Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 11/06/2013
Vraag om uitleg van de heer Wilfried Vandaele tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over soortenbeschermingsprogrammas
- 1874 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, we hebben kunnen lezen dat Vlaanderen de tapuit als broedvogel heeft verloren. De flapuit was al eerder uitgestorven. De kans op herstel van de Vlaamse broedpopulatie is bitter klein.
De tapuit is niet de eerste broedvogel die we verliezen. De zwarte stern heeft voor het laatst in 1984 gebroed. De laatste eieren van de duinpieper zijn in 1986 gelegd. Het korhoen is in 1999 voor het laatst gezien. De ortolaan is in 1998 als Vlaamse broedvogel uitgestorven. Van de kuifleeuwerik hebben we er aan de Westkust nog een paar. Ze dreigen daar echter eveneens te verdwijnen. De vraag is natuurlijk hoe dit allemaal zal aflopen.
Veel dieren die deel van onze fauna uitmaken, zijn specialisten. Ze bezetten een ecologische niche in een specifieke habitat. We verliezen deze dieren in ijltempo. Als compensatie krijgen we generalisten. Dit zijn dieren die zich aan de mens en zijn ruimtegebruik hebben aangepast en die op veel plaatsen gedijen. Voorbeelden zijn kraaien, eksters, blauwe reigers en zelfs everzwijnen.
Het kan niet de bedoeling zijn dat we ons hierbij neerleggen. De minister heeft hierover in elk geval al een aantal uitspraken gedaan. In 2010 heeft de minister als voorzitter van de Europese Raad Milieu een sterk pleidooi gehouden voor het behoud van de biodiversiteit.
Als we het daarover hebben, kunnen we ingrijpen in het beheer om een specifieke habitat te beschermen, te behouden of opnieuw te creëren. Dat doen we in natuurreservaten. Daarnaast zijn er ook de specifieke soortbeschermingsprogrammas.
Om een soortbeschermingsplan of -programma op te stellen, moet eerst aan een aantal voorwaarden worden voldaan. De soort moet op een rode lijst en in de bijlage bij het Soortenbesluit staan. De soort moet in een van de eerste vier klassen van een rode lijst staan. Die klassen zijn uitgestorven, met uitsterven bedreigd, bedreigd of kwetsbaar.
De vorige Vlaamse Regering heeft het Soortenbesluit goedgekeurd. Dit besluit is gevolgd door de opmaak van soortbeschermingsprogrammas voor enkele vogel-, vlinder- en vissoorten.
Minister, hoe staat het met de bekrachtiging van de rode lijsten voor zoogdieren en spinnen? Worden de rode lijsten voor dagvlinders, amfibieën, reptielen en zoetwatervissen nog voor het zomerreces bekrachtigd? Ik heb vernomen dat dit de bedoeling zou zijn. Welke aanpak hanteert u voor de Vlaamse kwetsbare soorten die niet door de Europese Commissie worden beschermd?
De Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) heeft herhaaldelijk gevraagd de koppeling van de soorten in de bijlage bij het Soortenbesluit en op de rode lijsten te herbekijken. Deze strikte koppeling heeft ertoe geleid dat het nu zelfs niet mogelijk is voor alle Europees beschermde soorten een soortenbeschermingsprogramma op te stellen. Ze staan immers niet allemaal op een goedgekeurde rode lijst. Tegen wanneer mogen we hiervoor een oplossing verwachten?
Zijn de reeds opgestelde soortenbeschermingsprogrammas ondertussen goedgekeurd? Zo ja, voor welke soorten is dat het geval? Aan welke programmas wordt momenteel gewerkt? In welke mate beantwoorden we hiermee de vraag om de Europese biodiversiteitsdoelen tegen 2020 en tegen 2050 te halen?
Overweegt u nog tijdens deze legislatuur bijkomende soortenbeschermingsprogrammas op te stellen? Zo ja, voor welke soorten zal dat dan gebeuren? Voor welke diersoorten op de rode lijst zult u habitatspecifieke maatregelen treffen in de domeinen die door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) worden beheerd? Leveren die maatregelen de gewenste resultaten op?
Welke concrete soortbeschermingsmaatregelen hebt u, naast het Natura 2000-overleg, de opmaak van de soortenbeschermingsprogrammas en het vastleggen van de rode lijsten, tot nu toe op het terrein genomen om de achteruitgang van bedreigde soorten te voorkomen?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Voorzitter, het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) verzamelt en verwerkt momenteel de benodigde gegevens om de rode lijsten voor zoogdieren en spinnen te kunnen opstellen. Het INBO plant voor september 2013 een terugkoppelingsronde met de betrokken experts. Eind 2013 moet de goedkeuringsprocedure voor deze rode lijsten kunnen worden gestart. De rode lijsten voor dagvlinders, amfibieën, reptielen en zoetwatervissen zullen nog voor het zomerreces worden bekrachtigd.
Het ANB heeft de afgelopen jaren, samen met de doelgroepen, een zware inspanning geleverd om op een onderbouwde wijze doelstellingen voor de Europees beschermde soorten en habitats uit te werken. Het ANB is begonnen met de uitwerking van een visie en een aanpak voor alle andere in Vlaanderen voorkomende soorten.
Uiteraard zullen de kwetsbare Vlaamse soorten met de beleidsinspanningen voor de Europese soorten kunnen meeliften. Om deze laatste soorten in een gunstige staat van instandhouding te krijgen, zullen in eerste instantie soortbeschermingsprogrammas worden ingezet. Deze programmas zullen in een aantal gevallen ook tot inspanningen buiten de speciale beschermingszones leiden. Dit geldt onder meer voor de hamster en voor de grauwe kiekendief. Deze inspanningen zullen ook in het voordeel van heel wat andere Vlaamse beschermde soorten spelen. Daarnaast zullen heel wat Vlaamse soorten mee profiteren van de kwaliteitsverbetering die in de speciale beschermingszones zal worden gerealiseerd.
Bij de aanpak zullen we twee sporen bewandelen. Voor de meest kritieke soorten of soortengroepen, bijvoorbeeld de hamster, zullen we specifieke actieplannen op soortniveau uitwerken. Daarnaast zullen we werken aan een kwaliteitsverbetering van leefgebieden, die grote groepen van soorten ten goede zal komen. Het is immers niet mogelijk en niet wenselijk om voor alle meer dan 40.000 Vlaamse soorten een beschermingsprogramma op soortniveau uit te werken. Ik veronderstel dat dit de bedoeling niet is.
Het biodiversiteitsprobleem is zeker geen probleem van de Vlaamse overheid alleen. Het tegenhouden van het biodiversiteitsverlies is een verantwoordelijkheid die iedereen, van alle andere overheden tot de individuele burgers, aanbelangt.
Het ANB legt momenteel de laatste hand aan een voorstel tot wijziging van het Soortenbesluit. De eerdere vragen van de Minaraad, waaronder het door de heer Vandaele aangehaalde knelpunt, worden hierbij in overweging genomen. Dit voorstel zal aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd.
Er zijn nog geen soortbeschermingsprogrammas definitief goedgekeurd. Er bevinden zich momenteel wel verschillende programmas in opmaak. Zo is in 2012 gestart met de opmaak van een programma voor drie Europees beschermde vissen, namelijk de beekprik, de rivierdonderpad en de kleine modderkruiper. Het is niet mijn bedoeling de heer Vandaele te beledigen. Ik som gewoon de soorten op.
De heer Wilfried Vandaele : Ik ken die soorten. Ik ben daarmee bevriend.
Minister Joke Schauvliege : Er komt ook een programma voor de kwartelkoning, voor de grauwe kiekendief en voor drie vlinders, namelijk de argusvlinder, de heivlinder en de bruine eikenpage.
Wat de drie vissoorten betreft, is het basisrapport reeds met de doelgroepen besproken. Momenteel wordt in samenwerking met de waterbeheerders een concreet actieplan uitgewerkt. Zonder een concreet actieplan heeft een dergelijk programma immers weinig zin. Deze plannen zullen in de loop van 2014 worden bekrachtigd.
Zoals ik al eerder heb vermeld, vormen deze soortbeschermingsprogrammas een onderdeel van een breder biodiversiteitsbeleid. Het ANB heeft de doelgroepen tijdens de vergaderingen van de overleggroep voor de gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen (G-IHD) een voorlopige planning voor de afwerking van de eerste reeks soortbeschermingsprogrammas voorgelegd. Volgens deze planning zal nog dit jaar gestart worden met de opmaak van het soortenbeschermingsprogramma voor de bever, de hamster, de roerdomp, de knoflookpad en de Vlaamse vleermuizen.
Bij de opmaak van beheerplannen is een vast onderdeel het nagaan of er zeldzame en/of bedreigde soorten voorkomen in het domein. Indien dat het geval is, worden die soorten opgelijst in het beheerplan en worden habitatspecifieke maatregelen opgenomen. Voor de domeinen die worden beheerd door het ANB, is voor in totaal 30.000 hectare een beheerplan voorhanden. Het is onbegonnen werk om al deze beheerplannen door te nemen om een overzicht op te stellen van alle diersoorten van de rode lijst en van de specifieke maatregelen die erin zijn opgenomen.
Algemeen kan worden gesteld dat de nodige voorzorgsmaatregelen zijn ingebouwd in de procedure, via adviescommissies, insteken van het INBO, samenwerking met lokale doelgroepen enzovoort, zodat het beheerplan de gepaste beheermaatregelen voor de diersoorten van de rode lijst bevat.
Of dit de gewenste resultaten oplevert, wordt enerzijds opgevolgd op het niveau van Vlaanderen binnen de verplichte Natura 2000-monitoring aan Europa en binnen de monitoring gekoppeld aan de soortenbeschermingsprogrammas. Anderzijds gebeurt op het niveau van het domein een vijfjaarlijkse evaluatie van het beheerplan waarbij wordt nagegaan of en hoe de voorziene beheermaatregelen werden uitgevoerd en waar eventueel moet worden bijgestuurd.
Enerzijds is er het actief beleid zoals de inspanningen die worden geleverd in domeinen die door ANB worden beheerd. Daarnaast realiseerde de Vlaamse overheid ook al verschillende natuurinrichtingsprojecten buiten de ANB-domeinen en lopen er momenteel ook verschillende projecten. De Vlaamse overheid subsidieert ook de natuursector die daarmee terreinen aankoopt, haar terreinen beheert, enzovoort. Zij ondersteunt ook bij de opmaak van soortenbeschermingsplannen en -programmas, waarnemingen enzovoort.
De Vlaamse overheid voert ook een stimulerend beleid via subsidies richting landbouwsector, particulieren, lokale besturen en terreinbeherende verenigingen. Verder investeert de Vlaamse overheid in waterzuivering, sanering van vismigratieknelpunten, erosiebestrijding enzovoort. Daarnaast is er het passief beleid waarmee via vergunningen en advisering ook wordt gestuurd op inrichting, behoud en ontwikkeling van het landschap, landschapselementen en habitats. Al deze inspanningen hebben rechtstreeks of soms ook onrechtstreeks een positieve impact op de Vlaamse biodiversiteit.
Mijnheer Vandaele, wij gaan voor een algemene aanpak, maar binnen de verschillende initiatieven die wij nemen, is er telkens aandacht voor biodiversiteit en voor soortenbescherming.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Minister, ik ben het met u eens dat dit een serieus werk is. Hoe meer soorten u in kaart wilt brengen, hoe moeilijker. Ik hoop dat u daar met vaste tred aan verder werkt, zodat op termijn resultaten kunnen worden geboekt.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, er is al heel lang sprake van die programmas. Ik weet dat dit complex is, maar ik heb wel de indruk dat het heel lang duurt. Wat zijn daar de grote hindernissen?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Er zijn verschillende hindernissen. Een daarvan is dat voor verschillende soorten de gegevens ontbreken. Wij zijn via het INBO op zoek gegaan naar gegevens en kennis over de toestand op het terrein. Dat is een arbeidsintensief werk. Er moet ook worden gekozen met welke programmas men van start gaat. U vindt misschien dat twaalf maanden lang is. Ik vind dat niet zo lang. Binnen die tijdspanne probeert men op basis van het wetenschappelijk onderzoek de juiste beslissingen te nemen. Het gaat om arbeidsintensief werk waarbij niet alle gegevens voor het rapen zijn. Dit vraagt studie en onderzoek op het terrein.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.