Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 06/06/2013
Interpellatie van de heer Lode Vereeck tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de audit bij het IWT met betrekking tot 2012
- 103 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Minister, op 30 juni 2011 keurde het Vlaams Parlement het Rekendecreet goed, dat op 8 juli 2011 werd bekrachtigd door de Vlaamse Regering. Artikel 50 van dat decreet stelt dat de jaarrekeningen van de Vlaamse rechtspersonen met een raad van bestuur moeten worden gecertificeerd door een bedrijfsrevisor. Artikel 3 stelt dat de Vlaamse Regering de voorwaarden daartoe bepaalt. Op 7 september 2012 keurde de Vlaamse Regering in dat verband het ontwerpbesluit goed betreffende die controle en de single audit.
In dat kader werd met betrekking tot het jaar 2012 een audit uitgevoerd bij het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) door bedrijfsrevisor Callens, Pirenne & Co. In uitvoering van artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2012 betreffende de controle en de single audit bevat het revisorverslag drie delen, die werden gefinaliseerd op 18 april 2013 en gerapporteerd aan de raad van bestuur.
Samengevat, collegas, kunnen we toch wel stellen dat de verslagen van de revisor onthutsend zijn. De revisor maakt brandhout van het financieel beheer bij het IWT.
Wat het eerste deel betreft, het verslag over de jaarrekening 2012, geeft de revisor een onthoudende verklaring. Hij stelt als conclusie: Rekening houdende met de bevindingen opgenomen in de voorgaande paragrafen, is het ons niet mogelijk een oordeel tot uitdrukking te brengen over het feit of de jaarrekening afgesloten op 31 december 2012 een getrouw beeld geeft van het vermogen, de financiële toestand en de resultaten van het IWT, in overeenstemming met het Rekendecreet.
Wat de revisor eigenlijk zegt, is dat de financiële staten waardeloos zijn, in die zin dat het niet na te gaan is of de cijfers wel juist de realiteit weergeven. Het gaat niet zozeer over het feit dat dit de eerste keer is dat de revisor aantreedt, nee, hij maakt een aantal pertinente opmerkingen. Hij zegt: Het is niet mogelijk een redelijke mate van zekerheid te bekomen dat de resultatenrekeningen en de vergelijkende cijfers geen afwijkingen van materiaal belang bevatten.
Waarom is dat? Niet omdat hij voor de eerste keer tussenkomt. Ik citeer: Gezien de beperkte interne controle en administratieve organisatie en gezien de beperkingen van de interne controle tussen het beheerssysteem en de boekhouding, hebben we geen redelijke mate van zekerheid bekomen dat de openstaande verbintenissen, zoals opgenomen in volume 23 van de jaarrekening, alsook de schulden met betrekking tot projectfinanciering opgenomen in de rubriek overige schulden, volledig en getrouw werden opgenomen in de jaarrekening. We zijn niet in staat geweest om via alternatieve werkzaamheden de betrouwbaarheid en de volledigheid van deze schulden en buitenbalansverplichtingen, zoals opgenomen in de jaarrekening, alsook de verbonden rubrieken na te gaan.
De revisor stelt ook dat het IWT niet beschikt over adequate procedures om de inbaarheid van toegekende achtergestelde leningen in te schatten. Er is onvoldoende duidelijkheid of de vorderingen al dan niet verloren dan wel in zekere mate nog inbaar zijn. De revisor spreekt ook over ontoereikende procedures met betrekking tot lang openstaande subsidiedossiers en onvoldoende procedures om de juistheid en volledigheid van bepaalde transacties te garanderen. De verantwoordelijkheden en de functieomschrijvingen zijn onvoldoende duidelijk vastgelegd. Tot slot zijn er onvoldoende procedures voor de opvolging van achtergestelde leningen en terug te vorderen subsidies.
Het verslag over de begrotingsverplichtingen is iets milder, in die zin dat de revisor opnieuw stelt dat het niet mogelijk is om een oordeel uit te drukken over het feit of de begroting, in alle van materieel belang zijnde opzichten, in overeenstemming is met de beslissingen en toekenningsvoorwaarden die zijn opgesteld door de overheid. Maar, zegt de revisor, er is verder niets onder onze aandacht gekomen dat ons ertoe aanzet van mening te zijn dat er een belangrijke niet-naleving is. Wat het verslag over de ESR-rapportering betreft, is er opnieuw een onthoudende verklaring, opnieuw omdat de revisor van oordeel is geen oordeel te kunnen vellen of het conform is.
Collegas, ik wil toch even onder de aandacht brengen dat er een belangrijke voorgeschiedenis is van problemen met de financiële rapportering binnen het IWT. Dat is niet onbelangrijk, omdat het IWT uiteindelijk meer dan 300 miljoen euro belastinggeld beheert. Ik vind de resultaten van deze audit, zoals gezegd, verontrustend en zelfs alarmerend.
Minister, in een eerste reactie gaf u al aan dat er een actieplan zal worden opgesteld om de pijnpunten aan te pakken. Aan de ene kant ben ik daarover tevreden, aan de andere kant ben ik verbaasd, omdat we de problematiek al veel langer kennen. Het dateert al van 2010, toen de eerste betaalproblemen werden gesignaleerd. Het bleek dat er eind september 2010 een betalingsachterstand was van 60,8 miljoen euro, wat uiteindelijk beperkt bleek tot 54 miljoen euro. In de plenaire vergadering, minister, schoof u toen twee oorzaken naar voren. Ten eerste werd u geconfronteerd met een historische achterstand tussen beleids- en betaalkredieten, ten tweede wees u toen reeds op problemen met betrekking tot de cashplanning. Ik heb het citaat helemaal bij me, maar het belangrijkste is dat u toen zei: Bij het IWT is er wel degelijk nood aan een meer verfijnde cashplanning, en het is daar ook mee bezig. Die verfijning zou helpen om een stuk van de achterstand in te lopen en om beter in te schatten welke bijkomende betaalkredieten er nodig zullen zijn.
Er waren ook betaalproblemen in 2011, waarover ik u heb geïnterpelleerd op 3 maart 2011 in deze commissie. U verwees opnieuw naar de problemen van de cashplanning. U stelde: Een tweede reden waarom we die betaalachterstanden hebben opgelopen, is dat het IWT in het verleden over onvoldoende instrumenten beschikte om een accurate opvolging te doen van haar cashplanning. Dat probleem is eigenlijk nooit aangepakt. Het werd ook niet als een zorg ervaren. Daardoor zitten we dus nu met die kloof.
Minister, wat u in uw antwoord op die interpellatie zei, was het volgende: Er zijn al heel wat acties opgestart om tot een gedetailleerde cashplanning te komen en die te implementeren. De raad van bestuur heeft dat als een strategisch project opgenomen. Binnen de raad van bestuur werd daarvoor een actiecomité opgericht met mensen die daarvan op de hoogte zijn. Ze werken onder andere de interne procedures nog beter uit zodat de kwaliteit en betrouwbaarheid van de financiële rapportering erop vooruitgaat. Ze hebben projecten opgezet rond de cashplanning, de voorbereiding, de goedkeuring en de opvolging van de uitvoering van de begroting. Wij maken onze begroting op basis van de cijfers van het IWT. Hoe accurater en actueler die zijn, hoe beter onze begroting. Er zijn projecten opgestart rond monitoring, interne controle en risicobeheer. Daar plukken we nu de vruchten van.
Ik vat de voorgeschiedenis kort samen. De raad van bestuur van het IWT had de verbetering van de interne procedures in 2011 als een strategisch project vooropgesteld. Er werd binnen de raad van bestuur een actiecomité opgericht en er zouden projecten worden opgestart om de financiële rapportering te verbeteren. Vandaag stelt de revisor vast dat het niet mogelijk is om een oordeel te vellen of de financiële staten een getrouw beeld geven van de financiële positie.
Tevens stelt de revisor dat het niet mogelijk is te zien of de begroting wel in overeenstemming is met beslissingen en toekenningsvoorwaarden opgesteld door de regulerende overheid. Dezelfde conclusie geldt voor de ESR-rapportering. De conclusies van de audit gaan veel verder dan die technische opmerkingen over het financiële systeem. Er is sprake van ontoereikende interne procedures en een manke administratieve organisatie, waardoor er volgens de revisor geen zicht is op de toekomstige financiële verplichtingen. Eigenlijk zegt de revisor dat het IWT niet in staat is zijn basistaken afdoende te vervullen aangezien er geen enkele garantie is dat de middelen goed worden beheerd.
Minister, hoe evalueert u de conclusies van de bedrijfsrevisor in het kader van de audit met betrekking tot het boekjaar 2012? Zijn er bijsturingen nodig? Is het IWT volgens u in staat om zijn decretale kerntaak op behoorlijke wijze uit te oefenen en de toegekende budgetten efficiënt en effectief te beheren?
De bedrijfsrevisor stelt in elk van de drie verslagen uitdrukkelijk dat het de verantwoordelijkheid is van de raad van bestuur om een jaarrekening op te stellen die een getrouw beeld geeft, en om de nodige interne procedures te implementeren die noodzakelijk zijn voor het opstellen van een correcte jaarrekening. Tevens is de raad van bestuur verantwoordelijk voor de naleving van de relevante wet- en regelgeving bij de uitvoering van de begroting en de desbetreffende rapportering.
Minister, de raad van bestuur had van die verbeteringen van de interne procedures een strategisch project gemaakt en het is duidelijk niet gelukt. Wie draagt de verantwoordelijkheid voor de door de bedrijfsrevisor aangehaalde problemen? Wat is de verantwoordelijkheid van de raad van bestuur en van de administrateur-generaal?
Alvast een bedenking: de vraag moet worden gesteld of de raad van bestuur van het IWT wel over voldoende expertise beschikt om dit strategisch project uit te voeren, in die zin dat het vaak gaat om bestuurders met een sterk wetenschappelijke achtergrond. Het is natuurlijk het voordeel van beter bestuurlijk beleid dat we externen kunnen aanwerven in onze raad van bestuur. In het IWT trekken we die aan voor hun wetenschappelijke expertise, veel meer dan voor hun financiële expertise. Bent u het met mij eens, minister, dat we toch eens moeten kijken naar de samenstelling van de raad van bestuur?
Binnen de raad van bestuur werd een actiecomité opgericht en er zouden projecten worden opgestart om de financiële rapportering te verbeteren. Bovendien is er nog het decreet van 30 april 2009, voorafgaand aan deze legislatuur, betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid. Artikel 7, paragraaf 5 schrijft daarover dat binnen de raad van bestuur een auditcomité moet worden opgericht. Minister, welke concrete initiatieven werden door het actiecomité uitgerold? Kunt u de werking van dat comité toelichten? Hoe werd de werking ervan door de raad van bestuur opgevolgd? Welke initiatieven werden door de raad van bestuur genomen?
Minister, u hebt in 2010 en 2011 meermaals gewezen op de problematiek inzake financiële rapportering en interne procedures. U was duidelijk op de hoogte. Bovendien zijn de controle en het toezicht door de Vlaamse Regering op de werking van het IWT decretaal geregeld. Als extern verzelfstandigd agentschap (EVA) naar publiek recht valt het IWT onder toepassing van artikel 23 van het kaderdecreet Beter Bestuurlijk Beleid. In gewone mensentaal wil dat zeggen dat zowel de minister van Innovatie als de minister van Financiën en Begroting een regeringsafgevaardigde hebben bij het IWT. Deze twee regeringsafgevaardigden volgen de beslissingen van de raad van bestuur op en dienen over de werking van het IWT te rapporteren aan hun voogdijministers. Fundamenteel is dus wat de regeringsafgevaardigden hebben gerapporteerd over de acties van het actiecomité inzake de interne controle en administratie, alsook inzake de implementatie, of het gebrek daaraan.
De twee regeringscommissarissen kregen in 2012 samen 6800 euro aan vergoedingen. Dat is behoorlijk. De belastingbetaler mag dan ook verwachten dat ze hun werk grondig doen. Ofwel hebben ze niets gerapporteerd en hebben ze hun job niet gedaan, ofwel hebben ze de nodige alarmsignalen gegeven. Zijn er op het kabinet voldoende alarmsignalen gegeven en zijn er ook alarmbellen afgegaan? Werd er over de acties van het actiecomité inzake de interne controle en administratie gerapporteerd door uw regeringsafgevaardigde bij het IWT? Welke signalen hebt u gekregen, minister? Zo niet, hoe kunt u dat verklaren en hoe zult u als voogdijminister de opvolging die door de raad van bestuur moet gebeuren, zelf opvolgen?
Minister, in een eerste reactie gaf u aan dat er een actieplan zal worden opgesteld. De voorzitter van het IWT, de heer Lagasse, gaf aan dat het koppelen van de databank van de innovatieprojecten aan de boekhoudsoftware een belangrijk punt zal zijn. Dat is heel pertinent, maar dat is de evidentie zelf. Waarom is dat eigenlijk nog niet eerder gebeurd, zeker gelet op de historische problemen?
Welke verdere initiatieven zult u nemen in het actieplan dat u zult opstellen, om de door de bedrijfsrevisor aangehaalde pijnpunten aan te pakken? Welke aanpak dient te worden gevolgd? Welke stappen zult u zetten? Hebt u dit reeds besproken met de IWT-directie en de raad van bestuur?
Ik krijg signalen vanuit het IWT dat een stuk van de problematiek te wijten zou zijn aan onvoldoende middelen voor de werking. Is die opmerking u bekend? Hoe evalueert u die?
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Voorzitter, minister, ik wens me aan te sluiten bij de opmerkingen van de heer Vereeck, maar er is wel een onderscheid te maken. We hebben het hier heel uitdrukkelijk over de interne werking van het IWT. Ik wil absoluut niets afdoen van het belang ervan. Dit is heel belangrijk, want als overheid werken wij met belastinggeld en dat geeft ons een verhoogde verantwoordingsplicht en het is heel duidelijk dat er iets aan schort.
Het is dus belangrijk, maar ik vraag me af in welke mate de negatieve punten die de heer Vereeck heeft opgesomd, impact hebben in de werking van het IWT op de concrete subsidiedossiers, dus naar buiten toe. We weten immers dat de tevredenheidsanalyse betrekkelijk goed is, al zijn er een paar aandachtspunten. Ze hebben dus blijkbaar niet zo heel veel impact.
Ik herhaal dat ik hiermee geen afbreuk wil doen aan het feit dat we als overheid een verhoogde verantwoordingsplicht hebben en dat die hier geschonden is.
Heel concreet gaat het over de procedures voor het beheer van langlopende subsidiedossiers, ook daarop werd gealludeerd. Ik neem aan dat het een van die wisselwerkingen is waarbij de interne organisatie, de interne structuur van het IWT, invloed heeft op de werking ten aanzien van de industrie en de bedrijven.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Voorzitter, dames en heren, in de eerste plaats wil ik een paar voorafgaande bemerkingen maken. De eerste bemerking is dat ik dit uiteraard ook serieus neem. U zult dat zo dadelijk wel merken tijdens mijn antwoord.
Vooraf wil ik ook opmerken dat ik het bijzonder jammer vind dat een revisorenrapport dat bezorgd wordt aan leden van de raad van bestuur, blijkbaar enkele dagen later bij de pers ligt. Uiteraard is er geen enkel probleem om hierover in de commissie verantwoording over af te leggen en algemene transparantie te verlenen, maar als interne documenten worden gelekt, dan zal dat er zeker niet toe bijdragen dat er een sfeer van vertrouwen is in de raad van bestuur en tussen de raad van bestuur en het management. Het is net die sfeer van gezamenlijk vertrouwen, van gezamenlijke verantwoordelijkheid, die we nodig hebben om de reorganisatie, waar het IWT nu door gaat, tot een goed einde te brengen. Ik betreur dit dus ten zeerste.
Ik betreur ook dat er hier een beeld wordt geschetst van een raad van bestuur en een management van het IWT vol incompetente mensen, want dat is zeker niet zo. Het zijn allemaal mensen die heel hard voor hun organisatie werken, zowel in de raad van bestuur als bij het personeel. Dat wou ik toch ook even voorafgaandelijk opmerken.
Dat betekent natuurlijk niet dat het IWT een modelorganisatie is en dat alles er in orde is. Dat komt onder meer doordat het IWT door een belangrijk transformatieproces gaat inzake de uitbreiding van de scope van zijn activiteiten, want we hebben het IWT tijdens deze legislatuur nog extra werk gegeven doordat we voor alle subsidies en toekenningen van subsidies, het IWT als het centraal subsidieorgaan willen uitbouwen. Er is nog een transformatie bezig. Vroeger zat het IWT in een sui- generisstatuut. Ik heb ervoor gekozen, omwille van de duidelijkheid en de transparantie, om het IWT volledig het statuut van een extern verzelfstandigd agentschap te geven dat volledig de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekeningen moet volgen.
Het IWT zit nu in dat transitieproces. Naast de uitbreiding van de scope vergt het natuurlijk ook intern veel aandacht om de organisatie naar een hoger niveau te brengen. Dat proces is volop bezig. Ieder rapport, zeker ook het rapport van de revisoren, dat ons helpt om dat proces te versnellen en te verbeteren, is welkom, maar ik zou toch willen vragen om een beetje krediet te geven aan de mensen binnen het IWT die heel hard hun best doen om het transitieproces tot een goed einde te brengen.
In dat transitieproces heb ik er dus expliciet voor gekozen om het IWT voluit te laten fungeren onder de toepassing van de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekeningen. Het zijn instrumenten om transparantie te krijgen over de financiële stromen. Zoals de heer Vereeck heeft opgemerkt, hebben we al heel wat problemen kunnen en moeten oplossen. Er waren betaalachterstanden. Ook bleek dat betaalachterstanden onvoldoende konden worden gemonitord omdat er onvoldoende monitoring was van de cashplanning en de vooruitgang van de projecten. Er zijn oplossingen gevonden, onder meer samen met minister Muyters, door het verhogen van de betaalkredieten, want dat was noodzakelijk, maar ook door de raad van bestuur door het verbeteren van zijn interne processen, want daartoe zijn heel wat stappen gezet.
Voor de eerste keer werd een revisor aangesteld door de raad van bestuur van het IWT. Die aanstelling is eigenlijk maar gebeurd na balansdatum. Dat betekent dat de revisor nu voor het eerst aan de slag moest, dat hij nog geen volledig werkjaar heeft kunnen volgen. Daarom is het voor mij aanvaardbaar dat we in het eerste jaar geconfronteerd worden met een verslag waarin de revisor zegt dat hij geen aval kan geven op de boekhouding en jaarrekening. Het gaat immers om een onvolledig jaar, de revisor moet zich nog volledig kunnen inwerken. Daarom vind ik dit aanvaardbaar. Ik ga ervan uit dat het de eerste en enige maal is dat het gebeurt. Ik heb daarover met de voorzitter van de raad van bestuur en met de CEO gesproken. We hebben daar de nodige gevolgen aan gekoppeld.
Uiteraard moet een revisor in de mogelijkheid worden gesteld om na te gaan of alle cijfers die in de boekhouding en de jaarrekening staan, de correcte weergave zijn van de financiële stromen. Om dat te kunnen doen, moet de revisor voldoende documenten krijgen waarmee hij kan verifiëren dat de nodige processen werden doorlopen om effectief de correctheid van de financiële doorstroming van de informatie mogelijk te maken. Dat vergt natuurlijk in eerste instantie een periode van dialoog tussen het management en de revisor om informatie uit te wisselen. Dat vergt zeker en vast ook bij het management en de raad van bestuur het scherpstellen van de interne processen en het formaliseren. Daar schort het dikwijls aan. Vaak zijn de zaken slechts informeel geregeld. Uiteraard moet dat formeel gebeuren. Het IWT zit op dit moment in dat proces.
Sinds de omvorming van het IWT tot EVA in 2010 werden al belangrijke inspanningen geleverd om die interne organisatie te verbeteren. Vanaf 2011 werkt het IWT met een beheersovereenkomst met duidelijke doelstellingen, met jaarlijkse ondernemingsplannen en prestatie-indicatoren. Het parlement en ikzelf kunnen nu veel beter dan in het verleden de resultaten van het IWT en het bereiken van de doelstellingen opvolgen.
De heer Diependaele verwees er al naar. Uit de eerste jaarlijkse rapportering komen een aantal cijfers naar voren. Ten eerste blijkt dat niet alleen al de geplande programmas en oproepen werden uitgevoerd, dat is de output naar de externe klanten, bedrijven, onderzoekers. Het is heel belangrijk dat men de prioritaire doelstelling haalt. Verder blijkt uit de rapportering dat de beheerskost daalde van 2,9 naar 2,7 procent. Dat is een efficiëntieverbetering. Er blijkt dat de opgelegde doorlooptijden voor meer dan 90 procent van de aanvragen werden gerespecteerd, in 2011 was dit nog 82 procent, dus ook dat is een betere service naar de externe klanten. Er blijkt dat het bereik van nieuwe klanten en internationale samenwerking versterkt werden. In 2011 werd voor het eerst een algemene klantentevredenheidsanalyse georganiseerd. Hieruit bleek dat meer dan 93 procent van de klanten tevreden was, dan wel zeer of uiterst tevreden over de werking van het IWT.
Daar is men mee bezig. Dat gebeurt allemaal voor de eerste keer: een personeels- en een klantentevredenheidsanalyse, een beheersovereenkomst. Men probeert de organisatie naar een hoger niveau van performantie te brengen, maar dat het allemaal nieuw is, roep ik in als verzachtende omstandigheid. Deze organisatie is volledig in interne transformatie.
De raad van bestuur heeft de missie en de visie scherp gesteld. Op basis daarvan wordt de organisatiestructuur aangepast. De voorstellen hiervoor zijn klaar en worden aan de raad van bestuur voorgelegd. Een van de belangrijke vernieuwingen is een beperkt aantal procesbeheerders zodat het beheer en de interne organisatie efficiënter kunnen verlopen. In deze herstructureringoefening zullen de ondersteunende diensten zoveel mogelijk aansluiten bij de managementondersteunende diensten (MOD) van het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI). Dat geldt zeker voor de personeelsopvolging.
De overschakeling naar systemen zoals het Vlaams intermodulair personeelssysteem ( Vlimpers) en naar Oracle Financials ( OraFin) voor de financiële en boekhoudkundige opvolging, worden hierbij geïntegreerd. Dat zijn belangrijke keuzes. Ze gaan het warm water niet opnieuw uitvinden: ze zoeken aansluiting bij de bestaande systemen die de Vlaamse overheid al hanteert en die de nodige garanties bieden inzake kwaliteit.
Als een organisatie zon beslissing neemt, is die de dag nadien nog niet uitgevoerd. Het tempo van de uitvoering zal afhangen van de capaciteit van Vlimpers en OraFin om een nieuw agentschap te onthalen. Die onderhandelingen lopen. De overschakeling naar Vlimpers zal normaal gezien in 2014 afgerond zijn. De overschakeling naar een vernieuwd boekhoudsysteem zal een langere voorbereidingstijd en overgangsperiode vergen. Bij OraFin gaat men na hoe men de capaciteit kan opvoeren. Ervaring bij andere agentschappen leert dat dit toch ten minste twee jaar vergt. Er zijn dus heel wat structurele transitieprocessen bezig die de kwaliteit van de interne organisatie moeten opkrikken.
De Interne Audit van de Vlaamse Administratie (IAVA) voert een volledige procesaudit uit van het programma Strategisch Basisonderzoek. Dat is een van de belangrijkste programmas bij het IWT. Deze audit omvat het volledige proces: de inhoudelijke aanpak van de dossiers, het organisatorische aspect en de administratieve en financiële aspecten. Eind 2012 voerde IAVA ook al een detectieaudit uit van de subsidietoekenning door het IWT. De conclusie was toen dat er toch wel al voldoende beheersmaatregelen waren om het risico op onregelmatigheden te vermijden. IAVA heeft echter ook heel wat aanbevelingen geformuleerd om dat risico nog verder te verkleinen en het proces nog beter te doen werken. Ook met die aanbevelingen wordt nu rekening gehouden.
Begin 2011 voerde IAVA ook een maturiteitsaudit uit met betrekking tot het IWT. Ook toen werden aanbevelingen geformuleerd, die onder te verdelen vallen in drie hoofdstukken en die men nu ook aan het uitvoeren is. Ik heb met IAVA contact opgenomen naar aanleiding van dit auditverslag: er is overleg geweest tussen mijn kabinet en het management en de voorzitter, om te bekijken hoe IAVA in de loop van het jaar opnieuw een aantal audits kan uitvoeren, om te zien hoe ver men staat met het implementeren van al die veranderingstrajecten en aanbevelingen. Dan gaat het over aanbevelingen die komen uit oude IAVA-rapporten en aanbevelingen die nu ook zullen worden gedaan door de revisoren. Dat lijkt me belangrijk: dat zal helpen het tempo van de veranderingen hoog genoeg te houden. Het zal intern voor een blijvende sense of urgency zorgen. Uiteraard zijn alle IWT-personeelsleden vooral begaan met het ervoor zorgen dat de externe klanten goed worden bediend. Dat doen ze ook heel goed. Die interne organisatie, dat formaliseren van procedures beschouwen ze vaak als een interne last. Ze geven prioriteit aan de externe klanten. Dat begrijpen we. Dat is ook goed. Door al die maatregelen die we nu nemen, willen we echter toch heel duidelijk die sense of urgency doen aanhouden, en het management en de raad van bestuur ondersteunen om al die transities snel te doen.
Ik wil enigszins de indruk counteren dat het daar allemaal misloopt. Het is niet zo dat de revisoren de eerste controleorganisatie zijn die daar neerdaalt. Zo is er het Rekenhof, dat jaarlijks de eindrekeningen controleert en ook een grondige analytische controle doet van de meeste opvallende financiële bewegingen. Het Rekenhof heeft ook al wat thematische controles uitgevoerd. Onlangs nog voerde het Rekenhof een audit uit met betrekking tot de subsidiëring van de competentiepolen en van de strategische onderzoekscentra. We verwachten die resultaten binnenkort.
Er is ook nog het intern verzelfstandigd agentschap Centrale Accounting dat het IWT controleert, dat de betrouwbaarheid, de correctheid en de volledigheid van de begrotingsuitvoering en de boekhouding moet garanderen. Daarover wordt ook regelmatig gerapporteerd door het IWT aan het agentschap. Uiteraard is er dan ook nog de revisor, en de regeringsafgevaardigde in de raad van bestuur speelt ook zijn rol in het mee opvolgen van dat transformatieproces. Men mag dus niet de indruk creëren dat er weinig controle is, integendeel. Er is echter nog heel wat performantieverbetering mogelijk, zeker en vast bij de interne processen. Ik heb een onderhoud gehad met de CEO en met de voorzitter van de raad van bestuur, ook met IAVA. Er is afgesproken dat de diverse acties die nu gebeuren in opvolging van de audits van IAVA en de opmerkingen en aanbevelingen van het Rekenhof, op een transparante en overzichtelijke manier zullen worden gebundeld in een actieplan. Dat zal worden besproken met het auditcomité in de raad van bestuur, dat ook nog maar pas is opgericht, ook als gevolg van heel die omvorming. Dat auditcomité is nu ook zijn werkzaamheden aan het organiseren. Die bespreking met het auditcomité en met de raad van bestuur is gepland in juni. We hebben de nodige afspraken gemaakt over de opvolging, waarin de raad van bestuur natuurlijk op de eerste plaats een belangrijke rol speelt. Ook over de communicatie en de rapportering aan mijn kabinet zijn de nodige afspraken gemaakt.
De voorzitter : De heer Vereeck heeft het woord.
De heer Lode Vereeck : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het stemt me alleszins tevreden dat u de ernst van het probleem erkent en dat u de komende tijd ook verder actie zult ondernemen. Die situatie is immers ernstig. Dat zoiets in de pers verschijnt, heeft te maken met het feit dat er met die organisatie natuurlijk wel wat meer aan de hand is dan alleen maar een slecht auditrapport. Ik kom daar zo meteen nog even kort op terug. Het gaat uiteindelijk over de op een na slechtste beoordeling die een revisor kan geven. De volgende stap is stap zes, namelijk gewoon een afkeuring van de financiële staten.
Ik zie dat u enigszins om de vraag over de verantwoordelijkheid heen fietst, tenzij u natuurlijk vindt dat het nog te vroeg is om verantwoordelijkheden te bepalen, omdat men zich in een transformatieproces bevindt en we de mensen nog wat krediet moeten geven. Eigenlijk zijn er drie verantwoordelijken. Er is de raad van bestuur, die verantwoordelijk is voor die financiële rapportering en opvolging. Als we dan dit verslag van de revisor bekijken, welke conclusies worden daar dan uit getrokken? Er is ook de administrateur-generaal, die belast is met de dagelijkse werking van het IWT. Zij is ook verantwoordelijk voor de risicobeheersing. Ook zijn er de regeringscommissarissen. Ik ga de vraag daarover gewoon nog eens herhalen. De discussie over de regeringscommissarissen hebben we ook al gevoerd naar aanleiding van andere voorvallen. Ter zake is er geen formele aanstellingsprocedure, in die zin dat het enige belangrijke criterium voor de aanstelling van een regeringscommissaris het vertrouwen is tussen die regeringsafgevaardigde en de minister, en eventueel de regering. Minister, was u ervan op de hoogte dat er op dit moment nog maar zo weinig vooruitgang was geboekt? Hebben zij signalen gegeven? Stonden die in verhouding tot de ernst? Kunnen ze blijven functioneren? Is er nog steeds vertrouwen in die regeringscommissarissen?
Ik heb nog een wat technische vraag. Er is al eerder, niet alleen door deze revisor maar ook al door andere instanties, aangegeven dat er problemen waren met bijvoorbeeld de achtergestelde leningen. Dat is trouwens ook de reden waarom achtergestelde leningen niet langer bij het IWT, zijn maar door de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) worden overgenomen. Ik heb u een vraag gesteld op 13 maart 2013 in verband met die achtergestelde leningen. De helft kent bijvoorbeeld geen normaal terugbetalingsverloop. Er is ingegrepen en men heeft gezegd dat dit geen taak is van het IWT, maar van PMV.
Minister, ik wil nog een bijkomende vraag stellen over de terugvordering van steun. Het IWT kent innovatiesteun aan bedrijven toe onder bepaalde voorwaarden. Wij kregen de informatie dat die terugvordering onvoldoende wordt opgevolgd. In eerste instantie beperkt het IWT zich tot het sturen van een aangetekend schrijven. In tweede instantie komt er dan een aanmaning. Als er dan niets gebeurt, dan houdt het verder op. Men zet dus nauwelijks stappen voor een juridische invordering.
Ik heb u daar een aantal schriftelijke vragen over gesteld. Ik vroeg u wat de cijfers waren inzake terugvordering van steun, het aantal bedrijven, de toegekende innovatiesteun en het aantal gevallen waar er effectief kan worden teruggevorderd. Op 30 november 2012 hebt u gezegd dat er binnen het IWT geen gestructureerde registratie is van de redenen tot terugvordering. Ik heb dan een opvolgingsvraag gesteld op 7 februari. Dan zei u dat er wel een overzicht kon worden gegeven, in drie delen. In geval van een faillissement is er geen recuperatie. In geval van schending van de contractvoorwaarden werd, volgens het antwoord, in de periode 2008-2011 alles teruggevorderd en ook daadwerkelijk betaald. In 2012 zou nog een aantal procedures lopen.
Op basis van dat tweede antwoord was mijn conclusie dat er eigenlijk geen probleem is, want de minister meldt nu dat alles daadwerkelijk wordt opgevolgd, dat alles wordt teruggevorderd en dat alles ook daadwerkelijk wordt terugbetaald. De revisor geeft een ander signaal. Die zegt dat er nog altijd een probleem is met de procedures voor terugvordering. Dat is ook het signaal dat vanuit het IWT zelf komt. Mijn vraag aan u is: kunt u dat alstublieft eens bijkomend laten bekijken? Er is immers een tegenstelling tussen uw laatste antwoord en de analyse van de revisor.
Ik zit natuurlijk in de oppositie. U begrijpt natuurlijk dat ik mijn controlerecht ten volle uitoefen en dat ik waarschijnlijk iets te veel focus op dingen die aan de kaak moeten worden gesteld en gecorrigeerd. Het staat buiten kijf dat het IWT heel veel nuttige dingen doet, maar we moeten ons toch de vraag stellen over de manier waarop het IWT intern georganiseerd is en geleid wordt. Er zijn al verschillende incidenten geweest. Er waren de betaalproblemen. Nu is er de audit. Er zijn de problemen met de achtergestelde leningen en de terugvorderingen.
U wijst bijvoorbeeld op de grote klantentevredenheid. Maar u moet zich maar eens voorstellen dat u als klant van het IWT gevraagd wordt om uw tevredenheid of ontevredenheid te uiten. Er is toch wel een zeker risico aan verboden om je zeer kritisch op te stellen tegenover een subsidiërende instelling. Maar goed, ik krijg ook wel positieve signalen. Ik heb dat al gezegd en bevestig dat nog eens. Ook via de provinciale Innovatiecentra en de manier waarop de kmos de weg naar het IWT vinden, dat staat allemaal op punt. Ik wil daar tegenover stellen dat de personeelstevredenheid binnen het IWT jaar na jaar achteruitgaat. Dat wijst op een grote ontevredenheid tegenover de leiding. Er zou een actieplan zijn opgesteld, maar dat is tot nu toe dode letter gebleven. Ik wijs bijvoorbeeld ook op het incident met de confidentialiteitsverklaring die de IWT-directie wilde laten ondertekenen om perslekken tegen te gaan. Ironisch genoeg werd ook de interne mail daarover gelekt.
Volgens mij moeten er acties worden ondernomen, er moet dringend orde op zaken worden gesteld bij het IWT. Op basis van het rapport van de revisor moeten er nu heel snel een aantal remediërende acties worden uitgevoerd. De vraag is hoe dat moet gebeuren. Ik begin stilaan te opteren voor het aanstellen van een crisismanager omdat er misschien niet naar buiten uit maar zeker intern een diepe malaise heerst. Er is de interne controle die niet op punt staat. Er is de diepe personeelsontevredenheid die niet alleen anekdotisch is maar ook gestructureerd, via de tweejaarlijkse personeelstevredenheidspeiling van de Vlaamse overheid, gewoon objectief aan het licht komt. Er is het falen van het innovatief aanbesteden. Er is ook het feit dat bijvoorbeeld de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie ook heel kritisch is over de smart specialisation, en noem maar op.
Minister, ik wil u vragen of u in overweging wilt nemen om daar een crisismanagement op los te laten en opnieuw de vraag te stellen wat precies de rol is geweest van de regeringsafgevaardigde, want daar hebt u nog niet op geantwoord. De revisor stelt duidelijk dat er geen zicht is op de toekomstige betaalverplichtingen. Ik vind dat zorgwekkend, aangezien het om veel geld gaat en we niet willen dat er lijken uit de kast vallen. Het lijkt me trouwens ook aangewezen dat het Rekenhof de impliciete schuld van het IWT in kaart brengt, alsook het gevoerde beleid ten opzichte van de terugvordering van de innovatiesteun nader bekijkt.
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Minister, ik dank u voor uw toelichting. Ik heb nog twee opmerkingen. Wat betreft het lek, geef ik u volledig gelijk. Het is inderdaad een kwalijke zaak dat er wordt gelekt. Dat ondermijnt het vertrouwen. Dat staat niet in de weg dat er dingen in staan waar we verplicht zijn om op te reageren. Ik moet eerlijk bekennen dat ik, nadat het in de krant stond, nog heb gezocht, maar ik heb het rapport ook niet gekregen. Ik wilde het ook niet aan collega Vereeck vragen, want dat zou helemaal raar geweest zijn. Ik weet dus ook niet helemaal wat erin staat, ik moest dat ook maar uit de media halen.
Het tweede punt, mijnheer Vereeck, laat ons in verband met de klantentevredenheid wel aannemen dat het gaat om volwassen mensen, met een beetje ervaring in het bedrijfsleven. Dat die een anonieme bevraging anders zouden invullen uit schrik voor wat dan ook, lijkt me larie te zijn. Wel is het zo dat je op langere termijn moet opletten dat de interne werking en de interne ontevredenheid, waarbij de heer Vereeck heeft verwezen naar de personeelsbevraging, zich gaat veruitwendigen naar de externe werking.
Ik ben het helemaal met u eens, minister, dat de externe werking centraal moet staan. U verwijst ook naar de ingesteldheid van het personeel van het IWT, dat zich daarop concentreert. Alleen maak ik daarbij de twee bedenkingen dat de overheid die omgaat met belastinggeld een verhoogde verantwoordingsplicht kent en dat we moeten opletten omdat de interne werking vroeg of laat, op middellange tot lange termijn, zijn effect heeft naar buiten toe. We moeten dus absoluut nu iets doen. Dat is de oproep die we zeker willen meegeven: om het op te volgen, zodat het belang van het werk van het IWT niet in gevaar komt.
Minister Ingrid Lieten : Collegas, ik ben het niet eens met de duiding die u eraan geeft, mijnheer Vereeck, dat er niets veranderd is. Ik heb een overzicht willen geven van hoeveel er op dit moment verandert, qua interne procedures en interne organisatie. Het huidig management kan zeker niet worden verweten dat het niets doet of dat het stilzit, integendeel, zij zijn juist bezig om die transformatie in goede banen te leiden.
Zijn we al waar we moeten zijn? Nee. Het revisorenrapport wijst ook aan dat er nog heel wat dingen naar een hoger niveau moeten worden getild. Ik heb daarover een duidelijk gesprek gevoerd met de voorzitter en de CEO. We hebben afspraken gemaakt over de manier waarop tegen het licht wordt gehouden welke acties er nu gepland zijn voor reorganisatie en welke er bijkomend moeten worden genomen om tegemoet te komen aan de vragen. Dat plan wordt in de loop van de maand juni in het auditcomité en in de raad van bestuur besproken en aan mij overgemaakt. Het is een versterking van de sense of urgency. Het kan gaan om nieuwe acties of het versnellen van de implementatie van acties, om tegemoet te komen aan die opmerkingen.
De gesprekken heb ik uiteraard ook gevoerd in overleg met de regeringsafgevaardigde, mijnheer Vereeck. Hij volgt dat ook mee op voor mij en speelt daar ook verder een belangrijke rol in. Ik heb aan IAVA gevraagd om een planning op te maken, om ook vanuit een externe benadering in de loop van het jaar en volgend jaar nog audits te doen, om te zien hoe men vooruitgaat met de implementatie van die processen.
Wat mij betreft, staan de nodige maatregelen op de rails. Zoals de voorbije jaren zal het erop aankomen dat het IWT erin slaagt zowel de externe klanten te bedienen als tegelijkertijd te werken aan de verbetering en de professionalisering van de interne organisatie. We volgen dat samen verder op.
De heer Lode Vereeck : Dank u wel, minister, ik geef nog twee opmerkingen. Als u in juni dat plan krijgt van de raad van bestuur, stel ik voor dat u erop toeziet dat er een goede timing staat in dat plan en dat niet alles wordt verschoven naar 2016, wat een mythische datum wordt met de eerste spade van de Oosterweel, het rekeningrijden, de onderwijshervorming enzovoort. Laten we zeggen dat we proberen om voor het einde van de legislatuur wat stappen te zetten, want we waren van het begin van de legislatuur op de hoogte van de problemen. Ik kondig een constructieve motie aan.
De voorzitter : De interpellatie is afgehandeld.