Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 19/09/2013
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over praktische en inhoudelijke bedenkingen bij omzendbrief SO 74
- 2190 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Vanderpoorten tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het plan-Smet tegen luxeverzuim
- 2224 (2012-2013)
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, minister, collegas, de laatste wijzigingen aan de omzendbrief SO 74 van 12 juni 2001 over de organisatie van het schooljaar, hebben de regels voor de evaluatieperiodes op school aangepast. Om de schooltijd zo nuttig mogelijk te gebruiken, mogen de deliberaties pas starten op de vijfde lesdag voor het einde van het schooljaar. Bovendien moeten de scholen een zinvol aanbod organiseren voor leerlingen die daar tijdens de deliberatieperiode een beroep op wensen te doen.
Leerlingen hebben recht op weloverwogen en gemotiveerde deliberatiebeslissingen en die moeten door de voltallige klassenraad worden genomen. Men kan zich dus afvragen wie het zinvol aanbod aan activiteiten moet begeleiden: leerkrachten kunnen dat enkel tussen hun deliberaties door en zijn dus zelden een hele dag beschikbaar. De activiteiten moeten dus ook het best op het schoolterrein plaatsvinden.
Of de zogenaamde zinvolle activiteiten hoe dan ook opwegen tegen de verlokking van een vakantiebestemming is echter niet zeker. Ze vormen mijns inziens geen afdoend antwoord op het probleem van het luxeverzuim, dat inderdaad laat daar geen misverstand over bestaan niet moet worden goedgepraat. Daarom hebben een aantal andere collegas en ikzelf hierover op 12 juni 2013 een actuele vraag gesteld. Het valt te vrezen dat luxeverzuim meer te maken heeft met normvervaging bij sommige ouders dan met hun rationeel afwegen van wat opvoedkundig de beste optie is voor het kind.
Zoals bekend, moeten de daartoe bevoegde inspraakorganen overleggen over de planning van het schooljaar. Omzendbrief 74 vermeldt 30 juni als uiterste datum waarop de planning van het schooljaar rond moet zijn, zodat leerlingen die inschrijven ook duidelijk weten hoe het schooljaar georganiseerd wordt. De nodige afspraken en verduidelijkingen moeten in het schoolreglement worden opgenomen en dat moet bij inschrijving worden ondertekend. In schooljaar 2013-2014 wordt 20 september de uiterste datum, maar dan zijn alle inschrijvingen uiteraard al lang voorbij.
Een gedachtewisseling over de timing en de mogelijke duur van evaluatieperiodes is zinvol, maar het opleggen van nieuwe regels op het ogenblik dat de schoolorganisatie al vastligt, is dat niet. Dat vindt ook het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO). Die organisatie vindt bovendien dat het nuttig gebruik van de schooltijd beter georganiseerd wordt door het verminderen van het totale aantal dagen evaluatie en deliberatie dan door het opleggen van de vroegst mogelijke startdatum voor deliberatiegesprekken. Ook het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG) heeft zware bedenkingen geformuleerd bij deze omzendbrief, maar die waren nog niet in mijn bezit op het moment dat ik deze vraag om uitleg opstelde.
Minister, de vermelde bedenkingen roepen enkele vragen op die ik aan u wil voorleggen. In hoever beantwoorden de wijzigingen aan omzendbrief 74 aan de doelstellingen van de resolutie van 28 mei 2003 over de ordentelijke start van het schooljaar? Omzendbrief 74 noodzaakt in de scholen een nieuwe planning voor 2013-2014, uiteraard na overleg in de inspraakorganen. Hoe motiveert u een herplanning met nieuw overleg in september? Hoe kunnen de scholen aantonen dat ze planning en overleg serieus nemen, als ze op de eerste vergaderingen van hun inspraakorganen moeten aangeven dat het al gebeurde overleg en de eventuele afgesloten protocols over de schoolorganisatie waardeloos zijn geworden? Wij begrijpen dat er iets moest gebeuren rond luxeverzuim, maar de problemen waren al lang bekend. Wat maakt dan deze bijzonder late omzendbrief verdedigbaar? Wat is er al gebeurd rond sensibilisering van de ouders? Zij dragen in dezen toch wel de grootste verantwoordelijkheid.
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Voorzitter, minister, collegas, ik wil graag focussen op één aspect, namelijk de reactie van de huisartsen in de loop van de maand juni.
Op het einde van vorig schooljaar was de problematiek van het luxeverzuim opnieuw aan de orde. Die kwam in een stroomversnelling terecht na een reclamestunt van een reisorganisatie. Hierover werden op 12 juni in dit parlement actuele vragen gesteld.
Vele onderwijsbetrokkenen maakten en maken zich zorgen over deze problematiek inderdaad al jaren lang , mede omdat het fenomeen hardnekkig blijkt te zijn en het voor de overheid en de inrichters van onderwijs blijkbaar moeilijk is om maatregelen te nemen om het verschijnsel uit de wereld te helpen.
Wij vonden het dan ook een positieve stap dat de minister na een van de laatste ministerraden voor de vakantie liet weten dat de regering een besluit had goedgekeurd over het luxeverzuim. Een van de elementen daarin zou zijn dat een afwezigheid wegens ziekte na de examens alleen nog gewettigd is met een echt doktersattest. Slechts enkele dagen na de bekendmaking liet het Syndicaat van Vlaamse Huisartsen weten deze regeling niet te zullen toepassen. Minister, u had verkondigd breed geconsulteerd te hebben over de te nemen stappen, maar uit de reactie van de huisartsen bleek dat ze de regeling via de media moesten vernemen. Als reactie liet u weten het gesprek met de huisartsen vooralsnog op te starten.
Minister, wie werd geconsulteerd voor het tot stand komen van het betrokken besluit? Hoe werd dit gecommuniceerd aan de directies, leerkrachten, ouders en andere betrokkenen? Is intussen een nieuw gesprek met de huisartsen gevoerd? Zo ja, wat was het resultaat? Welke afspraken werden gemaakt met de onderwijsverstrekkers om de regeling in de praktijk werkbaar te maken? Hoe zal de controle gebeuren, in het algemeen, en met betrekking tot de doktersattesten in het bijzonder?
De voorzitter : Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Voorzitter, minister, collegas, ik zou me graag aansluiten. Ik heb in juni een actuele vraag gesteld over deze problematiek.
Minister, we hebben al verschillende keren besproken hoe we het zullen aanpakken. U hebt het dan ook aangepakt, maar ik heb nog een concrete vraag. U zei in juni dat er nog geen zicht is op de cijfers van het luxeverzuim, maar dat een centraal registratiesysteem duidelijkheid zou geven. Ik denk dat het gaat over DISCIMUS, dat vorig jaar al is ingevoerd en nu wordt uitgerold. Hebt u al enig zicht op cijfers van vorig jaar? Het is immers belangrijk om dat te weten.
Is er ook een evaluatie gepland met de mensen uit het onderwijsveld als de maatregel loopt? Het is niet gemakkelijk, maar misschien kunnen zij vanuit de praktijk suggesties doen. Het is geen eenvoudig verhaal. Er is ook een verschil tussen het basis- en het secundair onderwijs, maar daarover heb ik het eerder al gehad.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, collegas, het is een beetje een merkwaardig dossier, dat al tien jaar aansleept. Iedereen roept: Doe er iets aan! Doe er iets aan! Als ik dan iedereen samenbreng, blijkt dat er al een meningsverschil is over het feit of er een probleem is of niet en over wat de aard van het probleem is.
We hebben er iets aan gedaan. We hebben dat goed voorbereid. We hebben rond de tafel gezeten in de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor). We hebben er hier over gepraat omdat ik ieders mening wou kennen. Op basis van die gesprekken hebben we een voorstel uitgewerkt, dat voor alle duidelijkheid niet alles zal oplossen. Ik ga niet zeggen dat er met dit voorstel volgend jaar geen luxeverzuim meer zal zijn.
Wat we gedaan hebben, is redelijke maatregelen genomen die het fenomeen indijken, die een duidelijk signaal aan de ouders geven en die de banalisering van ik moet er niet zijn, tegengaan. Dat hebben we willen doen.
Intussen hebben we ook met de dokters gesproken. Maar moet ik specifiek overleg hebben met een dokter om te vragen om geen attest te schrijven voor een kleine die niet ziek is? Als ik daarover al met een dokter of met een vereniging van huisartsen moet overleggen. Het heeft me bijzonder verbaasd hoe het in het nieuws een aaneenschakeling van verhaaltjes is geworden. Niemand luistert nog naar wat er wordt gezegd. Het zou toch wel bijzonder merkwaardig zijn dat ik met doktersverenigingen moet gaan overleggen om geen valse getuigschriften meer te schrijven. Dat was de essentie van wat die ene vertegenwoordiger zei. Die mens was misschien niet op de hoogte van alles. Vandaag volstaat het dat één persoon iets zegt en die krijgt een megafoon. Dan komt er een tegenstelling. Als je rustig, van op afstand, redeneert over wat daar is gezegd, val je toch van je stoel? Ondertussen hebben we het gesprek gevoerd, er zijn geen misverstanden en alles is duidelijk uitgeklaard. Ik kom er nog op terug.
Ik wou toch even zeggen als inleiding dat het een heel merkwaardig dossier is. Men schreeuwt om er iets aan te doen, maar als je dan iets doet, is het niet goed. Het is wel het ene of het andere. Ik doel daarmee niet op u, mevrouw Vermeiren. Ik heb het over de algemene sfeerzetting. Dat sfeertje vind ik problematisch voor onze samenleving en de staat waarin die verkeert, maar goed.
Elke vorm van afwezigheid van een leerling die niet volgens de geijkte vorm kan worden gestaafd, wordt per definitie beschouwd als een onwettige afwezigheid met registratiecode B. De B staat voor begeleiding bij problematische afwezigheden. Scholen zijn verplicht om leerlingen die problematisch afwezig zijn vanaf de eerste B-code te begeleiden. Indien die B-codes oplopen tot tien, moet de school het CLB inschakelen. Bij dertig B-codes stuurt de school een melding van een problematische afwezigheid. Op dat moment kan de schooltoelage in gevaar komen.
Specifiek over luxeverzuim werden er twee rondetafels georganiseerd in de Vlor, waarbij alle betrokken actoren aanwezig waren, met inbegrip van vertegenwoordigers uit de medische sector, om te zoeken naar oplossingen voor het luxeverzuim. Op 30 mei 2012 hebben we daarover ook een gedachtewisseling gehad hier in de Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen. Bovendien is er al heel wat jaren overleg met de medische sector, onder meer om het oneigenlijk gebruik van medische attesten tegen te gaan. Dat overleg is een uitloper van het protocol dat werd afgesloten tussen de overheid en de medische sector over de aanpak van spijbelen. Het zit in eenzelfde flow, ik heb de reactie van die vertegenwoordiger niet goed begrepen op dat moment.
Op 12 september 2013, niet zo heel lang geleden, was er een overleg met de Nationale Orde der Geneesheren, waarin de nieuwe regelgeving werd toegelicht en er duidelijke afspraken werden gemaakt over de verdere communicatie naar artsen. De medische sector zal in de komende maanden op verschillende manieren nog extra geïnformeerd worden over de regelgeving in verband met de afwezigheden. Bovendien werd er een vormingspakket voor artsen met alle relevante onderwijsregelgeving opgemaakt. Er werd ook specifiek materiaal ontwikkeld om hen te ondersteunen in de communicatie naar de ouders en leerlingen. Er zal onder meer een affiche komen in de wachtkamer en een flyer met meer uitleg. Dat zal op korte termijn worden bekendgemaakt en worden verspreid, in samenwerking met De Artsenkrant, Domus Medica, de Koning Boudewijnstichting en de Nationale Orde der Geneesheren. Ik ben uiteraard blij met die samenwerking.
Er zijn acties genomen zoals de opvangverplichting voor scholen als ouders dat vragen, een zinvolle invulling van het einde van het schooljaar na overleg met de schoolraad, de deliberatiedagen die ten vroegste starten op de vijf laatste lesdagen van het schooljaar en doktersattesten verplicht in de week voor en na de vakantie. Die acties situeren zich op verschillende fronten.
Men moet in het onderwijs ook goed weten dat, als mensen vaststellen dat hun kind niet meer aanwezig moet zijn, als ze weten dat hun kind geslaagd is en ze goedkoper op vakantie kunnen vertrekken, ouders dan een afweging maken. Veel mensen begrijpen dat, denk ik. En dat is niet goed, voor alle duidelijkheid. Ik keur dat niet goed, maar ja, het is een afweging die gebeurt. Daarom hebben we die maatregel opgesteld over de vijf laatste dagen van het schooljaar, wat toch een duidelijk signaal is. Ik zeg niet dat alle scholen dat doen, maar sommige scholen stoppen wel heel vroeg. Dat is moeilijk te rijmen met de opmerking dat ze te weinig tijd hebben om alle leerstof te verwerken. Dat is toch een beetje raar, ik wil niet veralgemenen. Het is punctueel, maar toch een vaststelling.
Op 24 mei 2013 hebben we dat een eerste keer geagendeerd, nog voor die reclamestunt van een reisorganisatie. Ik heb gebeld met de grote baas, die dat ingetrokken heeft. Het besluit is definitief goedgekeurd in december 2013. Hoe komt het dat het lang heeft geduurd? Veel overleg met iedereen, mijnheer De Meyer, veel overleg. Als ik even mag, verwijs ik naar het dubbelinterview met mevrouw Van Hecke in De Morgen, waarin zij zei dat ik nog meer had kunnen doen indien ik wat minder overlegd had. Dat vond ik een interessante tip misschien.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Wat bedoelt zij daarmee concreet? Met wie had u niet moeten praten? Dat benieuwt me. (Gelach)
Minister Pascal Smet : Nee, nee, dat was niet haar bedoeling. Het heeft wat langer geduurd omdat we veel hebben overlegd dus.
Iedereen weet al een hele tijd dat er een issue was. Het klopt, mijnheer De Meyer, dat het niet in overeenstemming is met de onderwijsresolutie stricto sensu. Dat zal ik ook niet proberen uit te leggen, maar we hebben pas kunnen communiceren na die ruime consultatieronde, in juli 2013. De nieuwe maatregel gaat niet meteen in, het is pas iets voor het einde van het schooljaar, juni 2014. Het is ook niet morgen van toepassing, de scholen hebben nog wel wat tijd om dat te doen, maar ik geef toe dat het wenselijker was geweest indien het eerder was gebeurd. Toch hebben we geoordeeld dat het geen onoverkomelijk probleem is, te meer omdat we niet het signaal wilden geven dat het pas in werking treedt vanaf het volgende schooljaar, juni 2015 dus. Dat zou ook een rare boodschap geweest zijn in deze problematiek.
We hebben een afweging gemaakt van de voor- en nadelen en beslist dat het beter was om het toch al via omzendbrief in juli te doen, waarna het besluit in september definitief werd goedgekeurd. U weet bovendien dat we de regelgeving hebben gewijzigd zodat de afspraken in een schoolreglement op elk moment van het jaar kunnen worden gewijzigd, indien ze het rechtstreeks gevolg zijn van een gewijzigd decreet of regelgeving. Dat staat zo uitdrukkelijk in de nieuwe codex secundair onderwijs.
Er komt een nieuwe campagne. Onder meer in de wachtkamers van de huisartsen maar ook op onze website en via Klasse, Schooldirect en Lerarendirect zal er nog meer worden gecommuniceerd.
Er is niets gewijzigd aan de verplichting dat alle leerkrachten die les geven in een bepaalde klas aanwezig moeten zijn op de klassenraad van die klas, maar deze regeling impliceert ook dat niet alle leerkrachten op hetzelfde moment klassenraden hebben waarop ze aanwezig moeten zijn. Het moet bijgevolg mogelijk zijn om deze afspraken praktisch uit te werken. Het bewijs hiervan is dat er in Vlaanderen al scholen zijn die dit doen. Ook kan het andere personeel van de onderwijsinstelling ingeschakeld worden of kan er worden samengewerkt met andere scholen of kunnen er andere organisaties en verenigingen worden aangesproken voor de invulling van het zinvolle aanbod. Dit kan, in overleg met het schoolbestuur en de schoolraad. Het is een kwestie van organisatie.
De controle zal, zoals altijd, gebeuren door de verificatie van het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi).
De registratie is nu volledig van kracht. We zullen dus in de toekomst over juistere cijfers beschikken. We zullen over meerdere jaren kunnen zien hoe groot het fenomeen is.
Voorzitter, ik vond het zeer belangrijk dat we ten aanzien van de samenleving het duidelijke signaal hebben gegeven dat wij dit niet aanvaarden. Ik heb nooit gepretendeerd of beweerd dat deze maatregel alles zal oplossen. Hij had een belangrijke waarde. Wij hebben ingegrepen. We moeten verder werken aan de sensibilisering van de ouders. Het is belangrijk dat hun kinderen tot op het einde van het schooljaar aanwezig zijn in de scholen, en dat de ouders, met een diploma of getuigschrift, naar het oudercontact gaan. Dat is ook een belangrijk moment.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Minister, voor alle duidelijkheid, en ik zeg het voor de derde keer: luxeverzuim is het probleem dat u moet aanpakken. Daarbij is het sensibiliseren van de ouders hoogstnoodzakelijk. In deze vraagstelling gaat het vooral over het tijdstip en, bij sommige maatregelen, over de wijze waarop dat gebeurt. In uw inleiding zegt u, vrij algemeen, dat er sfeerschepping is. Hebt u het over mijn vraagstelling?
Minister Pascal Smet : Neen, ik heb het over de media.
De heer Jos De Meyer : Hebt u het over de reactie van het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG), dat zegt: Nu de zomervakantie al begonnen is en alle voorbereidingen voor het komende schooljaar al getroffen zijn, kan het OVSG niet instemmen met de ingangsdatum en de implementatieperiode, zoals die in het besluit voorzien is.? Of hebt u het over het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO), dat zegt: Het VSKO kan niet aanvaarden dat de overheid uitzonderlijk deze datum met terugwerkende kracht op 20 september 2013 plaatst, zodat de nieuwe maatregel nog in het schooljaar 2013-2014 van toepassing kan worden.?
Minister, het probleem is tien jaar gekend. We weten al tien jaar dat vanuit het veld de vraag komt. Waarom moet u dit nu in de grote vakantie beslissen? De reacties zijn toch niet abnormaal?
Er is overleg geweest in de scholen. Men heeft de schoolraden samengeroepen. Alle partners hebben daar mee over beslist. Men heeft een schoolreglement opgemaakt. Men heeft een kalender opgemaakt en meegegeven aan de leerlingen. Dat schoolreglement moet ondertekend terugkomen. Nu moet al dat werk worden overgedaan en aan de mensen die in die overlegstructuren betrokken waren, moet worden uitgelegd dat hun werk niet zinvol was en dat er rekening moet worden gehouden met een nieuw besluit van de minister. De overheid heeft meestal de wens dat de door haar opgelegde timing door alle participanten in de scholen wordt nageleefd. Dat is vrij logisch. Welnu, vanuit de scholen is er ook soms het verwachtingspatroon dat de overheid zelf de door haar opgelegde timing naleeft. Daarover gaat het fundamenteel.
Ik eindig waar ik begon. Ja, er is een probleem. Ja, het moet aangepakt worden. Maar, minister, de timing is, zeker voor een probleem dat al tien jaar gekend is, slecht gekozen. Wat betreft de evaluaties op het einde van het schooljaar denk ik dat men de problematiek van de deliberaties en de moeilijkheidsgraad die toeneemt ten gevolge van de juridisering zeker niet mag onderschatten.
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Minister, bedankt voor de toelichting. Blijkbaar was de medische sector toch betrokken bij de rondetafels.
Mijnheer De Meyer, ik ben het niet helemaal met u eens. Ik dacht ook, toen ik na de bekendmaking van het besluit in de pers las over de reacties op het feit dat het toch nog een jaar zou duren, dat het nooit goed is. Dat jaar is nodig om het praktisch regelbaar te houden. Als de medische sector een platform kreeg van bepaalde journalisten, zou het kunnen dat dit werd uitvergroot. Ik schrok daar toch een beetje van. Maar als ze inderdaad betrokken werden bij de gesprekken, moet worden afgewacht hoe het dit keer verloopt. De evaluatie zal ons daarover wijzer maken.
De voorzitter : Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Minister, dank u voor uw antwoord en toelichting. Ik vroeg naar de registratiesystemen in functie van het luxeverzuim dat ook in het begin van het schooljaar plaatsvindt. Het is voor scholen soms moeilijk om voor leerlingen die nog niet komen opdagen klassen en uren te organiseren. Men weet niet waar die leerlingen zijn, of ze zullen komen of niet, of ze misschien zijn ingeschreven in andere scholen, enzovoort.
Minister Pascal Smet : Dat zal georganiseerd worden, maar het is nu nog iets te vroeg.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.