Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 02/10/2013
De heer Jos De Meyer : Minister, collegas, in Vlaanderen dateert 29 procent van de schoolgebouwen van voor 1950. Veel van die gebouwen hebben dringend onderhouds-, vernieuwings- en uitbreidingswerken nodig waarvoor de schoolbesturen subsidies aanvragen bij het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn). Zoals bekend is de wachtlijst enorm, zowel inzake timing als wat aantal en totale grootte van de dossiers betreft. Op dit ogenblik worden de dossiers behandeld van de tweede helft van 2001. In niet-geïndexeerde cijfers spreken we over meer dan 3 miljard euro infrastructuurwerken.
De huidige legislatuur gaat het laatste werkjaar in, de beleidsperiode 2009-2014 loopt naar het einde. Als we de beleidsnota van 2009 nagaan, moeten we echter vaststellen dat er voor de strategische doelstelling investeren in duurzame en moderne infrastructuur nog werk aan de winkel is. U stelt dat met de privaat-publieke samenwerking in DBFM-projecten (design, build, finance, maintain) een grootschalige inhaaloperatie gestart is. U schrijft in uw beleidsnota: Ik zal deze operatie volledig uitvoeren. Toch verloopt het DBFM-project moeizamer dan verhoopt en dan druk ik mij eufemistisch uit , want zowel timing en kostprijs als het aantal scholen zijn ondertussen gewijzigd. De duur van de operatie zal niet één, maar zeker drie legislaturen in beslag nemen. De kostprijs van de projecten ligt op dit ogenblik al 50 procent hoger dan geraamd, en het aantal deelnemende scholen is gevoelig geslonken. Ik weet dat u volgende week de eerste steen gaat leggen voor het eerste project van het gemeenschapsonderwijs. Uw voorganger, Frank Vandenbroucke, zei ons: Collegas, u zult me moeten helpen bij al die eerstesteenleggingen in het begin van de legislatuur en op het einde van de legislatuur met de opening van die scholen. Ik kan u geruststellen, minister, ik zal aanwezig zijn om u te helpen om de eerste steen te leggen in Sint-Niklaas.
Wat de aanbesteding betreft, hebben we in de media gelezen dat dertien bouwcombinaties staan te dringen om mee te doen. Naast de DBFM-operatie wordt in de beleidsnota echter ook een nieuwe inhaaloperatie vermeld: Op basis van de evaluatie zal ik beslissen over het opzetten van een bijkomende inhaaloperatie, onder welke vorm dan ook. Over die inhaaloperatie is al veel gesproken en geschreven.
Op dit ogenblik, bij de start van het laatste werkjaar van deze legislatuur, is het zeker tijd om te vragen naar een stand van zaken. Als de regering ter zake nog een initiatief wil nemen, moeten de krijtlijnen toch stilaan duidelijk worden. Minister, hoeveel DBFM-bouwprojecten zijn er ondertussen gestart? Zullen alle projecten starten deze legislatuur? Hoever staat het met de aanbesteding? Zal er een project afgewerkt zijn tegen het eind van de legislatuur? Wanneer en op welke wijze wilt u de broodnodige bijkomende inhaaloperatie inzetten voor de reguliere scholenbouw?
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : De heer De Meyer had het over de verouderde schoolgebouwen. Vele dateren van vóór 1950. Worden leegstaande schoolgebouwen ook opgenomen in de planning om gerenoveerd te worden? Door de lange looptijd van de projecten worden veel gebouwen gewoon gesloten omdat ze niet meer voldoen aan de normen van vandaag. In mijn stad zijn er verschillende, zelfs één groot waar gemakkelijk een duizendtal leerlingen zou terechtkunnen. Ze sluiten bijvoorbeeld omdat ze niet meer brandveilig zijn. Misschien kunt u remediëren door renovatiewerken versneld uit te voeren, naast de bouw van nieuwe scholen. Ik vraag me af of daar een lijst van gemaakt is door het Departement Onderwijs.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Dit debat is pertinent. We moeten de voorgeschiedenis erkennen. We zitten met een capaciteitstekort, vooral in de steden. Heel wat schoolgebouwen zijn met geld van de Vlaamse overheid gebouwd. Na dertig jaar komen die gebouwen zogezegd vrij, de inrichtende macht wordt dan eigenaar.
In een aantal steden zijn er schoolgebouwen vrijgekomen omdat er op een bepaald moment geen interesse was, ook vanwege de stadsvlucht en minder kinderen, en die hebben een andere bestemming gekregen. Dat moet worden onderzocht. Het gaat om middelen die ooit voor onderwijs zijn uitgetrokken. Minister, wellicht kunt u hier niet meteen op antwoorden, maar dat moet een keer worden meegenomen.
Ik vertel geen geheim als ik zeg dat de N-VA-fractie altijd een heel koele minnaar is geweest van DBFM. Het is een heel moeilijke procedure geweest, we hebben die alle kansen gegeven. Er waren heel wat wettelijke bezwaren om dat in formules te gieten. Anderzijds zijn er, buiten de DBFM-formule om, op veel plaatsen via pps-constructies samenwerkingen op touw gezet. Het is echter niet altijd vanzelfsprekend om een pps-formule op te zetten. In Brasschaat wordt er naast een school ook wooncapaciteit gecreëerd. Ik heb dat in mijn eigen gemeente ook geprobeerd, maar het is niet eenvoudig om daarvoor partners te vinden. We hebben het kunnen combineren met kinderopvang, en daar ben ik al blij mee. Tot voor enkele jaren was dat verboden. Dan kon je schoolgebouwen niet combineren met andere bestemmingen. Op dat vlak het geweer van schouder veranderen, is positief.
Blijft natuurlijk dat, los van de capaciteitsproblemen, onze infrastructuur sterk verouderd is. Er waren periodes waarin we wel meer mogelijkheden en ruimte hadden. Toen hebben we de toekomst niet voorbereid. Kinderen worden niet geboren in de kleuterschool. Je ziet sommige zaken toch van tweeënhalf of drie jaar tevoren aankomen. We hebben nu capaciteitsproblemen in het lager onderwijs, straks volgt het secundair onderwijs. In het masterplan voor ons secundair onderwijs moeten we heel wijs inzetten op het juiste soort scholen. Dan moeten we heel doelgericht werken aan die capaciteit.
Vorige week was ik niet aanwezig in de commissievergadering omdat ik deelnam aan een discussie over het katholiek onderwijs in de stad Antwerpen. Een volksvertegenwoordiger moet soms op het terrein zijn, net als u, minister. Van de inrichtende machten van het secundair onderwijs hoor ik toch dat ze de problemen echt wel onderkennen, en ook suggesties hebben voor antwoorden.
Minister, denkt u dat we een tweede DBFM zullen moeten opstarten zoals we dat hebben gedaan, of toch het geweer van schouder veranderen om meer autonomie te geven aan wat er lokaal mogelijk is in pps-constructies? Vorig jaar is er geopperd om een tweede DBFM-formule te laten starten. Graag daarover enige duidelijkheid, minister.
De heer Boudewijn Bouckaert : Mijnheer Van Dijck, u hebt me het gras voor de voeten weggemaaid. Ik wilde net dezelfde opmerking maken als besluit van ons bezoek aan Brasschaat. We hebben in de school van Brasschaat gezien dat een kleinschalige BFM, zonder D van design, succesvol is en slagkrachtiger blijkt te zijn. Pps-formules hebben een waarde omdat men op een goede manier de flexibiliteit van de privésector kan combineren met de financiering van de overheid. Voormalig minister Vandenbroucke zat hier principieel op het goede pad. De DBFM-operatie heeft tegenslag gehad omdat die heeft geleden onder de bankencrisis. Laten we dat eerlijk toegeven. Dat is niet te wijten aan de DBFM-formule as such.
Ik hoor van alle kanten, zeker ook van het gemeentelijk onderwijs, dat de DBFM-formule zoals die nu was opgevat, te grootschalig en te log was en dat we zouden moeten mikken op kleinschalige DBFM-formules, die, zoals Brasschaat heeft bewezen, goed werken. Minister, ik heb u dat ook al horen zeggen. Hoe ziet u dat in de toekomst?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik ben blij dat u verwijst naar de economische en financiële crisis. De DBFM-operatie was nog niet klaar, het financiële plaatje was niet rond, en dan kwam de crisis. Het was dus niet vanzelfsprekend om meer dan een doorslag daarvan te maken. Ondertussen is dat gebeurd. Er zijn 200 schoolgebouwen die in het kader van de DBFM zullen worden gebouwd. Het gaat om 165 schoolbouwprojecten, maar die staan voor 200 schoolgebouwen. Daarvoor zijn er voorcontracten getekend met de DBFM-vennootschap. Dat betekent dat de inrichtende machten die moesten instappen, ingestapt zijn.
Alle projecten zijn ondertussen ook opgestart. Eén project zit in de bouwfase, 54 projecten zijn in de aanbestedingsfase, 89 projecten in de vergunningsfase en 21 projecten in de ontwerpfase. Het Gemeentelijk Technisch Instituut (GTI) van Londerzeel is ondertussen in uitvoering. Eind juni 2014 wordt het opgeleverd. De heer De Meyer heeft verwezen naar de proefprojecten die in Sint-Niklaas worden opgestart: SBSO Baken, MPI Zonneken en het internaat Zonneken.
De afgelopen maanden werden tien projecten aan de aannemers voorgesteld. Dertien grote aannemersconsortia werden geselecteerd voor de bouw en het onderhoud van de DBFM-scholen. Om de drie weken wordt een publicatiemoment van telkens een vijf- tot tiental aanbestedingsdossiers gepland. Volgens de huidige planning en het huidige aanbestedingsritme worden tijdens deze legislatuur nog een twintigtal werven opgestart. De rest wordt in 2014-2015 opgestart, de meeste zullen in 2016-2017 opgeleverd zijn en in gebruik worden genomen.
Ik heb inderdaad ook al eerder gezegd dat dit een heel grote operatie is. Het is voor mij niet aan de orde om op dezelfde schaal met pps verder te gaan. We moeten kleinschaliger werken. U weet dat er met verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen naar alternatieve financieringsmogelijkheden wordt gezocht. Het is wel jammer dat de stad Antwerpen, waar we met het project van de mini-DBFMs begonnen waren om ten behoeve van het stedelijk en gemeenschapsonderwijs een schoolinfrastructuur op de Regatta-site te realiseren, niet wat sneller werkt. Ook Limburg is nu begonnen met een dossier om via verzekeringsmaatschappijen scholen te bouwen. U kent de constructie die op die manier wordt opgezet: een privépartner bouwt een school, die school wordt verkocht aan een verzekeringsmaatschappij of een pensioenfonds, die dan de school met een huurcontract langdurig ter beschikking stelt van een school. Dat is een mooie formule. De enige vraag die nog moet worden beantwoord, is hoe we dat ESR-matig neutraal moeten krijgen en in welke mate de Vlaamse overheid een garantie kan of moet geven zodat dat schoolgebouw voor een lange termijn kan worden gebruikt. U weet dat verzekeringsmaatschappijen vastgoed en pensioenfondsen moeten hebben om te beantwoorden aan de Baselnormen. Schoolgebouwen kunnen daarvoor dienen. Dat moet nog uitgeklaard worden. We moeten dat doen aan de hand van een concreet project. Ik hoop dat het project in Antwerpen met de nodige vaart kan worden opgestart. We wachten daarop. Limburg gaat nu ook starten. Dat is een heel mooie piste. Heel wat verzekeringsmaatschappijen zijn daarin geïnteresseerd. Daar liggen wel wat mogelijkheden.
U weet dat we ook het bankenplan van minister-president Peeters maar ook met betrekking tot de federale volkslening uitdrukkelijk hebben gesteld dat daarvoor scholeninfrastructuur in aanmerking moet komen.
Wat betreft de bijkomende middelen is er al verwezen naar de capaciteitsproblematiek. Die was niet opgenomen in het regeerakkoord. We zullen tijdens deze legislatuur afgerond maar liefst ongeveer 180 miljoen euro voor extra capaciteitsmiddelen geven, om ervoor te zorgen dat kinderen een plaats hebben. Dat is een heel groot bedrag. Daarnaast is er ook, mijnheer De Meyer, de extra 30 miljoen euro voor de reguliere scholenbouw. Ik ontken niet dat dit een kleine druppel is, maar het is een begin. Doordat die DBFM-operatie wat langer heeft geduurd dan we oorspronkelijk hadden gedacht, kunnen we ook die 150 miljoen euro voor de reguliere scholenbouw in de begroting houden. U weet dat dat bedrag eigenlijk lager is, en dat de beschikbaarheidsvergoedingen ervan moesten worden afgetrokken. Wij hebben ons tijdens de begrotingsopmaak altijd verzet tegen het feit dat men dat daar, ook in de toekomst, van zou aftrekken. Het zou een totaal verkeerd signaal zijn om die 150 miljoen euro drastisch te verminderen door de beschikbaarheidsvergoedingen ervan af te trekken. We moeten dat bedrag zeker houden. We hebben er nu 30 miljoen euro bij gedaan.
Het is ook geen geheim dat de volgende Vlaamse Regering meteen duidelijke keuzes zal moeten maken, onder andere met betrekking tot de scholenbouw. Op dit moment geven we in de begroting voor Onderwijs 2009-2014 ongeveer 1,8 miljard euro extra aan onderwijs. Ik weet en ik zal niet ontkennen dat een groot deel van die 1,8 miljard euro naar de indexatie van de lonen gaat. Maar die indexatie van de lonen vindt in onze buurlanden niet plaats. Mijn Nederlandse collega valt van haar stoel als ze hoort dat wij er in Vlaanderen in een crisisperiode in geslaagd zijn om 1,8 miljard euro extra aan onderwijs te geven.
En het gaat om nieuw geld. Ik verwijs naar de 53 miljoen euro voor het basisonderwijs en het nieuwe omkaderingssysteem, naar de 177 miljoen euro voor de capaciteit, naar de 30 miljoen euro voor de reguliere scholenbouw. Ik verwijs ook naar de meer dan 115 miljoen euro extra voor het hoger onderwijs. Dat zijn wel grote bedragen. Ik had al dat geld nodig om prioriteiten en noodwendigheden te financieren, maar dan kon ik mijn collegas in de regering niet overtuigen om nog extra geld aan onderwijs te geven terwijl ze eigenlijk al lonkend zaten te kijken naar de begroting van Onderwijs.
Het zal nog minstens drie legislaturen duren vooraleer heel die wachtlijst weggewerkt zal zijn. Als je alles telt wat erop staat, kom je aan 4,5 miljard euro. Dat is heel veel geld. We zullen dat moeten spreiden. Dat is ook een opportuniteit. Dat is goed voor de bouwsector, de werkgelegenheid en het investeringsklimaat. Het heeft ook een ongelooflijk voordeel. Doordat we de komende jaren zoveel scholen zullen moeten bouwen, zullen we meteen ook de scholen van de toekomst kunnen bouwen, volgens nieuwe concepten: ze zullen openstaan voor de gemeenschap en ook andere functies kunnen opnemen. Bovendien zullen ze ook de nieuwe informatica kunnen integreren. Dat zal voor de komende jaren de grote uitdaging zijn: hoe we de informatisering in ons onderwijs binnenbrengen. Ik maak mij daar zorgen over. We zullen het er later nog wel over hebben. De bouw van de nieuwe scholen is daartoe een unieke kans.
We moeten het allemaal niet zo negatief zien. Het is een ongelooflijke opportuniteit, maar dan wel een die de komende jaren en de komende twee legislaturen veel geld zal kosten. Een probleem dat daarbij rijst, is hoe je dat geld ESR-matig neutraal kunt investeren. Als je in gemeenschapsinfrastructuur investeert, moet je de Europese regels respecteren. Een debat daarover op Europees niveau lijkt mij wenselijk.
Ik heb geen planning. Er is geen lijst van leegstaande gebouwen. De autonomie geldt. Mochten wij dat allemaal opvragen, zouden wij planlast veroorzaken.
De dertigjarige periode voor schoolgebouwen is er. De heer Van Dijck pleit er min of meer voor om die periode te verlengen. Daarover moet een maatschappelijk debat plaatsvinden, zoals wij ook nog over veel andere onderwerpen zullen moeten debatteren. Een andere kwestie is de vraag wie in de toekomst die scholen moet bouwen. Is dat een taak van de overheid, voor welk net die ook zijn bedoeld? Dat is een mogelijkheid. Informeel heb ik die kwestie al ter sprake gebracht bij verantwoordelijken van de koepels van het gemeenschapsonderwijs. Ook daar is dat een issue. Er zijn er die stellen dat men, zoals in Nederland, de scholen moet laten bouwen door de overheid. Die overheid kan dan de lokale of de Vlaamse overheid zijn dat is dan weer een ander discussiepunt. Die scholen kunnen dan al of niet tegen een beschikbaarheidsvergoeding ter beschikking worden gesteld.
Hierover mag een maatschappelijk debat worden gevoerd. Het gaat om niet-evidente zaken, waarover bij de opmaak van het regeerakkoord geen afspraken zijn gemaakt. Mijnheer De Meyer, sommigen verwijten mij dat ik te veel doe en te veel wil doen. Ik heb daaraan dan ook niet voortgewerkt, want het is inderdaad veel werk. Maar de alternatieven zijn duidelijk op tafel gelegd. En wij hebben alternatieve denksporen uitgewerkt, via verzekeringsmaatschappijen, de volkslening en het bankenplan van de minister-president.
Ik vat samen. Ik geloof eerder in kleinschaligere pps-constructies dan in de grootschalige. Toch is wat wij nu hebben gerealiseerd een mooi project. Ik herhaal nog even dat het buitenland opkijkt naar Vlaanderen, want wij slagen erin om in een crisisperiode tweehonderd scholen te bouwen. Dat is niet evident, en betekent dat wij masochisme achterwege mogen laten en daarover tevreden mogen zijn. Tot zover mijn omstandig antwoord.
De heer Jos De Meyer : Het was zeker een omstandig antwoord. Toch wil ik een aantal beschouwingen en enkele vragen verwoorden. Het is duidelijk dat de oorzaak van het probleem is dat de afgelopen decennia te weinig middelen zijn opzijgezet voor scholenbouw. Stenen hebben geen vakbond.
Om het even in een breder perspectief te plaatsen, denk ik te mogen stellen dat uw voorganger in 2006 een dubbele operatie heeft opgezet. Enerzijds werden de reguliere budgetten verhoogd, zodat de wachtlijsten niet verder zouden aangroeien. Anderzijds kwam er een inhaaloperatie, met de verwachting dat men de historisch gegroeide achterstand gedeeltelijk zou kunnen wegwerken. Op dit ogenblik wordt hard gewerkt aan het DBFM-dossier. Het komt gelukkig in een stroomversnelling. Zonder afbreuk te doen aan de enorme inspanningen op dit vlak, mogen wij de operatie niet overschatten. Zij heeft betrekking op 4 procent van het gebouwenpark.
Voor het vrij gesubsidieerd onderwijs zal deze operatie op kruissnelheid ertoe leiden dat ongeveer 60 miljoen euro van de middelen ervan uitgaand dat die op hetzelfde niveau blijven wordt gebruikt voor de DBFM-operatie. Er blijft dan 100 miljoen euro over voor de reguliere dossiers op de wachtlijst. Er gaat dus 60 miljoen euro naar 4 procent van de oppervlakte, terwijl 100 miljoen euro gaat naar de resterende 96 procent. En die laatste moet toch ook worden onderhouden en gerenoveerd. Dat is natuurlijk op termijn onhoudbaar.
Een van de elementen waarover wij moeten nadenken is de kostprijs per vierkante meter voor scholenbouw. Wegens het normatief kader neemt die kostprijs voortdurend toe. In het verleden heb ik het al gevraagd: zou het niet zinvol zijn om een studie te bestellen om na te gaan hoe wij in de toekomst duurzame scholen kunnen bouwen met een lagere kostprijs dan vandaag het geval is? Het huidige normatief kader is dermate duur en doet jaar na jaar de kostprijs stijgen, waardoor de subsidies jaar na jaar moeten worden opgetrokken om de achterstand gewoon niet groter te maken. Wij moeten durven na te denken over dat normatief kader.
Wij mogen niet verwachten dat pps-constructies een deus ex machina zijn. Het project van Brasschaat is voor Brasschaat zinvol. Het is erg kleinschalig. Wij moeten echter twee zaken goed nagaan: de overheadkosten en de toekomstige financieringskosten. Hoe men het ook draait of keert: pps leidt tot een hogere kostprijs. Houd daar alsjeblief rekening mee. De kunst is de beperkte overheidsmiddelen optimaal gebruiken, en daarom dat ik zo-even mijn vraag stelde.
Minister, u verwees naar de belangrijke inspanningen om de capaciteit op te drijven. Dat klopt. Maar gisteren kreeg ik een interessant antwoord op een schriftelijke vraag over wat er nu in deze legislatuur is aangevraagd en wat er is gerealiseerd. Het is me opgevallen dat er reeds realisaties zijn uitgevoerd voor meer dan 23 miljoen euro, dat er voor 18 miljoen euro projecten zijn opgestart en dat er voor 26 miljoen euro nog moeten worden opgestart. Het begrip hoogdringend mag gerelativeerd worden. Het vergt vrij veel tijd, en dat is normaal. De mensen die zeiden dat hun kinderen zonder die middelen op 1 september geen plaats zouden hebben, kregen ongelijk. De cijfers waren voor mij een serieuze openbaring.
Ik heb ze grondig bekeken en zal alles verder bestuderen. Het valt me op dat de middelen niet evenredig verdeeld zijn naargelang de grootte van de netten. Het gemeenschapsonderwijs en het officieel onderwijs krijgen heel wat middelen, het vrij gesubsidieerd onderwijs wordt echter uitermate karig bedeeld. Dat is veelal omdat de structuur van werken het voor hen niet gemakkelijker maakt. De manier waarop de aanvragen gebeuren en in de tijd worden gespreid, stemt tot nadenken. Er moet maar eens gecommuniceerd worden dat die dringendheid niet zo scherp is als de media laten uitschijnen. De communicatie moet correcter verlopen. (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
Ik hoop dat ze dit verslag nalezen. Ik hoop dat de burgemeesters van sommige steden en gemeenten het nalezen. (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
De inhaaloperatie blijft voor mij een beetje onduidelijk. U spreekt over een eventuele operatie in samenwerking met de banken. U spreekt over federale initiatieven. Bij mijn weten kan men federaal intekenen en krijgt men dan 0,5 of 0,75 procent meer. Dat is jammer genoeg nog geen groot succes geweest. Het gaat hier over heel kortlopende kredieten terwijl het juist eigen is aan de leningen voor schoolgebouwen dat ze over een lange periode lopen. Een van de moeilijke discussies met de banken gaat over die langlopende kredieten aan betaalbare rente. De banken hebben ter zake vrij recentelijk hun rente verhoogd. Dat heeft minister Muyters er niet bij verteld toen ik hem voor het zomerreces ondervroeg over het nieuwe akkoord met de banken.
Als we willen dat er bij de aanvang van de volgende legislatuur een tweede inhaaloperatie wordt gestart, dan moeten we dat vandaag voorbereiden. Belangrijk decretaal werk is legislatuuroverschrijdend. Ik neem het voorbeeld waar u zelf graag naar verwijst: de hervorming van het secundair onderwijs moet legislatuuroverschrijdend zijn, het kan niet anders. U hebt een masterplan voorgelegd met het verwachtingspatroon dat het in de volgende legislatuur wordt opgestart en in de legislatuur daarna mogelijks wordt voltooid. Als we een grondige aanpak wensen voor de schoolinfrastructuur, dan loopt dat over minimaal drie legislaturen. Dat hebben we gezien met de DBFM-projecten.
Het is absoluut noodzakelijk dat u en de regering een taskforce oprichten om deskundigen en verschillende kabinetten rond de tafel te brengen zodat er nog ideeën kunnen worden uitgewerkt, zodat er bijkomend onderzoek gebeurt en zodat er effectief een dossier wordt gerealiseerd voor de start van de volgende regering. Zonder bijkomende middelen zullen we de lange wachtlijst niet gevoelig kunnen inkorten. Alleen met het plannen van een inhaaloperatie zullen we er nooit komen.
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop: Ik heb een bijkomende specifieke vraag. Minister, u hebt bij de aanpak van de capaciteitsproblematiek gezegd dat u gesprekken zou voeren met onderwijsverstrekkers om de criteriaset voor de wachtlijsten aan te passen zodat de aanvragen sneller zouden kunnen worden beantwoord. Wat is de stand van zaken inzake dit overleg? Niet alleen op het vlak van de capaciteit maar ook op het vlak van veiligheid, hygiëne en gezondheid zijn er hoge noden. U gaf zelf aan dat u daarin wou prioriteren. Dat lijkt me fundamenteel. Wanneer kunnen we de nieuwe set van criteria verwachten? Het uitfilteren van de wachtlijsten is absoluut noodzakelijk. We moeten een correct beeld krijgen van de prioritaire noden op basis van het onderscheid tussen capaciteitsuitbreiding en renovatie binnen de bestaande wachtlijsten.
De heer De Meyer verwees er al naar. Op het vlak van normering wordt het alsmaar duurder om te bouwen. Zo zijn ook de energieprestatienormen strenger geworden. Hoe kijkt u daartegen aan? Praat u daarover met uw collega-ministers?
De Vlaamse Regering had het vaak over de rol van het Vlaams Energiebedrijf inzake renovatie en energieprestatie van schoolgebouwen. Er wordt nooit gezegd hoeveel middelen daaraan zouden worden besteed en op welke manier dat zou kunnen worden afgeleid naar schoolinfrastructuur. Kunt u daar iets over zeggen?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet: We hebben al met verschillende mensen samengezeten, mijnheer De Meyer. De koepels hebben ook al mensen samengebracht. Maar niemand heeft een toveroplossing. Het antwoord ligt in bijkomende middelen. Misschien moet de overheid zorgen voor een andere constructie van de verzekeringsmaatschappijen en de pps-projecten. We zitten ook geblokkeerd op Europees vlak. Die oefening is gebeurd. Daar is geen grote ruchtbaarheid aan gegeven.
Het enige criterium voor de aanpak van de wachtlijsten was altijd de chronologie. Daar werd al veel over vergaderd. Iedereen is er nu van overtuigd dat dat niet meer kan, dat is voorbijgestreefd. Nu wordt gepraat over andere criteria. Over twee weken is er weer een relatief belangrijke vergadering daarover. We zullen een stand van zaken opmaken. Het is de bedoeling om daar tijdens deze legislatuur een besluit over te maken zodat we criteria kunnen opstellen. U weet dat ik een ronde van Vlaanderen doe. Ik ontmoet alle directeurs van het basis- en het secundair onderwijs. Ik voel dat de mensen meerdere criteria willen naast de chronologie. Na de vergadering van half oktober moeten we een round-up maken en proberen een besluit te maken om in eerste lezing naar de Vlaamse Regering te brengen voor de winter.
We vragen aan iedereen om de energieprestatienormen na te leven, en dus ook aan de scholen. We kunnen dat niet maken. Als die normen goed worden nageleefd, sparen ze dat later uit aan energiekosten. Het is belangrijk dat goede praktijken worden gedeeld, want we staan eigenlijk nog maar aan het begin. We hebben proefprojecten gehad, er zijn ook andere architecten bezig. Vorige week heb ik de Vierwindenschool in Molenbeek geopend, waar architecten op een andere manier hebben geprobeerd om energiezuinig en met hoge energieprestatienormen te werken. Dat was iets minder duur. Het wordt allemaal meegenomen. Het is een piste die we verder moeten bewandelen, daar hebben we geen keuze in. Je kunt aan anderen niet zeggen dat ze gebouwen moeten bouwen volgens de energieprestatienormen, en dat dan zelf voor onze schoolgebouwen niet doen. Dat kun je niet maken.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Minister, bij het opnieuw bekijken van de criteria heb ik begrepen dat chronologie een rol blijft spelen. Het is belangrijk dat dat, naast andere elementen, niet wordt geschrapt.
Als ik pleit voor een studie om een normatief kader verder te bestuderen, is het niet de bedoeling om in de toekomst niet meer duurzaam te bouwen, maar wel om te onderzoeken hoe duurzaam kan worden gebouwd tegen een lagere kostprijs. Vanuit de koepels wordt daarop aangedrongen. De kostprijs van deze studie kan nadien ruim worden uitgespaard in de uitgaven. Daar wil ik op aandringen.
Minister Pascal Smet : Ik zal het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs vragen om dat mee te nemen.
De voorzitter : Voor we aan de volgende vraag om uitleg beginnen, wil ik opmerken dat ik het ongehoord vind dat de vergadering wordt begonnen zonder de aanwezigheid of vervanging van de voorzitter. Het minste dat men kan doen, is een telefoontje plegen om te weten of ik in de buurt ben. Anders stelt men een andere voorzitter aan.
Het trekt op niks dat u, mijnheer De Meyer en u, minister, de vergadering beginnen. Ik zal daarover een brief sturen aan de heer Peumans. Dit trekt op niks. Het is een schending van de parlementaire logica.
De heer Jos De Meyer : Het is de minister die heeft gevraagd
De voorzitter : Ik wacht altijd op u. Ik was een paar minuten te laat en u begint om 10 uur stipt. U komt soms 10 minuten te laat. Dan wacht ik geduldig op u. Iedereen kan al eens in vertraging zijn. De heer De Meyer moet zijn vraag niet beginnen te stellen als de voorzitter niet aanwezig is.
Minister Pascal Smet : Dat was een grapje. Het was een samenloop van omstandigheden. De heer De Meyer speelde mee en op dat moment komt u binnen, voorzitter, en dan heeft hij zijn vraag om uitleg verder blijven stellen. Ik zou er niet zwaarder aan tillen dan dat.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, we zullen een motie indienen.
De voorzitter : De interpellatie is afgehandeld.