Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 18/09/2013
Interpellatie van de heer Bart Martens tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, en tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof tot vernietiging van artikel 7.4.1/2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en het uitblijven van de aangekondigde maatregelen tot versnelling van investeringsprojecten
- 147 (2012-2013)
Interpellatie van de heer Jan Penris tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de vernietiging door het Grondwettelijke Hof van het artikel 7.4.1/2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de gevolgen hiervan voor een aantal grote projecten
- 149 (2012-2013)
Interpellatie van mevrouw Gwenny De Vroe tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, en tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof tot vernietiging van artikel 7.4.1/2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening voor de wettigheid van ruimtelijke uitvoeringsplannen en stedenbouwkundige vergunningen
- 150 (2012-2013)
Interpellatie van de heer Dirk Peeters tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de gevolgen van de recente uitspraak van het Grondwettelijk Hof voor veel belangrijke investeringsprojecten in Vlaanderen
- 151 (2012-2013)
Interpellatie van de heer Lode Vereeck tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, en tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof tot vernietiging van artikel 7.4.1/2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
- 153 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens : Voorzitter, ministers, collegas, mijn interpellatie gaat over het arrest van het Grondwettelijk Hof van 31 juli van dit jaar, waarmee het Hof een validatieartikel vernietigde dat wij via een voorstel van decreet hadden ingeschoven in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO). Dat artikel was er gekomen na een arrest van de Raad van State, dat het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied Dendermonde, met daarin begrepen de gevangenis van Dendermonde, had vernietigd.
De Raad van State oordeelde destijds dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, omdat het ruimtelijk uitvoeringsplan was gebaseerd op het befaamde Integratiespoorbesluit, een besluit waarmee de MER-procedure (milieueffectenrapport) beter en korter aanknoopt bij het ruimtelijk uitvoeringsplan. Bij het op te starten milieueffectenonderzoek volstaat het dan dat de kennisgeving gebeurt via een melding op een website, en niet via een publicatie in een krant of via aanplakking. Publicatie in de krant of aanplakking is wel noodzakelijk als het klassieke spoor wordt gebruikt voor de opmaak van een plan-MER dat een ruimtelijk uitvoeringsplan begeleidt.
De Raad van State merkte in de zomer van 2011 op dat die kennisgeving er niet is bij dat Integratiespoorbesluit, en dat aldus de rechten van de belanghebbenden geschonden zijn, omdat die veel moeilijker of pas veel later op de hoogte kunnen zijn van het feit dat ze kunnen inspreken bij de inhoudsafbakening van zon milieueffectenrapport dat een ruimtelijk uitvoeringsplan moet voorafgaan.
Wij hebben toen vanuit de meerderheid, gesteund door de meeste oppositiepartijen, geoordeeld dat we de gevolgen van dat arrest enigszins in toom moesten houden door al die ruimtelijke uitvoeringsplannen die via het integratiespoor waren opgemaakt, te valideren en vast te leggen dat men voor die specifieke plannen niet die onwettigheden kon inroepen op basis van het feit dat het Integratiespoorbesluit was gevolgd en er geen kennisgeving was gebeurd via krant of aanplakking.
We hebben dat gedaan om de juridische collateral damage binnen de perken te houden. Anders zouden immers de tientallen ruimtelijke uitvoeringsplannen die via het Integratiespoorbesluit zouden zijn opgemaakt, behept zijn met de onwettigheid. Ook elke vergunning die op zon plan rust, kan dan met succes in geding gebracht en vernietigd worden op basis van dat befaamde artikel 159 van de Grondwet, de exceptie van onwettigheid. Dus zelfs als het ruimtelijk uitvoeringsplan destijds niet is aangevochten voor de Raad van State en er zelfs niemand een verzoek tot schorsing of vernietiging op had ingediend, dan nog had men nadien een vergunning die op zon plan rust, voor de rechter kunnen brengen en met succes kunnen laten vernietigen. Het waren die gevolgen die wij wilden voorkomen door de invoering van zon validatieartikel.
We hebben dat destijds gemotiveerd door te stellen dat er dwingende motieven van algemeen belang in het geding zijn en dat het heel veel tijd en geld zou kosten om al die procedures vanaf het begin over te doen. We hebben nu echter moeten vaststellen dat het Grondwettelijk Hof die redenering niet volgt. Het Hof stelt dat die dwingende motieven van algemeen belang niet verantwoorden dat op discriminerende wijze afbreuk wordt gedaan aan de rechten van de betrokken belanghebbenden. Het Hof verwijst onder andere naar het Verdrag van Aarhus, dat in inspraakmogelijkheden voor derde belanghebbenden voorziet, en naar artikel 23 van de Grondwet, het recht op een gezond leefmilieu en een goede ruimtelijke ordening.
Doordat het Grondwettelijk Hof dat arrest heeft vernietigd, ook zonder de rechtsgevolgen in stand te houden, zitten we nu opnieuw met de situatie van na het arrest van de Raad van State rond het ruimtelijk uitvoeringsplan Dendermonde en zitten we opnieuw met het gegeven dat alle vergunningen die gestoeld zijn op een ruimtelijk uitvoeringsplan, opgemaakt met het Integratiespoorbesluit, met succes in geding kunnen worden gebracht en vernietigd kunnen worden.
Dat zet tientallen investeringsprojecten in Vlaanderen op losse schroeven. Daar zijn veel kleine investeringsprojecten bij, maar toch ook een paar grote kleppers. Ik breng er één onder de aandacht: het Stevin-project, dat een nieuwe ruggengraat zou moeten creëren in het hoogspanningsnet in West-Vlaanderen. Dat project is noodzakelijk om de laatste vier windmolenparken op zee te kunnen aansluiten op het land, maar ook om de decentrale productiecapaciteit bij bedrijven in West-Vlaanderen, bedrijven die willen investeren in warmte-krachtkoppeling, in windmolens en zo meer, nog op het net te kunnen krijgen.
In een persbericht van Voka lezen we en ik duizelde zelf van dat getal dat er ongeveer 4 miljard euro aan investeringen vasthangen aan het Stevin-project. Het gaat niet enkel om die investeringen, maar ook om het halen van de Europese doelstellingen. Als die vier windmolenparken niet kunnen worden aangeknoopt, dan wordt het voor ons land zeer moeilijk, zo niet onmogelijk, om tegen 2020 13 procent van de energie uit hernieuwbare energiebronnen te halen, wat de Europese richtlijn voorschrijft. Er is dus een mega-investering die op losse schroeven komt te staan, die mogelijk niet zou kunnen doorgaan.
Er zijn ook problemen op het vlak van bevoorradingszekerheid. In de periode dat de vier windmolenparken operationeel zouden moeten worden, worden ook de eerste kerncentrales gesloten. Het Stevin-project is ook noodzakelijk om de Nemo-verbinding de hoogspanningsverbinding met Groot-Brittannië te kunnen realiseren. Op het vlak van bevoorradingszekerheid hangt er dus heel wat aan vast. Er hangt ook heel wat aan vast voor de offshore-windindustrie. We kunnen met een zekere fierheid zeggen dat in de helft van de offshore-windmolenparken in heel de wereld Vlaamse bedrijven betrokken zijn. Als het Stevin-project niet doorgaat en de laatste vier projecten niet kunnen worden gerealiseerd, verliezen die bedrijven ook een visitekaartje waarmee ze kunnen uitpakken in de rest van de wereld. Het belang van het project kan dus zeker niet worden onderschat.
Ik wil het Stevin-project onder de aandacht omdat in de praktijk de kennisgeving via kranten wel is gebeurd. De derdebelanghebbenden hebben een folder in de bus gekregen. Bij het begin van de kennisgevingsprocedure is er een persconferentie van Elia geweest. Die is opgepikt door niet minder dan drie kranten. Dat is meer dan de publicatie in één krant die normaal in het klassieke spoor vereist is. De kennisgeving is in gemeentelijke informatiebladen verschenen enzovoort. We kunnen stellen dat het publiek veel beter op de hoogte was bij de kennisgeving en de planafbakening van het milieueffectenrapport en het feit dat ze konden inspreken, dan bij het bewandelen van het klassieke spoor. Specifiek voor het Stevin-project kan men moeilijk opwerpen dat de belangen van derdebelanghebbenden niet zijn gevrijwaard of dat ze onvoldoende in kennis werden gesteld om in te spreken bij de inhoudsafbakening van het milieueffectenrapport.
Ministers, het feit dat dit arrest er is, kan ik jullie moeilijk ten kwade duiden. Er is de scheiding der machten. Het Grondwettelijk Hof beslist wat het denkt te moeten beslissen. We kunnen er alleen maar akte van nemen en er de gevolgen uit trekken. Wat wel onder jullie verantwoordelijkheid valt, is het feit dat sinds het befaamde arrest van de Raad van State over het ruimtelijk uitvoeringsplan Dendermonde, het befaamde Integratiespoorbesluit niet is aangepast. Nochtans was dat een toezegging van minister Schauvliege, namens de beide ministers, in oktober 2011. Toen werden er vragen om uitleg gesteld door de heren Vandaele en Van Malderen over wat men ging doen om de gevolgen van het arrest binnen de perken te houden en welk gevolg er aan het arrest van de Raad van State zou worden gegeven. Toen heeft minister Schauvliege, namens de beide ministers, gezegd dat het Integratiespoorbesluit onmiddellijk zou worden aangepast zodat de kennisgeving in de toekomst voor de RUPs die via het Integratiespoorbesluit worden opgemaakt, op dezelfde manier zou gebeuren als in het klassieke spoor, wat wil zeggen via aankondiging in minstens één krant en via aanplakborden. Minister, u hebt letterlijk gezegd: Verder zullen de uitvoeringsbesluiten met daarin de ingeroepen onwettigheid tussen het plan-MER-besluit en het Integratiespoorbesluit zo snel mogelijk worden aangepast. Ik zal daar zo snel mogelijk werk van maken zodat dat definitief van de baan is. En nog eens: Daarnaast gaan we voor de procedures die nu nog moeten starten, het besluit aanpassen wat het integratiespoor betreft, en gaan we op dezelfde manier kennisgeving doen als in het decreet algemene bepalingen inzake milieubeleid. Twee jaar later moet ik vaststellen dat er van het aangepast besluit niets in huis is gekomen en dat er niet eens een eerste principiële goedkeuring van zon aangepast besluit is geweest. Nochtans moeten er in dat besluit maar één of twee zinnetjes worden bijgeschreven. Moeilijk lijkt het me niet te zijn. Ik vind dat het getuigt van een bestuurlijke nonchalance die alleen maar meer rechtsonzekerheid met zich meebrengt.
Ik wil ook nog opmerken dat we niet alleen vruchteloos hebben gewacht op een aangepast Integratiespoorbesluit, maar ook op een echte integratie van het milieueffectenonderzoek in de procedure tot opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan. Men noemt het wel Integratiespoorbesluit, maar de facto verloopt het milieueffectenonderzoek en de opmaak van het RUP nog altijd sequentieel. De stappen worden na elkaar gezet. Ze worden wel beter verknoopt, in die zin dat na de plenaire vergadering die zich uitspreekt over een voorontwerp van RUP, de MER-cel meteen de geldigheidsverklaring van het milieueffectenrapport kan beslissen. Een volwaardige integratie, zoals bijvoorbeeld in Wallonië, is dat nog altijd niet. Ook hiertoe had de regering zich geëngageerd. Ik heb er de minister-president nog eens aan herinnerd in de voortgangsrapportage van de commissie Versnellingen in maart van dit jaar. Ook hier is er nog geen eerste decretaal initiatief dat werk maakt van zon volwaardige integratie van het milieueffectenrapport in de procedure tot opmaak van het RUP, hoewel met zon volwaardige integratie minstens één jaar versnelling kan worden gerealiseerd. Ik heb in mijn tekst nog verwezen naar de passages in de beleidsnota en beleidsbrieven waar die betere integratie staat aangekondigd. Ik ga ze niet allemaal voorlezen. Ik denk dat het duidelijk is dat het nog altijd wachten is op de volwaardige integratie.
Ten slotte wachten we ook nog altijd op een ontwerp van decreet in verband met dat befaamde decreet over de versnelling van complexe investeringsprojecten. Minister Muyters had aangekondigd dat hij dat begin 2013 op de ministerraad zou brengen. Ik heb gemerkt dat dat in het voorjaar van 2013 effectief een eerste keer principieel is goedgekeurd. Op 28 mei 2013 is dat voor advies naar de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) gestuurd. Op 4 juli 2013 hebben die advies uitgebracht. Maar bon, de volgende stap, een tweede principiële goedkeuring van dat decreet, voor advies naar de Raad van State, hebben we nog altijd niet gezien. Ik zou willen weten wat de stand van zaken is.
Kort samengevat, zitten we met een arrest dat zeer verregaande gevolgen heeft en moeten we zeer snel duidelijkheid verschaffen over de mate waarin we de gevolgen nog kunnen beperken. Ondertussen heeft men nagelaten om maatregelen te nemen, wat nog meer RUPs in de soep heeft doen draaien. Als men, zoals destijds was aangekondigd door minister Schauvliege, snel dat Integratiespoorbesluit had aangepast, hadden we kunnen voorkomen dat er nog RUPs zouden worden opgemaakt waar men bijna op voorhand van kon weten dat zij in de onwettigheid zouden eindigen of onwettige vergunningen zouden opleveren. Dat is toch iets dat ik de ministers aanreken.
We kunnen spreken van een ondraaglijke traagheid in het proces van het versnellen van investeringsprojecten, als je ziet wat er allemaal is aangekondigd en waar we vandaag nog maar staan. We zitten nu in het laatste halfjaar van de legislatuur en het moet allemaal nog worden goedgekeurd.
Daarom heb ik de volgende vragen voor beide ministers. Wat zijn nu de gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof? Hoeveel RUPs die zijn opgemaakt via het bestreden integratiespoor worden nu onwettig met dat arrest?
Is er voor een deel van die RUPs nog een reparatie mogelijk binnen de contouren van het arrest, bijvoorbeeld via de inbouw van een soort bestuurlijke lus, waarbij men een stuk van de procedure herneemt, vanaf het openbaar onderzoek? Wat met het Stevin-RUP? Daar waren de facto wel alle stappen in het kader van openbaarheid gegeven en wel alle inspraakmogelijkheden geboden. Zou men daar überhaupt toch nog de wettigheid van kunnen bepleiten?
Zal de procedure voor de andere RUPs worden hernomen? Of wordt er gewerkt aan een afwijkende procedure, waarin dezelfde mogelijkheid voor belanghebbenden op inspraak wordt gewaarborgd? Hoe valt te verantwoorden dat twee jaar na het arrest van de Raad van State waarin het Integratiespoorbesluit onwettig werd verklaard, dat besluit nog steeds niet is aangepast? Zal die aanpassing alsnog gebeuren? Of wordt dat besluit ingetrokken en wordt iedereen naar het generieke, klassieke spoor gestuurd? Hoe valt te verantwoorden dat er na dat arrest van de Raad van State nog nieuwe RUPs werden opgestart op basis van het onwettig verklaarde Integratiespoorbesluit? Werd hierover dan niet gecommuniceerd naar de initiatiefnemende besturen?
Waar blijft het decreet over de complexe investeringsprojecten? Waar blijft de volwaardige integratie van de milieueffectbeoordeling in de procedure voor de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen die niet onder het Investeringsdecreet vallen?
De voorzitter : De heer Penris heeft het woord.
De heer Jan Penris : De heer Martens is, zoals gewoonlijk, omstandig genoeg geweest in zijn inleidende uiteenzetting, zodat ik de juridische feitelijkheden niet meer moet herhalen en me kan beperken tot het politieke aspect van dit pijnlijke echt pijnlijke verhaal. In dit dossier is gebroddeld door iedereen, door de uitvoerende en de wetgevende macht, serieus gebroddeld. Misschien met de beste bedoelingen, dat sluit ik niet uit, want we willen allemaal dat de grote projecten in onze samenleving zo snel mogelijk worden gerealiseerd, maar we moeten er toch rekening mee houden dat er bepaalde dwingende wetgeving is, die boven ons allemaal staat.
Als we sinds augustus 2011 wisten dat het Integratiespoorbesluit was aangetast door de onwettigheid, is inderdaad de politieke vraag: waarom heeft het zo lang geduurd om daaraan te remediëren? Waarom is de regering meer dan twee jaar blijven stilzitten?
Nochtans hadden de regeringsleden bij herhaling aangekondigd dat ze het gingen veranderen. Ik heb hier één voorbeeldje. De heer Martens heeft er enkele andere aangehaald. In een vraag van 11 oktober 2011 van de heer Vandaele tot de minister zegt de minister op het einde van haar uiteenzetting: Het cynische van de situatie is dat ik als parlementslid zelf nog een vraag om uitleg heb gesteld aan de toenmalige minister van Ruimtelijke Ordening, om hem te waarschuwen voor een ongelijkheid in het integratiespoor en het decreet algemene bepalingen inzake milieubeleid. Ik vrees dat de geschiedenis mij gelijk heeft gegeven. Ondertussen zal ik proberen om er iets aan te doen.
Wel, minister, ik vind zon uitspraak ook bijzonder cynisch. U wist dat het fout zat. Als parlementslid drong u aan op een rechtzetting van die fout. Als minister had u de mogelijkheid om de fout effectief recht te zetten en u hebt dat nagelaten. De vraag is waarom.
Dan komen we bij onze eigen verantwoordelijkheid. We hebben geprobeerd om via het validatieartikel de boel recht te trekken, wel wetende dat we daar ook in de fout gingen. De heer Peeters haalt dat zeer terecht aan in zijn vraag. We wisten dat we in conflict zouden komen met de Grondwet. We wisten dat we het gelijkheidbeginsel zouden schenden, ook met zon validatieartikel. En toch zijn we doorgegaan.
Het is niet de eerste keer, collegas, dat ons wetgevend werk wordt teruggefloten. Ik heb dat in andere beleidsdomeinen ook al bij herhaling moeten vaststellen. Wij zijn als Vlaams Parlement, als wetgever, als decreetgever niet goed bezig. Wij worden te vaak teruggefloten. We moeten daar eens systematisch over nadenken, hoe we daar kunnen aan ontsnappen. Voorafgaande wettelijke toetsing lijkt mij de meest logische oplossing. Maar om de een of andere reden wordt die niet toegepast. Onze legistieke dienst is afgeschaft. De parlementsleden zelf beschikken blijkbaar niet meer over de nodige juridische bagage om dat soort fouten te zien aankomen. En als er dan toch iemand is die er een ziet aankomen, dan wordt die weggelachen, want meestal gaat het om iemand van de oppositie. Ik zou zeggen: niet goed bezig, we hebben met zijn allen gebroddeld en we hebben nu het tegenovergestelde bereikt van wat we wilden. We wilden de dingen versnellen en we hebben ze vertraagd. Jammer, want er zijn een aantal infrastructuurprojecten die de vertraging zeker niet verdienen.
Mijn vragen zijn de volgende. Welke infrastructuurprojecten worden door de vernietiging van artikel 7.4.1/2 opnieuw blootgesteld aan mogelijke procedures?
Hoeveel procedures werden er na het arrest van het Grondwettelijk Hof reeds opgestart tegen vergunningen die zijn verleend op basis van ruimtelijke uitvoeringsplannen waarin het integratiespoor werd gevolgd?
Waarom en dit is politiek de belangrijkste vraag heeft de Vlaamse Regering de door de Raad van State aangeduide onwettigheid in het Integratiespoorbesluit van 18 april 2008 nooit geremedieerd?
De voorzitter : Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Voorzitter, ministers, collegas, reeds in 2009, van bij het aantreden van deze Vlaamse Regering, werden via Vlaanderen in Actie allerlei groots aangekondigde initiatieven beloofd. Deze Vlaamse Regering zou het kader voor investeringen in Vlaanderen aanpassen. Ze zou ervoor zorgen dat vergunningen sneller en efficiënter worden afgeleverd. Er werden speciale commissies opgericht, de regering kondigde geïntegreerde trajecten aan, er zouden omgevingsvergunningen komen en snellere beroepsprocedures, enzovoort, enzovoort.
De hoge woorden werden niet geschuwd om te wijzen op de daadkracht van deze Vlaamse Regering. Dat was in elk geval wat men ons probeerde wijs te maken. Het rapport dat minister Muyters en minister Schauvliege kunnen voorleggen omtrent dit dossier, is in één woord beschamend. Een C-attest: meer zit er echt niet in.
Met het recente arrest van het Grondwettelijk Hof dat het artikel van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening vernietigde, was het opnieuw prijs. Burgers, bedrijven en ondernemers vragen en verdienen rechtszekerheid. De Vlaamse Regering zorgt echter voor toenemende onzekerheid. Denken we aan de digitale bouwaanvraag of de omgevingsvergunning: het blijft wachten op concrete resultaten. Bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen blijven de dossiers zich opstapelen. Het ene na het andere project wordt door de Raad van State en andere rechtbanken vernietigd. En de Vlaamse Regering staat erbij en kijkt ernaar.
Ook met dit arrest is het niet anders. Door de vernietiging in 2011 van het zogenaamde. integratietraject door de Raad van State, was het duidelijk dat remediëring zich aandiende. In plaats van actie te ondernemen, heeft de Vlaamse Regering gedaan waar ze goed in is: bij de pakken blijven zitten en beslissen om niets definitief te beslissen. De gevolgen zijn desastreus. Verschillende belangrijke investeringsprojecten komen op de helling te staan: een lelijke streep door de rekening van vele ondernemers in deze economisch barre tijden.
Het meest in het oog springende element in dit dossier de collegas verwezen er al naar is het stilzitten van de twee bevoegde ministers. Reeds ten tijde van het arrest van de Raad van State in 2011 kondigden beide ministers aan om de nodige stappen te ondernemen. Ze wilden de oorzaken van de schending van het gelijkheidsbeginsel wegnemen en dus latere juridische stappen vermijden. Ze wilden dus een oplossing vinden. Vandaag, september 2013, is daar nog niets van in huis gekomen. Meer nog, men blijft het integratiespoor bij plan- en vergunningsdossiers hanteren alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Daarnaast blijft het Vlaams Parlement wachten op het aangekondigde investeringsdecreet en op de aangekondigde integratie van de MER-procedure in de ruimtelijke planprocedure. Indien er in dit dossier geen sprake is van schuldig verzuim in juridische termen, dan toch minstens in politiek-bestuurlijke termen.
Ministers, collegas, het toppunt is bovendien dat het arrest van het Grondwettelijk Hof er onder andere komt op vraag van bedrijven en partners die zelf een project willen realiseren waarvoor er geen draagvlak is. Dat is onder andere het geval voor een van de verzoekende partijen, namelijk nv Recover Energy, die tegen de wil van eenieder een afvalenergiecentrale wil realiseren in Kampenhout-Sas. Er is voor dit project in de ruime omgeving geen draagvlak, denken we maar aan de meer dan 25.000 bezwaarschriften in het dossier. Dat bedrijf maakt nu gebruik van de laksheid van de Vlaamse Regering om het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP), dat de inplanting van deze afvalenergiecentrale voor eens en voor altijd onmogelijk moet maken, ongrondwettelijk te laten verklaren. In plaats van de omwonenden van Kampenhout-Sas eindelijk definitieve zekerheid te geven dat de afvalenergiecentrale er niet komt, komt de geldigheid van het PRUP nu op de helling te staan. Mijn fractie wil een dringende oplossing en is bereid steun te verlenen aan elke oplossing die op korte termijn voor rechtszekerheid kan zorgen. Volgens Open Vld moeten de bestaande juridische mogelijkheden onverkort worden gebruikt.
Wat zijn de precieze gevolgen van het voornoemde arrest van het Grondwettelijk Hof voor de wettigheid van RUPs en van stedenbouwkundige vergunningen die op basis van het integratiespoor tot stand zijn gekomen? Om hoeveel RUPs en stedenbouwkundige vergunningen gaat het? Om welke RUPs en stedenbouwkundige vergunningen gaat het precies?
Welke reparatiemogelijkheden zijn er met betrekking tot deze gevolgen? Binnen welke termijn kunnen die maatregelen worden getroffen? Met betrekking tot welke dossiers zal de volledige procedure opnieuw moeten worden doorlopen? Hoeveel vertraging zal hierdoor worden opgelopen? Wat zullen de financiële gevolgen op macro-economisch vlak voor heel Vlaanderen en op het concrete niveau van elk project zijn?
Waarom is het Integratiespoorbesluit, ondanks alle aankondigingen in 2011, nog steeds niet aangepast? Wanneer zal dit eindelijk gebeuren? Waarom is het integratiespoor steeds gevolgd?
Hoe ver staat het met het Investeringsdecreet? Zal dit decreet nog in de loop van deze legislatuur door het Vlaams Parlement worden goedgekeurd?
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Voorzitter, op 31 juli 2013 heeft het Grondwettelijk Hof een uitspraak over twee beroepsdossiers gedaan. Het Grondwettelijk Hof heeft het integratiespoor met betrekking tot de plan- MERs en de RUPs, zoals door de Vlaamse Regering in 2008 is bepaald, afgewezen omdat het integratiespoor in strijd is met het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel.
Zoals de vorige sprekers al hebben aangehaald, heeft deze uitspraak van het Grondwettelijk Hof onnoemelijk zware gevolgen. We hebben de commissie dan ook vervroegd bijeengeroepen om hierover van gedachten te kunnen wisselen.
Tientallen projecten in Vlaanderen komen op losse schroeven te staan. Volgens onze informatie zou het om 50 tot 80 werven gaan. Burgers, comités of bedrijven kunnen nu hun gram trachten te halen door de beslissingen die zijn gebaseerd op RUPs waarvoor het integratiespoor is gevolgd, aan te vechten en weer onderuit te halen.
Dit is slecht nieuws voor de Vlaamse Regering, die nu al met eindeloze procedureslagen rond grote projecten te kampen heeft. De pogingen van de Vlaamse Regering om de procedures sneller af te handelen hebben tot nu toe, cynisch genoeg, enkel tot bijkomende vertragingen geleid.
De Vlaamse Regering heeft, in tegenstrijd tot vroegere beloftes in de commissie, beslist het integratiespoor bij de goedkeuring van RUPs te blijven volgen. Door de kennisgeving aan het publiek over plan- MERs en over RUPs samen te voegen, is de publicatie in verschillende dagbladen, wat vroeger de gewoonte was, door een publicatie op de website vervangen. De Raad van State heeft geoordeeld dat dit een schending van het gelijkheidsbeginsel inhoudt. Niet alle burgers hebben immers internet. De meerderheidspartijen hebben die fout door middel van het validatiedecreet van 2012 trachten recht te zetten. Nu heeft het Grondwettelijk Hof de nieuwe, door dit decreet ingevoerde bepalingen om dezelfde reden, de ongelijke behandeling van burgers, vernietigd.
De leden van de meerderheid hadden dit in feite kunnen weten. We hebben dit argument al tweemaal, in de commissie en tijdens een plenaire vergadering, aangehaald. Ik lees even voor wat ik tijdens die plenaire vergadering hierover heb gezegd: Niet enkel de Vlaamse Regering, maar ook wij als Vlaams Parlement zijn aan het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel gebonden, zodat een validatie wegens een schending van dit beginsel niet aan de orde kan zijn. Sterker nog, een voorstel van decreet dat een discriminerend besluit valideert, is uit zijn aard zelf discriminerend. Dit voorstel van decreet zal dan ook de toets bij het Grondwettelijk Hof niet doorstaan. Het Grondwettelijk Hof zal dit decreet vernietigen of ongrondwettelijk verklaren. De Raad van State passeren of de Grondwet negeren, kan voor ons niet. We keuren dit voorstel van decreet niet goed. Dit heb ik tijdens een plenaire vergadering verklaard. Spijtig genoeg geven de feiten me gelijk.
Ik zou graag de volledige lijst van de bedreigde werven kennen. Ik heb allerlei cijfers en bedragen gehoord. De heer Martens heeft gesteld dat het Stevin-project wordt bedreigd. Ik merk dat de tweede spoorontsluiting van Antwerpen wordt genoemd. Ik zou graag de volledige lijst eens zien. Ik zou ook graag vernemen wat dit op budgettair vlak betekent.
Zal de minister nu eindelijk een oplossing ten gronde uitwerken voor het probleem met de kennisgeving dat de Raad van State en het Grondwettelijk Hof hebben aangekaart? Ik heb vernomen dat dit vorige vrijdag op de agenda van de Vlaamse Regering stond. Ik zou graag vernemen wat hierover is beslist. Wordt aan een nieuwe bepaling in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening gewerkt of wordt voor een validatie per dossier geopteerd?
Hoe zullen de minister en, bij uitbreiding, de Vlaamse Regering, vermijden dat de inspanningen om de procedures met betrekking tot projecten te versnellen tot nieuwe betwistingen, vertragingen en nog meer rechtsonzekerheid leiden? Zijn we zeker dat het nieuwe decreet betreffende de complexe projecten niet tot nieuwe betwistingen zal leiden? Ik vrees dat de voorgestelde procedure ons opnieuw in hetzelfde gevaarlijke vaarwater zal brengen.
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Voorzitter, ministers, collegas, de vorige interpellanten hebben zowel de context als de ernst van het probleem al uitvoerig geschetst. Ik moet dus niet in herhaling te vallen. Het moet mij wel van het hart dat ik allerminst begrijp, laat staan begrip heb voor het feit dat in al die maanden en jaren het Integratiespoorbesluit nog steeds niet ten gronde is aangepast. Erger nog, er worden op basis van het door de Raad van State onwettig bevonden integratiespoor nog steeds RUP-procedures opgestart, zonder dat er zelfs een door de Vlaamse Regering principieel goedgekeurd aangepast integratiespoorbeleid voorhanden is.
Ik ben geen jurist, maar het kan volgens mij toch niet moeilijk zijn om enkele zinnetjes toe te voegen aan het Integratiespoorbesluit. De Vlaamse Regering blijft doodleuk door het rood fietsen, om vervolgens de factuur van de opeenvolgende bekeuringen even doodleuk door te schuiven naar de investeerders. Commissievoorzitter Bart Martens, bij mijn weten nog steeds geen lid van een oppositiefractie, sprak in dit verband in de pers over een wraakroepende bestuurlijke onzorgvuldigheid. Hij heeft dat hier vandaag herhaald.
Zoals collega Penris al zei, moeten wij als Vlaams Parlementsleden de hand ook in eigen boezem steken. Ik pleit al een tijdje voor een academie voor wetgeving, zoals we die kennen in Nederland. Daar is de Academie voor Wetgeving, die zich enkel bezig met wetgevingskwaliteit, een onderwijsinstantie waar juristen een soort master na master volgen. Misschien moeten we er eens over nadenken of we niet naar de oprichting van een soort paraparlementaire instelling moeten gaan, een academie voor wetgeving waar we bezig kunnen zijn met wetgevingskwaliteit en bijvoorbeeld voorafgaande wettelijke toetsing.
Er is hier duidelijk sprake van struisvogelpolitiek, en dus ook van schuldig verzuim. De schade is ondertussen niet meer te overzien. Ze vertaalt zich in miljoenen, misschien zelfs miljarden euros aan gederfde investeringen en gerelateerde jobs, wat in deze barre economische tijden wraakroepend is.
Ik wil nog één element naar voren brengen. Vorige week werd het probleem geagendeerd op de ministerraad van de Vlaamse Regering als een voorstel van remediëring. Maar helaas hebben wij uit de notulen kunnen afleiden dat die remediëring eigenlijk nauwelijks valt af te leiden uit die beslissing. Er is in de beslissing van de Vlaamse Regering enkel sprake van het onderzoeken van de juridische implicaties, het in overleg treden met het Vlaams Parlement, het op korte termijn opheffen van het Integratiespoorbesluit, het nog dit jaar voorleggen van een voorstel van planningsproces voor ruimtelijke uitvoeringsplannen met een wettelijke en methodologische integratie van de plan-MER-verplichtingen en andere effectbeoordelingen. Verder lezen we dat lopende MER-processen die met toepassing van het Integratiespoorbesluit werden opgestart maar nog niet hebben geleid tot een definitief goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan, terug het voorwerp dienen uit te maken van een openbaar onderzoek.
Het enige wat nu dus reeds duidelijk is, is dat de lopende MER-processen, die initieel waren opgestart met toepassing van het Integratiespoorbesluit en die nog niet in een definitief goedgekeurd ruimtelijk uitvoeringsplan hebben geresulteerd, terug naar af worden verwezen. En wat dan met de de facto onwettige ruimtelijke uitvoeringsplannen die inmiddels via het integratiespoor werden opgemaakt en inmiddels definitief werden goedgekeurd? Daar hebben we het raden naar, zowel wat de feitelijke remediëring als wat de timing betreft.
Ministers, wat zijn de concrete gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof? Hoeveel ruimtelijke uitvoeringsplannen zijn ingevolge dit arrest onwettig? Hebt u zicht op de vergunningen die op basis van deze de facto onwettige ruimtelijke uitvoeringsplannen werden afgeleverd? Welke instructies hebt u aan uw administratie gegeven inzake de vergunningen die op basis van deze de facto onwettige ruimtelijke uitvoeringsplannen werden aangevraagd? Werd er inmiddels, ingevolge het arrest van het Grondwettelijk Hof, overleg opgestart met de vergunningverlenende gemeentelijke en provinciale overheden? Zo neen, waarom niet?
Zal de Vlaamse overheid haar verantwoordelijkheid opnemen voor de financiële consequenties die investeerders zullen moeten trotseren ingevolge dit arrest van het Grondwettelijk Hof? Zo ja, op welke wijze? Zal het arrest van het Grondwettelijk Hof bestuurlijk worden geremedieerd? Zo ja, op welke wijze en wat is daarbij de vooropgestelde timing? Waarom werd op basis van het arrest van de Raad van State het Integratiespoorbesluit inmiddels niet ten gronde aangepast? Zal het Integratiespoorbesluit überhaupt alsnog worden aangepast? Zo ja, wat is daarvoor de vooropgestelde timing?
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Er zijn twee belangrijke vaststellingen te doen. Ten eerste: in 2011 heeft minister Schauvliege namens minister Muyters geantwoord dat het integratiespoor zou worden aangepast, maar dat is tot op heden niet gebeurd door de betrokken minister.
Ten tweede stellen we vast dat het gelijkheidsbeginsel geschonden is, door het feit dat we in de 21e eeuw een aantal zaken digitaal bekendmaken en niet via de krant. Het is een vaststelling, niet meer dan dat.
Onze taak hier vandaag is te kijken hoe er zo snel mogelijk rechtszekerheid kan worden geboden in de tachtig dossiers waarvan sprake. Het is in eerste instantie heel belangrijk om die tachtig dossiers niet allemaal over dezelfde kam te scheren, maar een duidelijk onderscheid te maken op basis van het stadium waarin ze zich bevinden.
Ik denk dat er vier grote categorieën zijn. Eén: dossiers waarvan de MER-procedure nog lopende is. Twee: dossiers waarvan de MER-procedure afgerond is, maar de RUP-procedure nog niet. Drie: dossiers waarbij het RUP al afgerond is. Vier: dossiers waarbij het RUP al afgerond is en waar in tussentijd misschien al procedures gestart zijn tegen bouwvergunningen die zijn afgeleverd op basis van de RUPs. Het is heel belangrijk dat we die analyse duidelijk maken, vooraleer we verder kunnen gaan met remediëren. Ik denk immers dat er voor elk van die categorieën een aparte aanpak nodig is.
Minister, in welke remediëring voorziet u vandaag? Hoe kan er geremedieerd worden? Ik had graag een antwoord per verschillende categorie.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Het probleem is duidelijk: het Grondwettelijk Hof heeft op 31 juli geoordeeld dat er een probleem is inzake de inspraak van de burger, omdat er een verschil bestaat tussen de procedure die gevolgd wordt voor een normaal plan-MER-traject en de procedure die gevolgd wordt in het fameuze integratiespoor, dus als de plan-MER-procedure en de RUP-procedure samenvallen. In het ene geval is er een melding via de schrijvende pers, bij de geïntegreerde aanpak is die publicatie in de krant er niet.
Mevrouw De Vroe, u schiet op deze regering, maar het zal u bekend zijn dat het integratiespoor al is gestart door de vorige regering. Het is in gang gezet door een besluit van 18 april 2008. De Raad van State heeft al eerder geoordeeld, onder andere in het arrest van 12 augustus 2011, dat er een onwettigheid was met betrekking tot de inspraak. Wij hebben dat als parlement proberen recht te zetten. Wij hebben niet stilgezeten. We hebben dat gedaan in goed overleg met de regering.
Op 11 mei 2011 hebben het parlement en de regering naar een oplossing gezocht via een decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en wijziging van de regelgeving wat de opheffing van het agentschap Ruimtelijke Ordening betreft om RUPs die leden onder de schending van het gelijkheidsbeginsel wat de hogere rechtscolleges vinden te remediëren.
Er zijn toen twee dingen gebeurd. We werden geconfronteerd met het feit dat reeds eerder goedgekeurde dossiers die destijds niet werden aangevochten, alsnog konden worden aangevochten. Als parlement hebben we toen het initiatief genomen om rechtsonzekerheid te vermijden, om aanzienlijke vertragingen te vermijden, om hoge extra kosten te vermijden. We hebben toen een preventieve maatregel genomen. Door de geldigverklaring van de goedgekeurde en vastgestelde RUPs wilden we verhinderen dat sommige RUPs alsnog aangevochten zouden kunnen worden. We hebben ook remediërende maatregelen genomen door de Vlaamse Regering, de provincieraad, de gemeenteraad bevoegd te verklaren om RUPs die door het vormgebrek werden aangetast, opnieuw ongewijzigd vast te stellen. Het parlement heeft dus zijn verantwoordelijkheid genomen. De heer Peeters heeft toen inderdaad gezegd dat dit niet zou volstaan, maar in die fase konden we niet anders dan niet bij de pakken te blijven zitten en een poging te doen om te remediëren.
Niettemin blijft het Grondwettelijk Hof vandaag spreken van een discriminatoire toestand waar we dus rekening mee moeten houden. Maar als ik me goed herinner, hebben de hoge rechtscolleges in andere dossiers toch wel vergelijkbare dossiers die manier van werken wel aanvaard.
Het is niet aan ons om een oordeel te vellen andere collegas hebben dat ook gezegd over het standpunt van het Grondwettelijk Hof. Als het hof vindt dat het parlement of de regering bepaalde zaken moet remediëren, dan is dat zo en dan moeten we dat doen, ook al zal het in de praktijk wel zo zijn dat de betrokkenen in de meeste van de zeventig dossiers die op tafel liggen, wel degelijk op de hoogte waren, ook zonder publicatie in de geschreven pers, en hun bezwaren wel degelijk hebben kunnen uiten.
Wij hechten zeer groot belang aan de inspraakmogelijkheden voor burgers en betrokkenen in dossiers die ingrijpen in hun omgeving. Wel krijgen we het gevoel dat er af en toe het is een zwaar woord oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van die inspraakmogelijkheden en dat men meer naar de kleine lettertjes kijkt dan naar de geest van een bepaalde regelgeving. Als dat leidt tot de blokkering van een dossier, dan heeft de overheid een probleem, zeker als het gaat over een dossier dat van groot maatschappelijk belang is.
Als ik goed ben ingelicht, gaat het over een zeventigtal procedures die men waarschijnlijk, zoals de heer Ceyssens zegt, in verschillende categorieën kan onderverdelen. Ik denk dat wat u hebt gedaan, dicht bij de waarheid ligt. Naargelang de aard van een dossier en de fase waarin het dossier zich bevindt, zijn er waarschijnlijk verschillende oplossingen mogelijk. Er zijn de lopende dossiers en er zijn de al afgewerkte dossiers, met de onderverdelingen die u aangaf. Het zou kunnen dat een aantal dossiers zo hoogdringend zijn dat we er met een aparte bril naar moeten kijken. Collega Martens had het over het Stevin-project. Er zijn ongetwijfeld dossiers rond infrastructuurwerken, energienetwerken, werkgelegenheidscheppende initiatieven, oude industrieterreinen die bruikbaar worden gemaakt voor ontwikkeling, kleinstedelijke gebieden waar we echt wel bijzondere aandacht aan moeten besteden omdat we rechtszekerheid willen bieden, omdat we soms moeilijk bereikte evenwichten na heel lang overleg willen behouden. We moeten ook schadeclaims vermijden. We moeten in elk geval de impasses doorbreken waar we voor kunnen komen te staan.
Mevrouw De Vroe, u zegt dat burgers en bedrijven rechtszekerheid vragen, en dat is ook zo, maar het zijn natuurlijk dezelfde burgers en bedrijven die de kleine lettertjes hanteren om dingen te torpederen als ze hen niet aanstaan. U gaf zelf verschillende categorieën van voorbeelden. Naargelang van het standpunt dat u inneemt, vindt u inspraak goed of niet. Dat is net de evenwichtsoefening waar we als politici allemaal mee te maken hebben: een evenwichtsoefening tussen enerzijds voldoende inspraak geven en anderzijds de bestuurlijke slagkracht behouden. Dat is ook hier zeker het geval.
Ministers, de N-VA is bereid om zo snel mogelijk naar oplossingen te zoeken. Ik ben ook benieuwd of de regering zelf al bepaalde opties heeft of een bepaalde weg is ingeslagen om concrete oplossingen te vinden.
De heer Johan Sauwens : Ministers, ik heb twee vragen.
Ten eerste denk ik dat een duidelijke communicatie erg belangrijk is. Het gaat om tientallen RUPs en honderden bouwvergunningen die in onzekerheid terechtkomen. Het is goed en ik richt me vooral tot minister Muyters dat de betrokken gemeentebesturen het beleid rond ruimtelijke ordening gaat via de gemeentelijke loketten de juiste situatie toegelicht krijgen, rekening houdend met de omstandigheden die net geschetst zijn.
Een onderdeel van artikel 7 uit de Vlaamse Codex is wel vernietigd door het Grondwettelijk Hof, maar de RUPs blijven tot nader order wettelijk als kader functioneren. De bouwvergunningen blijven overeind. Er is onzekerheid door een eventuele vernietiging door de Raad van State of door een ander rechtscollege, maar ze blijven functioneren. Ik zeg dit omdat dit voor tientallen dossiers die een belangrijke economische waarde hebben niet alleen voor de miljardendossiers, maar ook voor de kleine dossiers van mensen die wel nog initiatief willen nemen belangrijk is om te weten wat de juiste situatie is van hun bouwaanvraag in het gebied dat door een bepaald RUP wordt beheerd. Die communicatie is heel belangrijk. Hoe kan die communicatie naar de betrokken burgers en gemeentebesturen gaan? Welk perspectief wordt er geboden om te remediëren, om de onzekerheid weg te nemen? Die vraag is door vrijwel alle collegas gesteld.
Een tweede bedenking is dat we toch bijzonder voorzichtig moeten zijn met al dit soort van uitzonderingsprocedures. Er is mea culpa geslagen. We willen allemaal zeer snel vooruit en dan grijpen we naar middelen die een oplossing bieden op korte termijn, maar op halflange termijn lopen we dan tegen een muur. Daar is niemand bij gebaat. De legislatuur loopt op haar einde. Wanneer kunnen we het toch belangrijke decreet over de versnelling van infrastructuurprojecten behandelen?
Collega Vandaele, we kunnen er rouwig om zijn dat het Grondwettelijk Hof en andere rechtscolleges onze eigen decreten vrij letterlijk interpreteren en de kleine letters lezen. Ik ben nog een jurist van de klassieke opleiding waarbij de wetten voornamelijk principes bevatten. Ze werden toegepast door de administratie en de uitvoerende macht en ze werden getoetst door een rechtspraak die mee evolueerde. In deze tijd schrijven we toch wel bijzonder gedetailleerde decreten. Heel vaak worden we gepakt op de kleine lettertjes van onze eigen decreten. Dat is vooral het probleem. Wij legifereren vanuit een bepaald wantrouwen.
Het is goed dat we de globale oefening maken: hoe kunnen we procedures van plan-MER, RUP enzovoort veel meer op elkaar laten aansluiten? We moeten vermijden dat we in een opeenvolging met geweldig lange termijnen terechtkomen. We moeten die procedures tot de helft van de huidige termijnen kunnen terugbrengen, zonder de zorgvuldigheid op te geven die we moeten hebben in het licht van de Europese verdragen, het verdrag van Aarhus. De zorg voor de inspraak van de burger en voor milieu en omgeving moeten we volledig meenemen.
Dat het kan, bewijzen een aantal andere landen. We moeten structurele, degelijke maatregelen nemen en toch ook, zeker wat het nieuwe decreet betreft, opletten. Indien het Grondwettelijk Hof het gelijkheidsprincipe definieert zoals het dat vandaag doet, denk ik dat we alle uitzonderingsprocedures heel voorzichtig en goed gemotiveerd moeten omschrijven, om te beletten dat we alweer tegen de muur lopen.
Mijn twee vragen zijn dus: hoe zal de communicatie naar de betrokken gemeentebesturen verlopen en wanneer kunnen wij als parlement onze werkzaamheden voor de meer structurele oplossingen aanvatten?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Voorzitter, collegas, we hebben afgesproken dat we gezamenlijk antwoorden. Ik zal starten en dan zal minister Muyters overnemen.
Collegas, een aantal van jullie hebben al een tijdstabel gegeven en overlopen wat er allemaal is gebeurd. Ik denk dat het toch goed is om een en ander nog eens heel duidelijk te stellen. We moeten teruggaan in de tijd, naar 2008. Op 18 april 2008 is er een besluit genomen door de toenmalige minister van Ruimtelijke Ordening, de heer Van Mechelen, zoals u weet, mevrouw De Vroe. Het besluit dat toen genomen is, is het Integratiespoorbesluit. De bedoeling was om op die manier inderdaad een en ander te integreren.
De volgende stap is een uitspraak van de Raad van State op 12 augustus 2011. In dat arrest worden heel duidelijk vragen gesteld bij de wettigheid van dat Integratiespoorbesluit van 2008. Nu is dat ook nog eens bevestigd door het Grondwettelijk Hof in een uitspraak van 31 juli 2013, dit jaar dus, goed anderhalve maand geleden. Het Grondwettelijk Hof heeft gezegd dat de bijzondere validatie, die inderdaad hier in het parlement is goedgekeurd om de opmerkingen die de Raad van State had gemaakt op het Integratiespoorbesluit recht te trekken, een schending is van het gelijkheidsbeginsel omdat de inhoudsafbakening van het plan-MER niet op dezelfde manier wordt bekendgemaakt. In het ene geval gebeurt dat door krant of aanplakking en in het andere geval niet.
Dat is een vaststelling van de feiten. Het is belangrijk om dat nog eens allemaal op een rijtje te zetten. Sommigen schijnen te vergeten, of doen dat misschien bewust, dat alles teruggaat naar 2008, toen het Integratiespoorbesluit genomen is. (Opmerkingen van de heer Bart Tommelein)
De voorzitter : Ah, de heer Tommelein is binnengekomen. (Gelach)
Minister Joke Schauvliege : Welkom, mijnheer Tommelein, en proficiat trouwens met uw fractieleiderschap.
Collegas, sinds 2008 werden een zeventigtal RUP-procedures opgestart met toepassing van het Integratiespoorbesluit van 2008, waarbij dus het integratiespoor is gevolgd. Hoe is de situatie? Ongeveer de helft van deze RUPs zijn definitief goedgekeurd. De andere planprocedures zijn nog niet afgerond. Sommige van de nog lopende procedures zitten in de fase dat de opmaak van het RUP gebeurt, andere zitten nog helemaal in het begin, waarbij er dus eventueel nog mogelijkheden zijn en dus ook het plan-MER nog moet worden goedgekeurd.
Ik wil er ook op wijzen, wat heel belangrijk is en er zijn ook vragen over gesteld, dat zowel door minister Muyters als door mij is beslist om onze diensten instructies mee te geven. Na het arrest van 2011 werd het alle initiatiefnemers door het departement Ruimte Vlaanderen en door mijn diensten, zijnde de diensten MER, sterk afgeraden om het integratiespoor te volgen, omdat er inderdaad risicos aan verbonden waren. Heel wat van de initiatieven die nadien zijn genomen, hebben dus dat integratiespoor niet gevolgd. We hebben absoluut een bekendmaking gedaan via kranten, via de media. Het is heel belangrijk om dat hier mee te geven.
Het arrest dateert van 2011. Het is zo dat het parlement toen inderdaad van oordeel was dat we zo snel mogelijk rechtszekerheid moesten geven. Daarom is ook beslist om een validatieregeling in te voeren. Ik verwijs naar de opmerking die de voorzitter daarnet heeft gemaakt dat we moeten opletten met speciale procedures. De validatieregeling is ingevoegd in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bij decreet van 11 mei 2012. Die validatieregeling is dus nu, eind juli dit jaar, door het Grondwettelijk Hof vernietigd. De vernietiging van de validatieregeling heeft als gevolg dat de decretale geldigverklaring van de ruimtelijke uitvoeringsplannen die zijn opgemaakt op basis van het oorspronkelijke Integratiespoorbesluit ook vernietigd is. Het is dus gevaarlijk om te zeggen dat al die RUPs ondertussen gevalideerd zijn. Die validatie kan niet meer worden ingeroepen.
De ruimtelijke uitvoeringsplannen blijven, zoals gezegd, wel bestaan. De RUPs zelf zijn niet vernietigd. Het is belangrijk om dat hier ook mee te geven. Zij blijven in het rechtsverkeer bestaan, maar door het wegvallen van de validatieregeling kunnen ze eventueel weer vatbaar worden voor vernietiging door de Raad van State. Daarnaast is een ander mogelijk gevolg dat ook de gewone rechter de RUPs buiten toepassing kan laten op basis van artikel 159 van de Grondwet. Er is dus een dreigende vernietiging, die natuurlijk voor rechtsonzekerheid zorgt.
Zolang het RUP zelf niet wordt vernietigd door de Raad van State, kunnen nog steeds vergunningen worden verleend op basis van deze integratiespoor-RUPs. Meer nog, een vergunningverlener kan het arrest niet aanwenden om louter op die basis een vergunning te weigeren. Het is belangrijk om dat mee te geven. Deze vergunningen kunnen wel op hun beurt worden aangevochten bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, op basis van de eventuele onwettigheid van het RUP.
Voor zover ik weet, werden na het arrest van het Grondwettelijk Hof nog geen nieuwe gerechtelijke procedures opgestart tegen vergunningen die gebaseerd zijn op een integratiespoor-RUP. Het valt natuurlijk wel te verwachten we moeten elkaar op dat punt in de ogen kijken dat dergelijke procedures zouden worden opgestart. Een aantal van die RUPs kunnen gevoelig liggen en dat zou een aanleiding kunnen zijn om initiatieven te nemen.
Het is ook maatschappelijk niet te verantwoorden om voor al deze integratiespoor-RUPs de procedure volledig te hernemen vanaf de inspraak. Dat zou onredelijk zijn, het zou onredelijk veel kosten en heel wat tijdverlies met zich meebrengen. Om verdere rechtsonzekerheid te vermijden, is het dus aangewezen dat er ook decretaal wordt tussengekomen. Daarover kunnen we straks zeker verder van gedachten wisselen.
Uiteraard hebben wij niet stilgezeten. Er is heel wat gebeurd. Wij hebben gekeken wat we kunnen doen, wat we decretaal als oplossing kunnen geven. We hebben daarbij een onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën van RUPs. Een eerste categorie betreft de RUP-processen waarvoor de plan-MER-procedure nog lopende is, nog niet is afgerond. Die zitten dus nog in de beginfase. Aangezien de plan-MER nog niet werd goedgekeurd, kan de nota publieke consultatie of het ontwerp-MER opnieuw in openbaar onderzoek worden gelegd deze keer uiteraard volgens de algemene procedure met publicatie in een krant en aanplakking. Voor deze hypothese moet geen specifieke regelgeving worden uitgewerkt en daarbij zal het tijdverlies heel beperkt zijn. De eerste categorie is weinig risicovol.
Een tweede categorie zijn de lopende RUP-processen waarvoor de dienst MER het plan-MER wel reeds heeft goedgekeurd. In dat geval zal wel een specifieke nieuwe regelgeving noodzakelijk zijn. Die zou dan in de heropening van de MER-procedure moeten voorzien om toe te laten het goedgekeurde MER opnieuw in openbaar onderzoek te brengen en opnieuw voor te leggen aan de adviesinstanties. Om tijdverlies zo veel mogelijk te beperken, zou de nieuwe regelgeving erin moeten voorzien dat het openbaar onderzoek en adviesverlening over het MER samenvallen met het openbaar onderzoek en adviesverlening over het RUP. Ook moeten de geldende vervaltermijnen in de RUP-procedure buiten werking worden gesteld.
Op de derde en laatste categorie zal minister Muyters verder doorgaan en hij zal ook ingaan op een aantal vragen die gesteld zijn.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, dames en heren, de derde categorie is die van de RUPs die reeds definitief werden goedgekeurd met toepassing van het integratiespoor. Het is logisch dat om rechtsonzekerheid voor de eigenaars binnen het plangebied te voorkomen, een decretale regeling nodig is. Een mogelijke piste is dat deze RUPs voorlopig geldig worden verklaard in afwachting van hun reparatie. Die reparatie omvat dan het doorlopen van een nieuwe decretale procedure met nieuwe inspraakmogelijkheid. De voorlopige geldigverklaring zou uitsluitend passen in het tot stand brengen van rechtsherstel door het organiseren van een effectieve inspraakprocedure. Een voorlopige geldigverklaring dient dan ook beperkt te worden in de tijd, met name tot op het moment van de definitieve vaststelling van het RUP en uiterlijk voor een welomschreven termijn, bijvoorbeeld twee jaar.
Naast de voorlopige geldigverklaring zou dan decretaal moeten worden voorzien in een afwijkende procedure. In deze nieuwe procedure wordt de inspraak over de inhoudsafbakening van het plan-MER georganiseerd op identieke wijze als in de algemene regeling.
Na een dergelijke inspraak zijn er twee mogelijkheden. Ofwel werden er geen opmerkingen en bezwaren ingediend of enkel opmerkingen die de overheid gemotiveerd kan weerleggen. Daardoor kunnen het plan-MER en het RUP onmiddellijk en ongewijzigd vastgesteld en goedgekeurd worden door de bevoegde overheid. Ofwel werden er gegronde opmerkingen en bezwaren ingediend die aansturen op een wijziging van de inhoudsafbakening die ook zouden kunnen nopen tot een aanpassing van het plan-MER en/of het RUP. In dat geval zal opnieuw de algemene decretale procedure tot vaststelling van een RUP moeten worden gevolgd. Het aangepaste RUP zal na het doorlopen van deze procedure worden vastgesteld en goedgekeurd door de bevoegde overheid.
Gelet op de rechtsonzekerheid die is ontstaan door de vernietiging van de validatieregeling, dringt zich een spoedige regeling op. Naast deze pistes, de pistes met voorlopige goedkeuring, zou er ook voor kunnen worden geopteerd om een heel beperkt aantal RUPs die van bijzonder strategisch belang zijn en waarin maatschappelijk zeer belangrijke projecten zijn opgenomen, direct per decreet veilig te stellen. Het zou dan gaan om projecten die van groot maatschappelijk belang zijn en die ook dringend moeten worden gerealiseerd, projecten die bijdragen aan zowel Vlaamse als Europese doelstellingen bijvoorbeeld, en die belangrijk zijn om op korte termijn te realiseren. Hier werden al een aantal van die projecten genoemd, het Stevin-project bijvoorbeeld of het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel (VSGB).
De complexiteit van dergelijke projecten zelf en/of het voortdurend veranderen van de omgevingsfactoren in een stedelijke context zal er immers toe leiden dat hier ongetwijfeld nieuwe elementen tijdens de inspraak naar boven zullen komen die zullen leiden tot het opnieuw opstarten van het onderzoek en een langdurig proces.
Men zou kunnen onderbouwen dat voor deze RUPs een definitieve geldigverklaring een uiterste redmiddel is aangezien het maatschappelijk onverantwoord zou zijn om deze projecten niet onmiddellijk te realiseren, maar opnieuw onderhevig te maken aan een langdurig onderzoeksproces. We mogen natuurlijk niet vergeten dat deze RUPs al het resultaat zijn van een lang onderzoeksproces waarin, zoals de heer Vandaele opmerkte, een broos evenwicht werd bereikt.
Een dergelijke validatie zou toelaten dat enkele belangrijke projecten kunnen worden voortgezet. Het Grondwettelijk Hof heeft deze mogelijkheid expliciet opengelaten in het arrest. Ik meen dat het de moeite waard is dat het parlement deze piste samen met ons verder onderzoekt.
Mevrouw De Vroe, u zei dat ook u nog een aantal denksporen hebt en dat de oplossingen duidelijk zijn. Het zou natuurlijk goed zijn indien u ze met ons deelt en samen met ons bespreekt.
Met betrekking tot de oplossing voor het Integratiebesluit kan ik u het volgende zeggen. Zoals minister Schauvliege en velen onder u, maar niet iedereen, al opmerkten, dateert het Integratiebesluit al van 18 april 2008. Het werd dus op initiatief van mijn voorganger door de vorige Vlaamse Regering goedgekeurd. Het is pas naar aanleiding van het arrest van de Raad van State van 12 augustus 2011 dat we er voor het eerst vragen bij kregen. Zoals gezegd door mijn collega, was het het parlement dat de validatieregeling bij decreet van 11 mei 2012 heeft ingevoerd om rechtsonzekerheid te vermijden. Dat gebeurde met een heel grote meerderheid.
Dankzij die validatieregeling waren alle RUPs die met toepassing van het integratiespoor werden goedgekeurd, niet meer onderhevig aan de onwettigheid waardoor zij waren aangetast. Een aanpassing van het Integratiebesluit van 2008 is niet wenselijk. Onze administraties, die van minister Schauvliege en die van mijzelf, werken aan een voorstel tot volledige integratie van de milieueffectrapportage in het planningsproces van een RUP. Daarbij wordt gestreefd naar maximale vereenvoudiging.
De heer Martens merkte terecht op dat er tot nu toe geen echte integratie was. Daar willen we nu wel voor gaan. Dat dit wat tijd vergt, lijkt me vanzelfsprekend, maar daar kom ik zo dadelijk op terug. In het najaar zullen we hiertoe een voorstel voorleggen aan de Vlaamse Regering. De nieuwe geïntegreerde procedure zal nog de enige zijn die kan worden toegepast voor RUPs. Er zal dus geen keuzemogelijkheid meer overblijven tussen een algemene regeling en een integratiespoor. Het wordt een open en transparant planningsproces, met aandacht voor participatie van alle belanghebbenden. En daarbij krijgen plannings-autoriteiten, andere administraties, de dienst MER en de MER-deskundigen een andere rol. Ik meen dat ieder van u weet dat het veranderen van de rol van een aantal van die zaken, tijd vergt.
De taak van de dienst MER moet mijns inziens evolueren van de eerder controlerende taak naar een meer faciliterende en participerende rol in de toekomstige geïntegreerde procedure. In de nieuwe procedure die minister Schauvliege en ik uitwerken, zal het plan-MER vervat zitten in het planningsproces. Het plan-MER wordt niet goedgekeurd of definitief vooraleer het RUP definitief is. Dit betekent dat tijdens het openbaar onderzoek van het RUP ook het plan-MER zelf becommentarieerd kan worden. Het publiek kan daardoor mee de kwaliteit bewaken, wat leidt tot een groter draagvlak. In afwachting van deze nieuwe planningsprocedure zal het Integratiebesluit van 18 april 2008 op korte termijn voor de toekomst worden opgeheven. Minister Schauvliege merkte al op dat zowel mijn als haar administratie iedereen die dat spoor toch nog bewandelde, heeft afgeraden om dat te blijven doen.
Er werd gevraagd naar de plannen van de getroffen gemeenten en provincies. Vooraleer te kunnen communiceren met gemeenten en provincies, was het volgens ons toch wel nodig om de gevolgen van het arrest te bestuderen en om te zoeken naar mogelijke remediëringspistes. Het gaat tenslotte om een complexe en juridisch technische aangelegenheid. Hiertoe hebben we de voorbije weken overleg gepleegd met onze raadslieden bij het Grondwettelijk Hof, met de collegas binnen de Vlaamse Regering en met alle bevoegde administraties. Indien we een voorstel van remediëring hebben dat goedkeuring kan wegdragen, kunnen we dat effectief toelichten. Ik wil dat graag samen met minister Schauvliege doen, want het gaat ook over het milieu: het betreft zowel bouwvergunningen als milieuvergunningen. Als het parlement bereid is om het voorstel decretaal verder uit te werken, kunnen wij de bevoegde administraties het overleg laten opstarten met de gemeenten en de provincies. Ik ben er, net zoals u, voorzitter, van overtuigd dat we dit RUP per RUP moeten bekijken en met de gemeenten moeten doornemen.
De concrete gevolgen op macro-economisch vlak zullen net zoals de oplossingen gedifferentieerd zijn. U had vier categorieën, ik denk dat we ze ongeveer hebben gevolgd, niet voor honderd procent, maar wel in grote lijnen. Zoals reeds gezegd, zal worden gekozen voor een gedifferentieerde aanpak om aan de gevolgen van het arrest van het Grondwettelijk Hof te remediëren. Voor de RUPs die zich in de startfase bevinden minister Schauvliege lichtte de oplossing ervoor al toe is er eigenlijk geen nieuwe regelgeving nodig en zal het mogelijke tijdsverlies door een nieuwe inspraakronde heel beperkt zijn.
Voor de andere RUPs verwijs ik naar wat ik daarnet als mogelijke oplossingen naar voren schoof. Doordat rekening wordt gehouden met de verschillende fasen waarin de integratiespoor-RUPs zich kunnen bevinden, zou er voor een oplossing op maat kunnen worden gezorgd en zou er ook voor kunnen worden gezorgd dat het doorlopen van de procedure ad hoc zo kort mogelijk wordt gehouden. Door de techniek van de voorlopige validatie wordt er bovendien voor gezorgd dat, in afwachting van het doorlopen van een decretale procedure ad hoc, de rechtszekerheid wordt gegarandeerd.
Ik kom tot het ontwerp van decreet betreffende complexe projecten. We zijn er al ver mee gevorderd. De heer Vereeck of de heer Martens vermeldde dat het werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 24 mei 2013. Vervolgens zijn we naar de strategische adviesraden gegaan. Op 5 juni 2013 werd het ontwerp van decreet toegelicht aan de verenigde adviesraden. Zij hebben ondertussen hun adviezen verleend. Die adviezen werden verwerkt in het ontwerp van decreet en in dat kader werden ook een aantal onderzoeksvragen beantwoord. Daarnaast hebben we ook al een uitgebreide communicatie- en feedbackcampagne laten plaatsvinden over de eerste principiële goedkeuring, zowel bij een panel van experten, bij gemeenten, provincies en adviesinstanties, als intern bij de Vlaamse overheid.
Het ontwerp van decreet betreffende complexe projecten is klaar om in functie van een tweede principiële goedkeuring aan de Vlaamse Regering te worden voorgelegd. Het is de bedoeling daarna de Raad van State om een advies te vragen. Volgens mij zitten we hiermee op schema. Na het advies van de Raad van State zal de Vlaamse Regering een definitieve beslissing nemen en vervolgens zal het ontwerp van decreet aan het Vlaams Parlement worden voorgelegd. Het is dan aan het Vlaams Parlement om het ontwerp van decreet te bespreken en hopelijk goed te keuren.
De opmaak van het decreet betreffende complexe projecten en de uitwerking van een nieuwe, volwaardige integratie van de beoordeling van de milieueffecten en de procedure om RUPs op te stellen, zullen op elkaar worden afgestemd. Op die manier kunnen nieuwe betwistingen worden vermeden.
Mevrouw De Vroe heeft het in haar vraagstelling over een aantal andere dossiers gehad. Ze heeft er eigenlijk veel bij betrokken. Wat de omgevingsvergunning betreft, kan ik alvast zeggen dat de tweede principiële goedkeuring ondertussen klaar is. We wachten het advies van de Raad van State af. Zodra we hierover beschikken, zullen we dit effectief goedkeuren en hiermee naar het Vlaams Parlement stappen.
Volgens mevrouw De Vroe hebben we vier jaar getalmd. Ik wil opmerken dat in 1987 voor het eerst om een integratie van de milieu- en de bouwvergunning is gevraagd. Dit punt is destijds vaak in regeerakkoorden opgenomen. Met de heren Waltniel, Beysen, Pede en uiteraard Van Mechelen hebben we heel wat ministers van Ruimtelijke Ordening gekend die het niet zo ver als minister Schauvliege en ikzelf hebben gebracht. We beschikken over een tweede principiële goedkeuring, terwijl het punt niet eens in het Vlaams regeerakkoord staat. Dit lijkt me belangrijk voor het bedrijfsleven.
Een punt dat in deze commissie zeker nog aan bod zal komen, heeft betrekking op de Raad voor Vergunningsbetwistingen. De achterstand loopt niet verder op. Volgens mevrouw De Vroe is dit wel het geval. De voorzitter van de Raad voor Vergunningsbetwistingen heeft in de commissie echter verklaard dat er met deze werkwijze en ten gevolge van alle aanpassingen die wij aan de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van de vorige Vlaamse Regering hebben aangebracht geen sprake meer is van een bijkomende achterstand. Dankzij de benoeming van bijkomende rechters wordt de achterstand uit het verleden bovendien weggewerkt. We krijgen nu wat we vroeger al hebben goedgekeurd. Ik vermeld dit maar omdat mevrouw De Vroe er in haar vraagstelling zo uitvoerig op is ingegaan.
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens : Ik dank beide ministers voor hun antwoord. Ik heb echter het gevoel dat we op een aantal vragen geen antwoord hebben gekregen. Een voorbeeld is de vraag hoeveel RUPs op basis van het Integratiespoorbesluit zijn opgesteld en hoeveel vergunningen op deze manier zijn afgeleverd. Die informatie kan misschien nog na de zitting worden overgemaakt. Een ander voorbeeld is de vraag wat met het Integratiespoorbesluit zal gebeuren. Zal dit nog worden aangepast of zal het worden ingetrokken? In dat laatste geval moeten alle initiatiefnemers naar het klassieke spoor worden verwezen. (Opmerkingen)
Blijkbaar zal het besluit worden ingetrokken. Dat lijkt me de juiste keuze. De initiatiefnemers zijn er blijkbaar van op de hoogte gebracht dat ze na het arrest het best het klassieke spoor zouden volgen. Hardleers als ze zijn, hebben ze daar geen gevolg aan gegeven. Volgens mij doen we er dan goed aan het besluit in te trekken. Het is spijtig dat we die stap niet twee jaar eerder hebben gezet. Op die manier hadden we tientallen RUPs van de onwettigheid kunnen vrijwaren.
Wat de verschillende categorieën van RUPs betreft, lijkt het me goed de mensen alsnog de kans te geven zich over de inhoudsafbakening van de MER uit te spreken indien het RUP nog niet is afgerond. Op die manier zorgen we op zijn minst voor rechtsherstel voor die RUPs. Hetzelfde geldt voor de voorlopige validatie in afwachting van rechtsherstel. Dit betekent dat het openbaar onderzoek of de inspraak in een systeem met een bestuurlijke lus worden hernomen.
Ik stel me vragen bij de nominale validatie van een aantal projecten op basis van enigszins arbitraire criteria. Er wordt dan verwezen naar het maatschappelijk belang, naar het moeizaam gevonden evenwicht of naar de mogelijkheid dat inspraak wel eens tot bijkomend onderzoek met andere resultaten zou kunnen leiden. Dit lijkt me nu net de essentie van inspraak. Ik vraag me dan ook af een dergelijke nominale validatie op de baan zal blijven en ons niet opnieuw met de kop tegen de muur zal laten rijden. Ik vrees dat het Grondwettelijk Hof opnieuw zou kunnen oordelen dat de door ons ingeroepen dwingende redenen van algemeen belang op een discriminatoire wijze afbreuk doet aan de inspraakmogelijkheden en de rechten van derden. Die rechten zijn nochtans in internationale verdragen, zoals het verdrag van Aarhus, vastgelegd. Als we in dit verband te veel bochten zouden afsnijden en ons op arbitraire criteria zouden baseren om projecten tot stand te brengen die al dan niet onder deze regeling vallen, vraag ik me af of we ons niet opnieuw vatbaar stellen voor juridisch onheil. Dat is mijn bekommernis.
Ik herinner me dat gelijkaardige procedures of decreetgeving van onze Waalse collegas de toets van het Grondwettelijk Hof ook niet hebben doorstaan. We moeten hier zeer voorzichtig mee zijn.
Als ik het goed heb begrepen, mogen we dit najaar een ontwerp van decreet betreffende de omgevingsvergunning verwachten en, als alles wat meezit, ook een ontwerp van Investeringsdecreet. Er zal een eerste principiële goedkeuring komen van de volwaardige integratie van het MER in de procedure voor het RUP voor alle projecten die wat meer aanbodgedreven zijn en die niet onder het Investeringsdecreet vallen.
Ik kijk hiernaar uit. Het zal vooral de taak van beide excellenties zijn te doen wat een partijvoorzitter afgelopen weekend in de krant met de woorden its delivery time heeft omschreven.
We hebben in het Vlaams regeerakkoord een aantal afspraken gemaakt. In het Vlaams regeerakkoord staat onder meer dat we de doelstellingen van het Ruimtelijk Structuurplan zouden halen. We hebben nog 60 procent van de taakstelling voor natuur voor ons. We moeten nog 80 procent van de bijkomende bossen tot stand brengen. We moeten door middel van GRUPs nog 40 procent van de bijkomende industrieterreinen realiseren. Afgelopen weekend heeft de voorzitter van de Boerenbond nog voor de in het Vlaams regeerakkoord vermelde 750.000 hectare herbevestigd agrarisch gebied gepleit.
Dit zijn allemaal harde afspraken die in het Vlaams regeerakkoord staan. Ik heb het nog niet eens gehad over de as-builtattesten of over andere in het Vlaams regeerakkoord vermelde punten die nog steeds op uitvoering wachten.
We bevinden ons in het laatste halfjaar van de legislatuur. We rekenen erop dat een aantal van die afspraken alsnog worden nagekomen. Dit slaat ook op de engagementen met betrekking tot de versnelling van maatschappelijk belangrijke investeringsprojecten. Its delivery time. Het zijn de laatste zes maanden. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Minister, het kunnen er ook acht zijn. Van mij krijgt u die allemaal. Het is echter delivery time. De afspraken moeten worden nagekomen. De afspraken met betrekking tot de maatschappelijk belangrijke investeringsprojecten moeten effectief in decreten worden gegoten. Ik hoop dat het solide decreten worden die op de baan kunnen blijven en die niet achteraf opnieuw voor het Grondwettelijk Hof worden aangevochten.
Om zeker te zijn dat dit punt niet wordt vergeten, geef ik nog een voorbeeld. In mei 2010 hebben we in een decreet om de oprichting van een milieuvergunningendatabank gevraagd. Mevrouw De Vroe zal zich dit allicht nog herinneren. We hebben toen een amendement betreffende de verschuivingen van de milieuvergunningenpieken ingediend. Ook op dat vlak wachten we nog steeds.
Ik hoop dat we nog veel lintjes zullen kunnen doorknippen van decreten die de plenaire vergadering nog kan goedkeuren. Ik hoop dat die decreten in de praktijk een verbetering en een versnelling met zich zullen meebrengen.
De voorzitter : De heer Penris heeft het woord.
De heer Jan Penris : Verschillende sprekers hebben de minister daarnet gevraagd over welke infrastructuurprojecten het momenteel gaat. Het zijn er een zeventigtal. Ik zou ze ook graag bij naam kennen. Ik begrijp dat hij dat lijstje hier niet hardop wil voorlezen. Ik ga er echter van uit dat hij het lijstje bij zich heeft en dat hij het als een integraal stuk aan het verslag kan toevoegen. In het licht van de openbaarheid van bestuur mogen we volgens mij toch weten over welke projecten het net gaat.
De minister heeft tevens aangekondigd dat de Vlaamse Regering decretale initiatieven zal nemen. Op dat vlak deel ik de bekommernis van de heer Martens. Indien we de projecten in verschillende categorieën opdelen en een aantal projecten de stempel maatschappelijk belangrijk meegeven, komen we weer op een gevaarlijk spoor terecht. We zijn vanwege een mogelijke discriminatie al eens teruggefloten.
Ik zou er dus voor willen pleiten dat elk decretaal initiatief in dit kader vanaf nu de voorafgaande toets van de Raad van State doorstaat. Er wordt dan wel gezegd: het parlement heeft zijn verantwoordelijkheid opgenomen, wij hebben een validatieartikel laten invoeren, en kijk eens hoe flink wij zijn. Maar we weten allemaal hoe dat gebeurt, collegas. Het is de regering die niet wil dat sommige initiatieven getoetst worden door de Raad van State. Laten we dus niet twee keer in die open val trappen en vanaf nu het goede voornemen opvatten dat elk initiatief dat we in dit kader nemen, vooraf getoetst wordt.
De voorzitter : Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Mevrouw Gwenny De Vroe : Ik wil me aansluiten bij de vraag om de lijst van alle dossiers te verkrijgen, maar ik heb begrepen dat dat in orde komt.
Beide ministers hebben verwezen naar het feit dat op 18 april 2008 dit integratiebesluit in de VCRO werd opgenomen, en verwezen daarbij naar toenmalig minister Van Mechelen. Die verwijzing is hier mijns inziens niet op haar plaats. Met het schrijven van de VCRO heeft minister Van Mechelen inderdaad heel grote stappen gezet. Drie jaar later, in 2011, toen Dirk Van Mechelen al twee jaar geen minister meer was, viel er een arrest. Jullie hebben toen een poging gedaan om een validatieartikel in te schrijven. In juli jongstleden bleek echter dat dat door het Grondwettelijk Hof ook werd vernietigd.
Ik vind het heel klein dat jullie verwijzen naar toenmalig minister Van Mechelen, als jullie twee jaar na het arrest nog steeds geen definitieve oplossing hebben gevonden. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Wij zijn voorstander van alle initiatieven om concrete oplossingen te vinden om versnellingen te veroorzaken in de vergunningsdossiers. Daarom heeft minister Van Mechelen dat toen ook gedaan heeft. Deze regering is echt een regering van veel aankondigingen en veel poeha, maar weinig concrete realisaties. Ik verwijs naar collega Martens, die een andere opsomming heeft gemaakt. Wij van Open Vld zijn voor een no-nonsensebeleid met wél concrete realisaties. Dat is wat toenmalig minister Van Mechelen heeft gedaan. (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Als er in 2011 een arrest valt, minister, dan moet u dat snel en juridisch correct oplossen, om de bedrijven rechtszekerheid te geven. We zijn intussen twee jaar verder. Collega Bart Martens van de sp.a, lid van de huidige Vlaamse meerderheid, heeft hier de woorden ondraaglijke traagheid van de huidige regering in de mond genomen. En dan komt u hier verwijzen naar de toenmalige Open Vld-minister, die in 2008 wél beslissingen heeft genomen om de vergunningen te versnellen. Daar is nadien, in 2011, een arrest over gevallen, waar u vandaag, september 2013, nog steeds geen oplossing voor hebt gevonden, minister.
De heer Vandaele sprak daarnet over inspraak. Uiteraard is inspraak heel belangrijk. Er is geen enkele politieke partij die daar geen belang aan hecht. Als je daar geen belang aan hecht, heb je volgens mij geen interesse in politiek.
Mijnheer Vandaele, in het dossier dat ik heb aangehaald over de afvalenergiecentrale Recover Energy werden meer dan 25.000 bezwaarschriften ingediend. Ik denk dat we kunnen zeggen dat de inspraak daar heeft mogen zegevieren. Minister, u zegt dat het Stevin-project via een decreet projectmatig zou kunnen worden opgelost. Hoe denkt u het dossier Recover Energy op te lossen?
U vraagt mij en enkel mij hoe ik het zou oplossen. Ik heb gezegd dat er juridisch gezien oplossingen mogelijk zijn. Inderdaad. Ik heb dat echter niet alleen gezegd, minister. De heer Martens is meer in details getreden dan ik. Hij had het over het toevoegen van twee zinnen. Minister, waarom vraagt u aan mij, oppositielid van Open Vld, om een oplossing aan te reiken? (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Vindt u de oplossingen niet meer bij sp.a? Is dat de reden van uw vraag? (Opmerkingen van minister Philippe Muyters)
Ik zeg u nu, minister, dat ik met Open Vld een voorstel van decreet zal indienen om een oplossing aan te reiken. Ik zal die hier niet zo blootgeven. Ik heb in vier jaar parlementair werk geleerd dat het beter is initiatieven concreet op papier te zetten om te vermijden dat iemand anders ermee gaat lopen. Al doende leert men. Ik zal dus een voorstel van decreet indienen.
De voorzitter : De lijst is ondertussen rondgedeeld.
De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Ik heb ook verwezen naar de beslissing van de Vlaamse Regering in 2008. Het is een feit waar we niet omheen kunnen. Maar ik hoor niet graag dat u, minister Schauvliege en minister Muyters, dat aanwenden als argument. Uw verantwoordelijkheid in dezen is verpletterend. Er is het arrest van de Raad van State van 2011. U hebt de voorbije twee jaren initiatieven aangekondigd en daar niets mee gedaan. Ik ben geen jurist, maar aan mijn klein teentje heb ik destijds gevoeld dat we hier grondig fout gingen. Dat verwijt ik de hele meerderheid.
Collegas, het schenden van het gelijkheidsbeginsel is geen vormfoutje. Ik heb dat in de plenaire vergadering gezegd en ook in de commissie. Deze meerderheid is dan zo arrogant om te zeggen dat die dommerik van de oppositie daar niets van kent. De heer Ceyssens heeft zelfs gezegd: Dat zullen we dan wel zien. Wel, we zijn zover, mijnheer Ceyssens. U bent weer aan zet. Soms zou de meerderheid misschien toch wel beter eens luisteren naar inhoudelijke argumenten van de oppositie, zeker als het over belangrijke zaken gaat, zoals dit decreet. Ik heb het bij herhaling gezegd. Het is nu totaal in de vernieling gefietst. Dat is dus niet onze verantwoordelijkheid, hoor, collegas.
Minister Schauvliege, minister Muyters, ik dank u voor die lijst. Ik zal die bekijken. Heb ik goed begrepen dat het decreet over de versnelling van complexe investeringsprojecten, dat in aantocht is, geen keuzemogelijkheid meer is, maar een verplicht model?
Minister Philippe Muyters : Na inspraak. Er is niet langer een integratiespoor en een algemeen spoor. In de toekomst zullen MER en RUP altijd samen zijn. Dat is wat ik heb gezegd.
De heer Dirk Peeters : Ik uit opnieuw mijn voorbehoud bij de ad- hocprocedure zoals u ze voorstelt. Ik denk dat we daar dezelfde fout maken die we nu willen remediëren en weer een onderscheid maken in procedures. Door snel te willen gaan, zullen we onze eigen vertraging organiseren. Ik waarschuw u. Ik heb geen teksten gezien, maar uit wat u nu zegt, leid ik af dat we de bocht weer zullen missen. Ik zal het decreet grondig lezen en met anderen bespreken. Ik vrees dat we dezelfde fout herhalen. Dat moeten we absoluut vermijden.
De heer Lode Vereeck : Voorzitter, we hebben intussen de lijst ontvangen met de RUPs die het integratiespoor volgden, respectievelijk goedgekeurd en niet definitief goedgekeurd. De vraag is natuurlijk of de minister ook kan aangeven welke van die RUPs volgens hem van groot strategisch belang zijn zodat we weten waarover we het gaan hebben wanneer we eventueel remediëren.
Ik heb dus begrepen de heer Peeters heeft het daarnet nog eens herhaald en de minister heeft het bevestigd dat de regering naar één spoor wenst terug te keren waarbij men van die beweging gebruik maakt om tot een echte integratie tussen RUP en plan-MER te komen. Als er maar één spoor is, is er natuurlijk ook geen mogelijkheid om het gelijkheidsbeginsel te schenden. Op zich is dat een piste die we kunnen toejuichen, dat is evident.
Intussen trekt u het Integratiespoorbesluit in. U zou er ook voor hebben kunnen opteren om de aankondigingsmodaliteiten die in het klassieke spoor bestaan, gewoon over te nemen in het Integratiespoorbesluit.
Ik ben geen jurist, maar ik heb begrepen dat voor het gedeelte dat minister Schauvliege heeft besproken, men gebruik maakt van een soort bestuurlijke lus. Voor alle dingen die nog niet definitief zijn op het vlak van plan-MER en als de RUPs nog niet zijn goedgekeurd, gaat men gewoon de bestuurlijke lus toepassen. Ook daar kunnen wij ons in vinden.
Ik hoop dat de regering de moeite neemt om te luisteren naar de bekommernissen van het Vlaams Parlement, want ik deel toch wel de bezorgdheid van een aantal collegas dat we ons op glad ijs beginnen te bewegen. Wat is inderdaad maatschappelijk belangrijk? Wat zijn de criteria? Hoe gaat dat eigenlijk met een tijdelijke validatie? Kunnen we dat hardmaken? Het doet me eerlijk gezegd een klein beetje denken aan de vorige oplossing. Ook al werkt u, om tijd te winnen, via een voorstel van decreet, toch zou ik absoluut willen insisteren ik neem aan dat de meerderheid akkoord gaat dat we naar de Raad van State gaan voor advies zodat we niet twee keer het deksel op de neus krijgen.
Ik denk dat maatschappelijk belangrijke of strategische projecten heel moeilijk te definiëren zijn. We zullen opnieuw in de problemen geraken. Collega Martens, u hebt in uw uitgebreide toelichting bij de inleiding gezegd dat in het Stevin-project de facto wel gebruik is gemaakt van de klassieke aankondigingsmodaliteiten via kranten en openbare besturen. Misschien is dat wel een mogelijkheid om een tijdelijke validering te doen, namelijk van die RUPs waarin aantoonbaar het gelijkheidsbeginsel niet geschaad is. Het moet dan ook aantoonbaar blijken uit die aankondigingsmodaliteiten. Dat is misschien een piste die ik wil overwegen, maar ik herhaal samen met de heer Penris , niet zonder eerst langs de Raad van State te zijn gepasseerd.
Tot slot is een goede communicatie en overleg met de vergunningverlenende gemeentelijke en provinciale overheden nodig.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Het lijstje ligt hier voor ons. Bladzijde 1 moeten we nog verder opdelen naargelang het MER al dan niet is goedgekeurd. Uit de antwoorden die we hebben gekregen, is duidelijk gebleken dat daar niet meteen het pijnpunt ligt inzake remediëring. We zullen daar tijd verliezen. Mijn vraag is dan ook hoe we dit kunnen oplossen.
In het tweede deel is het ruimtelijk uitvoeringsplan al goedgekeurd. Minister, u hebt het daar over een tijdelijke validatie en over een volledige validatie. Voor validaties zullen we nooit schoonheidsprijzen winnen. Vandaag moeten we echter nagaan hoe we rechtszekerheid kunnen bieden. Ik heb daar nog een aantal vragen over. Voor de tijdelijke validatie zal er een remediëringsspoor moeten worden gevolgd waarbij een nieuw openbaar onderzoek moet worden georganiseerd. Als die bezwaren niet ten gronde zijn, dan is er geen probleem. Als er wel bezwaren ten gronde zijn, dan moet worden nagegaan of er wijzigingen nodig zijn. Ik vraag me af wat er dan moet gebeuren met afgeleverde bouwvergunningen op basis van het afgeleverde ruimtelijk uitvoeringsplan. Als die in conflict komen met nieuwe voorwaarden binnen het RUP, welke invloed kan dat dan hebben op afgeleverde vergunningen? Dat moet heel nauwkeurig worden onderzocht per RUP vooraleer er wijzigingen worden aangebracht.
Bij de definitieve validaties zal dat probleem zich niet meer voordoen. Op basis van welke criteria zullen we oordelen welke RUPs definitief kunnen worden gevalideerd? Welke garanties hebben we dat we daar deze keer wel de toets mee doorstaan? Het is heel belangrijk dat er duidelijke criteria zijn om te vermijden dat er met twee maten en gewichten wordt gewerkt.
Ten slotte is er het integratiespoor. Het is inderdaad een verstandige beslissing om het huidige integratiespoor in te trekken. Minister, ik heb begrepen dat het initiatiefrecht voor het nieuwe integratiespoor, dat er zal komen, bij u ligt. Weliswaar moet dat in samenspraak gebeuren met minister Schauvliege. Welke timing kan en mag daarop worden gezet?
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, ook ik heb, zoals de heer Ceyssens, goed geluisterd naar de mogelijke oplossingen die de ministers hier aanbieden. We kunnen hier inderdaad mee aan de slag. Eerste categorie, lopende dossiers, hernemen van de inspraakprocedures met betrekking tot het plan-MER: daar zit geen enkel probleem. Voor de meeste al goedgekeurde dossiers kan die voorlopige validatie, waarbij de inspraakprocedures met betrekking tot het plan-MER worden hernomen, volgens de minister binnen de twee jaar definitief worden goedgekeurd of opnieuw worden goedgekeurd.
En dan is er, collegas, die derde categorie. Dat is de moeilijkste categorie. Daar zijn er enkele dossiers zo hoogdringend en van zon hoog maatschappelijk belang dat er geen tijd meer te verliezen is. Ik ben het eens met de heren Ceyssens, Martens en Vereeck dat we daar criteria moeten zoeken om te objectiveren wat hoogdringend is en wat dermate belangrijk is dat we onze toevlucht moeten nemen tot deze uitzonderingsmaatregel. Ik begrijp ook dat de regering dit echt uitzonderingsgevallen vindt en dat zij niet van plan is om de onmiddellijke validatie, zoals we dat dan noemen, op grote schaal toe te passen. Ook voor de N-VA-fractie kan de techniek van de onmiddellijke validatie slechts in zeer uitzonderlijke noodgevallen worden toegepast. Met betrekking tot die dossiers vragen wij dat er telkens een grondige afweging wordt gemaakt en dat er een zo breed mogelijk politiek draagvlak voor is, en liefst ook een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak.
Mijnheer Penris, u maakte zich een beetje vrolijk over de remediëring die wij hier in mei 2012 hebben goedgekeurd. Ik stel vast dat uw fractie zich toen heeft onthouden. U hebt niet tegengestemd. Ik denk dat u op dat moment ook wel aanvoelde dat er iets moest gebeuren, zoals wij dat op dat moment ook aanvoelden.
Mevrouw De Vroe, u trekt uw paraplu open. Maar die is, wat mij betreft, zo lek als een zeef. U zegt dat we niet meer moeten verwijzen naar minister Van Mechelen omdat dat allemaal al zo lang geleden is. U beseft toch wel degelijk dat Open Vld hier boter op het hoofd heeft. Uw nieuwbakken fractieleider, de heer Tommelein, beseft dat ook zeer goed. Hij is hier grommend binnengekomen en hij werd verwelkomd door de voorzitter en door de minister. Ik ken hem al jaren en ik weet dus dat hij ongetwijfeld van plan was om ons alle hoeken van de kamer te laten zien. Maar de heer Tommelein heeft eerst gegromd, dan geluisterd en dan heeft hij ten volle beseft dat zijn partij hier in het nauw zit. Hij heeft dan het pand verlaten, hij is met de stille trom afgedropen.
Mevrouw De Vroe, u moet niet schieten op deze meerderheid. Ik zou beschaamd zijn als ik lid van uw partij was, wat ik niet ben. En ik denk dat jullie dat ook wel zijn, beschaamd. Dat bewijst de houding van uw fractieleider. U zou moeten beschaamd zijn over uw slordige houding in dit dossier, bij de aanvang ervan. We hebben dat ook op andere punten van die codex gezien. Tijdens deze legislatuur hebben we al tientallen reparaties op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening moeten goedkeuren. Als we het hebben over een slordige aanpak van dossiers inzake ruimtelijke ordening, denk ik toch dat in 2008 en de periode daarvoor een en ander is misgelopen. Ook het feit dat u hebt meegestemd voor de reparaties in mei 2012, waarvoor dank, wijst waarschijnlijk toch in die richting.
Ministers, dit verdient nog een grondige afweging. Collegas van de meerderheid, we zijn het er allemaal over eens dat dit juridisch doortimmerd moet zijn. Het moet doorwrocht en onderbouwd zijn. We moeten hieruit geraken, dat is ons aller taak.
De voorzitter : Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts : Ik dank de ministers voor hun antwoorden. Ik heb ook het gevoel dat alle collegas het ermee eens zijn dat het parlement hiermee zeker geen schoonheidsprijs zal behalen. Anderzijds moeten een aantal dossiers inderdaad snel een correcte oplossing kunnen krijgen. Iedereen kijkt uit naar de definitieve degelijke integratie. Hopelijk kan die er snel komen.
Het is duidelijk dat de dossiers kunnen worden ondergebracht in verschillende categorieën. Dat is op zich positief omdat we daardoor voor hopelijk het grootste deel sneller tot een degelijke oplossing kunnen komen. De RUPs die gebruik hebben gemaakt van het integratiespoor, maar die nog niet definitief zijn goedgekeurd, kunnen gebruikmaken van het principe van de bestuurlijke lus. Daardoor hebben zij wat vertraging in de termijn. Hoe snel kunnen zij nu aan een oplossing werken? Hebben zij nog een uitvoeringsbesluit nodig om effectief opnieuw de inhoudsopgave van het plan-MER te bekijken op inhoudsafbakening? Kunnen zij meteen verder met het openbaar onderzoek? Zijn daarvoor nog nieuwe uitvoeringsbesluiten nodig? Als dat nodig zou zijn, moet dit op korte termijn kunnen gebeuren, zodat de vertraging maximaal kan worden ingeperkt.
Een andere vraag betreft de RUPs via het integratiespoor die definitief zijn goedgekeurd. Ik ben blij dat op de vraag van de heer Sauwens wordt ingegaan, zodat alle verschillende bestuursniveaus die betrokken zijn bij een RUP, goed zullen worden geïnformeerd over welke weg voor die RUPs wordt afgelegd, en dat voor elk RUP apart goed zal worden bekeken wat eventueel de gevolgen of de keuzes kunnen zijn. De heer Ceyssens haalde ook al de eventuele vergunningen aan die zijn verstrekt.
Er is anderzijds de bezorgdheid over de criteria die zouden worden afgebakend voor de eventuele definitieve validatie. Ik denk dat die bezorgdheid enigszins bij iedereen leeft. Hoe kan dat gebeuren en welke garanties hebben we dat we niet opnieuw in een molen van gerechtsprocedures terechtkomen? Minister, ik wil ook een speciale aandacht vragen voor het volgende: het zijn niet enkel gewestelijke RUPs die betrokken zijn, maar ook provinciale en lokale. Als men ook voor die provinciale en lokale RUPs moet teruggrijpen naar andere procedures, dan betekent dit dat dit lokaal ook budgettaire consequenties heeft. Ik vraag dat in heel deze kwestie toch ook met hun belangen rekening zou worden gehouden, dat erover wordt gesproken en dat wordt afgewogen hoe de negatieve impact voor hen kan worden beperkt. Dit vergt immers niet enkel tijd en energie, maar er zijn ook budgettaire gevolgen, en ik hoop dat u daar ook rekening mee houdt.
Minister Joke Schauvliege : Mevrouw Rombouts, u vroeg of er ook decretaal iets moet gebeuren, of er een besluit moet worden genomen bij die tweede categorie van PRUPs. Dat klopt: er zal een initiatief moeten worden genomen. Dan gaat het dus niet over de ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvoor de plan-MER nog loopt. Dat kunnen we via bestuurlijke weg oplossen. Is de plan-MER echter al goedgekeurd, dan moeten we decretaal ingrijpen. Daar zal dus een oplossing voor moeten worden gevonden.
Ik heb een goed gevoel bij deze bespreking, in die zin dat iedereen de ernst van de zaak inziet en er in het parlement ook echt een bereidheid is om mee te denken en mee te werken aan een oplossing. Het lijkt me heel belangrijk dat we op die manier ook verder gaan. Het klopt niet dat er niets is gebeurd. Hier is inderdaad hard aan gewerkt door de beide diensten, door de beide kabinetten. In het najaar zullen er ook heel wat zaken komen. Het lijkt me ook goed dat we met een aantal zaken opnieuw naar het parlement komen. Er zijn immers nog een aantal vragen gesteld over het algemene belang van een aantal van die ruimtelijke uitvoeringsplannen.
Als we praten over een uitzondering, over een validatie voor die ruimtelijke uitvoeringsplannen die van groot algemeen belang zijn, dan vinden we dat niet zomaar uit. De uitspraak van het Grondwettelijk Hof bevat een heel belangrijke passage. Ik citeer: ( ) een dergelijke validatie kan, wanneer zij niet louter een vormgebrek betreft, slechts als uiterste redmiddel ( ) Het Grondwettelijk Hof laat dus eigenlijk zelf de deur open voor een validatie. Daarom zijn we dat aan het afwegen. Misschien kunnen we dat doen voor een aantal heel belangrijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, om zo heel snel die rechtszekerheid te geven. Nogmaals, we willen echter ook in alle transparantie werken. Als we eenmaal hebben kunnen uitmaken welke die ruimtelijke uitvoeringsplannen van algemeen belang zijn, dan zijn we uiteraard bereid om opnieuw naar het parlement te komen.
Ik vind dat er wat tegenstrijdigheid zit in een aantal uiteenzettingen. Enerzijds vraagt men dat we grondig werk verrichten, dat we goed nadenken, dat het decretaal allemaal zeer goed in elkaar moet zitten. Het mag geen bric-à-brac zijn, zoals hier is gezegd. Anderzijds verwijt men ons dan dat het te traag gaat. Dat is natuurlijk wat tegenstrijdig. Sommige dingen vragen inderdaad tijd, niet omdat er niets gebeurt, maar omdat het bijzonder complex is, heel veel overleg vraagt en we heel veel betrokken partijen ter zake willen horen en zien. We willen ervoor zorgen dat het goed in elkaar zit. Daarom zijn sommige zaken misschien niet in een-twee-drie opgelost. We moeten daarin echter eerlijk zijn: niemand kan dergelijke ingewikkelde materies in een-twee-drie oplossen. Dat is een utopie. Ik heb in dit debat echter gevoeld dat men in het parlement bereid is om mee te zoeken naar oplossingen, om daaraan te blijven werken. Ik ben ervan overtuigd dat we op korte termijn terugkomen naar het parlement, wanneer we er ook een beter zicht op hebben of er ruimtelijke uitvoeringsplannen zijn die van groot maatschappelijk belang zijn. Dan zullen we het debat daarover kunnen voortzetten. De materie is te belangrijk om daar op een eenzijdige manier over te gaan. Het is heel belangrijk om dat debat met de decreetgevende macht verder aan te gaan, uiteraard op korte termijn, maar ook mits een grondige voorbereiding.
Minister Philippe Muyters : Ik onderschrijf uiteraard wat minister Schauvliege naar voren brengt. Ik ben heel blij met de opmerkingen die zijn gegeven. Mevrouw Rombouts, er was uw opmerking over de negatieve impact. We nemen die zeker mee in overweging bij een verdere beoordeling. Mijnheer Vereeck, ik denk dat u ondertussen ook begrijpt hoe complex dit is en waarom we dus ook het juridische verder moeten bekijken. We zien een aantal mogelijkheden. Ik ben het eens met iedereen hier dat we ook maximaal alle mogelijke problemen achteraf moeten voorkomen. Mijnheer Ceyssens, het is in elk geval zo dat bouwvergunningen die zijn verstrekt op basis van het RUP dat toen bestond, rechtsgeldig blijven. Het is belangrijk om dat te weten.
Over het integratiespoor en de omgevingsvergunningen wil ik nogmaals onderschrijven wat minister Schauvliege heeft gesteld. De complexiteit van de hervorming die is gevraagd door het parlement en die is geïnitieerd door het parlement, is zeer groot, en niet alleen juridisch. We moeten er ook voor zorgen dat iedereen, alle administraties, alle agentschappen, mee achter die hervorming staan en ook mee die inhoudelijke oefening maken, en dat vraagt effectief tijd. U mag niet vergeten dat het heel vaak gaat over een zekere mentaliteitsverandering, die er niet op een-twee-drie komt. We hebben er allebei voor gekozen om ervoor te zorgen dat iedereen in onze departementen en agentschappen maximaal kan worden meegenomen op dat nieuwe spoor.
Ik hoop dat iedereen constructief wil meewerken aan een oplossing. Iedereen voelt dat er een noodzaak is, dat er al tijd genoeg verloren is gegaan, en dat niet zozeer door wat er is gebeurd, meen ik. Wie projecten wil realiseren, wacht op de mogelijkheid van realisatie.
De voorzitter : De interpellaties zijn afgehandeld.