Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 02/07/2013
Vraag om uitleg van de heer Bart Van Malderen tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het PAB en in het bijzonder het minimumloon voor persoonlijke assistenten
- 2050 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Van der Borght tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het optrekken van het minimumloon voor persoonlijke assistenten
- 2062 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Jans tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de verhoging van het minimumloon voor PAB-assistenten
- 2065 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Marijke Dillen tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de onrust bij personen met een handicap die een persoonlijkeassistentiebudget (PAB) ontvangen
- 2066 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Voorzitter, minister, collegas, vorige week ontstond er in de wereld van de mensen met een persoonlijkeassistentiebudget (PAB) wat deining over het voornemen om ook in deze sector het minimumloon in te voeren. Het is een heel oude vraag waarbij men probeert een evenwicht te zoeken tussen een grote bestedingsvrijheid voor de budgethouder om zijn of haar zorg te organiseren en zo min mogelijk bevoogdend te zijn en anderzijds het respect voor heel basale, arbeidsrechtelijke en wettelijke bepalingen zoals een gewaarborgd maandelijks minimuminkomen. Via het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Socialprofitsector 4 (VIA 4) werd dit ook geregeld.
Tot daar geen enkel probleem, tot men de rekening begon te maken en zou blijken dat de budgetten niet mee zouden verhogen. Er werd dan een actie aangekondigd op 28 juni. Toen heb ik ook beslist om een vraag te stellen. Op 27 juni kregen we dan een persbericht van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) en van de minister dat er op 26 juni overleg was geweest tussen alle betrokken partijen, dat er overeenstemming was bereikt en dat de actie zou worden afgeblazen. Alls well, that ends well.
Toch wil ik deze vraag stellen, omdat ik in het persbericht lees dat er een consensus is bereikt over een verdere aanpak. Dat is een verschil met een inhoudelijke consensus. Het VAPH zou bij de meer dan 2000 budgethouders nagaan wat de individuele loonkost is. Op basis daarvan zou een omrekening gebeuren zodat het sectoraal minimumloon van het paritair subcomité 319.1 zou worden bereikt. De besprekingen zijn gepland voor 2013.
Minister, misschien was dit uw antwoord. Ik heb toch nog een aantal vragen want het persbericht gaat verder en mijn vraag is consistent gebleven. Minister, u zegt dat u de uren individueel gaat uitrekenen, maar dat u binnen de budgettaire ruimte blijft, dat er geen inlevering van uren zal zijn en dat u VIA 4 zult uitvoeren. Ik probeer die driehoek te zien, maar als alles constant blijft, dan is mijn grote vraag: Whats the fuss about? Waarom werd deze aanpak gevolgd en waarom was dat bijkomend overleg nodig? Kon men dat niet, op basis van macrocijfers, voorafgaandelijk doen? Als dat zo is, ga ik ervan uit, dat er een budgettaire impact is, maar hoe wordt die dan gecompenseerd? Wat zal de reële impact op de assistenten zijn?
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Voorzitter, minister, collegas, ik ben ook blij dat we onze vragen toch kunnen stellen, ook al zien we de laatste drie dagen een plotse ommekeer.
Op 25 juni komt er het persbericht dat de minimumlonen van een persoonlijke assistent worden verhoogd tot 10,4 euro per uur, dat het op zich een goede zaak is maar dat het consequenties heeft voor een aantal budgethouders die het met 10 procent minder assistentie zullen moeten doen. Er wordt ook gezegd dat men heeft geprobeerd via overleg met de minister en zijn kabinet tot een oplossing te komen, maar dat dit niet lukte. Omdat de verlaging van het aantal assistentie-uren voor een onafhankelijk leven onaanvaardbaar is, zou er actie worden gevoerd op vrijdag 28 juni. De eis was dat de minister zou afstappen van zijn beslissing of in de nodige 8 miljoen euro extra zou voorzien voor de verhoging van de budgetten. Twee dagen later komt er een bericht: De minister garandeert de assistentie-uren PAB en stelt de budgethouders gerust. Hij garandeert dat in de toekomst geen enkele persoon moet inleveren op assistentie. Hij stelt een ontwerpbesluit over de regeling voor de verplichte betaling van de minimumlonen voor persoonlijke assistenten voorlopig uit. Eerst zal het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap de nodige data verzamelen over de huidige verloningssituatie van assistenten. In september 2013 bekijken de budgethoudersverenigingen, de sociale partners, het VAPH en het kabinet van de minister dan hoe ze de minimumlonen kunnen toepassen zonder hierbij de budgethouders te treffen.
Laat me toe dat ik me onmiddellijk de bedenking maakte hoe je op twee dagen tijd zoiets kunt doen. Ik ga ervan uit dat als men iets lanceert, men toch weet wat men lanceert en wat de gevolgen zijn. Ik dacht dat men toch altijd goed inschatte wat de consequenties zouden zijn. Blijkbaar niet dus. Er is overleg geweest, maar zonder resultaat. Men kondigt acties aan, en dan kan het plotseling wel. Minister, ik hoop dat er toch een goede verklaring komt.
Minister, wat is nu de stand van zaken met betrekking tot de beslissing? De heer Van Malderen heeft ook al gezegd dat het even stop wordt gezet, maar ik hoop dat men er toch al een zicht op heeft hoe men het gaat doen. Kan er niet worden gewerkt met een tussenoplossing, zijnde een verhoging gespreid in de tijd, zodat de persoon met een handicap niet aan zorg moet inboeten en de budgettaire inspanning die daarmee gepaard gaat, eveneens kan worden gespreid in de tijd?
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans : Voorzitter, minister, collegas, ik heb ook een vraag om uitleg ingediend over het verhogen van het minimumloon van PAB-assistenten. Met de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap zullen we ook evolueren naar een sector waar, veel meer dan vandaag, PAB-assistenten aanwezig zullen zijn. De PAB-assistenten zijn, als ik het zo mag uitdrukken, een relatief nieuwe beroepsgroep. Ik herinner me de debatten naar aanleiding van het decreet Zorg en Bijstand, waarbij we lang gediscussieerd hebben over deze PAB-assistenten en toen besloten hebben om hen uit te sluiten van dat decreet. Het is wel belangrijk dat ook die PAB-assistenten de nodige rechten en degelijke arbeidsvoorwaarden krijgen. Iedereen was het erover eens dat de verhoging van de minimumlonen een goede zaak was, maar er was ook de vrees dat het zou leiden tot een vermindering van het aantal uren zorg en assistentie. Vervolgens is er het bericht gekomen dat er een actie zou zijn, en intussen heb ik een persbericht bij waarin wordt uitgelegd dat de actie, na een overleg op vraag van de minister, zeker niet nodig bleek. Ik ben ook wel benieuwd naar de chronologie van dit verhaal.
Minister, hoeveel PAB-assistenten hebben het minimumloon niet? Ik wil hierover wel een schriftelijke vraag stellen als u nu niet kunt antwoorden. Het is belangrijk dat we voor die beroepsgroep een aantal obstakels wegwerken, zeker als we in de toekomst persoonsvolgend zullen financieren.
Minister, welke actoren waren betrokken bij het overleg waar de verhoging van het minimumloon werd beslist? Welke criteria zijn er gehanteerd bij het vastleggen van die minimumlonen voor PAB-assistenten? Wat is uw standpunt over de eisen die bij het indienen van deze vragen werden gesteld door de vzws die eisten dat er een verhoging van de middelen kwam of die vonden dat de verhoging van de minimumlonen niet nodig was omdat men vreesde dat dit ten koste zou gaan van de zorg en de ondersteuning?
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Minister, er is al veel gezegd, maar sta me toe te zeggen dat dit dossier een vrij merkwaardig verloop heeft gekend. Vier collegas hebben vragen ingediend. Er werd overleg aangekondigd. Er was blijkbaar geen akkoord en toen werd er gedreigd met acties. Dan hebben wij via een persbericht vernomen en daar krijg ik graag duidelijkheid over dat er een consensus is over een verdere aanpak.
Minister, dat is een mededeling die alles en niets zegt. Ik had graag van u vernomen of er een echt akkoord bereikt is, dan wel of het dossier tijdelijk on hold wordt gezet. Ik heb van u mogen vernemen dat u de budgethouders geruststelt en het aantal uren garandeert. Gelukkig, en ik steun u volledig, maar het is ook belangrijk om ervoor te zorgen dat er voldoende waarborgen zijn voor de arbeidsvoorwaarden van de PAB-assistenten, namelijk dat zij recht krijgen op de minimumlonen die tussen werkgevers en vakbonden zijn afgesproken, maar zonder de budgethouders te treffen, want die bekommernis leeft bij ieder van ons.
De voorzitter : Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens : Voorzitter, minister, ik zal het zeer kort houden omdat de vier voorgaande sprekers al zeer uitgebreid het woord hebben gevoerd over dit thema. Maar één ding moet me toch van het hart. Ik ben een beetje verbaasd door het feit dat de budgethoudersverenigingen het nodig vonden om te reageren op iets wat achteraf geen probleem bleek te zijn. Ik zou graag willen weten wat de reden daarvan is. U mag me niet verkeerd begrijpen: ik begrijp volledig de bekommernis en de bezorgdheid van de budgethoudersverenigingen en uiteraard de budgethouders zelf die geconfronteerd zijn met een mogelijk probleem en met een mogelijk tekort van het budget om de persoonlijke assistent te betalen indien ze die assistenten meer zullen moeten betalen. Met hetzelfde budget betekent dat in de praktijk minder uren ondersteuning. Ik zou graag willen weten wat de reden is van hun bezorgdheid, want plots bleek dat de budgethoudersverenigingen ook betrokken waren bij het overleg.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Collegas, wie was er betrokken bij het tot stand komen van VIA 4 voor de periode 2011-2015? Het VIA 4 is het resultaat van een driepartijenoverleg tussen de sociale partners, zijnde de werkgeversorganisaties, de werknemersorganisaties en de overheid die vertegenwoordigd wordt door de Vlaamse Regering. De twee erkende budgethoudersverenigingen zijn respectievelijk lid van het Vlaams Welzijnsverbond, namelijk Absoluut vzw, en van het Verbond Sociale Ondernemingen (VSO), namelijk Onafhankelijk Leven.
In het VIA 4-akkoord zelf staat de volgende passage neergeschreven: Tevens worden volgende kwaliteitsmaatregelen overeengekomen: Verbetering werknemersstatuut PAB/PGB assistenten: invoering sectoraal minimumloon 319.01 = 10,4 euro/uur, stopvergoeding bij overlijden budgethouder, dienstverplaatsingen woonwerkverkeer 319.01, optrekken forfait personeelskosten. Dat laatste geldt voor de VAPH-voorzieningen. Voor deze maatregelen voor de verbetering van het werknemersstatuut dan gaat het over het paritair comité 319 en het optrekken van het forfait personeelskosten voor de VAPH-voorzieningen werd een budget vastgelegd van 3,5 miljoen euro.
Dan is er overleg geweest tussen de sociale partners die bij hun leden de gebruikersverenigingen hebben en het VAPH, dat heeft plaatsgevonden in drie vergaderingen in de maanden oktober, november en december 2012. Er is toen een voorstel uitgewerkt dat ging als volgt. 750.000 euro is vanaf 2012 recurrent ter beschikking. Dit wordt verhoogd tot 1,5 miljoen euro vanaf 2013, en verhoogd tot 3,5 miljoen euro vanaf 2014. De forfaits personeelskosten, namelijk 3,2 procent en 3,9 procent van de totale loonmassa per voorziening, worden verhoogd. De PAB-budgetten worden forfaitair verhoogd. In ruil wordt in de regelgeving PAB ingeschreven dat de budgethouders verplicht zijn om personeel waarvoor ze fungeren als werkgever, minstens het minimumloon uit te betalen dat van kracht is binnen paritair comité 319. Men wenst niet bij te dragen in de systemen van vrijwilligers, dienstencheques enzovoort. Voor het woon-werkverkeer moeten de vergoedingen worden betaald zoals van kracht binnen paritair comité 319. Gebeurlijke dienstverplaatsingen met het eigen voertuig moeten worden vergoed conform wat van kracht is binnen paritair comité 319. Dit punt wordt nog juridisch bekeken door het VAPH. Het agentschap voorziet immers niet in deze vergoedingen via het PAB-budget. De stopvergoeding bij overlijden van de budgethouders is inmiddels al geregeld via een eerdere aanpassing aan het PAB-besluit.
De stelling van de budgethoudersverenigingen gaat als volgt. Omdat het budget van 2,25 miljoen euro slechts een lineaire verhoging met 3 procent van de PAB-budgetten toelaat, kan het minimumuurloon van de persoonlijke assistenten in de regelgeving maar vastgelegd worden op 9,6 euro per uur, wat lager is dan het minimumloon van het paritair comité 319. Een stijging tot 10,4 euro per uur brengt de budgethouders in de problemen. Zij zullen dan uren assistentie moeten inboeten.
Voor alle duidelijkheid: dat overleg heeft plaatsgevonden tussen de partijen die ik heb opgesomd. Er is door de budgethoudersverenigingen nooit een rechtstreeks contact geweest met het kabinet. Wel hebben ze met het VAPH gesproken en is er vanuit het VAPH af en toe feedback gevraagd aan de medewerkers op het kabinet. Maar rechtstreeks op het kabinet is daarover nooit een overleg geweest. Ik vind de manier waarop het verlopen is, ook niet helemaal correct. Het feit dat u er allemaal zeer alert op reageert, zal hen ongetwijfeld ook bevestigen in het succes van die strategie, maar ik vind dat je op een bepaald moment moet kunnen overleggen. Het gaat niet op om al meteen de bazooka boven te halen op het moment dat het kabinet daar zelfs nog niet rechtstreeks in betrokken is geweest.
Dan kom ik op de cijfers. Iets meer dan 60 procent van de budgethouders-werkgevers betaalt vandaag al het minimumloon van het paritair comité 319 aan zijn assistenten. 60 procent doet dat in de feiten nu al. Iets minder dan 40 procent doet dat niet. Een belangrijk deel van deze groep betaalt vandaag al het minimumloon van de Nationale Arbeidsraad. De kloof met het minimumloon van het paritair comité 319 is beperkt.
Op de bijeenkomst van afgelopen woensdag heeft het VAPH bijkomende cijfergegevens op tafel gelegd. Ongeveer één op de twee budgethouders is ook werkgever. Het betreft 1113 budgethouders die samen 1945 arbeidsovereenkomsten hebben afgesloten met persoonlijke assistenten.
Hoe zijn we te werk gegaan om de problemen die er gerezen zijn, op te lossen? Op woensdag 25 juni zijn de sociale partners in de voormiddag aan tafel gaan zitten met het VAPH en met het kabinet. Op 25 juni in de namiddag zijn de budgethoudersverenigingen aan tafel gaan zitten met het VAPH en het kabinet. Ik heb mijn medewerkers de opdracht gegeven te waken over twee belangrijke principes. Ten eerste: de uitvoering van het VIA 4-akkoord mag geen negatieve impact hebben op de uren zorg en ondersteuning die de budgethouders kunnen inkopen. Ten tweede: de financiële implicaties van de uitvoering van het akkoord, inclusief de groei in de komende jaren, moeten binnen de afgesproken budgettaire marges blijven.
De redenering die is opgebouwd en die als gemeenschappelijk aanvaarde denk- en werkwijze is aanvaard, is als volgt weer te geven. Het sociaal akkoord betreft enkel deze deelgroep van budgethouders. Het VAPH maakt zich sterk dat al bijna 70 procent van deze werkgevers de correcte toepassing doet van het paritair comité 319.01. Degenen die dit vandaag nog niet doen, wijken hier vaak slechts luttele euros per uur van af. Onafhankelijk Leven beweert dat deze cijfers minder gunstig liggen. Met de loonfiches van mei 2013 kan het VAPH de werkelijke situatie in kaart brengen. Er is afgesproken op welke wijze dit nu snel kan gebeuren. In de toekomst is het eveneens de bedoeling om registratie en controle te doen, maar dan via digitale weg, rechtstreeks door de gegevensstroom vanuit de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ).
Voor diegenen die niet aan dit minimumloon van het paritair comité 319.01 komen, wordt gekeken of zij wel een volledige benutting doen van hun PAB. Als ze bijvoorbeeld 30 procent van hun jaarlijks toegekend PAB-budget onbenut laten, dan zullen ze dat eerst moeten aanspreken om het loon tot het gestelde minimum op te trekken. Voor diegenen die vandaag al aan de gemiddelde benuttingsratio zitten van 85 tot 90 procent, wordt er geput uit de 2,25 miljoen euro om dit hun budget bij te passen, zodat zij aan de verplichtingen kunnen voldoen. Diegenen die vandaag al in regel zijn wat het deelbudget voor hun arbeidsovereenkomsten betreft, zullen een bonus krijgen. De hoogte van de bonus moet nog worden berekend maar staat in verhouding tot het deel van hun budget dat zij spenderen aan eigen persoonlijke assistenten. Het bedrag dat niet moet worden benut voor de huidige 1113 budgethouders en dat dus als saldo van de 2,25 miljoen euro zal overschieten, zal als bufferbudget worden gebruikt. Bij nieuwe PAB-toekenningen waarbij de budgethouder werkt met arbeidsovereenkomsten, zal er dan ook ruimte zijn voor een bonus a rato van het PAB-budget dat hij investeert in de aanwerving van eigen persoonlijke assistenten. Zodra we in het systeem van de persoonsvolgende financiering komen, zal dat extra budget in de pot worden opgenomen.
Vakbonden en werkgeversorganisaties vinden dat deze regeling veel beter is dan de lineaire verhoging van alle PAB-budgetten met 3 procent. De verplichting die in de regelgeving wordt ingeschreven, vinden zij een positieve voorafname op de toekomstige regeling van de persoonsvolgende financiering. Het feit dat het VAPH hierover verder de bewaking zal doen, vinden zij positief. Het feit dat iedereen het minimumloon van het paritair comité 319.01 zal moeten betalen en hierop gecontroleerd zal worden, vinden zij tevens een stap in de goede richting, namelijk die van het garanderen van een volwaardig arbeidsstatuut van alle persoonlijke assistenten. Een en ander zal maar doorgang vinden als de voorwaarden en uitgangspunten gerespecteerd kunnen worden, zo niet, zal er opnieuw overleg met de verschillende geledingen zijn.
De sociale partners en de budgethoudersverenigingen hebben het verslag van de bespreking, opgemaakt door het VAPH, ontvangen. Zij krijgen tot 15 juli 2013 de tijd om hun bemerkingen aangaande dit verslag over te maken aan het VAPH. Het door iedereen aanvaarde verslag over de gemeenschappelijk aanvaarde denk- en werkwijze is dan de basis voor het verdere overleg eind augustus begin september 2013. Tegen half augustus 2013 zullen alle noodzakelijke data ter beschikking zijn van het VAPH. De sociale partners en de budgethoudersverenigingen worden geïnformeerd over de resultaten van de loongegevensanalyse. Het ontwerp van besluit dat door het VAPH wordt voorbereid, zal ter toetsing worden voorgelegd aan de sociale partners en aan de budgethoudersverenigingen.
Ik denk dat ik mag zeggen dat na het overleg iedereen akkoord gaat met de voorgestelde denk- en werkwijze. De aangekondigde acties van de budgethoudersverenigingen worden door hen afgeblazen. Het gemeenschappelijk opgemaakte persbericht is door het VAPH verstuurd op donderdagochtend 27 juni om 9.30 uur, nadat het door alle betrokkenen werd nagelezen en goedgekeurd.
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans : Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik vind het ook goed dat we even de chronologie hebben gekregen van dit hele verhaal. Ik onthoud dat meer dan 60 procent van alle PAB-assistenten momenteel het minimumloon heeft. Dat lijkt me al een positief uitgangspunt. Ik wil herhalen dat het voldoen aan de minimale arbeidsvoorwaarden een cruciale voorwaarde is wanneer we voortgaan op de weg van de persoonsvolgende financiering.
Verder moet me van het hart dat het goed is dat er gedreven organisaties en verenigingen zijn die hard opkomen voor hun belangen, maar dat het soms ook zeer zinvol zou zijn om, alvorens op te roepen tot actie in een persbericht en dan in een ander persbericht enkele dagen later de gemoederen te bedaren, goed na te gaan wat de bedoeling en het uitgangspunt is van de minister. Ik lees dat men vreest voor de helft van alle PAB-assistenten en 10 procent minder uren, maar als men uw beleid erop naleest en de beslissingen die u al hebt genomen, kan men wel vermoeden dat dit nooit een uitgangspunt kan zijn van u en dat dit een nefaste beslissing zou zijn die op weinig gestoeld zou zijn.
Ik ben blij met deze uitleg en vooral met de oplossing die er is gevonden en het feit dat de overgrote meerderheid van de PAB-assistenten vandaag al voldoet aan de belangrijke randvoorwaarden voor de toekomst.
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Minister, ik dank u voor het antwoord. Naar goede gewoonte gaan we dat nog heel grondig nalezen, want u hebt heel veel gezegd. We bekijken het nadien nog eens rustig.
Er is mij nog altijd iets niet heel duidelijk. U reageert een beetje wrevelig op het feit dat er een oproep wordt gedaan, maar ik ga ervan uit dat als men dat doet, men daar wel een reden voor zal hebben. Ik kan me niet indenken dat die organisatie dat zomaar doet, out of the blue, zonder dat er enige gegronde reden voor is. Ik meen te hebben begrepen uit de gezamenlijke persconferentie dat jullie zijn samengekomen op 26 juni, de dag nadat de actie werd aangekondigd. Ik begrijp dat collega Jans een oproep doet om niet te vlug over te gaan tot actie. Dat is logisch, maar ik denk dat de vraagstelling die er gebeurt we zijn uiteindelijk met vier collegas die de vragen stellen, twee vanuit de meerderheid en twee vanuit de oppositie toch wil zeggen dat er ook binnen de meerderheid enige ongerustheid was, want anders hoefde men die vraag niet te stellen.
Minister, ik vind dat u nog een woordje verduidelijking moet geven over die datum van 25 juni. Ik had begrepen dat u zegt: het is voorbarig, er was niets, men moest dat niet doen. Kunt u dat nog eens expliciet toelichten?
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Ik moet het reconstrueren, want ik heb er maar een deel van vernomen, en soms via mail. In hoofde van het kabinet was er de overtuiging dat de werkgeversorganisaties hun leden vertegenwoordigden in de onderhandelingen. Dat is blijkbaar niet helemaal juist gebleken. Ik vermoed, als ik het achteraf reconstrueer, dat sommigen uit de positie van het VAPH in die onderhandelingen en de manier waarop het VAPH zich heeft beroepen op het feit dat er met het kabinet contact zou zijn geweest, hebben afgeleid dat het kabinet daar ten volle in zou zijn betrokken. Maar rechtstreeks contact is er zeker niet over geweest. Toen men zei dat er zelfs door mij al een besluit zou zijn getekend, hebben wij zitten zoeken welk besluit ik zou hebben getekend.
Ik vind het niet correct dat men insinueert dat er een besluit is getekend en dan de standaardprocedure uitrolt, alle leden aanschrijft om te mailen naar de minister, terwijl de minister zelfs nog niets heeft getekend. Dat is geen correcte manier van werken. De deur van het kabinet moet altijd openstaan. Het kabinet moet nooit de verantwoordelijkheden van de administratie en de sociale partners overnemen. Zo werkt het niet. Het is geen beroepsinstantie die men rechtstreeks contacteert als men zijn gelijk niet haalt op een ander niveau. In de sociale onderhandelingen van het VIA-akkoord zijn er organisaties die geacht worden hun leden te vertegenwoordigen. Zo werkt dat. Ik heb geen enkel probleem met overleg. De eerste keer dat we begonnen te begrijpen dat er geaccelereerd werd vanuit de perceptie die men had over het feit dat het kabinet en de minister dat allemaal zou steunen en dat het besluit al zou zijn getekend, is het evident onmiddellijk de stelling in te nemen daar is trouwens nooit discussie over geweest dat we geen systemen gaan ontwikkelen die mensen doet interen op zorg. Waar zou dat in godsnaam ooit vandaan moeten komen?
De politiek, en zeker de uitvoerende macht, kent dan zijn plaats: I rest my case. Als zoiets verstuurd wordt, dan weet de minister dat een dergelijk ritueel zoals we dat hier vandaag meemaken, zich zal voltrekken.
Mevrouw Vera Van der Borght : Goed, laten we dus afsluiten en zeggen dat het nu toch een goed verloop kent en dat we zullen zien wat er in september komt.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.