Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 30/05/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Fientje Moerman tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de professoren van de Katholieke Universiteit Leuven die met video-opnames hun talenkennis zouden kunnen bewijzen
- 1559 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman : Voorzitter, de saga over het bewijs van kunde van de taal waarin iemand onderwijs doceert, gaat voort. Het betreft hier een bepaling die is ingevoerd in artikel 91novies van het decreet van 13 juli 2012. Die bepaling betreft de wijze waarop een docent de vereiste talenkennis moet aantonen.
De directe aanleiding voor dit olijk evenement is een artikel dat op 1 mei 2013 in De Standaard is verschenen. In dit artikel staat het volgende te lezen: Proffen KUL kunnen talenkennis bewijzen met video.
Nopens het Integratiedecreet het bewuste artikel 91novies moet iemand een bepaald niveau van talenkennis hebben om in een andere taal dan zijn moedertaal te kunnen doceren. Die vereiste geldt ook voor anderstaligen die hier in een andere taal doceren en die in Vlaanderen, waar andere niveaus gelden, willen worden aangesteld.
Deze saga is al een tijdje aan de gang. Uiteindelijk, na veel gedoe, hebben de talencentra van de universiteiten een gemeenschappelijke test ontwikkeld, de Interuniversity Test of Academic English (ITACE-test).
Uit de richtlijnen van de aan de universiteiten verbonden regeringscommissarissen blijkt dat de minister deze test als een kwalificatiegetuigschrift erkent. In die richtlijnen staan een aantal vergelijkende tabellen over wat zoal als kwalificatiegetuigschrift wordt erkend. Aangezien er nog geen internationale erkenning is, heeft de minister de ITACE-test voor een beperkte duur erkend.
Overigens is het zo dat iemand die een bachelor, master of doctoraat heeft behaald in de taal waarin hij wil doceren aan een universiteit waar die taal de voertaal is, die test niet hoeft af te leggen en niet over een kwalificatiegetuigschrift voor die taal hoeft te beschikken.
Indien iemand niet over die elders verworven competenties beschikt, moet hij een test afleggen. De verschillende erkende testen staan in de onderrichtingen opgesomd. De hogeronderwijsinstellingen hebben, met andere woorden, keuze genoeg om te beslissen hoe ze dit willen aanpakken.
De meeste universiteiten en instellingen in het hoger onderwijs zijn ernstig in gang geschoten. Ik heb wat rondgevraagd. Eind deze maand moet het precieze aantal te testen mensen aan de regeringscommissarissen worden meegedeeld. De meeste universiteiten zijn druk bezig met de organisatie van de testen die de talencentra zullen afnemen. De meeste universiteiten treden ook als testcentrum voor anderen op. Zo treedt Linguapolis, het talencentrum van de Universiteit Antwerpen, op als testcentrum voor de Universiteit Hasselt en een aantal hogescholen. Een hoop universitaire talencentra treden als testcentra voor hogescholen op. Linguapolis zal meer dan 200 mensen testen. Het Universitair Centrum voor Talenonderwijs van de Universiteit Gent neemt al sinds 18 mei 2013 testen af. Ook aan de Vrije Universiteit Brussel wordt daar werk van gemaakt.
De KU Leuven is het buitenbeentje. Daar zouden ongeveer 900 mensen moeten worden getest. Dat is het aantal dat in de pers is verschenen en dat ook correct blijkt te zijn. Een 90-tal mensen zou vanwege de decretaal voorziene elders verworven competenties in verband met bachelors, masters en doctoraten in de desbetreffende taal zijn vrijgesteld. Er blijven dus nog ongeveer 810 mensen over die moeten worden getest.
Volgens de gegevens van het Instituut voor Levende Talen (ILT) zijn er al ongeveer 600 inschrijvingen. Dat zijn echter geen inschrijvingen voor taaltesten, maar om de videoclips te beoordelen.
Het ILT heeft me gecontacteerd en laten weten dat het om een ernstige videoclip gaat. Ze nemen dit heel ernstig. In eerste instantie twijfel ik daar ook niet aan. De grootste universiteit van ons land, die een ongelooflijke reputatie heeft, kan het zich niet permitteren daar een zootje van te maken. Indien het ILT deze testmethode hanteert, twijfel ik er niet aan dat dit ernstig zal gebeuren. Het ILT heeft me overigens laten weten nog een tijdje met het idee te hebben gespeeld alle clips op het internet te zetten. In het licht van de openbaarheid van bestuur zou ik er misschien willen op aandringen dat de minister daar een vereiste van zou maken. Op Youtube zou dit alvast een hit worden.
Indien deze testmethode wordt gehanteerd, denk ik dat dit op een ernstige wijze zal gebeuren. Alleen zijn er natuurlijk vragen over de methodologie. Ik heb even gekeken op de website van de KU Leuven wat het niveau C1 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen voor het onderwijzend personeel aan hogescholen en universiteiten inhoudt. Ik citeer: Kan een uitgebreid scala van veeleisende, lange teksten begrijpen en de impliciete betekenis herkennen. Kan zichzelf vloeiend en spontaan uitdrukken zonder daarvoor aantoonbaar naar uitdrukkingen te moeten zoeken. Kan flexibel en effectief met taal omgaan ten behoeve van sociale, academische en beroepsmatige doeleinden. Kan een duidelijke, goed gestructureerde en gedetailleerde tekst over complexe onderwerpen produceren en daarbij gebruikmaken van organisatorische structuren en verbindingswoorden.
Als ik dit allemaal lees, lijkt het me om veel meer dan een opname te gaan. Hoe kan aan de hand van een opname, vermoedelijk van een les, worden nagegaan of iemand een complexe lange tekst begrijpt? De opnames worden door het ILT zelf beoordeeld. Het ILT legt er echter de nadruk op pas de laatste schakel te zijn. Het ILT voert de beleidsoptie van het bestuur van de KU Leuven uit.
Als ik de verantwoordelijke goed heb begrepen, is het echter nog veel vreemder dat het ILT aan de opstelling van de elders overal gehanteerde ITACE-test heeft meegewerkt. Het ITL treedt zelfs op als testcentrum voor de ITACE-testen van het personeel van hierom verzoekende hogescholen die tot de associatie behoren. Vreemd genoeg geldt voor het academisch personeel van de KU Leuven zelf de videoclip.
Minister, ik ben echt benieuwd wat u hiermee zult doen. Wat is uw standpunt over deze door de KU Leuven gehanteerde evaluatiemethode? U moet hierbij het principe van de gelijke behandeling in het achterhoofd houden. Ik heb deze testmethode niet teruggevonden in het lijstje dat u de regeringscommissarissen hebt bezorgd. Ik neem aan dat de methode ook niet in dat lijstje thuishoort. Stel dat u zegt dat het er wel in thuishoort, wat gaat u dan doen met de mensen die geen les moeten geven in die taal, maar waarvan wel een bepaald niveau van Nederlands wordt gevraagd vooraleer ze een vaste aanstelling kunnen krijgen? Geldt voor hen ook een videoclip? Van wat? Niet van een lesmoment, want ze moeten geen les geven in het Nederlands. Waarvan gaat u aan hen dan een videoclip vragen, of gaat u dat aan hen verbieden? U zit daar dan met een enorm juridisch kluwen.
Kort samengevat, wat is uw standpunt tegenover de door de KUL gehanteerde evaluatiemethode voor het eigen academisch personeel? Aan welke vereisten moet een test voldoen die bewijst of de docenten aan de door het Integratiedecreet gestelde eisen voldoen? Dus naargelang het geval, C1-, B2- of B1-niveau? Hebt u gecommuniceerd naar de instellingen voor hoger onderwijs? Zo ja, hoe en wanneer? Hebt u de vraag gekregen of de videoclip in orde is? Zo ja, wat hebt u geantwoord? Zo nee, wat is uw antwoord vandaag?
Hoeveel docenten dienen, op basis van het huidige aantal lesgevers en in het kader van de oude regels, hun kennis te staven en hoeveel daarvan hebben dit al gedaan? Welke stappen zult u ondernemen om ervoor te zorgen dat bij het begin van het volgende academiejaar het kennisniveau van de taal waarin men doceert bij iedereen wordt vastgesteld die lesgeeft in een taal die niet de zijne of de hare is?
De voorzitter : Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis : Ik sluit mij heel graag aan bij de vraag van collega Moerman. Het is een zeer pertinente vraag. Ook wij willen benadrukken dat een evaluatie via een video-opname van een korte presentatie of een kort interview toch niet de geest van het decreet weergeeft.
In de memorie van toelichting van het Integratiedecreet lees ik: De taalkennis dient te worden beoordeeld op basis van objectieve en relevante criteria, zoals bijvoorbeeld het voltooien van de hogere studies in een bepaalde taal en/of het slagen in een test die de vereiste taalkennis op ERK-niveau bewijst.
Mevrouw Moerman gaf al aan wat een C1-niveau inhoudt. Ik ben me ervan bewust dat dat een hoog niveau is, maar dat geeft toch aan dat er naar leesvaardigheid, luistervaardigheid, woordenschatbereik- en beheersing, grammaticale correctheid, fonetische beheersing en orthografische beheersing moet worden gekeken. Het lijkt mij moeilijk om dit te controleren in een videomontage. Daarom sluit ik mij aan bij de vijf vragen van mevrouw Moerman.
De heer Boudewijn Bouckaert : Ik moet zelf binnen een paar weken naar het Universitair Test Centrum (UTC) gaan voor de proef. Ik ben nieuwsgierig hoe dit zal aflopen. Ik heb zelf al commentaar gegeven bij de regeling, dus ik vind het allemaal wat te bruusk. Men houdt te weinig rekening met eerder verworven competenties. Maar goed, het decreet is er en moet worden toegepast.
Wat Leuven betreft, moet er geen extreem jakobinisme worden in doorgevoerd. De proef moet namelijk in alle universiteiten dezelfde zijn, de universiteiten moeten een marge hebben om een adequate proef te organiseren. De minister heeft zelf al aangegeven dat hij ook bereid is om een marge te respecteren, anders moet er een soort centrale instantie worden georganiseerd die alle proeven uitvoert hier in Brussel, en dat kan toch niet de bedoeling zijn.
De goede kennis van het Engels wordt vereist van de professoren die lesgeven. Het lesgeven in een andere taal moet van een behoorlijk niveau zijn. Dat is in de eerste plaats zo, en een video-opname is in die zin wel adequaat. Men kan op een zeer levendige manier nagaan of de lesgever zich vlot en vloeiend in een bepaalde taal kan uiten. Aan de vereisten bij het niveau C1 is daar met de video-opnames voor een stuk voldaan.
Volgens mij is de video-opname wel een adequate methode, maar ze volstaat niet. Het moet worden aangevuld met andere elementen van talenkennis. Men moet ook goed een tekst kunnen reproduceren, dat is een tekstueel aspect. We moeten er ook rekening mee houden dat veel docenten publiceren in A1-tijdschriften. Dat zijn hoofdzakelijk Engelstalige tijdschriften waar een kwalitatief goed Engels wordt vereist. Als iemand goed professioneel Engels spreekt, dat kan bewijzen in een video-opname en dat kan complementeren met teksten die hij gepubliceerd heeft, en eventueel ook met teksten van cursussen, in zeer correct Engels, dan vind ik dat, samen genomen, een goed bewijs van de kennis van het Engels.
In Gent doen we het anders. Dat zal ook wel goed zijn, want ons talencentrum is een zeer goed centrum. Maar ik zou toch niet te vlug de indruk willen wekken en dat doet u ook niet, mevrouw Moerman dat de KU Leuven hier op een of andere manier het motto van Rik Torfs van de burgerlijke ongehoorzaamheid wil toepassen en de decretale verplichtingen zou willen omzeilen met die video-opnames. Ik zou niet te snel veroordelen.
Minister Pascal Smet : In de mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering van 14 december 2012 over het aantonen van het vereiste beheersingsniveau van de onderwijstaal wordt uitgebreid op deze problematiek ingegaan. Daarin wordt onder meer toelichting gegeven bij de kwalificatiegetuigschriften die in aanmerking kunnen worden genomen voor het aantonen van het vereiste taalniveau. In deze mededeling wordt duidelijk gesteld dat er verschillende mogelijkheden zijn om een getuigschrift C1 te behalen en wordt er dan ook geen limitatieve opsomming gegeven van testen, kwalificatiegetuigschriften of van instellingen die dergelijke testen uitvoeren.
Het decreet voorziet ook in dezen in een zeer grote vrijheid voor de instellingen van hoger onderwijs. Wel is het zo dat de equivalentie met het vereiste ERK-niveau verzekerd moet zijn. Zoals blijkt uit de omschrijving impliceert het ERK-niveau dat bij een test die de grondslag vormt voor het kwalificatiegetuigschrift dat de vier vaardigheden van spreken, schrijven, lezen en luisteren worden getest. Het ERK-niveau wordt vastgesteld op het geheel van deze vaardigheden.
Uiteraard is het beheersen van taal meer dan dat. Maar dat gebeurt ook in de KU Leuven: het is meer dan even op een video kijken of men Engels spreekt. Het is wat gesimplificeerd in de berichtgeving gekomen niet door mevrouw Moerman. Er is geen formeel voorstel gekomen om die test via een video-opname te doen, dit in tegenstelling tot de ITACE-test die aan de Vlaamse universiteiten werd uitgewerkt. Ik heb wel een mail gekregen van de rector van KU Leuven waarin hij mij onder andere naar aanleiding van deze vraag nog iets meer verduidelijkt wat men in Leuven wil doen. De video-opname blijkt een middel te zijn die de academische overheid moet toelaten een correcte inschatting te kunnen maken van de aanwezige taalkennis van hun professoren en die aanleiding kan geven tot verdere begeleiding.
U weet dat wij aan de regeringscommissarissen de opdracht hebben gegeven om het proces te bewaken, en zij moeten dat bij de uitoefening van hun taak doen. Een eerste communicatie hierover is gebeurd eind 2012. De brief van december 2012 is aan alle algemeen directeurs en rectoren toegezonden, samen met een begeleidende brief.
Op 18 april heb ik aan de regeringscommissarissen nadere richtlijnen in verband met de implementatie van de taalregeling hoger onderwijs overgemaakt. Deze richtlijnen, evenals het standpunt over de ITACE-taaltest, werden dezelfde dag ook doorgestuurd naar alle algemeen directeurs en rectoren van de hogescholen en universiteiten. Intussen werd er ook een correctie ingevoerd, die de gastprofessoren vrijstelt van het aantonen van de ERK-kwalificatie. Er was immers onduidelijkheid of dergelijke professoren al dan niet onder het academisch personeel ressorteren.
Net zoals mevrouw al Moerman zegt, heb ik ook geen enkele reden om te twijfelen dat een zeer eerbiedwaardige universiteit als de KU Leuven de kwaliteitsstandaarden niet zou behalen. Er is door het decreet en door de verdere verduidelijking vrijheid gegeven om daarmee om te gaan. Ik ga ervan uit dat het correct gebeurt, met alle vertrouwen in de instellingen. Later zullen we met de regeringscommissarissen bekijken hoe alles is verlopen, en of er zich in de praktijk al dan niet problemen voordoen.
De voorzitter : Mevrouw Moerman heeft het woord.
Mevrouw Fientje Moerman : Heb ik dat nu goed begrepen? Accepteert u die videotest als een volwaardige toets?
Minister Pascal Smet : Ik heb gezegd dat die video-opname een middel blijkt te zijn, wat nog iets anders is dan een test. Het blijkt een middel te zijn dat de academische overheid moet toelaten een correcte inschatting te maken. De academische overheid weet dat dit aan de C1-vereisten van het ERK moet voldoen. Dat blijkt ook uit de mail van de rector. De regeringscommissarissen zullen bekijken of dit aan die eisen voldoet. Is dat niet zo, dan is er een probleem.
Mevrouw Fientje Moerman : In Nederland zegt men dan: nou breekt mijn klomp. Bij ons zegt men: daar zakt mijn broek toch wel van af.
Mijn vraag was retorisch bedoeld. Ik betwijfel niet dat men de videoclips zal analyseren in het talencentrum. Ik twijfel er ook niet aan dat een dergelijke methode deels een inschatting kan opleveren van het talenkennisniveau, van bepaalde aspecten daarvan bij professoren. Iedereen kan via het internet opzoeken wat een C1-niveau inhoudt, of een B1- of B2-niveau. Mevrouw Celis heeft zeer nuttig aangevuld over welke aspecten van talenkennis het zoal gaat. Het blijft voor mij echter een volstrekt raadsel hoe men het analyseren en begrijpen van complexe teksten zal testen door middel van een videoclip. Ik weet niet hoe dat moet. Hoe zal men via een videoclip grammatica testen, behalve als het gaat over flagrante fouten in gesproken taal? Hoe zal men het interageren in een complexe dialoog op academisch, sociaal en beroepsmatig vlak analyseren via een video-opname? Dit is een volstrekt raadsel voor mij. Ik meen dat u daarmee een inbreuk pleegt op het beginsel van de gelijke behandeling. Bovendien is die situatie compleet schizofreen, want de Katholieke Universiteit Leuven heeft zelf meegewerkt aan het uitwerken van de ITACE. Ze neemt die test die de universiteiten onderling hebben uitgewerkt, af voor bepaalde leden van de associatie rond de Katholieke Universiteit Leuven, maar voor het eigen personeel doet ze dat niet, maar doet ze het anders, met een videoclip. Hoe kunt u nu juridisch in godsnaam zeggen dat u ter zake een gelijke behandeling waarborgt?
Mijnheer Bouckaert, u zei dat we geen jakobijns systeem mogen hebben. Dat is heel juist. Het staat universiteiten vrij te kiezen welke methode ze hanteren. De minister en zijn administratie hebben een zeer lovenswaardige inspanning gedaan om ieders leven gemakkelijker te maken, door ook te zeggen wat allemaal in aanmerking komt, zoals bepaalde niveaus uit het volwassenenonderwijs, zoals de TOEFL (Test of English as a Foreign Language), zoals een IELTS-getuigschrift (International English Language Testing System), zoals een Cambridge ESOL (English for speakers of other languages), zoals een DALF-C1 voor het Frans ( Diplôme approfondi de langue Française). Die videoclip heb ik daarin echter niet teruggevonden. Mijnheer Bouckaert, alle aspecten van de C1 moeten worden getest, en met een videoclip test men niet alle aspecten van die C1.
Minister Pascal Smet : U moet luisteren naar wat ik heb gezegd. Ik zal het nog even herhalen. Zoals blijkt uit de omschrijving impliceert het ERK-niveau dat bij een test die de grondslag vormt voor het kwalificatiegetuigschrift, de vier vaardigheden spreken, schrijven, lezen en luisteren worden getest. Het ERK-niveau wordt vastgesteld aan de hand van het geheel van deze vaardigheden. Dat betekent dat het voor de Katholieke Universiteit Leuven over die vier vaardigheden moet gaan, net als bij elke andere instelling. Het kan zijn dat men dat voor een deel met behulp van video doet. Het gaat over meer dan een videoclip. Het is niet zo dat men even een videoclipje maakt, zoals wordt gesteld. De regeringscommissarissen zullen dat nagaan. Nogmaals, als de KU Leuven zegt dat te zullen doen, dan heb ik op dit moment geen reden om aan te nemen dat dit er niet aan zal beantwoorden. Als achteraf blijkt dat het er niet aan beantwoordt, dan heeft de universiteit een probleem. Er is dus geen probleem met het gelijkheidsbeginsel.
Mevrouw Fientje Moerman : Met andere woorden, u laat die vier dingen controleren. Als die videoclip een middel is voor een deelaspect, dan kunnen ze dat doen, als ze daar plezier in hebben, maar op het einde van de rit moeten de vier vaardigheden gecontroleerd zijn. Ik denk dat we elkaar opnieuw begin oktober zullen spreken. Mijn vraag dateert van 30 april. Toen had men nog vijf maanden de tijd. Ondertussen is het exact een maand later, 30 mei, en zijn er nog vier maanden om alles te testen. Hier en daar zullen er een paar tientallen meer of minder zijn, omdat er mensen zijn die in het tweede semester beginnen met een anderstalige les, en die hebben tot dan de tijd. Voor de grote meerderheid moet die zaak echter in principe bij het begin van volgend academiejaar in orde zijn. Ik wens de KU Leuven veel plezier om in orde te zijn met wat u hebt verkondigd.
In Vlaanderen gaan we er prat op dat we Vlaanderen in Actie willen zijn, waarbij de twee laatste woorden dus niet aan elkaar worden geschreven. We willen in 2020 tot de top vijf van de regios van Europa behoren. Wel, als we zo voortdoen, dan zullen we daar niet toe behoren, want bij de eerste de beste lakmoesproef die we moeten doen, begint men al allerwegen mogelijkheden te zoeken om daaraan te ontsnappen. Voor een instelling van die grootte en met die reputatie vind ik dat beschamend.
De heer Boudewijn Bouckaert : Mevrouw Moerman, u beschuldigt de KU Leuven van ontsnappingsroutes. Dat vind ik toch wel een beetje voorbarig. Een dergelijke video-opname kan een nuttig onderdeel van een test zijn. Zoals ik al zei, is de belangrijkste bedoeling immers dat de kwaliteit van het lesgeven in het Engels wordt gegarandeerd. Trouwens, de grootste problemen met die kennis van het Engels zijn er precies bij het doceren. Onze onderzoekers kunnen hun teksten lezen. Ze kunnen die teksten schrijven: dat bewijzen ze met hun publicaties. Akkoord, dat moet worden nagegaan, maar daar zit het grote probleem niet. Het probleem schuilt in het boeiend en vlot lesgeven aan de studenten. Daarvoor is een video-opname zeker een adequaat middel, zeker als die niet is aangekondigd. Dat is misschien toch ook wel een element dat eens moet worden benadrukt. Als die opname is aangekondigd, dan zal de docent in kwestie dat immers zeer goed repeteren en krijgt men geen goed beeld van zijn vaardigheden.
Op voorhand zeggen dat de KU Leuven eigenlijk decretale verplichtingen wil omzeilen met de video-opnames, dat vind ik toch wel wat voorbarig. Zoals de minister zegt, moet u inderdaad de regeringscommissaris zijn werk laten doen. Die moet bekijken of voor de vier elementen het vereiste niveau werd gehaald.
Mevrouw Fientje Moerman : Ik heb op één vraag geen antwoord gekregen, namelijk wat de inbreuk op het gelijkheidsbeginsel betreft. Er zijn ook mensen die taaltests moeten doen met het oog op hun aanstelling en die niet in het Nederlands lesgeven, maar wel met het oog op die aanstelling hun kennis van het Nederlands moeten bewijzen. Ik mag aannemen dat dergelijke mensen dan ook op basis van dezelfde methodes kunnen worden geëvalueerd wat hun kennis van het Nederlands betreft.
Minister Pascal Smet : Ik meen niet dat er daar een probleem is.
De heer Boudewijn Bouckaert : Het gelijkheidsbeginsel betekent niet dat het overal hetzelfde moet zijn. Dat is Mao. Het betekent dat er evenwaardigheid moet zijn.
De voorzitter : Mevrouw Celis heeft het woord.
Mevrouw Vera Celis : Minister, ik heb een aantal dingen onthouden uit uw antwoord: de video-opnames moeten een middel zijn, en u hebt de regeringscommissaris de opdracht gegeven om de zaken te bewaken en daarover terug te koppelen. Dat klopt, maar ik voel in het antwoord dat mevrouw Moerman daarop heeft gegeven, ook absoluut geen beschuldiging, en zeker geen verontwaardiging, maar wel een enorm grote bezorgdheid over het niveau van de andere taal waarin wordt onderwezen. Het is hier in de commissie al heel vaak het voorwerp van discussie geweest. Als we terecht hoge eisen stellen aan de studenten en aan de diplomas die ze verwerven, dan kun je de lijn perfect doortrekken voor de docenten.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.