Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 27/06/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Ann Brusseel tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het leerlingenkenmerk 'buurt' in de dotatieverdeling binnen de onderwijsfinanciering in het Brusselse Gewest
- 1883 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Minister, geachte collegas, mijn vraag betreft de dotatieverdeling binnen de onderwijsfinanciering, meer specifiek het leerlingenkenmerk buurt, dat in aanmerking wordt genomen voor een dotatieverdeling. Het betreft de nieuwe financiering, die sinds 2009 van kracht is. Het gaat om het decreet van 4 juli 2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft. De essentie van dit decreet is een gelijke behandeling door een gelijke basisfinanciering, ongeacht het onderwijsnet. Men gaat daarbij uit van de basisfinanciering in punten per leerling. Naast deze basisfinanciering voor de werkingsmiddelen is er een bijkomende financiering, de dotatieverdeling, op basis van het sociaal profiel van de leerlingenpopulatie: de leerlingenkenmerken.
De vier leerlingenkenmerken zijn: het opleidingsniveau van de moeder, het ontvangen van een schooltoelage, het al dan niet de onderwijstaal als gezinstaal hebben, en de buurt. Als we het over de buurt hebben, hebben we het over het sociaal kapitaal waarop de leerling kan bouwen.
Het kenmerk dat invloed heeft op de dotatieverdeling is hier: een buurt met een hoog percentage leerlingen met minstens twee jaar schoolse vertraging op vijftienjarige leeftijd. In het Vlaamse Gewest is dat een statistische factor. Daar gaat het echt over buurten of wijken. In het Brusselse Gewest berekent men die statistische factor op basis van de gemeente, niet van de wijk.
Voor het Franstalige onderwijs werkt men wel met de statistische factor buurt, zoals in het Vlaamse Gewest. Het zou administratief en politiek niet eenvoudig zijn om de leerlingendatabanken van beide taalgemeenschappen in het Brusselse Gewest te verzamelen en te integreren. Er is voor mij geen twijfel dat de versnippering van de bevoegdheden contraproductief werkt in dezen, vooral omdat het afzonderlijk bepalen en hanteren van dergelijke buurtindicator door de twee taalgemeenschappen niet zonder problemen is. Dit meetinstrument is bepaald door administratieve grenzen. Dat zegt weinig over de buurt, laat staan over het sociaal kapitaal dat je in die buurt kunt hebben. Het is weinig conceptueel gedefinieerd en het hanteert verschillende maatstaven, waardoor men zich kan afvragen of die indicator wel efficiënt is.
Ik zal concreet een aantal voorbeelden geven. Neem nu de gemeentegrenzen van Brussel-stad, u zeer goed bekend, minister, want u kent dat arrondissement zeer goed en u komt er zelf op. U weet dat dat een zeer diverse gemeente is, gaande van de lijn langs de Louisalaan, een zeer rijke buurt, waar je weinig kansarmen zult aantreffen, en al zeker niet langs het Ter Kamerenbos. In de vijfhoek is de situatie vrij verdeeld. Als je dan gaat kijken naar Laken waar er wijken zijn zoals die langs de Maria Christinastraat en dergelijke, dan moet je niet veel toegang hebben tot statistische gegevens om in te zien dat er een immens verschil is en dat die buurtindicator op die manier absoluut niet kan worden gemeten. Hetzelfde geldt in Anderlecht. Ik kan u zeggen dat de buurt Kuregem, waar ik woon, als dag en nacht verschilt met buurten zoals Neerpede of Vogelenzang. Dat zijn buurten waar je een beetje het doorsnee sociaal kapitaal vindt van een Vlaamse centrumgemeente. Daar zit nogal veel rek op.
Er zijn nog andere voorbeelden zoals Vorst Altitude Cent en laag-Vorst. Als je de wijk rond het kerkhof in Elsene, waar ook de studenten wonen, gaat vergelijken met Matonge... Ik zie niet in hoe je een faire berekening en een faire dotatieverdeling kunt doen.
De achterliggende reden van die regeling zou zijn dat er te weinig leerlingen in het Nederlandstalig Brussels onderwijs zijn om gegevens per statistische sector weer te geven. Als we het hebben over sociaal kapitaal, denk ik dat het misschien niet echt nodig is om zich louter te baseren op de thuistaal want dat is een aparte indicator, maar u zult dat straks misschien kunnen weerleggen. Om toch correcte statistische gegevens per buurt te kunnen verzamelen, zou er misschien op een andere manier kunnen worden gewerkt.
Minister, erkent u de ongelijkheid van het huidige systeem waarbij er een verschillende invulling aan het leerlingenkenmerk buurt wordt gegeven in het Vlaamse en het Brusselse Gewest? Is het mogelijk om dezelfde info per statistische sector te hebben voor de Nederlandstalige scholen in Brussel als voor de andere scholen, namelijk die van het Vlaamse Gewest en scholen van de Franse Gemeenschap, om tot een uniform systeem te komen? Wat zijn volgens u de eventuele knelpunten die dat beletten? Voorziet u in een systeem om tot een meer uniforme financiering te komen? Graag uw toelichting daarover.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik ben inderdaad op de hoogte van het feit dat de buurtindicator in Brussel berekend wordt op het niveau van de gemeenten, en niet, zoals in het Vlaamse Gewest, op het niveau van de statistische sector. Bij het ontwikkelen van de indicatoren voor het decreet van 2008 is men niet over één nacht ijs is gegaan. Gezien de complexiteit van Brussel en het feit dat hier twee onderwijssystemen naast elkaar bestaan, bestaat er geen ideale manier om de buurtindicator te berekenen voor het Brusselse Gewest.
De reden waarom de buurtindicator wordt berekend op het niveau van de gemeenten is, zoals u zelf ook aangeeft, dat er te weinig leerlingen uit het Nederlandstalig onderwijs zijn om de indicator op betrouwbare wijze te kunnen berekenen op het niveau van de statistische sector. De berekening uitbreiden door ook de leerlingen uit het onderwijs van de Franse Gemeenschap mee te nemen, houdt risicos en nadelen in. Een van de risicos is de jaarlijkse berekening van de werkingsmiddelen van alle scholen op basis van de leerlingenkenmerken. Dat is een complexe zaak die hoge eisen stelt op het vlak van de beschikbaarheid, harmonisering en actualisering van data. Om risicos te vermijden heeft men ervoor geopteerd om afhankelijkheid van externe databronnen te vermijden.
Behalve de technische complexiteit zijn er ook inhoudelijke nadelen verbonden aan het uitbreiden van de indicator met gegevens van leerlingen uit de Franse Gemeenschap. De vergelijkbaarheid van de indicator schoolse vertraging op 15-jarige leeftijd kan in twee verschillende onderwijssystemen niet worden gegarandeerd. Variaties naar schoolse achterstand kunnen behalve op sociaal kapitaal soms ook wijzen op verschillen tussen de onderwijssystemen.
We zullen in de toekomst, zoals u weet, het Financieringsdecreet in zijn geheel evalueren. Op basis daarvan kan uiteraard worden gekeken of dit al of niet moet worden behouden. Ik wil u wel even meegeven dat voor het secundair onderwijs alle negentien gemeenten aantikken voor het kenmerk buurt. In het basisonderwijs tikt enkel de gemeente Oudergem niet aan. Op zich is het probleem eigenlijk onbestaande.
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Minister, het ging op een bepaald moment een beetje snel. Het is gemakkelijker om de zaken snel te lezen dan om ze snel te horen en te ordenen in de geest.
Als het over de risicos gaat, zegt u dat u niet afhankelijk wilt zijn van externe databronnen. Ik begrijp dan niet goed waarom men tot een criterium buurt is gekomen, want daar spelen in elk geval externe databronnen een beetje mee, tenzij men enkel de schoolse vertraging per buurt gaat bekijken. Dat is me een beetje onduidelijk.
Dat alle gemeenten blijkbaar dat hoog percentage schoolse achterstand hebben, op Oudergem na, is enigszins onrustwekkend. De vraag kwam bij mij op omdat er ook vragen waren vanuit het werkveld zelf over financiering. Er waren mensen die aanklaagden dat er geen gelijke financiering was. Zegt u nu dat eigenlijk alle scholen van het Brusselse Gewest van het Nederlandstalig onderwijs, behalve in Oudergem, voldoen aan dat criterium in de dataregeling?
Minister Pascal Smet : Ja, men zegt mij dat alle negentien gemeenten aantikken voor het kenmerk buurt.
Mevrouw Ann Brusseel : Nochtans zie ik verschillen tussen die gemeenten. Zo lijken Woluwe en Ukkel mij wat sociaal kapitaal betreft toch te verschillen van Molenbeek en Anderlecht.
Minister Pascal Smet : Blijkbaar niet, volgens de gegevens waarover ik beschik.
Mevrouw Ann Brusseel : Heeft die schoolse achterstand dan wel degelijk te maken met de sociologische samenstelling van een buurt of eerder met andere kenmerken?
Minister Pascal Smet : Het criterium buurt wordt bekeken. Nogmaals, als we het Financieringsdecreet evalueren, zal ook worden nagegaan of dat criterium al dan niet moet worden aangehouden. Het criterium is bediscussieerbaar. Niet alleen in Brussel, maar ook in Vlaanderen.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Het is inderdaad niet alleen een probleem in Brussel, maar ook elders.
Mevrouw Ann Brusseel : Mag ik een suggestie doen? Als het criterium buurt inderdaad nog stof voor discussie is en externe databronnen en factoren die verder gaan dan het meten van schoolse achterstand te weinig worden meegenomen, zou ik durven te suggereren dat te herbekijken.
Minister Pascal Smet : Dat issue wordt meegenomen in de evaluatie van het Financieringsdecreet.
Mevrouw Ann Brusseel : Hebt u enig idee wanneer dat zou gebeuren?
Minister Pascal Smet : Dat wordt niet meer beslist tijdens deze legislatuur. De evaluatie zou wel eind deze, begin volgende legislatuur moeten zijn afgerond, zodat de nieuwe regering daarmee aan de slag kan.
Mevrouw Ann Brusseel : Misschien kan men dan niet alleen het studieniveau van de moeder onder de loep nemen, maar ook dat van de vader? Zou dat van de vader dan echt geen rol spelen?
Minister Pascal Smet : Ik heb daar onlangs op geantwoord, denk ik. Dat van de moeder lijkt mij nog altijd beter als criterium. Dat blijkt althans uit wetenschappelijk onderzoek, het is niet mijn persoonlijke mening.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.