Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 02/07/2013
Vraag om uitleg van de heer Marnic De Meulemeester tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de noodkreet van de VVSG over de financiële toestand van de gemeenten
- 1974 (2012-2013)
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) trok via de media aan de alarmbel over de financiële toestand van de gemeenten. De VVSG stelt dat de economische crisis weegt op de inkomsten uit de personenbelasting, dat de geldstroom uit de Gemeentelijke Holding is stilgevallen door het Dexia-debacle, dat de dividenden van de intercommunales voor gas- en elektriciteitsdistributie dalen en dat door het stilvallen van nieuwe vastgoedinvesteringen ook de inkomsten uit de onroerende voorheffing verminderen.
De stijgende geboortecijfers verplichten de gemeenten anderzijds sterker te investeren in kinderopvang en basisonderwijs. Er moet van Europa ook verder in rioleringen worden geïnvesteerd, maar vooral de pensioenuitgaven worden een te zware last om dragen. Door de vergrijzing komen er van nu tot in 2018 elk jaar 80 tot 110 miljoen euro pensioenuitgaven bij. Een probleem is ook de perequatie van de pensioenen die ertoe leidt dat een loonsverhoging van het gemeentelijk statutair personeel een gelijkwaardige stijging van de pensioenen van de gepensioneerde statutaire ambtenaren tot gevolg heeft.
Twee op drie gemeenten zullen volgens de VVSG 5 tot 10 procent moeten besparen. Daarvoor kunnen ze hun dienstverlening terugschroeven, personeel afdanken, vastgoed verkopen, de belastingen verhogen en de investeringen terugschroeven. Dat laatste zal ook gevolgen hebben voor de werkgelegenheid in het algemeen. Als de gemeenten nog maar 10 procent van hun investeringen van jaarlijks 2,1 miljard euro schrappen, staan er zowat drieduizend jobs op de tocht.
De VVSG heeft een eisenbundel voor de Vlaamse en de Federale Regering. Daarin vragen ze een bijdrage van een half miljard euro om de pensioenlasten te kunnen dragen, de garantie dat het Gemeentefonds jaarlijks blijft groeien met 3,5 procent, de indexering van de subsidies van de Vlaamse overheid voor contractuelen en een subsidiëring van de initiatieven voor kinderopvang en thuiszorg van de lokale besturen die gelijkwaardig is aan de subsidiëring van private initiatieven.
Minister, is de Vlaamse Regering bereid bij te dragen in de pensioenlasten van de gemeenten, die in tegenstelling tot de Vlaamse overheid, de pensioenen van hun ambtenaren momenteel helemaal zelf betalen? Zal de Vlaamse Regering de jaarlijkse stijging van het Gemeentefonds met 3,5 procent kunnen blijven waarborgen?
Is de Vlaamse Regering bereid de subsidies voor contractuelen te indexeren? Is de Vlaamse Regering bereid de subsidiëring voor initiatieven van lokale besturen in de kinderopvang en de thuiszorg gelijkwaardig te maken aan de subsidiëring van private initiatieven op deze terreinen? Is de Vlaamse Regering bereid bij de federale overheid te ijveren voor een herziening van de perequatie van de statutaire ambtenaren?
Er heeft ons nieuws bereikt dat heet van de naald is. Daaruit blijkt dat de drie gewesten en de Duitstalige Gemeenschap het tekort van de lokale overheden zullen aanvullen. Dat is vanmiddag beslist op het Overlegcomité tussen de Federale Regering en de gemeenschappen en gewesten. Volgens het Planbureau en de Nationale Bank zou er een tekort bestaan van 260 miljoen euro. Blijkbaar heeft minister-president Peeters deze voormiddag toegezegd de gemeenten daarin tegemoet te komen. Minister, hebt u weet van die beslissing van het Overlegcomité waarbij minister-president Peeters aan premier Di Rupo heeft gezegd dat de Vlaamse Regering die tekorten zal bijpassen?
Deze namiddag zou er een eerste nota worden bezorgd van de Federale Regering aan de commissie. Dat zal intussen misschien al gebeurd zijn. Minister, hebt u weet van die nota?
Dit is heel belangrijk nieuws, zeker voor onze commissie die prominent bevoegd is voor alles wat te maken heeft met steden en gemeenten, niet het minst met hun financiële toestand. Voorzitter, minister, kan onze commissie inzage krijgen in die nota? Kan die ter beschikking van deze commissie worden gesteld? Dat lijkt me niet meer dan logisch als een dergelijke belangrijke beslissing op papier staat die de Federale Regering deze namiddag zal versturen aan de Europese Commissie en waarmee alle gemeenschappen en gewesten van dit land zich akkoord hebben verklaard.
Minister, dit is heel belangrijk nieuws voor de steden en gemeenten. Van welke bedragen is er sprake in het akkoord dat deze voormiddag is gesloten en zal worden overgemaakt aan de Europese Commissie?
De heer Jan Verfaillie : Ik sluit me aan bij deze vraag. Mijnheer De Meulemeester, gezonde financiën zijn heel belangrijk voor alle steden en gemeenten, maar ook voor het Vlaamse Gewest en voor de Federale Regering. Momenteel is er geen economische vooruitgang, eerder zelfs een achteruitgang. De bomen groeien zeker niet tot in de hemel. Alle overheden moeten vandaag op hun geld passen. Steden en gemeenten moeten dat ook doen. De rode draad door uw verhaal is dat de Vlaamse overheid de financiering van een deel van de taken die gemeenten en steden vandaag doen, overneemt. Uw partij pleit nochtans altijd voor een ontvette overheid die enkel nog de kerntaken zou vervullen.
Het is aan de lokale besturen om zich, los van de bestaande financiële problemen die er effectief zijn, te beperken tot hun kerntaken. Zij moeten in eerste instantie bekijken hoe ze zelf een aantal maatregelen kunnen nemen die ervoor zorgen dat het systeem wordt ontvet en afgeslankt. Daarvoor bestaat er decretaal een mogelijkheid, minister. De aanzet is gegeven door voormalig minister Keulen. Daarbij kunnen stad en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) perfect samenwerken op een transparante manier. Zij kunnen samenwerken met één personeelsdienst, één technische dienst en nog een aantal andere diensten die kunnen worden samengevoegd. Vandaag bestaat er in heel wat steden en gemeenten net een enorme afkeer om die diensten samen te voegen, ongeacht wie in de meerderheid of in de oppositie zit.
Als we vaststellen dat een aantal diensten perfect kunnen worden verzorgd door de private sector, zoals ouderenzorg en kinderopvang, dan moet het mogelijk zijn om de samenwerking tussen private en openbare sector te versterken. Op die manier kunnen de gemeenten minder middelen vrijmaken om die dienstverlening te verzorgen en houden zij extra middelen over om te investeren in hun kerntaken.
Mijnheer De Meulemeester, u verwijst ook naar de Gemeentelijke Holding. Voor zover ik weet, was een partijgenoot van u daar voorzitter van. Ik wil daar vandaag echter niet verder op ingaan. De vraag vandaag is hoe steden en OCMWs kunnen samenwerken. We moeten ook bekijken hoe er samenwerkingsverbanden met de private sector tot stand kunnen komen.
In deze moeilijke financiële tijden heeft de Vlaamse Regering zich geëngageerd om het Gemeentefonds met 3,5 procent te laten groeien. De minister zal ongetwijfeld antwoorden dat het aan de volgende minister is om het groeipad van het Gemeentefonds verder uit te tekenen.
Minister, ik kijk vol verwachting uit naar uw antwoord. Ik heb deze vraag al eerder gesteld. U antwoordde dat u bezig was met de voorbereiding van een nota over de herverdeling van de middelen van het Gemeentefonds. Het is de bedoeling die middelen op een meer transparante manier te verdelen zonder de enorme voorafnames voor een aantal steden en gemeenten.
Uit de nota blijkt dat Vlaanderen garant zal staan voor de tekorten van de lokale besturen. Het zou gaan om een bedrag van 260 miljoen euro. Het zou inderdaad interessant zijn om die nota in te kijken. Ik heb intussen wel via verschillende media vernomen dat de minister heeft verklaard dat de prognoses van het Planbureau niet zouden kloppen. In plaats van een tekort van 260 miljoen euro zou er waarschijnlijk een overschot zijn.
Het is logisch dat de VVSG het heeft over een daling van de investeringen. Gemeenten zitten met een investeringscyclus. In het begin van de legislatuur wordt er veel minder geïnvesteerd dan aan het einde van de legislatuur. Tijdens dat eerste jaar zijn veel steden en gemeenten bezig met hun beleidsplanning. Daarom is het ook logisch dat er in de beginperiode minder wordt geïnvesteerd.
Mijn belangrijkste boodschap is dat steden en OCMWs moeten samenwerken en dat er op een transparante manier kan worden samengewerkt met de private initiatieven. Op die manier kunnen middelen worden vrijgemaakt voor de uitvoering van de kerntaken.
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Mijnheer Verfaillie, ik noteer dat u alle heil ziet in de samenwerking tussen de stad en het OCMW om de financiële problemen van de lokale overheden op te lossen. U kunt alvast beginnen met dit proces toe te passen in uw eigen stad.
U reduceert hier alle aspiraties en conclusies van de VVSG tot het op niet op gang komen van de investeringen omdat het bestuur nog maar net is samengesteld. U schat de noodkreten die de lokale overheden nu al een paar jaren slaken, volledig verkeerd in. U zou zich beter scharen achter de verzuchtingen van die steden en gemeenten. Iedereen weet dat de conclusies van de VVSG gebaseerd zijn op studies en statistieken en dat zij zeer goed onderbouwd zijn. Er zal bijkomende steun moeten komen van de Vlaamse overheid, zo niet, zullen veel gemeenten het niet redden.
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Mijnheer De Meulemeester, gelooft u nog in Sinterklaas?
De voorzitter : De heer Meremans heeft het woord.
De heer Marius Meremans : Die vraag is niet nieuw. Ik zit nu zes maanden in dit parlement en ik heb ze al verschillende tientallen malen gehoord. Iedereen weet dat steden en gemeenten het moeilijk hebben. En natuurlijk kijken zij dan onmiddellijk naar de Vlaamse overheid voor geld. Soms gebeurt dat op een welvoeglijke manier, soms op een onbehouwen manier, vooral dan vanuit Leuven, maar dit geheel terzijde.
Zoals de heer Verfaillie heeft gezegd, moeten de steden en gemeenten de oefening ook bij zichzelf doen. Ik lees dat de gemeenten de investeringen zullen terugschroeven. Een gemeente die beslist de belastingen te verhogen en de investeringen terug te schroeven, geeft geen ideaalbeeld van zichzelf. Natuurlijk moeten er keuzes worden gemaakt. Ik heb echter de indruk dat een aantal steden en gemeenten ervoor huiveren om bepaalde beslissingen te nemen omdat die niet altijd goed vallen. Die beslissingen moeten echter genomen worden.
Volgens de heer Verfaillie zal de samenwerking van steden en OCMWs heil brengen, maar natuurlijk niet alle heil. Het kerntakendebat is heel belangrijk, maar daarnaast moeten gemeenten over de gemeentegrenzen bekijken rond welke projecten ze kunnen samenwerken met andere gemeenten. Ik merk echter dat veel gemeenten daar moeite mee hebben. De beste garantie voor steden en gemeenten is een Vlaamse overheid die financieel goed zit en een begroting in evenwicht heeft. Dat zijn zaken waar we niet aan mogen raken. De Vlaamse overheid kan wel incentives geven. Ik vind het bizar dat die opmerking uit liberale hoek komt, want uiteindelijk is het de belastingbetaler die het gelag zal betalen. We zullen moeten snijden in eigen vlees, ook bij de steden en gemeenten. Ik begrijp dat niet iedereen geneigd is om dat snel te doen, maar de beslissingen moeten wel worden genomen.
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : Mijnheer Kennes, ik heb vroeger in Sinterklaas geloofd, maar dat is nu toch al een tijdje voorbij.
Het gaat hier over een perscommuniqué dat deze namiddag is verspreid. Waarschijnlijk hebt u daar nog geen weet van. Uw eigen minister-president is akkoord gegaan om de tekorten van de lokale overheden aan te vullen met geld van de Vlaamse overheid. De vragen die ik hier gesteld heb, bewijzen het ten overvloede. In De Tijd verscheen een lang interview met een lid van uw coalitiepartner, namelijk de burgemeester van Leuven. Ik kan het u voorlezen. Wat hij allemaal zegt over de Vlaamse Regering! (Opmerkingen van de heer Marius Meremans)
Het gaat om de beslissing in het Overlegcomité. De minister-president heeft beloofd om de tekorten aan te vullen. Er vertrekt deze middag al een nota van de Federale Regering naar de Europese Commissie, veronderstel ik, dat lees ik hier in elk geval. Het verwondert me dat u dat nog niet weet.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Ik sluit me aan bij de collegas, dit onderwerp is hier al veelvuldig aan bod geweest, in de commissie en in de plenaire vergadering, bij schriftelijke vragen en vragen om uitleg en bij actuele vragen. Ik heb hier een lijstje, ik zal ze niet allemaal opnoemen.
De essentie van de vraag en het antwoord is dat die al maanden vastligt en dat we al maanden dezelfde analyse maken en conclusies trekken. De overheidsfinanciën in het algemeen en dus ook die van de gemeenten staan stevig onder druk. De ontvangsten zijn gedaald in de afgelopen jaren. De uitgaven zijn in reële termen gestegen: dat zijn vooral de kosten voor personeel en werking. Naargelang de gemeente, naargelang er gemeentelijk onderwijs bestaat of niet, gaat 60 procent van de uitgaven naar personeel en werkingskosten. Slechts 11 à 12 procent gaat naar investeringen en naar schuld. Dat is een belangrijk element in de discussie.
Een andere grote kost is de politie. Door de hervorming zijn de kosten enorm gestegen. Voor het nieuwe statuut is het allerbeste uit alle statuten gehaald: het beste van de veldwachters, de Rijkswacht, van de politie en van de gerechtelijke politie. Dat nieuwe statuut werd aangeboden en door de vakbonden natuurlijk in volle dank aanvaard. Nu verdienen alle inspecteurs plots veel meer. Commissarissen van politie verdienen vaak meer dan de procureur des Konings. Ondertussen is het hoofd van de politie, Catherine De Bolle, wel bezig met een efficiëntieoefening. Ze wil de overhead afbouwen. Sommige zones zitten met een enorme administratieve overhead.
Dan zijn er nog de pensioenen van de statutaire ambtenaren. Dat zijn zware pensioenen. Ze worden geperequeerd, er is een federale perequatie. Er zijn meer gepensioneerden en minder statutairen in dienst waarop de afhouding voor die pensioenen gebeurt. Bij de lokale overheden werken veel meer contractuelen dan bij de Vlaamse overheid. Wij hebben ongeveer 30 procent contractuelen, de lokale overheden 50 procent en meer. Op die contractuelen betalen wij allemaal 8,9 procent pensioenbijdrage. Voor de statutairen moeten de gemeenten met een repartitiesysteem betalen voor de gepensioneerden die allemaal lang en ik hoop ook gelukkig leven. Als zij met pensioen gaan, hebben ze een riant vooruitzicht.
We worden allemaal een kwartaal ouder per jaar. De vergrijzing neemt toe en de basis waarop betaald wordt, krimpt. Zo simpel is dat. Als ik het goed heb, betalen de gemeenten 41 procent op de lonen van de statutairen. Dat is een verhouding van 140.000 werkenden op 100.000 gepensioneerden, maar we gaan naar een situatie van één op één. Dat betekent één statutaire in dienst voor één statutaire met pensioen. Men moet geen rekenwonder zijn om in te zien dat dat nog zwaarder wordt. De previsies zijn dat men naar een heffing van om en bij de 80 procent heffing op de lonen gaat, nu is dat 41 procent, dat is dus een verdubbeling.
Men heeft dat zien aankomen. De noden waren het hoogst in de grootste steden. Men heeft er altijd op gespeculeerd dat de federale overheid dat wel zou regelen. Men wist dat de kassen van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO) niet voldeden en spoedig leeg zouden zijn. In de RSZPPO zitten de VVSG en de federale overheid. Pensioenen zijn geen Vlaamse aangelegenheid. Men heeft het al die tijd zitten aankijken. Nu is de nood hoog, de reserves zijn op.
De situatie is bekend. Wat is het antwoord? Dat heb ik hier ook al herhaaldelijk gebracht. Mijnheer Kennes, u vraagt terecht of we nog in Sinterklaas geloven. De Vlaamse overheid heeft alles gedaan om het leven van de gemeenten gemakkelijker te maken. We hebben de planlasten afgebouwd en vervangen door één meerjarenplan. We hebben, zoals de heer Verfaillie onderstreept, ervoor gezorgd dat een maximale integratie mogelijk is van gemeenten en OCMW. Dat betekent: één logistieke dienst, één ICT-afdeling, één personeelsdienst. De ontvanger en secretaris kunnen zelfs één en dezelfde persoon zijn.
Het Gemeentefonds en Stedenfonds stijgen cumulatief elk jaar met 3,5 procent. Dat is uitzonderlijk, ik hoef dat niet te herhalen. In de besparingsoefeningen is dat stijgingspercentage buiten schot gebleven. Ik zeg het al jaren, ik zei het al vóór de noodkreet, u mag er mijn eerste antwoorden op nalezen: doe een efficiëntieoefening. Zoals de heer Verfaillie zegt, is een kerntakendebat zeer nuttig. De stad of gemeente kan dat zelf ook doen. Zijn alle taken even nuttig? Als er democratisch wordt beslist om die taken wel te blijven doen, doe ze dan zo efficiënt mogelijk. De eerste keuze is wat, de tweede keuze is hoe.
Ik zal twee onverdachte bronnen citeren. U hebt allebei De Tijd gelezen in het weekend, denk ik. Schepen Christophe Peeters van Open Vld van Gent zegt dat hij moet toegeven dat ze al dertig jaar op dezelfde manier werken. De burgemeester van Kortrijk, u evenmin onbekend, zegt dat de echte bestuurders nu zullen opstaan. Ik geef dit mee als voorbeelden van lokale bestuurders die zeggen dat de stad zelf het heft in handen moet nemen. Ik zie dat er her en der efficiëntieoefeningen plaatsvinden. Ik heb van meet af aan altijd gezegd: blijf alstublieft ook investeren. Het aandeel van de uitgaven bedraagt 12 procent. Dat is behoorlijk laag, probeer te blijven investeren. Dat is belangrijk voor de economie en voor de welvaart van de stad, dat brengt ook weer personenbelastingen en opbrengsten mee.
Mijnheer De Meulemeester, de pensioenen en de perequatie zijn federale bevoegdheden. Ik zit niet in de RSZPPO. Dat zijn onderhandelingen tussen de VVSG en de federale overheid. Als de VVSG een einde wil maken aan de perequatie, moet dat daar worden aangekaart. Persoonlijk vind ik dat we drastischer moeten hervormen. Ik betaal de responsabiliseringsbijdrage dan ook niet uit aan de federale overheid. We hebben dat vorig jaar al zo gedaan en we blokkeren ze ook dit jaar. We zijn niet mee verantwoordelijk.
Responsabiliseren is natuurlijk wel iets meer dan betalen. Responsabiliseren betekent ook bepalen. Onze mensen werken nu al gemiddeld tot 61,6 jaar. Met de nieuwe federale regelgeving moeten ze in 2016 werken tot 62 jaar. De pensioenleeftijd van 65 jaar is een federale bevoegdheid, ze zullen dat niet zo vlug uit handen geven. Maar, geef ons de mogelijkheid om daar zelf op in te spelen. Ik krijg die bevoegdheid niet. Op dat vlak zit de discussie geblokkeerd. Alles wat pensioenen aangaat, zoals de minimumleeftijd om te stoppen, is een federale kwestie. In het onderwijs hebben we de terbeschikkingstelling (tbs) afgeschaft, in Wallonië kunnen leerkrachten nog altijd op 58 jaar uitstappen. Dat hebben we zelf in handen.
Wat de ambtenaren betreft, ook de lokale, kunnen we niets beslissen. De pensioenleeftijd van gemeentelijke ambtenaren zal gemiddeld ook vooraan in de 60 liggen. Dat betekent dat u nog heel veel jaren heel zware pensioenen moet betalen. We kunnen daar niet regelgevend in optreden. Dat belet ons niet om 4,6 miljard euro jaarlijks te blijven transfereren naar de lokale besturen.
De subsidies voor contractuelen behoren tot de bevoegdheid van minister Muyters. De subsidiëring van de kinderopvang en de thuiszorg behoort tot de bevoegdheid van minister Vandeurzen. Ik suggereer u om die vragen aan mijn collegas te stellen.
We hebben een interkabinettenwerkgroep (IKW) gehad over de herziening van het Gemeentefonds. Daar is absoluut nog geen oplossing uit voortgekomen. Van meet af aan heb ik gezegd dat de middelen een probleem waren. Gaan we bovenop de 3,5 procent middelen vinden? Op dit moment niet. Dat bemoeilijkt heel sterk een oplossing. Er groeit wel een consensus over één of twee grote lijnen, maar we botsen dus op een tekort aan middelen om tot de nieuwe financiering of nieuwe verdeelsleutel over te gaan. Daar zijn niet zoveel mogelijkheden voor, en die zijn er momenteel niet.
Uw bijkomende vraag ging over de vergadering van het Overlegcomité. Het gaat er niet om dat de deelstaten tekorten van de gemeenten op zich nemen, het gaat erom dat België in zijn totaliteit door de EU aangepakt is met een procedure wegens buitensporige tekorten. De Commissie heeft ons opgedragen om daar onmiddellijk een oplossing voor te vinden. Via de procedure voor buitensporige tekorten hing ons een boete van 800 of 850 miljoen euro boven het hoofd. De Federale Regering heeft haar begrotingsoefening gemaakt met een deficit van 2,5 procent. U weet dat, behalve Vlaanderen, de deelstaten deficitair zijn en blijven. Ze hebben een traject om tot een nulsituatie te komen. Ze zijn daar nog lang niet, ze zijn zelfs achterop geraakt. De enige overheid met een budget in evenwicht is de Vlaamse. De drie of vier andere deelstaten boeken dit jaar samen een tekort van meer dan een half miljard euro, van 537 miljoen euro. Daar is akte genomen van het feit dat Vlaanderen weer een budget in evenwicht heeft en dat blijft nastreven.
Er is heel wat discussie over het ESR-tekort van de lokale besturen. Ik heb daar al herhaaldelijk tekst en uitleg over gegeven. Het is voor heel veel mensen nog altijd niet duidelijk wat dat ESR-tekort betekent. Een lokaal budget kan perfect in evenwicht zijn, maar ESR-matig in het rood gaan. Dat komt door het Europese stelsel van rekeningen en de manier van aanrekenen. Ik heb dat vanmorgen nog eens uiteengezet. Ik heb herhaaldelijk mijn kritiek geuit, maar wie ben ik, om te zeggen dat de EU daar fout in handelt. Ik vind dat ze een onderscheid moeten maken tussen schulden om het budget te doen kloppen, en schulden voor duurzame investeringen door de Vlaamse Regering, de Vlaamse gemeenten of de huisvader en -moeder, en die aantoonbaar kunnen worden betaald, zowel inzake kapitaal als inzake intrest.
Ik vind dat een totaal andere schuld. Er staat een activum tegenover. Dat wordt allemaal op één hoopje gegooid zodat elk van uw steden en gemeenten ESR-matig in die periode in het rood zal gaan. Op het moment van transactie wordt de lening niet als een aflossing geboekt, en een kapitaalsaflossing niet als een uitgave. De gemeenten doen cyclisch zware uitgaven. Kijk naar de Belfiusstatistieken, kijk naar de onze. De curve van de gemeentelijke uitgaven is niet vlak. In de aanloop naar verkiezingen stijgt ze, nu daalt ze weer. Belfius heeft nu voorspeld dat de investeringen met 25 procent zullen dalen. Dat was ook zo in 2001 en in 2007. Dat is zeer cyclisch. In het eerste jaar van de bestuursperiode wordt er minder geïnvesteerd.
We zitten daar met het ESR-probleem. Daar gaat het over. Wat zijn de juiste ESR-cijfers? Ik heb dat hier al uitgelegd. Met alle respect, maar het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) en de Nationale Bank deden allemaal nattevingerwerk. Men ging tot tien jaar terug in de OCMW-rekeningen en dergelijke om dan extrapolaties te maken en de ESR-matige situaties van de steden en gemeenten te berekenen. Dat is natuurlijk geen manier van werken.
Nu zijn de rekeningen van 2011 voor alle lokale overheden zo ongeveer binnen. Er is een verschil tussen de berekening van mijn agentschap en die van het Planbureau en de Nationale Bank. Wij hadden in 2011 een overschot voor de Vlaamse steden en gemeenten van 158 of 159 miljoen euro, het Planbureau en de Nationale Bank kwamen net het omgekeerde uit, namelijk een tekort van 158 miljoen euro. Dat komt omdat er heel wat zaken herzien zijn, vooral voor Gent. Daar herclassificeert men enkele operaties ESR-matig. Het komt ook omdat men het positieve saldo van Antwerpen voor 2011 ESR-matig nog niet heeft meegerekend. Antwerpen heeft in 2011 ESR-matig een positief saldo van 62 miljoen euro in plaats van een negatief saldo. Op basis van dat zogezegd negatieve saldo heeft men ook assumpties toegepast. Ik wil een systeem waarmee exact kan worden gemonitord, volgens duidelijke afspraken.
Destijds hebben we met Herman Van Rompuy, toen federaal premier, twee zaken afgesproken. Eén, de regionale overheden staan ervoor in dat ESR-gegevens begrotingsmatig kunnen worden opgeleverd en gemonitord. De nieuwe beleids- en beheercyclus (BBC) treedt volgend jaar in werking. Die zal toelaten dat we aan de hand van begrotingen de ESR-matige situatie van de lokale besturen kunnen inschatten. Twee, de ESR-toestand van de gemeenten mag niet jaar per jaar worden bekeken, maar over een cyclus van zes jaar. Er is een brief over die afspraken van Herman Van Rompuy. De Nationale Bank en het Planbureau zijn nu echter met herkwalificaties gekomen.
Vanmorgen is afgesproken dat de deelstaten voorzien in een voorlopige provisie om tegemoet te komen aan het ESR-tekort, dat voorlopig geraamd is op 260 miljoen euro. Welk bedrag dat uiteindelijk wordt, weten we niet. Dat moet tegensprekelijk worden uitgepraat. Met de provisie wordt de mogelijke Europese boete tegengehouden. De boodschap is dat we alles in gereedheid hebben gebracht. De federale begroting gaat naar -2,5 procent, de Vlaamse naar nul. De andere deelstaten streven naar nul procent. Ze hebben nog een grote achterstand. Ze willen hun oorspronkelijke traject naleven. Dat zal hen nog veel problemen opleveren.
De lokale overheden worden geconfronteerd met die studie van 25 juni. We hebben de studie niet kunnen valideren. We hebben de cijfers nu gekregen. We gaan een voorlopige provisie doen. We betalen niets, we nemen niets op ons, we provisioneren enkel, net als de andere deelstaten.
We gaan aanstaande maandag al samen zitten met alle instanties: de Nationale Bank en het INR om alle methodes te valideren en te komen tot serieuze afspraken. Het komt steeds terug. Ik heb een afkeer van al die bric-à-brac-regelingen en regelingen van tien jaar oud. Nu discussiëren we over rekeningen van 2011. Hoe moeten we die kwalificeren? We hebben nood aan uniforme regels. We moeten die onder elkaar valideren en afspraken maken.
We hebben ook afgesproken dat we zullen nagaan welke overheid verantwoordelijkheid draagt voor wat. Politie is niet mijn bevoegdheid, dat is federaal. Pensioenen zijn een federale bevoegdheid. Tegen het najaar moet dat allemaal uitgeklaard zijn. Ik hoor het graag zeggen: Entiteit twee is één geheel, dus Vlaanderen is verantwoordelijk voor de lokale financiën. Maar de schepenen en burgemeesters en gemeenteraadsleden gaan daar tegenin. Ze zitten met hoge politionele kosten en met zware pensioenen. Ik heb daar niets aan te zeggen. Dat is een van de afspraken, het moet duidelijk zijn dat Vlaanderen de kosten niet op zich gaat nemen.
Het gaat over de totaliteit van de entiteit waar de Europese Commissie aandacht voor heeft. Ik durf te zeggen dat we dankzij onze beleids- en beheercyclus bij de koplopers zullen zijn, en misschien zelfs uniek zullen zijn, in Europa. Wij zullen het autofinancieringssysteem hebben en wij zullen bovendien ook ESR-matig kunnen monitoren. Dat is uiteindelijk wat we moeten doen: als een begroting van Vlaanderen wordt gemaakt, weten we wat het ESR-vorderingensaldo is voor 2013 en voor 2014.
Dat kunnen we niet voor de gemeenten. Het is allemaal post factum werk met herkwalificaties: die investering wordt geherkwalificeerd, die ontvangsten uit een intercommunale worden geherkwalificeerd. Het is natuurlijk absoluut slecht om het op die manier te doen.
Ik denk dat er al heel veel vooruitgang geboekt is, dat er al heel veel zaken uitgeklaard zijn, maar ik geef u het voorbeeld waar het over gaat. Voor 2011 zegt mijn agentschap dat er een positief saldo is en zegt de Nationale Bank dat er een negatief saldo is. We zitten daar alleszins nog met zaken die moeten worden uitgeklaard.
Dat is in een notendop wat deze morgen beslist is onder grote druk van de procedure buitengewone tekorten. Ik herhaal dat de andere deelstaten samen een tekort hebben van 570 miljoen euro en achterop zijn in hun traject. Ze hebben deze morgen het engagement genomen om meer in te schakelen in het traject, en dat zal een harde noot zijn om te kraken. Het betekent dat ze begrotingsbijstellingen zullen moeten doen. Ze nemen ook het engagement op zich om de voorlopige provisie te boeken met het oog op het beweerde, maar nog niet gevalideerde ESR-matige tekort van de lokale besturen, waar we dus in de loop van de komende weken en maanden we moeten rond zijn in het najaar de definitieve oefening zullen maken. Die oefening gaat in de eerste plaats over de vraag waarover het gaat en in de tweede plaats over wie waarvoor verantwoordelijk is, over wat federaal is en wat voor de deelstaten.
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : Voorzitter, minister, ik dank u voor het heel uitgebreide antwoord. Het is nogal duidelijk dat in de moeilijke financiële situatie waarin veel steden en gemeenten zich bevinden, er in de eerste plaats moet worden bespaard. Dat hebben wij ook altijd al gesteld. Het bewijs daarvan is het artikel in De Tijd waarin zowel schepen Peeters van Gent als burgemeester Van Quickenborne van Kortrijk uitdrukkelijk zeggen dat veel steden en gemeenten de voorbije jaren boven hun stand hebben geleefd. Laten we dus in de eerste plaats besparen en bekijken waar besparingen kunnen gebeuren in de stad of de gemeente zelf.
Ik zal niet meer alles herhalen waarop zou kunnen worden bespaard, we hebben het er al zo dikwijls over gehad in deze commissie en ook in de plenaire vergadering. Aan de heer Verfaillie wil ik toch zeggen dat de samenwerking tussen het OCMW en de gemeente niets nieuws is, dat het nu reeds gebeurt en dat het het probleem natuurlijk niet volledig zal oplossen. Het doet me natuurlijk enorm veel genoegen dat de heer Verfaillie ook voorstander is van privatisering bij ouderenzorg en kinderopvang. Dat stellen wij al jaren. Het doet me genoegen dat hij in die richting, in onze richting eigenlijk, denkt. Dat is een toch wel belangrijke uitspraak waar we de minister van Welzijn mee zullen confronteren. Die zaken zullen echter niet voldoende zijn om de financiële toestand van de steden en gemeenten op te lossen, dat weten we allemaal.
Ik wil het nog even hebben over de beslissing van deze voormiddag in het Overlegcomité. We lezen toch wel heel duidelijk: De gewesten en gemeenschappen hebben zich ertoe verbonden dat tekort bij te passen. Er is sprake van de 260 miljoen euro van het Planbureau en de Nationale Bank. Een werkgroep zal zich er weliswaar over buigen om te kijken of het cijfer correct is. Dat moet dus worden nagegaan, maar mijn vraag blijft of u kennis hebt van de toezegging van de minister-president deze voormiddag. Over welke concrete bedragen gaat het?
En ik wil toch nog een keer mijn vraag herhalen aan zowel de voorzitter van deze commissie als aan u, minister, of we als commissie kennis kunnen krijgen van de nota die deze namiddag misschien al werd opgestuurd aan de Europese Commissie. Het is toch wel belangrijk. Wij zijn de commissie die zich buigt over steden en gemeenten. Het zou getuigen van transparant beleid indien wij kennis krijgen van de nota die deze voormiddag, in akkoord tussen de federale overheid en alle gewesten, overgemaakt werd aan de Europese Commissie.
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Voorzitter, minister, ik heb een paar opmerkingen over CD&V. Er was een zure oprisping over het verslag van de VVSG en dat vind ik nogal eigenaardig, want de burgemeester van Roeselare en voormalig minister, de heer Martens, is er woordvoerder van. Het is typisch om tegelijk warm en koud te blazen. Ik begrijp dat niet zo goed.
Er was ook een oprisping over de Dexia-commissie. Ik weet niet goed wat dit hiermee te maken heeft. Eric Van Rompuy heeft uitvoerig de voorzitter kunnen ondervragen en heeft daar in alle tevredenheid de nodige conclusies uit getrokken. Laten we dit potje maar gedekt houden.
Minister, het is inderdaad zo dat u geen fondsen ter beschikking hebt om bijkomende middelen ter beschikking te stellen, dat weten wij wel. In uw herhaalde betogen hier in de commissie zijn er twee zaken die steeds naar voren komen, maar waarover in deze legislatuur spijtig genoeg geen beslissing kon worden genomen omdat het regeerakkoord dat niet toeliet. Voor het voortbestaan van bepaalde gemeenten en van de gemeentelijke bestuurskracht zijn ze nochtans wel van belang. Het gaat over de herziening van het Gemeentefonds en de verplichte fusies. Gemakshalve spreekt men altijd over de slagkracht van steden en gemeenten in het algemeen, alsof alle steden en gemeenten op hetzelfde niveau zouden zitten als het op problemen aankomt. Wie de analyse maakt, weet dat bepaalde gemeenten, eenvoudigweg omdat ze te klein zijn, hun taken niet kunnen uitvoeren. Het is een structureel probleem dat maar kan worden opgelost door fusies.
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Voorzitter, minister, het zou nuttig zijn indien er meer duidelijkheid wordt verschaft aan de collegas over wat er vandaag juist in het Overlegcomité werd besproken. Blijkbaar heeft men de indruk gekregen dat er vanuit de Vlaamse Regering een soort regeling is als voor de OCMWs en de kerkbesturen. We gaan de tekorten bijpassen, heb ik hier horen zeggen. Dat is natuurlijk een heel bizarre uitleg. Als dat de vertaling is geworden, dan is enige opheldering nodig, want ik heb heel andere zaken begrepen.
We zitten allemaal in entiteit 2, de deelstaten en de lokale besturen. Natuurlijk komt het er voor Europa op aan dat voor entiteit 1 en entiteit 2 bepaalde doelstellingen gehaald worden. Het is niet door van de Vlaamse overheid geld over te hevelen naar de lokale besturen dat alles zal worden geregeld.
Het lijkt me goed dat er duidelijkheid over ontstaat, want er is blijkbaar verwarring geschapen in hoofde van de collegas.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Mijnheer De Meulemeester, mijn excuses, maar ik heb uitgebreid geantwoord op alle vragen die u nu nog eens opnieuw stelt en ik zal niet nog eens een keer hetzelfde zeggen.
Mijnheer Vanden Bussche, met alle sympathie, het regeerakkoord bepaalt niet dat het Gemeentefonds zal worden herzien en het regeerakkoord zegt niet dat er verplichte fusies zullen komen.
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : Voorzitter, het spijt me dat ik voor de derde keer geen antwoord heb gekregen op mijn vraag of de nota ter beschikking kan worden gesteld. De vraag wordt ook door de heer Kennes gesteld. Als leden van de commissie Binnenlands Bestuur zouden we graag kennis krijgen van de nota die deze namiddag verstuurd werd, om duidelijkheid te krijgen over wat er precies aan de Europese Commissie werd verstuurd.
Minister Geert Bourgeois : Mijnheer De Meulemeester, u hebt uw vraag gesteld aan de voorzitter en dus heb ik me daarstraks tot de voorzitter gericht. Ik zal herhalen wat ik haar heb gezegd. De tekst moet opgevraagd worden bij de minister-president. De notulen van het Overlegcomité worden eerst goedgekeurd, ze staan dus niet ter beschikking.
Het zal wel dat premier Di Rupo een brief heeft gestuurd naar de Europese Commissie waarin hij zegt dat België, de federale overheid, gaat voor een tekort van min 2,5 procent en dat het traject voor de deelstaten voor Vlaanderen nul is en voor alle anderen min 531 of min 537 miljoen euro ik weet het niet precies, ik zeg dit nu uit het hoofd. En voor de lokale besturen, het rapport van het Planbureau en de Nationale Bank, wordt een voorlopige provisie ingeschreven in de deelstaatbegrotingen. Ondertussen worden werkgroepen opgericht die dat zullen valideren: kloppen de cijfers? Er komt een werkgroep om na te gaan wat federaal is en wat Vlaams, en om de knopen door te hakken in het najaar, in september, oktober of november, om er een oplossing voor te vinden.
Uw vraag moet gesteld worden aan de minister-president. Ik weet het niet zomaar uit het hoofd, maar ik neem aan dat de notulen nu absoluut niet ter beschikking zijn. Ze worden eerst rondgestuurd en ze moeten dan goedgekeurd worden. Normaal gezien gebeurt dat op het volgende Overlegcomité, en dat is gepland op 17 juli. Maar de premier en de ministers-presidenten hebben al een persconferentie gegeven.
U zegt dat de tekorten bijgepast zullen worden, maar ik weet niet welk persbericht u citeert. Ik heb u de uitleg gegeven. U weet ook hoe het in elkaar zit. Het is geen kwestie van het bijpassen van tekorten. Ik heb u uiteengezet wat er gebeurd is.
De voorzitter : De heer De Meulemeester heeft het woord.
De heer Marnic De Meulemeester : Voorzitter, ik wil u nog eens uitdrukkelijk de vraag stellen. Het gaat voor mij niet over de notulen, maar over de nota die deze namiddag vertrokken is vanuit de Federale Regering, met akkoord van alle gewesten en gemeenschappen.
De voorzitter : De brief van premier Di Rupo dus. De secretaris heeft het genoteerd. We zullen de vraag stellen of die bij onze Vlaamse Regering bekend is en aan ons kan worden bezorgd.
De heer Marnic De Meulemeester : De brief kan alleen maar duidelijkheid scheppen, voorzitter. Het is ook op vraag van andere collegas, zoals de heer Kennes.
De voorzitter : We zullen de vraag stellen vanuit de commissie. We houden u uiteraard op de hoogte.
De vraag om uitleg is afgehandeld.