Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Vergadering van 29/05/2013
Vraag om uitleg van de heer Paul Delva tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de toekomstige samenwerking met de nieuwe Brusselse gemeentebesturen
- 1529 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Minister, in het kader van uw bevoegdheid rond taalpromotiebeleid schreef u eerder deze legislatuur al alle gemeentebesturen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest aan om hen te wijzen op mogelijke samenwerking met het Huis van het Nederlands om bijvoorbeeld personeel op te leiden.
De reden voor die actie was een schrijven vanwege een gemeentebestuur uit Brussel in schabouwelijk Nederlands. Nochtans is er zoveel kennis van het Nederlands aanwezig binnen Brussel en worden er zoveel lessen gegeven. Wij kunnen natuurlijk niet leven met zeer slecht Nederlands in officiële documenten en brieven, en dus was uw brief een soort oproep tot de Brusselse gemeentebesturen om daar aandacht aan te schenken. Maar het was ook een uitgestoken hand, om te tonen wat er bestaat aan Nederlandstalige kant, en met name de lessen die worden aangeboden en georganiseerd door het Huis van het Nederlands, dat over de taalgrenzen heen over een excellente reputatie beschikt.
Ik vond het een interessante optie die u daar genomen hebt. We staan, wat betreft het gebruik van het Nederlands in officiële documenten, op tal van domeinen al verder dan een aantal jaren geleden, maar het moet nog beter. Ik denk dan ook dat die stap logisch was.
Ik heb u hierover ook al verschillende malen ondervraagd. In een van uw antwoorden zei u dat er al met verschillende gemeenten van Brussel een samenwerkingsovereenkomst werd gesloten. Het ging onder andere over Jette en Schaarbeek. Ik heb u ook gevraagd wat u zou doen na de gemeenteraadsverkiezingen, en u antwoordde daarop: Vanzelfsprekend zal ik als Vlaams minister bevoegd voor Brussel contact hebben met de nieuwe gemeentebesturen van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, en streef ik ernaar met hen een goede relatie te onderhouden.
Ik wil u daarom een aantal vragen stellen, die het loutere taalaspect overstijgen. Het taalaspect is noodzakelijk, en we moeten daar verder op inzetten, ook vanuit dit Vlaams Parlement, maar we hebben er ook met zijn allen belang bij om een veel harmonieuzere relatie uit te bouwen tussen de Vlaamse overheid en de Brusselse gemeentebesturen. Dat is een element dat mij al jaren bezighoudt. Er is mijns inziens een veel te grote kloof tussen het Vlaamse beleidsniveau en de Brusselse gemeentebesturen. Dat heeft te maken met tal van elementen. Het gaat er niet over om schuldigen aan te wijzen, het is gewoon zo dat die informatie soms wat stroef verloopt. Een goede relatie tussen onder andere uzelf en de gemeentebesturen is volgens mij cruciaal.
Minister, werkt u sinds de gemeenteraadsverkiezingen aan een plan om de gemeentebesturen opnieuw te contacteren en hen te wijzen op de bestaande wettelijke regels rond tweetalige communicatie en op de mogelijkheden die de Vlaamse Gemeenschap biedt rond het aanleren van het Nederlands? Bent u van plan om proactief te zijn ten aanzien van de nieuwe gemeentebesturen die zijn geïnstalleerd na de gemeenteraadsverkiezingen van oktober vorig jaar?
Plant u een ontmoeting met Vlaamse schepenen of OCMW-voorzitters om te kijken naar een betere samenwerking, zowel binnen uw eigen functionele bevoegdheden maar dat geldt ook voor de andere ministers die in Brussel functioneel bevoegd zijn voor gemeenschapsmateries als binnen uw Brusselbevoegdheid als flankerende bevoegdheid? Denkt u daarvoor samen te werken met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC)? Ik vind immers al jaren dat de VGC veel meer dan vandaag een soort brugfunctie zou moeten opnemen tussen het Vlaamse niveau en de lokale besturen. Zij is daar de aangewezen instantie voor. Ik ben er vragende partij voor dat zij die functie veel meer op zich zou nemen.
Al die vragen, minister, passen binnen dezelfde bekommernis, namelijk een veel sterkere en harmonieuzere relatie dan vandaag tussen enerzijds het Vlaamse beleidsniveau, dat veel doet voor Brussel en ook in decretale mogelijkheden voorziet voor de hoofdstad, en anderzijds de gemeentebesturen, en het feit dat een aantal gemeentebesturen vandaag veel te weinig op die mogelijkheden inpikken.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Ik werk momenteel niet aan een actieplan, mijnheer Delva. Ik ben wat terughoudend om dat te doen, omdat dat meteen een verkeerde indruk zou kunnen wekken bij de gemeenten. Het klopt dat ik de vorige keer, nog niet zo lang geleden, een brief heb gestuurd. In de meeste gemeenten is er trouwens continuïteit en zijn meestal dezelfde mensen aan de macht gebleven. Als je bovendien een brief stuurt aan een gemeentebestuur, krijgt ook de gemeentesecretaris die, en wordt dat dus ook meegenomen.
Een echt actieplan uitwerken, lijkt mij op zich niet aangewezen. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat we niets moeten doen. Het is belangrijk dat de organisaties die wij op het terrein hebben, dat doen. Ik denk bijvoorbeeld aan de Huizen van het Nederlands. We hebben hun dat ook gevraagd. Zij kunnen rechtstreeks contact opnemen met gemeenten, ambtenaren en diensten. Zo werk je op het lokale niveau, heel doelgericht. Daarover gaat het ook, en dat loopt vrij positief.
Op de website van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest kun je de lijst van alle mogelijke subsidies van de Vlaamse overheid vinden. We hebben in al die gemeenten wel Vlaamse schepenen. Die zitten daar niet om bloempot te zijn, neem ik aan. Er zit ook iemand bij van mijn partij, dus ik mag dat zeggen. De bedoeling is dat die Vlaamse schepenen daar werken, en dat doen ze ook, de ene al wat meer dan de andere, dat is met alles zo.
Een van hun taken is om er in de schepencolleges voor te zorgen dat de banden met de Vlaamse Gemeenschap worden aangehouden, dat ze goed informeren. Dat is een wezenlijk onderdeel van een taak van een Vlaamse schepen in Brussel. Ze moeten de banden met de Vlaamse Gemeenschap in het oog houden, vasthouden en uitleggen. Het lijkt me dan ook aangewezen dat ze als eersten in die gemeentebesturen die rol op zich nemen.
Mijnheer Delva, uw suggestie om naar de conferentie van Vlaamse schepenen of OCMW-voorzitters te gaan, is een zeer goede suggestie. Ik zal dat ook doen, maar u weet dat die nog maar goed twee maanden zijn geïnstalleerd. Op 13 maart zijn ze de eerste keer bijeengekomen. Het zijn er nu 26: 23 Vlaamse schepenen en 3 Vlaamse OCMW-voorzitters. Ik denk dat de heer Van Rompuy en anderen blij zullen zijn met dat aantal. Het is ooit anders geweest. 19 gemeenten, maar toch 26 schepenen en 3 OCMW-voorzitters: dat wil zeggen dat er de afgelopen jaren toch veel vooruitgang is geboekt over de verschillende partijen heen.
U hebt gelijk, mijnheer Delva, het is aangewezen dat we met die Vlaamse schepenen en OCMW-voorzitters en met mezelf een vergadering hebben. We zullen het signaal geven dat we graag worden uitgenodigd, mede op uw vraag, om uit te zoeken wat er nog kan in deze legislatuur, en ook in de volgende.
De samenwerking met de VGC is hersteld. Daar ben ik heel blij mee. Uiteraard moet dat worden meegenomen in het kerntakendebat. We moeten goed nagaan wat de Vlaamse Gemeenschap zelf doet, wat via de VGC gebeurt, en wanneer de VGC coördinator is. U weet dat ik een belangrijke rol aan de VGC wil toekennen. Dat staat op de agenda van het kerntakendebat.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Minister, ik snap goed wat u zegt. Het Huis van het Nederlands heeft een prioritaire taak. Het is goed dat de Huizen van het Nederlands rechtstreeks contact opnemen met de gemeentebesturen en dingen voorstellen. Mijn vraag om uitleg is positief bedoeld.
Minister Pascal Smet : Dat heb ik gemerkt, en ik heb ze ook positief beantwoord.
De heer Paul Delva : Ja, maar ook naar de Brusselse gemeentebesturen. De tijd dat we veel te dikwijls werden geconfronteerd met onaanvaardbare zaken, ligt lang achter ons. We zitten daar in een positieve flow.
De Vlaamse schepenen kunnen en moeten inderdaad een rol spelen tussen het Vlaamse beleidsniveau en hun gemeentebestuur. Dat is logisch, ze zijn daar een schakel in. Voor hen is dat niet zo evident. Er zijn heel wat decretale mogelijkheden van Vlaanderen in Brussel. Het gaat over het lokaal cultuurbeleid enzovoort. U kent heel die panoplie.
De Nederlandstalige lokale mandatarissen zijn vandaag met 26. Ik vind nog altijd dat we hen op de een of andere manier op een structurele basis vanuit Vlaanderen moeten inlichten en voeden over de mogelijkheden die de decreten allemaal inhouden. Ik weet niet hoe dat precies moet gebeuren, misschien wel via de VGC. Het zou logisch zijn dat de VGC een soort vertaalslag maakt van de Vlaamse decreten naar de Brusselse gemeentebesturen.
Het zomaar overlaten aan die 26, zo functioneert het niet. Ik pleit voor een structurele aanpak, waardoor die 26, die allemaal flink hun best doen, zich inschrijven in het lokaal bestuur en tegelijk de band leggen met Vlaanderen, goed kunnen worden geholpen. Soms is dat niet evident. Het gaat over technische materies in heel verschillende beleidsdomeinen. Sommige schepenen zijn sterk in cultuur, andere in sport, maar het gaat over een panoplie aan beleidsdomeinen. Op de een of andere manier moeten we hun een instrument geven om die decretale mogelijkheden vlot te kunnen uitleggen aan hun collega-schepenen en de burgemeester. Dat aspect houdt me al lang bezig en ik zoek naar een oplossing daarvoor. Dat was ook een van de redenen voor mijn vraag om uitleg.
Minister Pascal Smet : Ik zal het op de agenda plaatsen om uit te zoeken hoe we dat kunnen doen. U hebt een punt. Ik zal de mensen van de Brussel-cel van de Vlaamse administratie meenemen naar de conferentie. Misschien is er het best ook iemand van de VGC. Dan kunnen we afspraken maken. Ik volg uw suggestie.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.