Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vergadering van 03/10/2013
De voorzitter : De heer Rzoska heeft het woord.
De heer Björn Rzoska : Voorzitter, minister, collegas, uiteraard heeft hierover al een en ander in de pers gestaan. Met mijn vraag trap ik dus een open deur in. Maar ook deze middag kwam er al onmiddellijk een reactie van uw federale collega Labille, die zei: Ja, ik ben bereid om nog eens te luisteren. Mij lijkt het iemand die zegt en ik citeer hem misschien letterlijk zeg ne keer, maar er uiteindelijk niets mee doet. Uit het dossier blijkt immers dat er al maanden wordt onderhandeld achter de schermen, dat er al maanden gesprekken worden georganiseerd, maar dat u hier vandaag nog steeds met lege handen staat.
U hebt op dit moment eigenlijk nog niets binnengehaald. Ik heb zelfs de indruk dat u en minister-president Peeters zich hebben laten rollen door de federale overheid. We hebben met dit parlement heel veel werk geïnvesteerd in een Vlaamse spoorstrategie. We hebben de drie CEOs eigenlijk laten opdraven in een slecht theaterstuk, want het heeft geen resultaat opgeleverd. We hebben ook de terechte resolutie die door dit parlement is aangenomen en waarvan het nu net de bedoeling was om te kunnen wegen op het meerjareninvesteringsplan van de NMBS.
Ik heb de indruk dat u niet enkel bij minister Labille veel op de koffie moet. In uw plaats zou ik ook eens op de koffie gaan bij uw vrienden Koen en Pieter. Ik heb immers de indruk dat Kris en Hilde door hen wat in de steek werden gelaten op het moment dat het strategische dossier door de Federale Regering werd besproken.
Ik ben eigenlijk heel boos, minister, dat we hier met lege handen staan en dat u er blijkbaar niet in geslaagd bent om te wegen op dat dossier, terwijl het voor Vlaanderen ik hoef u daar niet van te overtuigen van cruciaal belang is. Als we echt de omslag willen maken naar een duurzame mobiliteit, dan speelt het spoor een essentiële rol. Ik weet dat u daar mee achter staat, maar ik vind het bijzonder erg als ik dan bekijk wat we binnengehaald hebben en als ik zie dat al dat vergaderen en palaveren ertoe heeft geleid dat er van de 51 spoorprioriteiten van de Vlaamse spoorstrategie geen enkele in het meerjareninvesteringsplan zit. De eerste tekenen van de Vlaamse prioriteiten in het plan zijn ten vroegste voor 2018: dat is al helemaal om te lachen.
Ik zal mijn vragen natuurlijk voor een stuk aanpassen, want een deel ervan is al naar buiten gekomen. Mijn eerste vraag houd ik toch gedeeltelijk aan. U hebt het op een gegeven moment in de commissie gehad over de prioriteiten die al in het eerste plan stonden, dat voor 2001-2012. Ik heb het nog eens nagekeken in de commissieverslagen, u had het over de prioriteiten van de prioriteiten. We stellen vandaag vast dat ze nog meer naar achteren worden geschoven. Het Gewestelijk Expresnet (GEN) is daar een mooi voorbeeld van, want de NMBS schuift nu 2025 naar voren voor de volledige realisatie. Als ik zie dat we met heel de commissie hebben geprobeerd om de drie CEOs ervan te overtuigen om zich aan de oorspronkelijke timing te houden, dan vind ik dat beneden alle peil. U bent er blijkbaar ook niet in geslaagd om daarop te wegen.
Bovendien dat is mijn tweede vraag, maar die is voor een stuk achterhaald , hebben we heel veel gepraat over de Vlaamse spoorstrategie, en toen werd regelmatig opgemerkt, dat irriteerde u, dat het een mooie boodschappenlijst van 51 projecten was, maar dat niet duidelijk was met welke projecten u zou proberen om aan de overkant van de straat te wegen op het dossier. U hebt de discussie constant vermeden door te zeggen dat u niet wilde onderhandelen met de fanfare voorop, maar dat u een brede lijst zou presenteren en dan focussen. Heeft die strategie gewerkt? Volgens mij absoluut niet, want na zoveel maanden onderhandelen, staat er in dat meerjareninvesteringsplan, zeker voor de eerste jaren, gewoonweg niets. Iedereen die het dossier opvolgt, weet dat het heel belangrijk is om strategische dossiers in de eerste jaren van het meerjareninvesteringsplan te krijgen, want op het moment dat ze verder achteruit worden geschoven, dreigen ze te verdwijnen of geschrapt te worden op het moment dat er budgettaire herzieningen zijn, dat hebt u mee onderschreven.
Volgens mij, en zo kom ik bij het derde punt in mijn vraag, hebt u nog maar heel weinig onderhandelingsmarge, want er is al heel veel vastgelegd. Het enige waar we nog over kunnen onderhandelen, is over wat u zelf op tafel gaat leggen in de cofinanciering. En op basis daarvan kunt u op een op een of andere manier proberen een invloed te krijgen op de prioriteiten en in te grijpen in de timing. Dat is wat mij betreft zeer beperkt.
Mijn vraag is dan ook in hoeveel budget cofinanciering de Vlaamse Regering zal voorzien, zeker op het moment dat daar voorwaarden worden opgelegd. Iedereen die het dossier volgt, heeft gezien dat er een 60/40-regeling is. Ik kan me voorstelen dat men daar ook op federaal vlak diezelfde evenwichten in stand zal houden en dat het budget dat vanuit de Vlaamse Regering in dit dossier kan worden geïnvesteerd, beperkt is. Kunt u daar meer toelichting over geven? Wat is het perspectief daar? Volgens mij is het kalf al lang verdronken en gaan we enkel nog een beetje morrelen in de marge met een aantal prioriteiten.
Minister, u hebt met deze regering zeer hoog ingezet op die Vlaamse spoorstrategie. En daarin zijn we bondgenoten. U hebt daar 100 procent gelijk. Maar u hebt ook zeer duidelijk gesteld dat voor u die Vlaamse spoorstrategie het toetsingskader zal vormen bij de bespreking van de voorstellen van dat meerjareninvesteringsplan. Welnu, ik heb de oefening gemaakt. Ik heb die Vlaamse spoorstrategie naast het meerjareninvesteringsplan gelegd. De facto vind ik daarvan zeer weinig terug. Nogmaals, ik heb de indruk dat men absoluut niet bereid is om te luisteren. Men doet alsof men wil luisteren, maar eigenlijk legt men het gewoon naast zich neer.
Er is ook heel zwaar gediscussieerd over het inbouwen van een herziening in dat meerjareninvesteringsplan. Is dat intussen in orde? Zit dat eigenlijk in het definitieve meerjareninvesteringsplan? Momenteel zitten we in een budgettair zeer specifieke context, waarbij de federale overheid heel wat aan het besparen is. Wanneer we de eerste tekenen mogen zien, of mogen geloven dat er toch wat perspectief komt, dan kunnen we bij een mogelijke herziening meer budget aanzuigen richting het spoor en richting het openbaar vervoer.
Tot slot heb ik nog een vraag over de samenwerkingsovereenkomst. Cruciaal is dat daar dit najaar de onderhandelingen over beginnen. Hoe kijkt u daartegen aan? Wat wilt u daar absoluut in hebben zitten? Als u dit dan aftoetst ten opzichte van waar we vandaag staan, waarbij u in mijn ogen in dit dossier niets hebt binnengehaald, hoe zult u zich dan opstellen in de onderhandelingen met de federale overheid? Ik hoor minister Labille graag zeggen dat hij altijd bereid is te luisteren, maar ik denk dat de tijd van de gezellige koffieklets echt wel voorbij is en dat er nu echt wel resultaten moeten worden geboekt. Het spijt me om het te zeggen, maar op dit moment vind ik dat u en uw collega zich eigenlijk hebben laten rollen in die onderhandelingen. Op dit moment hebben we niets binnengehaald.
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Ik sluit me aan bij de vragen en bij de verontwaardiging van de heer Rzoska. Minister, ik begrijp dat u en de minister-president zeer misnoegd en verontwaardigd zijn over de houding en de plannen van de NMBS. Wij lezen ook in de pers over de brief die u met de minister-president zou hebben gestuurd aan de NMBS. Een bepaalde krant kon die brief al inkijken. Kunt u die brief ook bezorgen aan de commissie?
Minister Hilde Crevits : Ik zal ze allemaal bezorgen, ook de vorige brieven.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Dat lijkt me belangrijk voor het verdere debat. Ik ben benieuwd naar uw antwoord op de vragen van de heer Rzoska.
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Mijnheer Rzoska, ik ken u als een redelijk man. Misschien heeft het te maken met de verkiezingskoorts dat u hier zo opgenaaid zit. Ik zal proberen u in alle rust een stand van zaken te geven over het dossier.
Ik heb de moeite gedaan om onze eigen spoorstrategie hier voor te stellen in dit parlement. Daarna zijn de CEOs van de spoorwegbedrijven hier geweest en hebben zij wat de Federale Regering uiteindelijk heeft goedgekeurd, aan de commissie uiteengezet, met de bijhorende timing. Daarop hebben wij een vergelijkende tabel gemaakt van de zaken die voor ons onaanvaardbaar zijn.
Op een bepaald moment kwam er een brief van minister Labille, waarin hij verwees naar de 51 projecten en vroeg om een focus te leggen. De brief die vandaag in de krant staat, legt die focus. Daarin staan de prioriteiten waarvan wij willen dat ze worden uitgevoerd. Twee dagen later heeft de Federale Regering beslist om het ontwerpplan goed te keuren. Onze brief hangt daaraan. Ik weet niet of de Waalse Regering ook een brief heeft gestuurd, maar ik denk van niet. Ik denk dat ze het niets eens zijn geraakt over de prioriteiten. Wij hebben onze inspanning geleverd en de focus gelegd. Onze brief hangt eraan en is niet geliquideerd. Hij zit mee in het dossier dat door de regering is goedgekeurd. Au fond is die brief publiek.
Ben ik nu gelukkig? Neen. In de interviews van de afgelopen weken heb ik mijn ongenoegen al sterk laten blijken. Uit de nieuwe cijfers over het verplaatsingsgedrag van Vlamingen blijkt dat er bijvoorbeeld in West-Vlaanderen het minst wordt gependeld. Eigenlijk zou dat de beste provincie moeten zijn. Een van de problemen daar is echter de capaciteit. Het derde en vierde spoor tussen Brugge en Gent, die cruciaal zijn om die capaciteit te vergroten, zijn uitgesteld naar 2017.
Ik ben absoluut niet gelukkig met deze gang van zaken. Ik stel ook vast dat er bijzonder weinig veranderd is aan de initiële plannen, met dien verstande dat onze brief er dus wel aan vasthangt.
De Vlaamse spoorstrategie vormt de basis van de onderhandelingen met de federale overheid. Er is de lijst van 51 infrastructuurprojecten maar ook een aantal andere principes die in die spoorstrategie opgenomen zijn. Die worden ook opgenomen in de onderhandelingen, zoals de 60/40-verdeelsleutel, waarmee ook wij niet echt tevreden waren. Er was immers zo weinig transparantie. Hoe werd die verdeelsleutel vastgelegd? Dat is ondertussen geregeld, dat probleem is opgelost. Dat blijkt correct te zijn. Nog andere principes zijn de bespreking en de afstemming met een vraaggestuurd vervoerplan.
Mijnheer Rzoska, naast die investeringen interesseert het vervoerplan mij ook. Als ik de bussen en trams van De Lijn goed wil laten aansluiten op onze sporen, dan moet ik wel het vervoerplan kennen natuurlijk. Als je daar niet op tijd een zicht op krijgt, dan ben je gesjareld om het zo te zeggen. Dat is een pijnpunt dat we al vier jaar aankaarten. We hebben hier ook al vragen gehad. Het is verbeterd. Ik vind niet dat het overleg wat dat betreft is verslechterd. De Lijn moet ook een beetje in eigen hart kijken, maar ik heb wel nood aan een zicht op de details van het vervoerplan om te kunnen zien of de investeringen en het vervoerplan compatibel zijn. Ook daar zijn er vandaag nog een aantal vraagtekens, maar de onderhandelingen zijn nog niet afgerond.
Er is nog een probleem. Iedereen heeft de mond vol van cofinanciering maar de juridische basis is niet correct. We hebben nog een wetgevend initiatief nodig om dat helemaal in orde te maken. Ik heb geen zin, ik herhaal het, geen zin om te cofinancieren vanuit Vlaanderen als ik niet 100 procent zeker ben dat projecten daardoor veel sneller gaan. De reden waarom men cofinanciert, is dat het rapper zou gaan. Als je een cofinanciering doet we hebben ervaring met eentje in Zeebrugge en het dossier gaat langs geen kanten sneller, waarom doe je het dan in godsnaam? We moeten daar duidelijkheid over krijgen.
Die principes zijn we tijdens het hele onderhandelingsproces blijven verdedigen. Ik heb op 21 februari aan jullie gemeld dat er in het meerjareninvesteringsplan in 2,7 miljard euro voorzien was voor uitbreidingswerken aan het spoorwegnet of voor stationsprojecten in Vlaanderen, en dat we, om alle Vlaamse prioritaire projecten te realiseren, minstens het dubbele van dat bedrag nodig zouden hebben.
Collegas, probleem nummer 1 is de budgettaire enveloppe die de federale overheid bereid is vrij te maken om te besteden aan spoortrajecten. Als we alles willen gerealiseerd krijgen, is er veel meer nodig. Die enveloppe is wat hij is. Daarom was erin voorzien dat tijdens het vervolgtraject de lijst van prioritaire spoorinfrastructuurprojecten verder verfijnd moest worden op basis van de beschikbare maatschappelijke kosten-batenanalyse (MBKA). Ik heb ook in deze commissie gezegd dat ik aan federaal collega Labille en aan de NMBS-Groep had gevraagd om die MKBAs samen met ons uit te werken zodat we de kosten en de baten kunnen bekijken. Ik kan vanuit Vlaanderen onmogelijk weten wat het potentieel is. De knowhow daarvan zit bij de spoorwegmaatschappijen. Ik zie hoe De Lijn dat doet. Dat moet ook bij de spoorwegen bestaan.
Van het vervoerplan en het voorziene GEN-aanbod zijn ons wel de grote principes uitgelegd maar, collegas, tot op vandaag moeten we gissen naar detailleringen en naar de precieze lijnen. We hebben van de NMBS en Infrabel wel ramingen ontvangen over de kosten en de mogelijke baten van onze prioritaire projecten. We hebben die lijst gebruikt om de prioriteitenlijst te verfijnen, maar het vervoerplan voor de komende jaren op zich hebben we nog altijd niet gezien.
Minister Labille heeft in een brief van 24 juni aan het Vlaamse Gewest het beschikbare budget voor de Vlaamse prioritaire projecten meegedeeld en heeft ons gevraagd een lijst te geven. Wij hebben gezegd dat we niet zomaar een lijst zullen geven. We hebben ons ongenoegen laten blijken over de gang van zaken en wat er al of niet goed loopt.
Op 16 juli heb ik samen met de minister-president in antwoord op de brief van minister Labille aangegeven dat we een aantal zaken betreuren. Ik som ze nog eens op voor jullie: het vervoerplan is niet uitgewerkt aan de gewesten meegedeeld; het GEN-aanbod, zo belangrijk en zo cruciaal voor ons land, is niet in detail met ons besproken; al de projecten die al lang gepland zijn, zijn niet voor 2018 uitgevoerd.
De brief die de minister-president en ikzelf hebben geschreven, is ook binnen de Vlaamse Regering besproken en door alle coalitiepartners goedgekeurd. Het gaat in de eerste plaats om de aanleg van het derde en vierde spoor tussen Gent en Brugge dat momenteel een belangrijk knelpunt vormt voor zowel het reizigers- als het goederenvervoer, het derde spoor tussen Brugge en Dudzele en de aanleg van de vertakkingen Oude Landen en Krijgsbaan als aanzet voor de tweede havenontsluiting. Bovendien hebben wij onze waardering geuit voor het toepassen van de richtlijnen voor het meerjareninvesteringsplan en hebben we ook meegedeeld welke Vlaamse prioritaire spoorprojecten wij binnen de beschikbare enveloppe gerealiseerd willen zien.
Ik zal ze met jullie even overlopen. Het gaat hierbij om het beseinen van regelmatig gebruikte spoorbundels te Antwerpen Rechteroever, een tweede spoor op de spoorlijn 15 Hasselt-Mol tussen Zonhoven en Balen, de IJzeren Rijn, de optimalisatie van spoorlijn 59 Antwerpen-Gent met de aanleg van een derde spoor tussen Lokeren en Sint-Niklaas, de verlenging van de spoorlijn lijn 58 Gent-Eeklo tot Maldegem en het voorzien voor reizigersvervoer van de spoorlijn 204 Gent-Zelzate, spoorlijn 52, waar ook een MKBA op moest gebeuren, spoorlijn 18 Hasselt-Neerpelt en een gedeelte van de tweede spoorontsluiting van de haven van Antwerpen. Dat zijn dus de prioritaire projecten, maar die staan naast de projecten die al in het vorige plan zaten en waarvan wij vonden dat ze binnen de deadline moesten worden uitgevoerd.
Die brief is op tijd verstuurd. De Federale Regering heeft, zoals ik net zei, dat meerjareninvesteringsplan goedgekeurd, inclusief alle richtlijnen, en heeft onze brief daaraan gehecht. Wij hebben op die brief geen antwoord gekregen. Ik ben dus in blijde verwachting.
De gesprekken met de federale overheid lopen de volgende maanden nog verder. Zij gaan over de concrete inhoud en investeringskosten van de Vlaamse prioritaire spoorprojecten, hun mogelijke realisatietermijn binnen het meerjareninvesteringsplan in functie van de uit te voeren studies, maar ook de verdeling van de toegekende budgetten aan de gewesten over de jaren heen en de afstemming met het ons nog onbekende vervoerplan van de NMBS. Ik was een beetje verrast toen ik vanmiddag het Belgaberichtje las dat minister Labille erover wil spreken, want ik ben bij hem geweest na onze brief om een aantal zaken door te nemen en er is ondertussen ook een volgende afspraak vastgelegd. In dat ontwerp van meerjarenplan was er sprake van een totaalbedrag van 2,5 miljard euro, waarvan de toewijzing in overleg met de gewesten zou kunnen gebeuren. Dat bedrag is correct en is ook opgenomen in het definitieve meerjareninvesteringsplan.
Voor de Vlaamse prioritaire spoorprojecten is een bedrag van 987,8 miljoen euro aan federale middelen beschikbaar maar en collega Rzoska, u hebt dat goed gezien de federale overheid voorziet pas in die budgetten ten vroegste vanaf 2017. Die moeten dan nog jaar per jaar worden toegewezen aan de verschillende gewesten, en dat maakt het voorwerp uit van het lopende overleg. Binnen de enveloppe van 987,8 miljoen euro is er in 270 miljoen euro voorzien voor cofinancieringsprojecten met het Vlaamse Gewest. Wij kunnen er dus maximaal voor eenzelfde bedrag aan toevoegen en zelfs als we niets zouden toevoegen, blijft het bedrag van 270 miljoen euro gewoon beschikbaar. Wij hebben gezegd dat we in principe akkoord kunnen gaan met het principe van cofinanciering, maar vooraleer we dat gaan doen, willen we het definitief goedgekeurde meerjareninvesteringsplan zien om na te gaan hoe de Vlaamse prioritaire projecten worden opgenomen.
Het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de zesde staatshervorming biedt mogelijkheden tot het oplossen van het juridische knelpunt omtrent de wettelijke basis van cofinanciering. Prefinanciering wordt in principe niet beoogd. Artikel 23 van dit voorstel van wet voorziet in de aanvulling van artikel 6, paragraaf 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, dat stelt dat onder de voorwaarde van het afsluiten van een samenwerkingsakkoord er een bijkomende financiering voor investeringen in de aanleg, aanpassing of modernisering van de spoorlijnen kan worden toegelaten voor zover deze verder gaan dan de investeringen die voorzien zijn in het meerjareninvesteringsplan dat effectief in een aantal financieringen voorziet. Collega Rzoska, dat is interessant natuurlijk. Voor mij is het van belang om het definitief investeringsplan te kennen. Ik ga niet op voorhand zeggen dat Vlaanderen in project A wil cofinancieren, want dan wordt het zeker niet opgenomen. Ik wil eerst weten wat men wil investeren, en dan zijn er nog onze prioriteiten waarin we eventueel kunnen cofinancieren.
Het probleem is groter dan dat. Ik begrijp niet waarom bijvoorbeeld de uitbreiding van de sporen Brugge-Gent naar voren kan worden gebracht. Men zegt dat men prioriteit geeft aan het beveiligen van de sporen en daar heb ik alle begrip voor maar als de budgettaire enveloppe opgesoupeerd wordt voor de beveiliging van de sporen, blijft er niet zoveel meer over om de rest te doen. Als er nog over is, begrijp ik nog altijd niet waarom men die projecten niet meer naar voren kan schuiven en ze toch uitvoeren. Heeft het te maken met het feit dat er spoorwerken moeten gebeuren of niet? Het is mij nog niet helemaal duidelijk. Daarover volgt dus nog verder overleg.
Ik heb respect voor de prioriteit die wordt gegeven aan de investeringen in veiligheid en de instandhouding van het spoorwegnet, maar op het vlak van investeringen in de noodzakelijke capaciteitsuitbreiding is het meerjareninvesteringsplan onvoldoende, gezien de knelpunten die er nu al zijn op het spoorwegnet. Het is nog niet definitief, want er komt verder overleg. Mijnheer Rzoska, ik apprecieer uw betoog maar het is de vraag of u op de juiste schiet, want wij delen dezelfde bekommernis. Wij hebben er beiden belang bij om vanuit Vlaanderen alle inspanningen te doen om ervoor te zorgen dat er minstens een aantal projecten naar voren worden geschoven.
In het meerjareninvesteringsprogramma is de mogelijkheid van een periodieke herziening opgenomen. We hebben dat hier ook besproken omdat sommigen zon periodieke herziening gevaarlijk vonden. Een periodieke herziening kan ervoor zorgen dat bepaalde projecten vooruit worden geschoven maar ook dat andere in de vergeetput verdwijnen. Voor mij kan zon herzieningsmechanisme wel omdat je soepel kunt inspelen op de omstandigheden, maar uiteraard moet de continuïteit en de visie op lange termijn gegarandeerd blijven. Het meest positieve is dat de breuk die er vandaag is tussen twee opeenvolgende plannen, kan worden vermeden. Over de manier waarop het herzieningsmechanisme zal spelen en de rol van de gewesten is nog geen verdere informatie bekend.
Als we een samenwerkingsakkoord zouden sluiten, dan moet dat bindende bepalingen bevatten. Ik som ze op: de naleving en de correcte toepassing van de correcte 60/40-verdeelsleutel; het beschikbaar stellen van statistische gegevens noodzakelijk voor het voeren van ons mobiliteitsbeleid ik vind dat we de indicatoren en het vervoerplan heel snel moeten krijgen; de lijst van voor Vlaanderen prioritaire infrastructuurprojecten met concrete planning en timing van realisatie; de periodieke en gedetailleerde rapportering over de voortgang van deze prioritaire projecten; voor de door Vlaanderen mee gefinancierde projecten willen we concrete afspraken over de inhoud, de timing van uitvoering, de opvolging, de mijlpalen; de inspraak van het Vlaamse Gewest bij periodieke herziening van het meerjareninvesteringsplan; de lijst van vervoerprojecten waarvoor de MKBAs worden gevraagd. We willen ook graag het onderzoek naar mogelijke huidige of toekomstige capaciteits- en stiptheidsproblemen voor treinrelaties op de enkelsporige lijnstukken opnemen en het beschikbaar stellen en bespreken van de resultaten van de studie over het heropenen van bepaalde stopplaatsen. U weet dat we met een onderzoek bezig zijn over welke stopplaatsen we wel en welke we niet gaan heropenen. Het is goed dat we daar in alle transparantie kunnen naar kijken.
Ten slotte gaat het over de wijze waarop het vervoeraanbod van De Lijn kan worden afgestemd op dat van de NMBS. De regering heeft dit principieel goedgekeurd. Het moet allemaal praktisch worden uitgewerkt. Er is nog bijzonder veel werk aan de winkel in de komende weken om dat verfijnd te krijgen, en ik zal alles in het werk stellen om dat te doen.
We moeten nog twee zaken doen: we moeten wat proberen te schuiven in de timings, en we moeten bekijken welke prioritaire projecten we mee financieren en op welke manier dat ervoor kan zorgen dat bepaalde zaken sneller worden gerealiseerd.
Of de federale enveloppe groter zal worden, betwijfel ik. Dat is een heel moeilijke zaak, gelet op de budgettaire context. Dan moeten we nagaan of we de correcte budgetten krijgen. Er is nog iets wat ik niet begrijp, maar dat zal misschien worden uitgeklaard als het budget bepaald is: projecten die al lang in de pijplijn zitten en waarmee men bijna kan starten met de uitvoering, moet je in een paar jaar tijd naar voren kunnen schuiven. Ik zal u daarvan op de hoogte houden. Ik zal de brieven die zijn verstuurd aan de commissiesecretaris, bezorgen.
De voorzitter : De heer Rzoska heeft het woord.
De heer Björn Rzoska : Minister, technisch gezien zitten we voor veel zaken op dezelfde golflengte. U zei: U verliest uw redelijkheid, en zo ken ik u niet. Ja, als mijn geduld op is, verlies ik inderdaad mijn redelijkheid. Dit parlement heeft, terecht, al heel veel tijd geïnvesteerd om naar een duurzame spoorstrategie te kunnen gaan. Dat hebben we echt wel nodig in de omslag naar duurzame mobiliteit. Technisch gezien volg ik u dus op heel wat terreinen. Alleen blijf ik op mijn honger zitten inzake het resultaat. Dit is de politieke analyse die ik maak: het resultaat is mager.
Minister, u hoeft het niet met mij eens te zijn, maar op het moment dat u zelf mee deel uitmaakt van de Federale Regering, hebt u een ander instrument om de druk daar te verhogen. Als u samen met de minister-president, toch twee boegbeelden van CD&V, zo naar voren treedt, dan begrijp ik niet dat u geen of te weinig back-up krijgt van uw federale zwaargewichten.
Misschien moet u met mijnheer Labille een koffie gaan drinken, misschien vindt hij dat gezelliger dan de zakelijkheid, en misschien krijgt u dan meer gedaan. Maar u moet zeker een koffie drinken en een heel uitgebreid diner gaan eten met uw vrienden Koen en Pieter, want ook zij zullen mee op die boot moeten stappen. Daarin weiger ik mee te gaan. Als u mee in de Federale Regering zit, als u ministers hebt in de kern, dan hebt u een extra instrument om op tafel te kloppen. Ik zeg u: verander van strategie, speel het harder, betrek die twee ministers erbij, want anders vrees ik dat we op het einde van de rit met niets zullen overblijven.
Uiteraard moet je rekening houden met de budgettaire context, dat heb ik altijd gezegd. Dat veiligheid een prioriteit is, volg ik ook. U zegt dat u het meerjareninvesteringsplan afwacht. Wel, ik hoop dat er voor u beter nieuws in staat, maar het enige dat verschilt met het plan dat in deze commissie met de drie CEOs is besproken, zijn enkele punten en kommas en de vorm, en voor rest voorlopig niets. Ik vrees dat we opnieuw van een kale reis thuis zullen komen.
Minister, ik ben blij dat u hebt gezegd dat het maximumbudget dat de Vlaamse Regering via cofinanciering uittrekt dit moet juridisch nog worden onderzocht , 270 miljoen euro bedraagt. Dat is begrensd, maar als we vandaag het lijstje met de prioriteiten bekijken die u naar voren hebt geschoven en die wat mij betreft ook allemaal prioritair zijn, dan weten we dat we met die 270 miljoen euro in de marge krabbelen, zeker ten opzichte van de tweede ontsluiting van de Antwerpse haven, die 2,2 miljard euro kost. Ik wil het niet denigrerend zeggen, maar daar komt het wel op neer. We zullen zeer weinig instrumenten hebben om nog op die beslissing te wegen.
Minister, ik kan u volgen in uw techniciteit en gedrevenheid om dit dossier tot een goed einde te brengen, maar gebruik alstublieft ook de krachten die u hebt. U moet het geloofwaardiger maken en uw federale collegas dringend bij de les betrekken om de druk op de federale overheid te organiseren. Met een minister die constant zegt dat we gaan onderhandelen en die bereid is om te luisteren, vrees ik dat we er niet komen. U hebt dan wel niet met de fanfare voorop de jacht geopend in het bos, maar u zult op het einde toch zonder veel wild buitenkomen.
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Minister, toen we in deze commissie een vergadering hadden met een delegatie van de NMBS, dacht ik: wat een vooruitgang, wat een nieuwe stijl, op deze manier zullen we er misschien toch nog komen, er wordt naar ons geluisterd. Maar niets is minder waar. Ik heb uw antwoord gehoord, en straks zullen we uw brief aan de NMBS kunnen lezen. Ik hoop dat u ons verder op de hoogte zult houden van de briefwisseling die u ontvangt. Het is jammer dat we dat eerst via de pers moeten vernemen, maar goed.
Minister Hilde Crevits : Ik vind dat ook jammer. Het is een brief met uitleg over wat erin staat en hoe het wordt aangepakt. Dat is trouwens besproken op de ministerraad. Het is besproken in collegiaal overleg tussen alle coalitiepartners en het was de bedoeling dat jullie dat vandaag zouden krijgen. Alle brieven die ik verstuur, kan ik niet aan de parlementsleden sturen. Als u dat van mij vraagt
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Minister, het ligt natuurlijk gevoelig in dit dossier. We zijn van u gewoon dat u een open communicatie voert. Daarom was het jammer dat het nu zo moest verlopen. Ik hoop dat we verder op de hoogte worden gehouden als er een reactie komt van de NMBS op die brief. Ik hoop in elk geval dat u druk blijft zetten op de plannen van de NMBS in het belang van het openbaar vervoer in Vlaanderen.
De voorzitter : De heer Rzoska heeft het woord.
De heer Björn Rzoska : Minister, u zegt nu dat u die brief bij hebt en dat u die zal bezorgen aan de commissie, maar hij dateert van de tweede week van juli. Ik ben een doorgewinterd gebruiker van DORIS, de databank van de Vlaamse Regering, waar heel wat stukken van de NMBS in zitten. Het duurt dan toch heel lang voor het parlement wordt geïnformeerd. Nu komen de brieven naar boven. Dus het heeft wel degelijk effect, want nu wordt het parlement geïnformeerd. In DORIS zit de brief van juli bijvoorbeeld niet.
Minister Hilde Crevits : Mijnheer Rzoska, ik heb er geen kennis van dat alle brieven die door mijn kabinet worden verstuurd, in DORIS zouden zitten. Brieven die door de regering worden besproken, vormen geen agendapunt. Die worden besproken door de regeringsleden, maar komen sowieso niet in DORIS.
Ik zal het omdraaien. Als je het dossier van de Federale Regering bekijkt, zie je dat de brief als bijlage aan het goedgekeurde plan hangt. Hij is de facto publiek sinds juli, aangezien hij eraan is gehecht. Daar heb ik ook geen enkel probleem mee.
Mevrouw Van den Eynde, u zegt dat het spijtig is dat hij vandaag in de krant staat. Ik heb daar echt niets mee te maken. Hij mag in de krant staan, daar heb ik geen probleem mee, maar het was niet met voorbedachten rade.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Daarmee is de boodschap misschien nog maar eens duidelijk gesteld.
De heer Johan Sauwens : Ik vind het goed dat de regering, bij monde van de minister en de minister-president, op tafel slaat en hard op tafel slaat. Het komt hier regelmatig aan bod. De spoorwegen blijven zich gedragen als een staat binnen de staat, ook niet altijd gemakkelijk voor de Federale Regering, want het is een verzelfstandigd overheidsagentschap. Men werkt met een budget, meerjarenbegrotingen en een beheersovereenkomst.
Wij zitten aan de vraagzijde. We worden geconfronteerd met de goederenstromen, de grote en groeiende vragen voor personenverkeer. Het is heel belangrijk dat het goed geolied werkt. Federalisme of confederalisme: laat ons niet over de termen discussiëren. Het is van essentieel belang dat de verschillende beleidsniveaus op dat punt samenwerken. Het was bijvoorbeeld ook een tijd heel moeilijk om de wegenwerken te laten samenlopen met de rioleringswerken, omdat men daar met andere diensten zat. Die matrix moet kunnen functioneren.
De vaststelling vandaag is dat men anno 2013 brieven moet schrijven om die zaken vooruit te helpen. Indien het niet beter gaat, zal bij onze mensen in de toekomstige Senaat, voorzitter, die over de toekomst van het land mogen nadenken, zonder over een zevende staatshervorming te spreken, toch de regionalisering van de spoorwegen op tafel komen. Het kan toch niet, op het ogenblik dat de gewesten verantwoordelijk zijn voor ruimtelijke ordening, planning en mobiliteit, stads- en streekvervoer, het hele milieu- en vergunningenbeleid, dat zij geen enkele greep krijgen op de ruggengraat van het mobiliteitsbeleid, zelfs met de centen die uiteindelijk ter beschikking worden gesteld. Dat kan dus niet.
De infrastructuur, om te beginnen, moet duidelijk in één hand worden gelegd. De huidige situatie is volgens mij absoluut onhoudbaar.
Minister Hilde Crevits : Ik ben het met heel wat van de opmerkingen eens. Wij werken naarstig verder. We proberen binnen te halen wat we kunnen. Ik heb er begrip voor dat de budgettaire enveloppe beperkt is. Mij gaat u daarover niet veel horen zeggen.
Maar ik vraag wel, en een zitje in een of andere raad van bestuur zal dat echt niet oplossen, dat we op een volwassen manier met elkaar communiceren, dat we vervoerplannen op tijd uitwisselen, dat we goed kijken op welke manier. Soms opperen mensen, als ik een tramverbinding wil realiseren, dat we dat ook via het spoor kunnen oplossen. We moeten daarover een volwassen debat kunnen voeren. Dat hoeft niet op ministerniveau te zijn, laat het dan ambtelijk gebeuren.
We zien dat het langzaam betert, maar er is echt nog veel werk aan de winkel om ervoor te zorgen dat de maatschappijen goed met elkaar omgaan. Dat belet niet dat we nu moeten proberen om de accenten die nog kunnen worden gewijzigd, gunstig te wijzigen.
De voorzitter : We zullen het dossier vanuit de commissie zeker opvolgen. Zoals de heer Sauwens stelt: als de federale overheid niet op een passende manier handelt, creëert men zelf de vraag naar de regionalisering van de infrastructuur van het spoor.
De vraag om uitleg is afgehandeld.