Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 11/06/2013
Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de export van Vlaamse fictiereeksen
- 1739 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Wilfried Vandaele tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de vraag van de Vlaamse producenten naar een Vlaams exportbeleid voor fictie
- 1743 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Voorzitter, minister, de Vlaamse fictiereeksen halen een hoog niveau, dat weten we, en nu en dan worden ze ook wel eens op buitenlandse zenders vertoond. Een aantal zijn heel succesvol, zo heeft bijvoorbeeld Vermist een hele internationale carrière. We kunnen dat alleen maar toejuichen met zijn allen, ik denk niet dat iemand daar een probleem mee heeft. Het brengt ook middelen op, want als men een veel groter bereik heeft en de rechten kan verkopen aan het buitenland, dan zit het goed.
Het is fantastisch dat de Vlaamse zenders blijven investeren in de lokaal geproduceerde reeksen, ook al kosten ze veel geld. Laten we hopen dat we met het Mediafonds, de tax shelter en de combinatie met de Vlaamse film, die combinatie kunnen voortzetten. Het gaat om eigenheid en het is een belangrijke bijdrage aan de algemene kwaliteit van onze Vlaamse zenders.
Veel goed nieuws dus, maar aan de andere kant is het noodzakelijk dat de Vlaamse zenders de fictieseries van topniveau nog meer dan nu kunnen blijven exporteren naar het buitenland. Mijn aandacht werd getrokken omdat de sector zelf aan de overheid vraagt om wat ondersteuning te geven en ik praat niet over geld in het licht van het Vlaamse exportbeleid, mediabeleid en economisch beleid. Het is een uniek Vlaams product van hoog niveau. De vraag wordt gesteld vanuit de sector van de televisieproducenten en ik wil u die graag persoonlijk stellen, want ik deel hun visie en bekommernissen ter zake.
Minister, hoe reageert u op de vragen vanuit de sector van de televisieproducenten met betrekking tot de export? Is een verruiming van het Mediafonds daarvoor mogelijk? Acht u een gecoördineerd Vlaams exportbeleid voor televisieseries nuttig en nodig, dus niet voor elke zender of productiehuis apart, maar algemeen? Had u of plant u hierover overleg met de sector?
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : De Vlaamse fictie doet het goed. We gaan stilaan de Deense achterna, als het zo doorgaat.
Toch zijn er volgens de sector nog tekortkomingen. An Rydant, netmanager bij vtm, zegt: Het fonds ondersteunt enkel het eerste seizoen van prestigereeksen terwijl men in het buitenland vaak pas interesse toont vanaf 24 afleveringen. Ook Ellen Onkelinx van de koepelvereniging van productiehuizen ziet nog verbetering mogelijk: Verkopen in het buitenland gebeurt bijna altijd op initiatief van de producenten zelf. Daardoor komt het nog te sporadisch voor.
Minister, met het Mediafonds doen we al een inspanning ter ondersteuning van de Vlaamse tv-fictie. Moeten we niet speciaal oog hebben voor de export van onze Vlaamse producten? Misschien moeten we ze nog beter aan de man brengen. Op welke manier kan Vlaanderen ingaan op de vraag van de sector en een actief of actiever beleid rond export van Vlaamse fictie ontwikkelen?
De voorzitter : De heer Tommelein heeft het woord.
De heer Bart Tommelein : Minister, ik heb u hierover enkele weken geleden een schriftelijke vraag gesteld. In 2013 wordt de beheersovereenkomst Mediafonds met het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) geëvalueerd en herzien. We weten dat het fonds op kruissnelheid is gekomen, waardoor zelfs een extra medewerker moest worden aangetrokken. Dat was een van de redenen waarom het VAF niet aanwezig was op de grote televisiebeurs in Cannes.
Het budget van 6,5 miljoen euro wordt vooral gebruikt voor steun aan creatie. Een specifiek budget van het Mediafonds is er echter niet voor Promotie en Export. Het VAF voorziet wel in geld via Flanders Image om promotie te voeren, maar televisieproducties vallen vaak uit de boot. Daarom zou bij de herziening van de beheersovereenkomst een specifiek budget moeten worden opzijgezet voor Promotie en Export.
Ik heb uit uw antwoord op mijn vraag begrepen dat uw kabinet momenteel gesprekken voert met de verschillende actoren. U wou nog geen conclusies trekken en u wou evenmin kwijt of u van promotie een prioriteit wou maken binnen het Mediafonds. Dat zou u pas in een later stadium bekendmaken.
Kunt u een stand van zaken geven? En een timing? Wanneer zult u effectief met conclusies en beslissingen komen naar aanleiding van de nieuwe beheersovereenkomst?
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten: Mijnheer Tommelein, ik begin bij u. Het VAF was wel aanwezig op de beurzen, maar niet met een aparte stand. Er waren heel veel mensen vanuit Vlaanderen. Verder had ik er niets op tegen gehad dat het Mediafonds een deel van zijn budget zou gebruiken om een stand te bekostigen. Ze hebben er zelf voor gekozen om dat niet te doen omdat ze zoveel aanvragen hebben en de middelen liever besteden aan extra projecten. Die discussie blijft voor mij open.
Ik heb naar aanleiding van uw vragen contact opgenomen met het VAF en de Vlaamse onafhankelijke televisieproducenten (VOTP). De sector, die wordt vertegenwoordigd door de VOTP en de Vlaamse Film Producenten Bond (VFPB), beschouwt een exportbeleid als een belangrijk aandachtspunt. Zij vragen naar een beleid dat de internationale promotie en export van Vlaamse televisieproducties en -formats ondersteunt. Dat betekent een belangrijke stimulans voor de Vlaamse audiovisuele sector. Dat deze vraag vandaag leeft, is niet verwonderlijk: een aantal internationale markten beginnen zich stilaan te openen voor onder andere de kwalitatieve producties die door het Mediafonds worden gesteund. Doordat er meer wordt geïnvesteerd, halen steeds meer producties een kwalitatief niveau. De kwaliteit ligt hoger en de hoeveelheid stijgt. Andere landen raken geïnteresseerd in producties van onze bodem.
Naast formats en producties krijgt Vlaams talent steeds meer kansen in het buitenland via buitenlandse productiehuizen en zo. We kennen voorbeelden van acteurs en regisseurs, denk aan Jakob Verbruggen, die internationaal naam en faam ontwikkelen. Deze positieve evoluties, die vandaag nog in een vroeg stadium zijn, zijn uiteraard gebaat met een juiste promotiestrategie. Kijk maar naar het verhaal dat Flanders Image in recente jaren op het vlak van film heeft weten te ontwikkelen.
De gevolgde strategie heeft ervoor gezorgd dat de Vlaamse film vandaag een sterk merk is, dat de Vlaamse filmsector het talent én de producties vandaag duidelijk zichtbaar is op internationale festivals en beurzen. Een gelijkaardige uitdaging dringt zich vandaag op bij de internationalisering van Vlaamse fictie-, documentaire- en animatiereeksen en van televisieformats.
Het VAF is van mening dat deze opdracht het best bij Flanders Image komt. Dit betekent onder meer dat we bij de onderhandelingen over de nieuwe beheersovereenkomst van het Mediafonds kunnen spreken over communicatie en promotie als aparte doelstelling. Dan moeten we daar middelen voor uitschrijven.
Daarbij wil ik echter volgende bedenkingen maken. Een doeltreffende communicatie- en promotiestrategie uitbouwen, zowel op beurzen als via andere kanalen, vraagt om extra middelen, anders moeten we knippen in de projectmiddelen. Het huidige budget van het Mediafonds maakt dat een moeilijke keuze. In het kader van de besprekingen met het VAF in verband met de nieuwe beheersovereenkomst voor het Mediafonds wordt dit onderwerp aangeraakt. We zullen samen naar een oplossing zoeken. We moeten ook in gesprek gaan met andere spelers en bekijken wat mogelijk is.
Het VAF spreekt op dit ogenblik met F.I.T. om te onderzoeken of er mogelijke vormen van samenwerking kunnen worden ontwikkeld, bijvoorbeeld voor de aanwezigheid op beurzen. Tijdens een eerste ontmoeting werd evenwel duidelijk dat er bij F.I.T. ondanks veel goodwill enkele obstakels zijn die het reglementair moeilijk maken om samen met het VAF/Flanders Image bijvoorbeeld een gezamenlijke beursstand of actie te ontwikkelen. In die eerste vergadering zijn alle opmerkingen op tafel gelegd. Dat moet verder worden besproken.
F.I.T. was er niet van overtuigd dat het tot zijn kerntaken behoort om de promotie te voeren van Vlaanderen of van bepaalde economische sectoren in Vlaanderen. Het VAF blijft, samen met VOTP en VFPB, vragende partij voor een aanpassing van de doellanden en -regios voor de audiovisuele sector. De voorkeur gaat resoluut uit naar Frankrijk, gevolgd door het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Het gaat hier om drie moeilijke markten waar het VAF vandaag duidelijk de eerste signalen ziet voor het geleidelijk aan openen voor Vlaamse audiovisuele creaties. De return kan daar veel hoger liggen dan in landen of regios die vandaag onder de crisis gebukt gaan we denken hierbij aan Spanje, Griekenland, Italië en zelfs Nederland.
Naast F.I.T. kan er gesproken worden met de Vlaamse omroepen om te kijken of er op dit vlak meer samenwerking of krachtenbundeling mogelijk is. Ik stel vast dat er vanuit de verschillende fondsen die het VAF beheert of waarin het VAF de samenwerkende partij is, zijnde het Filmfonds en Screen Flanders, er promotiebudgetten worden vrijgemaakt. Flanders Image ziet toe op de coördinatie en afstemming hiervan. Aangezien een promotie- en communicatiebeleid de facto dezelfde productiehuizen betreft, kan er worden nagedacht over de bundeling van de inspanningen. Wat de vervolgreeksen betreft, kan ik verwijzen naar de onderhandelingen over de nieuwe beheersovereenkomst van het Mediafonds.
Ik ben er me samen met het VAF van bewust dat de VOTP en de VFPB hier vragende partij voor zijn. Voor de Vlaamse omroepen is dit een aandachtspunt aangezien het exportpotentieel van vervolgreeksen aanzienlijk toeneemt. De financiering van Vlaamse reeksen via het Mediafonds betreft meestal tien à dertien afleveringen. Een volume van minstens twintig afleveringen zou de verkoopbaarheid aanzienlijk doen toenemen. Hetzelfde geldt bij de verkoop van remakerechten. Zenders zijn op zoek naar volume. Dit punt wordt besproken.
Het openzetten van het Mediafonds voor recurrente reeksen houdt wel het risico in dat de middelen voor de nieuwe reeksen geleidelijk uitdrogen. Dan kunnen we misschien minder nieuwe projecten financieren, dat is de keerzijde van de medaille. Dat moeten we met het Mediafonds bespreken.
Ik neem uw zorgen en suggesties mee naar de onderhandelingen.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Minister, ik moet opnieuw zeggen dat ik heel goed kan leven met uw antwoord. Ik ben absoluut voorstander van een geïntegreerde aanpak via het Mediafonds, het VAF en Flanders Image. Ik vind dat prima. Het zijn gerelateerde instellingen. Die versnippering, daar zijn we niets mee.
Ik vind het zeer verbazingwekkend dat F.I.T. zich durft af te vragen of de Vlaamse audiovisuele sector een exportproduct is dat ons op de kaart kan zetten. In welke wereld leven zij? Zitten ze nog in de mijnschachten? Sorry voor mijn cynisme. Met film en kunst en muziek hebben we toch al bewezen dat we fantastische exportproducten hebben. We hebben fantastische grondstoffen en regisseurs. Ik deel uw bekommernissen.
De andere elementen die u aanbrengt, zijn belangrijk: samenwerking, vervolgreeksen, langere reeksen. We hebben een mooi perspectief. Laat ons dat alstublieft doen. Bij de nieuwe overeenkomst moeten we in een budget voorzien. Dat kan op lange termijn voor de sector grote winst opleveren. Hoe meer producten we exporteren, hoe meer ervan terugkomt, en hoe minder de overheid moet investeren. Het is een win-winsituatie voor de sector en voor de overheid. We moeten daar voor gaan.
Ik kan de vergelijking maken met de kunstensector die ik nog beter ken. Een aantal van onze grote huizen en gezelschappen leven eigenlijk niet meer vooral van subsidies maar van hun prestaties in het buitenland. Ze hebben daar een grote naam en faam. Dat kan ook met film, fictie, televisie. Ze bewijzen het, elke dag. Het beleid moet daar snel op inspelen.
De voorzitter : De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken : In de commissie Buitenlands Beleid heb ik een vraag gesteld over de relatie tussen het VAF en F.I.T. Blijkbaar is de afstemming niet denderend.
Ik heb onlangs F.I.T. bezocht. Daar zeggen ze mij dat de audiovisuele sector wel van belang is voor hen. Bij een recente prinselijke missie was er interesse om de filmsector daarbij te betrekken. De filmsector kreeg uiteindelijk bericht dat hun aanwezigheid niet prioritair was, maar die mensen hadden ondertussen wel tickets geboekt! Ze hebben die dan weer ingetrokken. Van hun Waalse collegas van Wallonie Image hoorden ze plots dat de Waalse filmsector zich groepeerde om toch mee te gaan met de prinselijke missie. Ze zouden de Waalse film op de kaart zetten in LA, terwijl de Vlamingen achterwege bleven. We hebben nochtans fantastische producties. Er gaat duidelijk iets mis. Dat is jammer. Ook de kleine productiehuizen kunnen op een dag een grote speler worden. Ze hebben niet de kans gekregen om mee te gaan.
Er moet veel meer overleg en afstemming zijn. F.I.T. zou dit niet als bijkomstig moeten beschouwen. Ze zouden op regelmatige tijdstippen moeten samen zitten. Kunt u dat idee ook meenemen naar de bijeenkomst met F.I.T.?
De voorzitter : De heer Tommelein heeft het woord.
De heer Bart Tommelein : Het is goed, minister, dat er aan Flanders Image een grotere rol wordt toebedeeld. Ze moeten over een apart budget beschikken. De samenwerking met F.I.T. is mijns inziens positief.
Ik had nog een vraag over de stand van zaken en de timing van de gesprekken met de verschillende actoren. Kunt u daar iets over zeggen? (Opmerkingen van minister Ingrid Lieten)
Ik vroeg of er bij de herziening van de beheersovereenkomst een specifiek budget komt voor Promotie en Export.
Minister Ingrid Lieten : Binnen het Mediafonds?
De heer Bart Tommelein : Ja. Ik heb uit uw antwoord op mijn vraag begrepen dat uw kabinet momenteel nog gesprekken voert met verschillende actoren. Hebt u al een timing?
Minister Ingrid Lieten : We zijn er volop mee bezig. De bedoeling is om in het najaar te kunnen landen met die beheersovereenkomst.
De heer Bart Tommelein : Goed, dank u.
De voorzitter : De heer De Ro heeft het woord.
De heer Jo De Ro : Ik bedenk gewoon, minister, het volgende. Qua intern toerisme zijn er effecten als bepaalde fictiereeksen in bepaalde streken gedraaid worden. Ik kan me niet aan de indruk ontdoen dat het ook zo moet zijn voor de ons omringende landen. Misschien kan Toerisme Vlaanderen een positievere of meer aanwezige partner zijn dan sommige andere.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.