Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 04/07/2013
Vraag om uitleg van de heer Robrecht Bothuyne tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de evolutie van het project Vlaams ArbeidsMarktonderzoek van de Toekomst (VLAMT)
- 2068 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Dit is eigenlijk een opvolgvraag. We hebben eerder in deze commissie al gesproken over het project Vlaams ArbeidsMarktonderzoek van de Toekomst (VLAMT). Het is een toekomstgericht project dat aansluit bij onder andere Pact 2020 en Vlaanderen in Actie (ViA).
Met het project wil men informatie verzamelen over de arbeidsmarkt van de toekomst. Men wil de bedrijven ondersteunen bij het invullen van hun noden en competenties. Met VLAMT willen we de competentie- en opleidingsnoden van vandaag en morgen in kaart brengen. Zo kunnen we knelpuntberoepen en knelpuntsectoren voorkomen.
We kunnen niet alleen ons opleidingsbeleid erop richten. Bijvoorbeeld ook de internationale bemiddeling van de VDAB kan rekening houden met de resultaten van een dergelijk onderzoek. Ook de vervangingsvraag van 55-plussers die uit de markt treden, kan op die manier in kaart worden gebracht.
VLAMT loopt al een tijdje. Een tijdje geleden was er een eerste oproep voor het ESF-project (Europees Sociaal Fonds) VLAMT. De disseminatiefase in het project liep tot einde mei 2013. Eind april is er ook een tussentijdse evaluatie geweest. Het project wordt vormgegeven vanuit een breed samenwerkingsverband. De kernpartners in het project zijn: de VDAB, Syntra Vlaanderen, de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de departementen Werk en Sociale Economie en Onderwijs en Vorming van de Vlaamse overheid.
Deze eerste oproep was een soort pilootproject. Enkel de sectoren met een sectorconvenant konden hierop intekenen. Uiteindelijk namen acht sectoren deel. Intussen is er een tweede oproep gestart die loopt tot eind september. Daarbij zijn geen voorwaarden opgelegd inzake sectorconvenanten. Aangezien er al een tweede oproep gelanceerd is, nemen wij aan dat het eerste project zeer vlot verloopt en dat er al iets te leren valt uit de eerste fase van VLAMT. De tussentijdse evaluatie zou een aantal knelpunten hebben opgeleverd.
Wij vinden het van groot belang om in te zetten op dit project en om alle sectoren daarbij te betrekken. We moeten heel onze economie en arbeidsmarkt afdekken met het nodige arbeidsmarktonderzoek. VLAMT moet onze volledige arbeidsmarkt bestrijken.
Het is dus heel belangrijk om te vermijden dat er knelpuntsectoren ontstaan en om ons beleid daarop te richten. Hoe ver staan we met het eerste project? Zijn er concrete cijfers en resultaten? Wat zijn de sectoren met de grootste uitdagingen? Welke knelpunten doken op in de eerste evaluatie in april? Hoe worden die opgevangen en opgelost? Hoe lopen de inschrijvingen voor de tweede oproep? Wat waren de belangrijkste bijsturingen in vergelijking met de eerste oproep? In welke mate kunt u al rekening houden met de resultaten uit het eerste onderzoek van VLAMT bij het beleid dat u voert?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Het initiatief voor de focusstudies in kader van VLAMT ligt bij de sectorale opleidingsfondsen. Alle acht gegunde projecten zijn begin 2013 van start gegaan en lopen tot het einde van het jaar. De sectorale opleidingsfondsen volgen naar best vermogen de planning die in de ESF-projectvoorstellen vooropgesteld is. De planning verschilt wel wat van sector tot sector. Volgens de projectvoorstellen zouden de meeste sectorale opleidingsfondsen nu de eerste fase van het vooronderzoek desk research en een verkennende workshop afgerond moeten hebben. Het ESF-agentschap organiseerde een eerste themawerking op 18 april 2013. Een tweede is gepland in september 2013.
Om sectoren te ondersteunen in het uitvoeren van een focusstudie naar toekomstige competentienoden, werd een handleiding ter beschikking gesteld. Uit de projectvoorstellen werd al duidelijk dat de sectorale opleidingsfondsen grotendeels het stappenplan uit de VLAMT-handleiding volgen, met hier en daar wel sterke eigen accenten.
Uit de eerste themawerking bleek dat enkele sectoren moeilijkheden kenden bij het organiseren van een verkennende workshop. De knelpunten zijn agendaproblemen en het gebrek aan bereidheid om kennis te delen tussen verschillende bedrijven en organisaties uit eenzelfde sector. U kent dat gevoel wel: als ik het voor mij houd, zal ik er sterker uitkomen.
Dat blijkt echter voor een minderheid van de sectoren problematisch. Er is bovendien altijd creatief naar oplossingen gezocht. Zo zijn er webinars, online seminaries waarbij deelnemers individueel informatie verstrekken aan een moderator, maar die niet delen met de andere deelnemers. Een andere oplossing bestaat uit extra interviews in het vooronderzoek.
De aangegeven knelpunten zijn zeker niet van dien aard dat de toepasbaarheid van de voorgestelde methode voor focusstudies in vraag moet worden gesteld. De creativiteit van de sectorale opleidingsfondsen wordt zelfs gebruikt om de handleiding te verruimen en te verdiepen met die concrete opties voor een sectorspecifieke werkwijze.
De tweede oproep is pas op 1 juni 2013 opengesteld. Tot op heden heeft het ESF-agentschap nog geen projectvoorstellen ontvangen.
De bijsturingen ten opzichte van de eerste oproep zijn de volgende. Er is de mogelijkheid voor sectoren zonder convenant om ook een projectvoorstel in te dienen. Er moet ook een bijkomende vraag worden beantwoord, namelijk op welke manier de sector de werkwijze van de focusstudies in VLAMT wil integreren in de reguliere werking van het sectorale opleidingsfonds, zodat het geen one shot blijft, maar ook hernomen wordt.
Ik ben er net als u van overtuigd dat we zoveel mogelijk sectoren mee moeten krijgen. Ik heb naar aanleiding van uw vraag nog eens gevraagd welke inspanningen men doet en zal doen om sectoren warm te maken voor de tweede oproep. Ik heb het volgende antwoord gekregen. Vorige week is er een brief gestuurd naar een 130-tal contacten uit de convenantenwerking. Daarin worden ze op de hoogte gebracht van de oproep, de opleiding en de infosessies. Gisteren heeft er zon infosessie plaatsgevonden bij ESF. Er is ook een herinneringsmail gestuurd. Daarnaast is er een selectie van sectoren die telefonisch gecontacteerd worden. Daarbij beoogt men vooral de sectoren te benaderen die vroeger interesse hebben getoond, maar niet hebben ingediend. Ook de sectoren die duidelijk samenwerken rond het Nieuw Industrieel Beleid en enkele sectoren zonder convenant zullen nog eens telefonisch benaderd worden.
Verder is er een mail gestuurd naar een lijst van onderzoeksbureaus, om hen te briefen over de nieuwe oproep. Soms kunnen onderzoeksbureaus immers ook sectorfondsen aanspreken om daar toch een project voor in te dienen. Men kijkt ook na of er een kort bericht via Werkzin-e en de SERV-berichten mogelijk is.
Eind augustus, begin september zal er nog een tweede infosessie plaatsvinden bij ESF. Ik hoop net als u dat er dan heel veel sectoren inschrijven.
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Wordt vervolgd, zou ik zeggen. Het is inderdaad heel belangrijk om hier een aantal grote sectoren in te betrekken. Bij de eerste oproep hebben er wel een aantal grote sectoren ingetekend, maar toch meer kleine dan grote. Het lijkt mij heel belangrijk om klassieke knelpuntsectoren, zoals chemie, hier zeker in te betrekken.
We kijken uit naar de resultaten van de tweede oproep en zullen dit verder opvolgen.
Minister Philippe Muyters : Ik zou wel opletten met grote en kleine sectoren, want de social profit en het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor Bedienden (ANPCB) zitten er al bij. Dat noem ik al heel grote sectoren.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.