Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 17/09/2013
Interpellatie van mevrouw Marijke Dillen tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de gevolgen van de veroordeling van ons land door het Europees Comité voor de Sociale Rechten inzake de problematiek van de wachtlijsten in de sector van personen met een handicap
- 134 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Collegas, minister, iedereen in deze commissie weet dat de problematiek van de lange wachtlijsten in de sector van personen met een handicap al heel lang op onze politieke agenda staat.
Minister, de Vlaamse Regering heeft inspanningen gedaan en het budget verhoogd. Ik ben niet te beroerd om dat toe te geven. Naar aanleiding van die problematiek hebt u die inspanningen in een persmededeling opgelijst. Ik erken dat u die inspanningen geleverd hebt, maar we moeten vaststellen dat die onvoldoende zijn. Al vele jaren klagen de ouderverenigingen dit gebrek aan oplossingen aan qua opvang en begeleiding van hun kinderen met een handicap met een grote ondersteuningsnood. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat die mensen terecht verontwaardigd zijn over het gebrek aan hulp vanwege de overheid aan de meest kwetsbare mensen in onze samenleving.
Een hele tijd geleden, op 13 december 2011, hebben een twintigtal verenigingen, die samen de hele gehandicaptensector in dit land vertegenwoordigen, een collectieve klacht ingediend tegen de Belgische staat om zijn veroordeling te verkrijgen wegens ernstige tekortkomingen ten opzichte van personen met een ernstige handicap met grote ondersteuningsnood. Die klacht was een vervolg op de reeds meerdere jaren door deze vereniging ondernomen acties om de aandacht van de Belgische staat en zijn gewesten te vestigen op de dramatische en onmenselijke toestand waarin de personen met een handicap en zoveel families zich bevinden door gebrek aan opvangmogelijkheden.
Het Europees Comité voor de Sociale Rechten ziet toe op de naleving van het Europees Sociaal Handvest dat door ons land werd ondertekend, waardoor ons land verplicht is zijn inwoners toegang te bieden tot welzijnsdiensten en ze te beschermen tegen armoede en sociale uitsluiting. Dat Europees Comité voor de Sociale Rechten heeft ons land veroordeeld omdat er nog steeds onvoldoende opvang is. Door het tekort aan opvang voor mensen met een handicap belanden veel gezinnen in problematische situaties, zo luidt het besluit. Ik zal niet het hele besluit van het Europees Comité voor de Sociale Rechten voorlezen, maar er wel een belangrijke passage uit citeren: Geen enkele rechtvaardiging aangehaald door de Belgische Regering betreffende haar tekortkoming in het voorzien van een voldoende aantal plaatsen in dagcentra en overnachtingscentra voor volwassen gehandicapte personen met een grote ondersteuningsnood, zodat deze personen niet worden uitgesloten van toegang tot deze vorm van maatschappelijke dienstverlening, is weerhouden. Bijgevolg vormt dit verzuim een schending van het Handvest.
Minister, ik heb ondertussen kennisgenomen van de hele bundel. De Belgische staat heeft in een zeer volumineuze nota van meer dan honderd bladzijden een aantal argumenten trachten te ontwikkelen om zijn verweer te staven. Die argumenten werden voor het grootste deel niet allemaal van tafel geveegd. De argumenten kunnen door iedereen worden nagelezen, ik ga ze hier niet aanhalen. De beslissing van het Europees Comité voor de Sociale Rechten is in ieder geval zeer duidelijk.
Minister, de veroordeling heeft vandaag tot gevolg dat belangenorganisaties naar de rechtbank kunnen stappen om hun recht op opvang afdwingbaar te maken. Als we het oprecht menen, moet Vlaanderen grote inspanningen leveren om dat te vermijden. Vooral omdat, als we dat niet zouden doen, personen met een handicap zo opnieuw verplicht zouden worden zware financiële uitgaven te doen en geduld uit te oefenen. Wij allemaal, en u, minister, uit uw vorige levens beter dan wie ook, weten dat een procedure in dit land heel lang kan duren en zeer veel geld kost. Dat zou het resultaat zijn indien Vlaanderen geen gevolg geeft aan de beslissing van het Europees Comité voor de Sociale Rechten. Op die manier wordt het recht op opvang opnieuw op de lange baan geschoven. Mijn fractie, maar ik denk ook alle leden van deze commissie, vinden dit onaanvaardbaar. De Vlaamse Regering dient dan ook bij hoogdringendheid de nodige initiatieven te nemen en de vereiste budgetten vrij te maken om eindelijk een volledig en definitief antwoord te bieden op de problematiek van de wachtlijsten in de sector van personen met een handicap.
Minister, tijdens het zomerreces heb ik de begrotingen van de verschillende beleidsdomeinen eens onderzocht. Volgens mij zijn er mogelijkheden om in bepaalde beleidsdomeinen te besparen op uitgaven die absoluut niet prioritair zijn. Die middelen kunnen dan worden gebruikt voor die dossiers die wel belangrijk zijn. Het is belangrijk dat u, naar aanleiding van de begrotingsopmaak, uw collegas ervan overtuigt dat er werk moet worden gemaakt van prioritaire dossiers. Als er één dossier in Vlaanderen echt prioritair is, dan is het toch wel dit dossier.
In de media kunnen we vaak lezen dat een samenleving moet worden beoordeeld naar de manier waarop ze met de zwaksten omgaat. Minister, we kunnen en mogen niet langer aanvaarden dat personen met een handicap en hun familie en omgeving in de kou blijven staan. Als de Vlaamse Regering het ernstig meent en werkelijk bezorgd is om het lot van personen met een handicap, moet er onmiddellijk gevolg worden gegeven aan de beslissing van het Europees Comité voor de Sociale Rechten. Vlaanderen mag zich niet verschuilen achter de budgettaire krapte om dit naast zich neer te leggen. Vlaanderen moet durven de nodige keuzes te maken om binnen de begroting budgetten te herschikken en voldoende middelen vrij te maken om eindelijk dit probleem ten gronde op te lossen. Minister, er is nog meer dan voldoende ruimte. Als u niet overtuigd bent, wil ik graag met u aan tafel gaan zitten om u dit aan de hand van een aantal dossiers aan te tonen.
Minister, wat is uw standpunt over deze veroordeling? Wat is het antwoord van de Vlaamse Regering op deze morele veroordeling? Welke initiatieven gaat u en gaat de Vlaamse Regering nemen om bij hoogdringendheid gevolg te geven aan deze duidelijke beslissing van het Europees Comité voor de Sociale Rechten? Welke waarborgen gaat de Vlaamse Regering geven om erover te waken dat dit dossier niet opnieuw op de lange baan wordt geschoven en de belangenorganisaties niet jarenlang moeten procederen alvorens hun recht eindelijk afdwingbaar te maken?
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Collegas, los van de uitspraak van het Europees Comité zijn we ons in Vlaanderen goed bewust van het feit dat er nog steeds te veel mensen met een handicap en een hoogst dringende zorgvraag, te lang moeten wachten op de door hen gevraagde ondersteuning. Niet enkel de cijfers zelf wijzen hierop, maar ook de vele individuele verhalen en vragen van mensen. Daarom zetten we met het nieuwe beleid volop in op een consequent doorgedreven groeipad en op een grondige wijziging van het systeem. Dat is ook voor u geen nieuw feit. Er wordt ook hard gewerkt aan een nieuwe meerjarenanalyse die duidelijk zal maken welke inspanningen er werkelijk nodig zullen zijn om aan de prioritaire noden tegemoet te kunnen komen. De resultaten van deze analyse zullen in de loop van volgend jaar beschikbaar zijn.
Op dit ogenblik is er enkel een beslissing genomen door het Europees Comité voor de Sociale Rechten van de Raad van Europa. Op 8 oktober 2013 zal de Raad van Ministers ofwel een resolutie ofwel een aanbeveling nemen. Daarin worden eventueel maatregelen aanbevolen die ervoor moeten zorgen dat de pijnpunten die in de beslissing staan, worden weggewerkt.
Naar aanleiding van de collectieve klacht van een twintigtal verenigingen uit de sector personen met een handicap bij de Raad van Europa, werd dus op 29 juli 2013 de beslissing publiek gemaakt die in dit verband werd genomen door het Europees Comité voor de Sociale Rechten. Het is de normale procedure dat deze beslissing vier maanden nadat ze genomen is, openbaar wordt gemaakt. Deze beslissing werd in de loop van maart overgemaakt aan het Regeringscomité van de Raad van Europa, dat op zijn beurt een advies formuleert aan het Comité van Ministers.
Zoals gezegd, zal de Raad van Ministers op 8 oktober een uitspraak doen. Dit advies houdt rekening met de beslissing van het Europees Comité voor de Sociale Rechten en met de toekomstige initiatieven van de lidstaat in kwestie om de problemen weg te werken. Vlaanderen zal hier ook het ontwerp van decreet houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap voorleggen om de toekomstige wijzigingen in het beleid aan te tonen. Aangezien het voorontwerp pas op 12 juli 2013 principieel werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering, werd dit uiteraard niet meegenomen in de beoordeling door het Europees Comité voor de Sociale Rechten.
Het Comité van Ministers plant zijn uitspraak op 8 oktober 2013. De beslissing door het Europees Comité voor de Sociale Rechten werd dus foutief als een veroordeling geïnterpreteerd. Het is natuurlijk een belangrijke uitspraak, maar het is nog geen advies, aanbeveling of resolutie van de Raad van Ministers aan de Belgische staat.
Op 8 oktober 2013 zal het Comité van Ministers ofwel een resolutie ofwel een aanbeveling nemen tegen België. Hierin zal het Comité van Ministers aangeven of de voorgenomen stappen in hun ogen voldoende zijn om het tekort aan opvangplaatsen voor zwaar zorgbehoevenden binnen een redelijke termijn weg te werken. Voor Vlaanderen zal hierbij rekening worden gehouden met het laatste zorgregierapport dat aantoont dat Vlaanderen wel degelijk over correcte cijfers beschikt en de conceptnota Persoonsvolgende financiering, inclusief de voorgenomen timing.
De problematiek waarvoor de klacht werd ingediend en dat doet niets af aan de ernst van de situatie op het terrein en bij de mensen die er rechtstreeks mee te maken hebben is ruimer dan alleen Vlaanderen. Enkel België dus niet de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest is partij bij de Raad van Europa. Dit impliceert dat enkel België veroordeeld kan worden.
In Vlaanderen hebben we een goed uitgebouwd registratiesysteem waarmee de zorgvragen in kaart worden gebracht. Hierover wordt zesmaandelijks gerapporteerd en de cijfers worden gebruikt bij het uitvoeren van een meerjarenanalyse. De resultaten van de meerjarenanalyse verantwoorden de vraag naar een consequent volgehouden groeipad voor de sector personen met een handicap, dit in tegenstelling tot Brussel en Wallonië waar geen systematische registratie van zorgvragen gebeurt.
Het probleem is dan ook dat we er op het niveau van België niet in slagen om de relevante cijfers op een eenduidige manier te verzamelen. Enkele indicaties van de toestand in de andere delen van het land kunnen dit misschien een beetje illustreren. In Wallonië wordt volgens het comité 50 procent van de aanvragers uitgesloten door de cel prioritaire gevallen. Het comité stelt vast dat er de afgelopen jaren in Wallonië en Brussel geen extra plaatsen gecreëerd zijn. In Brussel moeten personen kiezen of ze zich tot het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) dan wel tot Personne Handicapée Autonomie Recherchée (PHARE) richten, waarna ze geen gebruik meer kunnen maken van de bijstand die door de andere entiteit gesubsidieerd wordt.
De resolutie of aanbeveling die op 8 oktober 2013 genomen wordt, zal aangeven hoe er met de problematiek die in de klacht naar voren werd gebracht, moet worden omgegaan.
De Vlaamse Regering heeft de voorbije jaren inspanningen gedaan dat hebt u ook bevestigd. Dat gebeurde vooral door het verder uitbreiden van het aanbod door het voorzien in extra middelen. Vandaag bedraagt het budget dat het VAPH ieder jaar van de Vlaamse Regering ter beschikking krijgt, ongeveer 1,36 miljard euro. Hiermee worden voor een bedrag van 1,25 miljard euro de ondersteuning en de zorg betaald van 40.800 mensen met een handicap. In de loop van deze regeerperiode werd al 118,8 miljoen euro aan bijkomende middelen geïnvesteerd in de sector. Bij de uitbreidingen gaat het over zowel mobiele begeleiding en ondersteuning aan huis, dagopvang, als residentieel verblijf.
Van deze 40.800 mensen zijn er meer dan 2200 personen die een cashbudget ontvangen van het VAPH in de vorm van een persoonlijkeassistentiebudget (PAB). Zij organiseren hiermee zelf hun ondersteuning. Met het bijkomend budget, dat we hopelijk ook nog in 2014 mogen inzetten, zullen we voor circa 4500 extra personen met een handicap ondersteuning en zorg mogelijk maken in de loop van de legislatuur.
Het aantal personen dat ondersteuning geniet vanuit het VAPH is heel gevoelig gestegen, alsook het aantal afgesloten zorgvragen bij de centrale registratie van zorgvragen: 35 procent meer afgesloten vragen in 2012 ten opzichte van 2011. In absolute cijfers wil dat zeggen dat, in de periode tussen 1 juli 2009 en 31 december 2012, 36.087 geregistreerde zorgvragen afgesloten werden in de CRZ-databank (Centrale Registratie van Zorgvragen).
Daarnaast is in deze regeerperiode de grondslag van een grondige zorgvernieuwing gelegd, dat is het Perspectiefplan. Met het ontwerp van decreet inzake de persoonsvolgende financiering wordt de trein van de zorgvernieuwing definitief op de sporen gezet. De voorbije tien jaar zijn gekenmerkt door een systematische uitbreiding in de sector personen met een handicap. We hoopten daarmee in een oplossing te voorzien voor alle personen met een handicap en dringende ondersteuningsnoden. We weten ondertussen dat deze oplossing enkel mogelijk is dankzij een grondige systeemwijziging, waar we nu volop aan werken.
De zorgvernieuwingsoperatie, die zeer fundamenteel is, moet ertoe leiden dat de sector personen met een handicap gaat werken naar de letter en de geest van de VN-conventie betreffende de rechten van personen met een handicap. De sector wordt omgevormd van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd, waarbij inclusieve levenstrajecten voor personen met een beperking gefaciliteerd worden.
Het Perspectiefplan 2020 heeft de voorbije jaren als een belangrijk richtsnoer gewerkt. Vandaag liggen de belangrijkste puzzelstukken klaar. Het ontwerp van decreet biedt de garantie dat personen met een handicap zelf de regie over hun ondersteuning kunnen voeren.
Binnen de regionale prioriteitencommissies en de regionale overleg- en bemiddelingsorganen werd de voorbije jaren reeds heel wat expertise opgedaan in het prioriteren van de zorgvragen. Gezien de beslissing van het Europees Comité voor de Sociale Rechten bekijken we samen met de voorzitters en de leden van de regionale prioriteitencommissies dat is al een tijdje bezig, dat weet u hoe de gehanteerde beslissingscriteria nog beter kunnen worden afgestemd op de opvangtekorten die nu aan de orde zijn gesteld bij het Europees Comité.
Tevens wordt de komende maanden met alle actoren binnen de zorgregie nagedacht over hoe we de zorgregie kunnen herinrichten zodat de toewijzing van de persoonsvolgende financiering zo rechtvaardig mogelijk kan gebeuren. Zoals al gezegd, werkt het VAPH aan een meerjarenanalyse waarin opnieuw berekend zal worden, net zoals op het einde van de vorige legislatuur, hoeveel middelen de komende jaren nodig zullen zijn om de meest dringende noden te lenigen.
Zoals reeds gezegd, wordt er momenteel volop gewerkt aan de implementatie van het Perspectiefplan. De regering zet de inspanningen onverminderd verder. De implementatie van het Perspectiefplan 2020, inclusief een verdere uitbreiding van het ondersteuningsaanbod voor personen met een handicap, zowel rechtstreeks toegankelijk als door middel van persoonsvolgende financiering, moet er, wat ons betreft, voor zorgen dat de personen met de grootste ondersteuningsnood daadwerkelijk een oplossing vinden.
Ten slotte heb ik nog een opmerking pro memorie. We merken op dat de juridische procedures in principe geheel kosteloos zijn voor de persoon met een handicap. We prefereren dit niet, maar uiteraard heeft iedereen het recht om zich tot de rechter te wenden. De arbeidsrechtbanken zijn immers bevoegd en het is wettelijk bepaald dat het VAPH steeds veroordeeld wordt tot de kosten en de rechtplegingsvergoeding, zelfs als de persoon met een handicap in het ongelijk wordt gesteld.
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Voorzitter, ik dank de minister voor zijn uitvoerig antwoord, maar ik heb een voorafgaande opmerking. Ik vind het eigenlijk heel bizar. In deze commissie was het de gewoonte dat bij het stellen van een vraag of een interpellatie iedereen daarover een bepaald standpunt vertolkte. Nu bleef het doodstil, niemand heeft zich aangesloten, terwijl ik meen ervan overtuigd te mogen zijn dat iedereen deze bekommernis deelt. Blijkbaar heeft niemand de moed om zich aan te sluiten.
Minister, ik herhaal in mijn repliek wat ik ook duidelijk in mijn interpellatie heb gezegd: ik zeg niet dat Vlaanderen geen inspanningen heeft gedaan. Ik heb kennis genomen van uw mededeling van 29 juli 2013, naar aanleiding van het rapport van het Europees Comité voor de Sociale Rechten, waarin u een oplijsting geeft. Er is nieuw beleid. Er zijn bijkomende middelen ingezet. Er zijn inspanningen geleverd. Uit de cijfers blijkt echter dat dit absoluut onvoldoende blijft.
Het klopt dat dit rapport niet enkel op Vlaanderen betrekking heeft. Dit rapport slaat op België. Wat de minister over Wallonië en over Brussel heeft gezegd, klopt. Dit kan heel frustrerend zijn, maar ook in Vlaanderen blijven de wachtlijsten bestaan. Wij beschikken hier nochtans wel over duidelijke cijfers.
Uit de gegevens die momenteel bekend zijn, zal het Europees Comité voor de Sociale Rechten op 8 oktober 2013 een uitspraak doen. Voorafgaand aan deze beslissing moet ons land naar aanleiding van het rapport van het Europees Comité voor de Sociale Rechten nog een toelichting verschaffen. Ik neem aan dat de minister inspanningen zal leveren om namens Vlaanderen binnen dit antwoord bepaalde klemtonen te leggen. Het lijkt me belangrijk dat onze commissie hierbij wordt ingeschakeld. We moeten hier kennis van kunnen nemen. Dat wat de procedure betreft.
Daarnaast beschikt de ministerraad over de mogelijkheid een resolutie of een aanbeveling goed te keuren. Het een weegt zwaarder door dan het andere. Het is niet de bedoeling hier een juridische les over het verschil tussen beide te geven, maar een van beide zal er in elk geval komen.
Het is een feit dat we ook in Vlaanderen met de problematiek van de wachtlijsten blijven geconfronteerd. Ik blijf echter herhalen dat we in Vlaanderen over voldoende middelen beschikken om gelden voor de prioriteiten inzake gehandicapten vrij te maken. Hetzelfde geldt trouwens voor andere prioriteiten binnen het beleidsdomein van de minister. Om hiervoor middelen vrij te maken, moet de Vlaamse Regering de moed aan de dag leggen de begroting volledig te herbekijken. Uit de wijze waarop de middelen worden verdeeld, blijkt dat in Vlaanderen nog veel van onze kostbare budgettaire middelen aan heel veel initiatieven worden verspild. We kunnen dat geld beter voor belangrijke prioriteiten, zoals dit dossier, vrijmaken. Indien de minister op dit vlak een initiatief ten opzichte van de overige leden van de Vlaamse Regering zou willen nemen, zou ik hem absoluut steunen.
Ik wil nog een laatste opmerking maken. De minister heeft geprobeerd mijn opmerking enigszins weg te cijferen. Hij heeft mijn vraag over het op de lange baan schuiven van zaken niet beantwoord. We zijn het er echter allemaal over eens dat de procedures die mensen kunnen starten veel tijd in beslag nemen. Dat weten we allemaal. Dat is een gevolg van ons Belgisch rechtssysteem.
Ook wat de kosten betreft, klopt het antwoord van de minister niet helemaal. In arbeidszaken valt de rechtsplegingsvergoeding altijd ten laste van de overheidsinstanties. Dit geldt niet in het geval van een tergend en roekeloos geding, maar daar gaat het hier niet over. Ik behandel zelf heel wat arbeidszaken en ik weet dat het hier om zeer beperkte bedragen gaat. Het gaat dan om 150, 160 of 200 euro. Mensen die hiermee vertrouwd zijn, weten dat een dergelijk bedrag de procedurekosten niet dekt. De stelling dat de procedure voor personen met een handicap kosteloos is, klopt dan ook absoluut niet. Het gaat hier om een kleine tegemoetkoming. Dit zijn niet de grote bedragen die in commerciële zaken worden toegekend. Daar bedraagt de rechtsplegingsvergoeding 1000, 2000 tot 3000 euro. Met betrekking tot die bedragen heeft de Federale Regering voor het arbeidsrecht een uitzondering gemaakt. Dat is natuurlijk niet de verantwoordelijkheid van de minister van Welzijn. Die kleine bedragen dekken de kosten echter niet. Het gaat om peanuts. Hij mag dit argument dan ook zeker niet gebruiken.
Voorzitter, tot slot zou ik een motie willen aankondigen.
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Voorzitter, mevrouw Dillen heeft terecht opgemerkt dat de andere fracties zich niet bij de interpellatie hebben aangesloten. Zelf ben ik spijtig genoeg iets te laat toegekomen om me nog te kunnen aansluiten.
Toen de rechtszaak in de loop van de zomer werd aangespannen, hebben we even overwogen ook een vraag om uitleg of een interpellatie in te dienen. Eerlijk gezegd, dacht ik echter dat de minister een zeer kort antwoord zou geven en zou verklaren dat het echte verdict op 8 oktober 2013 valt en dat hij nu nog niets kon doen. Indien ik had geweten dat de minister hier toch zo uitvoerig op zou ingaan, had ik me misschien wat meer gehaast om tijdig aanwezig te kunnen zijn.
We hebben in deze commissie in het verleden al vaak over deze zaak gesproken. We hebben al uitvoerige debatten met de minister gevoerd. Mijn fractie blijft zeer argwanend tegenover het decreet betreffende de persoonsvolgende financiering dat nu op tafel ligt. Volgens ons zal dit niet volstaan om een antwoord op de bestaande uitdagingen te formuleren. Dat zal de toekomst moeten uitwijzen.
Wat het betoog van mevrouw Dillen betreft, wil ik nog meedelen dat we volgens mij op dezelfde lijn zitten.
De voorzitter : De interpellatie is afgehandeld.