Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 04/06/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Cindy Franssen tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de stijgende kinderarmoede en het kinderarmoedefonds
- 1767 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen : Minister, eind mei stelde Decenniumdoelen de resultaten van de Armoedebarometer 2013 voor, en die waren opnieuw teleurstellend te noemen. Opnieuw werden we met onze neus op de feiten gedrukt: het armoederisico op zich blijft al enige tijd gelijk, maar bepaalde doelgroepen hebben het steeds moeilijker. Vooral de kinderarmoede blijft toenemen. We kunnen die negatieve spiraal duidelijk nog niet doorbreken.
Uit de cijfers blijkt dat het armoederisico ongeveer gelijk blijft, maar dat vooral eenoudergezinnen zich in precaire situaties bevinden. Dat is niet nieuw. Ik wil vandaag focussen op de kinderarmoede, omdat we als Vlaamse overheid daarover heel veel doelstellingen opstellen. Ik denk bijvoorbeeld aan de verdieping van het actieplan dat we over enkele weken zullen bespreken. Dit is ook een vervolgvraag op de actuele vraag van mezelf en enkele collegas van een tijdje geleden over kinderarmoede.
Ondanks de vele maatregelen die we nemen, blijft kindermoede toenemen. Op dinsdag 16 april kondigde u in een interview aan dat u een kinderarmoedefonds wenst op te zetten, dat gespijsd zou worden door de overheden en bedrijven. Met dat fonds zouden projecten structureel gefinancierd kunnen worden. In antwoord op mijn actuele vraag gaf u aan dat dit kinderarmoedefonds zeer mobiliserend zou kunnen werken, ook om extra middelen beschikbaar te kunnen maken, vooral voor lokale projecten. Ik wil daar ook wel in geloven, maar ik kreeg toen geen antwoord over de concrete inhoud, organisatie en uitwerking van het fonds. Het was toen misschien nog wat kort dag en u had wellicht nog geen overleg gepleegd met uw collegas. Maar nu is het misschien het ideale moment, nu de armoedebarometer opnieuw is uitgekomen en nu uw federale collega, staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie De Block, ook met een kinderarmoedeplan komt, dat meer dan 140 acties zou omvatten.
Op welke wijze zal het kinderarmoedefonds bijdragen aan een integrale en structurele aanpak van de bestrijding van kinderarmoede? Op welke wijze ziet u het kinderarmoedefonds georganiseerd en hoe zal het specifiek vorm krijgen? Wie zal in de raad van bestuur zitten? Hebt u hierover ondertussen overleg gepleegd met uw collegas van de Vlaamse Regering? Zullen de verenigingen waar armen het woord nemen betrokken worden bij dit kinderarmoedefonds? Welke rol zullen zij spelen met betrekking tot het kinderarmoedefonds?
De voorzitter : De heer Gysbrechts heeft het woord.
De heer Peter Gysbrechts : Ik leid uit de vraag van mevrouw Franssen af dat de rest van de regering niet echt op de hoogte was van het kinderarmoedefonds. Hoe zit dat precies?
De voorzitter : Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Sonja Claes : Minister, ik las vanmorgen het artikel over Maggie De Block, en maak me een beetje zorgen, zeker over de materies die ik opvolg. In de commissie Economie doen wij, samen met uw collega Freya Van den Bossche, heel erg ons best om de sociale economie te hervormen, om op die manier een verwarrende sector te structureren.
Dan vind ik het vreemd dat een federale staatssecretaris, die bijna geen bevoegdheden meer heeft op het vlak van sociale economie en er in 2016 geen meer zal hebben, een oproep zal doen om bedrijven te stimuleren om innoverende projecten te doen in de sociale economie. Ik geef dat maar mee als voorbeeld. Op welke manier ziet u de coördinatie bij themas die Vlaamse impact hebben? Als ze het over vaccinaties en buitenschoolse activiteiten heeft, zit ze heel snel op Vlaamse materies. Hoe ziet u die coördinatie voor heel concrete projecten?
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Mevrouw Claes, wij zijn, in een geest van goede samenwerking, met de federale minister, de Vlaamse minister en de ministers van de andere gewesten samen een interfederaal actieplan armoedebestrijding aan het opmaken. Dat is het agendapunt van het interministerieel comité van volgende week. De bedoeling is vooral ervoor te zorgen dat de acties die ieder op zijn domein onderneemt, gecoördineerd gebeuren en dat er geen dubbels zijn. Daar zitten onder andere die 140 maatregelen in en worden alle maatregelen die Vlaanderen en de andere gewesten nemen, mee gecoördineerd in opgenomen.
We hebben erop ingezet dat we niet naast elkaar zitten te werken, maar net gecoördineerd. Het artikel dat u en ik deze morgen gelezen hebben, is dan ook een beetje misleidend en voorbarig. Het interfederale actieplan moet immers nog goedgekeurd worden door het interministerieel comité van volgende week. Het zal dan vooral een coördinatiedocument zijn waarin de acties van Vlaanderen opgenomen worden, aangevuld met acties van de andere collegas, om er zo voor te zorgen dat we gecoördineerd werken, ieder natuurlijk vertrekkend vanuit zijn eigen bevoegdheden. Ik hoop dat wij dat volgende week inderdaad kunnen goedkeuren en samen uitdragen als een gemeenschappelijk gecoördineerd initiatief, om ervoor te zorgen dat er op het Belgisch niveau ook gecoördineerd wordt gewerkt.
Ik zal mij niet uitspreken over de initiatieven die mevrouw De Block neemt. U kaart dat het best rechtstreeks aan met de staatssecretaris zelf.
Ik heb het idee van een kinderarmoedefonds gelanceerd. Ik ben van mening dat dat nodig is, vanuit twee redeneringen. De voorbije jaren proberen we bij de verschillende actoren de bewustmaking aan te wakkeren dat kinderarmoede een groter wordend probleem is waar we enkel aan kunnen werken wanneer iedereen dat als prioriteit stelt. Er is een grote noodzaak om iedereen daar warm voor te maken en de sense of urgency te creëren. Dat ligt in het verlengde van de oproep die ik in september naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen lanceerde aan de gemeenten om het op een gecoördineerde manier aan te pakken en er een prioriteit van te maken. Zon kinderarmoedefonds kan daar volgens mij toe bijdragen. Bij andere fondsen, zoals het kankerfonds, merk je dat er een belangrijke werking is om het draagvlak te creëren dat als een belangrijk maatschappelijk probleem te erkennen en iedereen daar bewust van te maken, zodat iedereen op zijn niveau gemeente, kinderopvangdienst, kleuterschool, Kind en Gezin, cultuur- en sportverenigingen enzovoort dat als een prioriteit behandelt.
Een tweede doelstelling is het creëren van een fonds dat geen overheidsfonds is, maar wel een fonds dat volgens mij moet worden beheerd door onafhankelijke private partners. Daardoor kunnen we meer middelen uit de samenleving halen, van overheden, maar ook van bedrijven, om zo te investeren in projecten, vooral in die projecten die het nu moeilijk hebben om aan een structurele financiering te geraken. Dat zijn niet de taken die de Vlaamse Gemeenschap voor ogen heeft, maar vooral de projecten die op lokaal niveau groeien en die nu van de ene naar de andere projectfinanciering moeten rollen.
Dat is het concept waar we aan werken. Momenteel toetsen we bij verschillende partners af of daar een draagvlak voor is en hoe we dat kunnen organiseren. De essentiële voorwaarde is volgens mij dat het op afstand moet staan van de overheid. Ik probeer in stilte, achter de schermen, een draagvlak te vinden en duidelijkheid te krijgen over de randvoorwaarden die nodig zijn om het mogelijk te maken. Op die manier probeer ik vooruitgang te boeken. Ik krijg heel wat positieve reacties. Heel veel maatschappelijke spelers en bedrijven zijn zich ervan bewust hoe vernietigend het voor de samenleving zou zijn indien we dat probleem niet aanpakken.
Op het forum van Vlaanderen in Actie hebben mijn collegas en ikzelf een stand van zaken gegeven van de doorbraakacties van het ViA-plan. Een van de doorbraakacties is de aanpak van de kinderarmoede. We hebben de oprichting van het kinderarmoedefonds daar dan ook naar voren gebracht.
De verenigingen waar armen het woord nemen zijn voor ons de bevoorrechte partner in het zoeken naar de modaliteiten, de manier waarop zon fonds zou kunnen werken en de manier waarop we ervoor kunnen zorgen dat ze een stem krijgen in de keuze van de projecten die moeten worden ondersteund. We willen hun mening ter zake zeker meenemen.
Ik zet de gesprekken verder om tot iets gedragen te komen. Ik wil benadrukken dat het een fonds moet zijn dat vooral in de samenleving wordt gedragen en dat het geen overheidsfonds mag zijn. Het mag geen manier zijn om beperkte overheidsmiddelen aan te vullen.
De voorzitter : Mevrouw Franssen heeft het woord.
Mevrouw Cindy Franssen : Minister, ik dank u voor uw uiteenzettingen.
U spreekt over sense of urgency en de continuïteit van lopende en goedlopende projecten. Dat kan enkel mijn goedkeuring en steun wegdragen. Ik begrijp dat de dialoog met het middenveld, met uw collegas van de Vlaamse Regering en met de verenigingen waar armen het woord nemen, verdere uitwerking krijgt.
Het is goed dat men zich ervan bewust wordt dat de aanpak van kinderarmoede steeds meer een taak is van iedereen. Als we daar niet op inzetten, laten we een hele generatie los. Maar als bepaalde sectoren dit fonds mee zullen spijzen, zullen zij waarschijnlijk inspraak willen hebben in dat kinderarmoedefonds. De mensen die armoede ervaren, die in precaire situaties zitten, hebben waarschijnlijk een andere visie op de aanpak van armoede dan de ruime middenklasse. Daar moeten we ons bewust van zijn bij de oprichting van een raad van bestuur of dergelijke van het armoedefonds. Desnoods moet er een opleiding ervaringsdeskundige in armoede worden ingericht of kan er met tandemfuncties worden gewerkt. De kapitaalkrachtige maatschappelijke stakeholders die daar geld in investeren, kunnen zo worden ondergedompeld in de armoedeproblematiek, zodat het goedbedoeld fonds niet tot de verkeerde resultaten leidt. Dat is mijn grootste bekommernis.
Ik ben ook blij te horen dat er een interfederaal actieplan komt. Het is uiteindelijk ook een taak van elk beleidsniveau en elk beleidsdomein het is bijna een matrixopdracht. Ik vermoed dat ook het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting een belangrijke rol zal spelen. Als senator zal ik ook aan uw federale collega vragen om dit mee te bewerkstelligen.
De voorzitter : Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Sonja Claes : Minister, u bent Limburger. Is het Limburgfonds inspirerend geweest voor dit Vlaamse fonds? Als ik u de toelichting hoor geven, dan lijkt mij dit een kopie te zijn van het succesvolle Limburgfonds. Ik was gedeputeerde toen het Limburgfonds is gestart en de eerste steentjes zijn gelegd. Het is belangrijk om een sterke trekker in de samenleving te hebben. In Limburg is dat de eregouverneur. Het is belangrijk om sterke partners in de media te hebben. In Limburg is dat de leiding van Het Belang van Limburg. En er moeten sterke partners in het bedrijfsleven zijn. De belangrijkste bedrijfsleiders uit Limburg zijn mee in het Limburgfonds gestapt. Daarom is het Limburgfonds ook zo succesvol geworden. Als u nu op Vlaams niveau dat inspirerend voorbeeld volgt, dan is het misschien belangrijk om met de mensen in Limburg die er tien jaar aan hebben gewerkt, overleg te plegen, zodat ons Limburgfonds aanvullend is.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Mevrouw Claes, uiteraard is het Limburgfonds inspirerend geweest. U geeft terecht een aantal succesfactoren aan die goed gewerkt hebben. Het is inspirerend geweest voor beide. Ik heb ook het gevoel dat ons thema en het vooraan plaatsen van kinderarmoede, ook wel inspirerend is voor Limburg. In Een Hart voor Limburg neemt men nog veel duidelijker dan in het begin, deze prioriteit op. Ik zal zeker met hen overleggen en ervoor zorgen dat de fondsen complementair werken zodat ze niet in een concurrentiële slag terechtkomen, want dat is zeker niet de bedoeling.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.