeven in verschillende decreten, die hier ook werden goedgekeurd, vergt een andere aanpak. We zullen vooral kijken naar de realisaties van de lokale besturen op het einde van de rit. Om te realiseren wat wij vragen in het decreet Lokaal Cultuurbeleid zal men dus mensen en middelen moeten inzetten. Maar alleen focussen op de middelen, lijkt me niet correct. Dat is wat de heer Meremans zonet zei: het is niet omdat je je budgetten wat scherper stelt, dat de kwaliteit van de bibliotheekwerking daaraan ten onder gaat. Dat kan, maar dat is in sommige gevallen niet zo. We moeten goed bekijken wat daarvan de resultaten zijn. We zullen dat goed opvolgen.
Hoe gaan wij nu te werk? Het decreet is hier goedgekeurd. We hebben de Vlaamse beleidsprioriteiten. Daarin hebben we een heel duidelijke keuze gemaakt voor een hoogstaand kwalitatief aanbod, voor een hoogstaand kwaliteitslabel van ons openbaar bibliotheeknetwerk. Dat moet ook in de toekomst worden gegarandeerd. We geven daar heel wat subsidies voor. Daarvoor staat meer dan 55 miljoen euro per jaar ter beschikking. Dat komt neer op gemiddeld een derde van de middelen die de gemeenten ter beschikking hebben voor hun lokaal bibliotheekbeleid.
In 2011 en 2012 werden de subsidies voor de openbare bibliotheken binnen de perken van de begroting geïndexeerd en dat zal ook in 2014 zo zijn. U weet, collegas, dat er een aantal jaren een generieke maatregel is geweest. In 2014 wordt de volledige index toegepast.
Ik heb er altijd over gewaakt dat er geen besparingen zouden worden doorgevoerd op de budgetten die voor het lokale cultuurbeleid naar de steden en gemeenten gaan. Ik vind het zeer belangrijk dat het daar aan de bron begint. We hebben dat zeer uitvoerig besproken in de commissie, toen we het decreet hebben overlopen.
Ik voel nu dat er een aantal mogelijkheden zijn en ook suggesties van collegas om dat alweer bij te sturen. Het decreet is nog maar pas in werking getreden. We moeten rekening houden met de suggesties, maar het lijkt mij niet wijs om het decreet op korte termijn aan te passen aangezien we nog maar net in de commissie de bespreking hebben gehad.
Ik vind het ook heel gevaarlijk om de piste te bewandelen waarbij we vaststellen dat lokale besturen in financiële ademnood zitten en besparen, waarbij wij alles gaan opvangen. We hebben die discussie hier twee weken geleden gevoerd naar aanleiding van een beslissing in een heel specifieke gemeente die vroeg dat de Vlaamse overheid het probleem zou opvangen. Ik wil daar heel radicaal neen op zeggen. Als wij dat signaal geven, geef ik u op een papiertje dat binnen dit en een tweetal maanden alle gemeenten fors zullen besparen op cultuur in de hoop dat Vlaanderen alles overneemt. Ik kan heel formeel stellen dat wij niet de intentie hebben om de besparingen die lokaal zouden worden doorgevoerd op te vangen. Aan de andere kant zijn de budgetten die naar de lokale besturen gaan voor cultuur en cultuurbeleid absoluut intact gebleven. Wij hebben daarop geen enkele besparing doorgevoerd.
Dank u, mijnheer De Coene, voor uw positieve reactie op de inspiratienota. Het was inderdaad de bedoeling om de lokale besturen een kader aan te reiken waarnaar zij konden kijken om zelf inspiratie op te doen. Vanuit de betrokken overheidsinstanties en steunpunten worden extra gemeentebesturen geïnformeerd en bij het opstellen van de beleidsdoelstellingen begeleid waar nodig, ook specifiek in verband met bibliotheken.
Mijnheer De Coene, u vroeg of bibliotheken niet beter kunnen samenwerken en samen aankopen. Daartoe bestaan al redelijk wat initiatieven met de ondersteuning vanuit Bibnet en LOCUS. Er zijn ook heel wat intergemeentelijke samenwerkingen. Er zijn heel mooie voorbeelden op het terrein.
De openbare bibliotheek van morgen, de inspiratienota waar naar verwezen wordt, is niet zaligmakend. Het is de bedoeling dat gemeentebesturen daar op maat over kunnen nadenken. Los daarvan organiseren we ook heel wat projecten, trajecten, opleidingen en studiedagen. De gemeenten worden gefaciliteerd om dat te implementeren. Een aantal leuke voorbeelden zijn Bib op school, het e-boekenplatform, een meer managementgericht traject genaamd Publieke Werken, het transitie- en groeitraject Bib 2020 van LOCUS en Bibnet.
Ook met de conceptnotas Groeien/Doorgroeien in cultuur zetten wij in op de bibliotheken en geven wij concrete aandachtspunten die men kan implementeren. Het agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen heeft de opdracht om hier de vinger aan de pols te houden. Zij bekijken nauwgezet de tendensen.
Ikzelf en mijn medewerkers hebben regelmatig contact met zowel de VVSG als de VVBAD. Op het ogenblik dat deze enquête werd voorgesteld, was ik trouwens aanwezig. Ik heb die dus mee gelanceerd. Ik sta daar dan ook volledig achter. Dat gebeurde op het sectorevenement Informatie aan Zee.
Met het Planlastendecreet en het nieuwe decreet Lokaal Cultuurbeleid kozen we er expliciet voor om meer vertrouwen en autonomie te geven aan de lokale besturen. 2013 is voor hen een planningsjaar. 2014 zal meer duidelijkheid brengen over wat er effectief in die meerjarenplanningen staat en wat de effecten zijn op het financiële plaatje. We moeten dat in kaart brengen en daar de nodige conclusies uit trekken.
Mijnheer Arckens, ook de collectievorming is een zaak van de bibliotheken zelf. Het is wel zo dat er ook daar begeleiding is. Ook daar is er samenwerking met de steun van Bibnet en LOCUS. Er is ook een voorstel vanuit de sector dat al besproken is in het boekenoverleg om naar een gereglementeerde boekenprijs te gaan. Dat is geen vaste boekenprijs, want buitenlandse ervaring leert dat dit niet goed werkt. Het gaat over een vork waarmee men wil voorkomen dat er aan de ene kant dumpingprijzen en aan de andere kant te hoge prijzen worden aangerekend. Dit zal nog verder worden bekeken. Momenteel zit dat nog in federale handen, maar misschien komt het in toekomst wel naar Vlaanderen. Momenteel is daar nog geen duidelijkheid over.
In elk geval maakt dit deel uit van een beleid dat bibliotheken voeren inzake aankoop. Samen aankopen en collectievorming kan intergemeentelijk gebeuren of via samenwerkingsverbanden tussen verschillende bibliotheken.
Ik sluit me dus aan bij de bezorgdheid die hier is geuit, namelijk dat we dit goed moeten opvolgen. Begin volgend jaar zullen we daar meer duidelijkheid over hebben. De middelen zijn gegarandeerd, en verder rekenen wij op het gezond verstand van de lokale besturen.
We hebben een heel dicht bibliotheeknetwerk. In heel wat grotere gemeenten die destijds zijn gefusioneerd, is er een grote hoofdbibliotheek met daarnaast ook kleinere filialen. Daar ziet men vaak de tendens om die kleinere filialen te sluiten ten voordele van de grote centrale bibliotheek. Dat zijn geen gemakkelijke oefeningen. Toch is die oefening logisch. We zien een bibliotheek niet langer als uitsluitend een plaats waar we boeken afgeven. Er moet extra kwaliteit worden geboden zoals mooie leeszalen, omkadering, pcs, internet enzovoort. Men kan dat niet altijd aanbieden in de kleinere filialen. Dan gaat de kwaliteit achteruit. Bovendien ligt het bibliotheekbezoek in de centrale bibliotheek hoger dan in die kleinere filialen.
Dat zijn keuzes die lokale besturen maken waardoor de kwaliteit zeker niet achteruitgaat. Mensen verplaatsen zich met de fiets, het openbaar vervoer, de wagen, ook voor veel andere zaken. Er zijn ook tussenoplossingen waar bijvoorbeeld de bibliotheek naar scholen en rustoorden gaat en daar boekenpakketten aanbiedt. Men kan daar heel creatief in zijn. Het sluiten van kleinere filialen betekent niet per se een achteruitgang van de kwaliteit. We moeten dat niet te zwart-wit bekijken. Dit kan zelfs een hefboom zijn om meer kwaliteit aan te bieden in de lokale bibliotheken. We moeten er natuurlijk over waken dat dit inderdaad niet ten koste gaat van het aanbod en van de kwaliteit.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Minister, u hebt zeer uitvoerig het kader geschetst. Daarmee is zelfs mijn repliek intussen gesneuveld.
Er komen nog uitdagingen zoals wat op het boekenoverleg is afgesproken en wat ook bij de opening van de Boekenbeurs vorige week aan bod kwam over de problematiek van aanbestedingen en collectievorming. Daarbij zouden de kwalitatieve criteria moeten domineren op de prijszetting, die veel te strak is, op de belangen van de lokale boekhandel in zijn samenwerking met de openbare bibliotheken, niet alleen om aan te kopen maar ook om klanten van elkaar door te verwijzen en om het lezen te bevorderen.
Ook wat de prijsreglementering van de boeken betreft, deel ik uw standpunt. In die zin zijn er nog een aantal uitdagingen voor morgen die niet altijd de prijs drukken. Als we voor kwaliteit kiezen, zal het zelfs net iets meer kosten dan wanneer we voor de dumping kiezen. De heer De Coene zei ook al dat bibliotheken nooit middle of the road mogen zijn. De heer Arckens zei dat we ook de klassiekers uit de literatuur moeten kunnen terugvinden.
Ik vind het heel goed dat de VVBAD dat doet. Die monitoring komt terug zoals de Federatie sociaal-cultureel werk FOV dat doet voor het verenigingsleven. Het is interessant voor ons om te monitoren wat er effectief op het veld gebeurt. Er kan effectief ook nog veel meer samenwerking groeien. Op dat vlak ben ik het met u eens, minister. Zeker in een aantal landelijker gebieden is de intergemeentelijke samenwerking van bibliotheken ook echt aan de orde. Zoals vandaag met de OCMWs gebeurt, kan er met de backoffice van openbare bibliotheken veel worden gedaan. Ik heb het dan over het verwerken van boeken, het kaften en inschrijven van boeken enzovoort. Er kunnen nog heel wat efficiëntiewinsten worden gevonden zonder dat de dienstverlening aan de bevolking wordt verzwakt, integendeel. Men zou zelfs het netwerk van bibliotheken voor de burger kunnen verruimen als men het niet meer louter op het gemeentelijke vlak bekijkt. Dat zou ook toelaten dat bibliotheken in kleine gemeenten zich wat meer specialiseren. Wanneer zij bijvoorbeeld vooral kinderen en senioren op bezoek krijgen die minder mobiel zijn, dan kunnen zij daarvoor wisselcollecties inzetten samen met grotere bibliotheken om voldoende nieuwe instroom te krijgen. Dan is de problematiek van het sluiten van filialen ook minder drastisch en kan die worden beperkt. Ik moet ook wel beamen dat er in de persknipsels die ik dagelijks krijg, bijna altijd verhalen over bibliotheekfilialen staan.
Ik ben het ermee eens dat we kunnen rationaliseren. De pendel is in een aantal gevallen te ver doorgeslagen, waardoor er een aantal uitleenposten waren met een bedroevende infrastructuur en bedroevende collecties. We kunnen daar op een modernere en meer hedendaagse manier mee omgaan. Ik pleit dan ook voor samenwerking op het lokale vlak.
Ik ben geen vragende partij om vandaag het decreet Lokaal Cultuurbeleid in het kader van het Planlastendecreet te herzien, maar wel om het goed te monitoren zodat we de effecten van wat er op het terrein gebeurt de komende jaren goed kunnen inschatten zodra we eventuele beleidscorrecties kunnen doorvoeren. En ik ben ook geen vragende partij om het financiële verschil toe te rijden. Ik deel uw mening dat indexering een normale evolutie is. Dat doet u ook. We hoeven niet vanuit de Vlaamse kas bij te leggen wanneer gemeenten besparingen doorvoeren. Dat zou een ongezonde situatie zijn. De bibliotheeksector is trouwens een goed gesubsidieerde sector. Laat ons dat ook maar eens hardop zeggen. Die sector verdient dat ook, maar we moeten dan ook geen foute constructies voorstellen. Dat wil ik ook zeker niet.
De voorzitter : De heer De Coene heeft het woord.
De heer Philippe De Coene : Minister, u hebt gewezen op het feit dat niet iedereen de enquête heeft beantwoord. Dat beïnvloedt inderdaad in die zin een beetje de resultaten, maar dan nog. Als men het percentage berekent van het percentage dat heeft geantwoord, dan heeft men nog een aanzienlijk percentage van besparingen.
Dit is geen pleidooi om te zeggen dat als een lokale autoriteit ervoor kiest om forser te besparen in een bepaalde sector, de hogere overheid moet inspringen om het gat toe te rijden. Ik heb ook gewezen op de verantwoordelijkheid van lokale besturen en op de keuzes die zij maken. We verwachten dat dat bewuste en goed onderbouwde keuzes zijn.
We moeten ons echter ook bewust zijn van twee fenomenen. Als men inderdaad weet dat in veel gemeenten het vet van de soep is, terwijl er ook bij de hogere overheid een zeker verwachtingspatroon is zoals trouwens neergeschreven in uw inspiratienota, dan stellen we vast dat het moeilijker wordt om met minder geld steeds meer te doen. Nu al zou het heel mooi zijn indien we met hetzelfde geld evenveel zouden kunnen doen. Ik merk ter plaatse dat er te weinig wordt samengewerkt. Of het nu gaat over Herman Koch, nu in de actualiteit door de verfilming van zijn boek Het Diner, of over het zoveelste boek van Herman Brusselmans, wat belet bibliotheken vandaag om op intercommunaal vlak, op Vlaams niveau of op het niveau van de provincie, een aankoopbeleid via groepsaankopen te voeren waarmee de prijzen kunnen worden gedrukt? Kan dat haaks staan op het pleidooi van bijvoorbeeld onafhankelijke boekenhandels om te zeggen dat ze dan nog meer in de buitenbaan gaan lopen? Ik geloof dat niet. Men zou evengoed in de offerteaanvraag specifieke eisen kunnen stellen over kwaliteit en nazorg bij aankoop. Het ene hoeft dus eigenlijk niet negatief te zijn voor het andere.
Meer nog, wat zou beletten dat bijvoorbeeld Confituur probeert een cluster te maken om op die manier de concurrentie op dat vlak te kunnen aangaan? Het is in die zin dat ik die steun vraag. Als we verwachten of verlangen dat bibliotheken beter samenwerken, dan moet dat ook georganiseerd worden. Misschien is het nodig om een aantal bemiddelende organisaties een ondersteuning te geven zodat zij die rol van facilitator kunnen spelen. Op die manier zou men met een relatief lagere tegemoetkoming heel veel effecten kunnen bereiken. Daar ben ik echt van overtuigd.
In een stad waarvan de deelgemeenten nog een sterke identiteit hebben, is het vaak niet eenvoudig om filialen te sluiten. Dat ligt immers zeer gevoelig. De belangrijkste argumenten om dat niet te doen zijn de nabijheid en de identificatie.
Aan de andere kant geef ik u gelijk. Soms moeten we dat durven te doorbreken. We moeten ons afvragen wat we eigenlijk willen doen. Willen we een plaats die goed is voor iedereen? Of willen we overal kleine plaatsjes die nergens tot bevrediging leiden?
Ik hoop alvast, en ik begrijp dat ook uit uw antwoord, dat we waakzaam zullen zijn. U hebt gezegd over de monitoring dat u uw eigen diensten en de instanties die daarvoor in aanmerking komen, de opdracht geeft om die evolutie te bewaken. We moeten dat absoluut doen.
Het laatste dat een stad of een gemeente zou moeten doen, als het iets van het sociale weefsel intact wil houden, van de beleving van de stad of van de gemeente, is het inperken van de bibliotheek. Vaak is het het echte kloppende hart van een stad of gemeente. Het laatste wat u moet doen als u zuurstof wilt voor komende generaties en als u mensen wilt ontmoeten, is beknibbelen op de bibliotheek. Ik zal het nog een beetje provocerender stellen, een beetje à la Florida: als het slecht gaat, zouden we eigenlijk meer moeten investeren in de bibliotheken.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Ik wil nog eens herhalen dat zowel LOCUS als Bibnet echt wel bezig zijn met de samenwerking tussen gemeenten en ook tools aanbieden. Nog niet aangehaald is de provincie. U weet dat we met het witboek Interne Staatshervorming een aantal taken hebben scherp gesteld. Een van de taken die wij behouden hebben voor de provincies, is het streekgericht bibliotheekbeleid zodat bibliotheken ook kunnen samenwerken op het vlak van informatica en dergelijke. Ook daar is een belangrijke taak weggelegd voor de provincies om de bibliotheken te doen samenwerken. Ik wil gewoon nog eens mee inbrengen dat ze heel expliciet de taak hebben en die ook kunnen opnemen. Veel provincies doen dat ook effectief.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.