Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 28/05/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Danielle Godderis-TJonck tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de ondersteuning voor jeugdculturele zones
- 1626 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Godderis heeft het woord.
Mevrouw Danielle Godderis-TJonck : Minister, een jeugdculturele zone is een omschrijving voor een plaats die jongeren creatieve mogelijkheden biedt voor ontmoeting en uitwisseling op tal van culturele en artistieke vlakken. Het is een laboratorium waar jongeren kansen krijgen om te experimenteren en nieuwe indrukken op te doen. Het is de vrije ruimte die tot verrassende resultaten en alternatieve denkprocessen kan leiden voor jongeren.
Niet zelden is de specifieke jeugdcultuur een deel van een grotere zone. Voorbeelden van deze zones vinden we vooral terug in de grote steden in Vlaanderen, bijvoorbeeld Antwerpen, Mechelen, Leuven. Een jeugdculturele zone is echter een ruim containerbegrip, dat zich niet in één hokje laat stoppen en een aanpak op verscheidene domeinen vereist.
In de conceptnota cultuureducatie Groeien in cultuur ging u samen met de minister van Cultuur de mogelijkheden onderzoeken voor verdere ondersteuning of inspiratie van dergelijke vrijplaatsen in andere steden. Daarbij zou de focus niet enkel worden gelegd op de grotere steden, maar zou ook worden bekeken hoe en in welke mate de bestaande infrastructuur in kleinere gemeenten of steden ten dienste zou kunnen worden gesteld van jongeren. De rol van de overheid binnen dit ruime containerbegrip van de jeugdculturele zone is soms balanceren op een dunne koord, wat betreft ondersteuning, oprichting en het eigenlijke organische karakter van zon zone.
Minister, welke plaats en waarde geeft u binnen uw jeugdbeleid aan deze jeugdculturele zones? Binnen welk kader worden deze vandaag ondersteund en welke zijn de criteria waaraan de werking wordt afgetoetst? Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar de verdere ontwikkeling en verspreiding van het concept jeugdculturele zone? Hebt u al zicht op de mogelijkheden die kleinere steden of gemeenten kunnen bieden? In welke mate heeft het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn) inspiratie geboden? Gelooft u dat de overheid een leidende rol dient te spelen in de oprichting van nieuwe zones? Botst dit niet met het organische karakter dat eigen is aan een jeugdculturele zone? Hoe kunnen beide belangen met elkaar worden verzoend?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : In verschillende Europese steden ontstaan inderdaad open, creatieve experimenteerruimtes voor jongeren. In Vlaanderen hebben we de benaming jeugdculturele zone gegeven, omdat het een nieuwe manier is waarop jongeren kansen krijgen of soms afdwingen om zichzelf te uiten, al dan niet artistiek of creatief. Het is een relatief nieuw begrip binnen het jeugdbeleid. De beleidsaandacht op Vlaams niveau is ontstaan bij mij vanuit de vaststelling dat er hier en daar plekken opduiken, zoals H30, Scheldapen en het Openbaar Entrepot voor de Kunsten (OPEK), en vanuit de vaststelling dat kinderen en vooral jongeren vanuit heel Vlaanderen vragende partij zijn voor een plek of een ruimte voor hun eigen jeugdculturele en artistieke uitingen. Daarom wilden we het wat, hoe en waarom van een jeugdculturele zone onder de loep nemen.
Ik geloof dat jeugdculturele zones opportuniteiten bieden voor onze steden, onze jongeren, ons jeugdbeleid en ook ons cultuurbeleid. Jeugdculturele zones als nieuwe open dynamieken bieden kansen om jongeren uit kansengroepen op een actieve manier bij cultuur te betrekken. Daarom hebben we Dēmos via een beheersovereenkomst de opdracht gegeven om het concept verder te onderzoeken. In het voorjaar van 2014 zal ik samen met Dēmos een publicatie met visie en inspiratie voor lokale overheden, provincies, jeugd- en cultuurorganisaties voorstellen. Morgen is er het startschot van dit beleidstraject tijdens de Europese week van de Jeugd, met een studiedag in het OPEK. Op deze studiedag komen inspirerende voorbeelden uit binnen- en buitenland aan bod. Het is een samenwerking tussen mijn administratie, JINT, Dēmos, de provincie Vlaams-Brabant en Vitamine C.
Op dit moment hebben we binnen het Vlaamse jeugdbeleid geen rechtstreekse subsidie van jeugdculturele zones. Enkele organisaties die gesubsidieerd worden binnen het decreet zijn wel actief binnen wat men kan omschrijven als een jeugdculturele zone: Mooss/OPEK, Ladda/DOK. Indien zon zone ook een andere functie opneemt, bijvoorbeeld als werkplaats voor kunstenaars met een Vlaamse relevantie, kan ik mij voorstellen dat mijn collega, minister van Cultuur Schauvliege, ondersteuning biedt aan dergelijke werkingen, maar bij mijn weten doet zich dat vandaag nog niet echt voor op jeugdvlak. Het is dus vooral een lokale of bovenlokale aangelegenheid. Het is ook niet de bedoeling, denk ik, dat Vlaanderen in de plaats van een lokaal bestuur treedt. We moeten faciliteren, inspireren en stimuleren. Als minister maak ik het mogelijk dat lokale besturen en provincies kunnen inzetten op jeugdculturele zones, lokaal via het vernieuwd decreet, en via de bestuursakkoorden van de provincies.
Uw vraag naar de rol van de overheid is zeer terecht en pertinent. Het lijkt me niet aan de Vlaamse overheid, maar dat vraagt u ook niet, om zelf jeugdculturele zones op te richten. Nogmaals, dat is een lokale zaak. Met tips and tricks moeten wij de nodige ondersteuning geven. Dat is ook wat wij op dit moment doen. Uiteraard kunnen de Vlaamse middelen die we nu al geven aan lokale besturen hier ook voor worden gebruikt, dat is op zich geen probleem.
Het agentschap AGIOn en de cel stedenbeleid hebben het afgelopen jaar gewerkt aan onderzoeken rond de mogelijkheden van meervoudig gebruik van scholen en andere gebouwen in stedelijke context. De afdeling Jeugd volgde dit via een gemeenschappelijke werkgroep op. Voorlopig heeft dit werk echter nog niet meteen impact op het beleid rond jeugdculturele zones, al zijn er zeker en vast raakvlakken.
Kortom, jeugdculturele zones kunnen een manier zijn om ruimte en kansen te geven aan kinderen en jongeren. Dit is een taak van de lokale overheden en een zaak van de Vlaamse overheid. Wij inspireren, faciliteren en stimuleren, maar het is niet de bedoeling dat wij zelf jeugdculturele zones op lokaal vlak moeten oprichten.
De voorzitter : Mevrouw Godderis heeft het woord.
Mevrouw Danielle Godderis-TJonck : Dank u, minister. Ik ben blij dat de overheid de evolutie van deze zones zal opvolgen, en ik kijk uit waar u in samenspraak ondersteuning zult kunnen geven.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.