Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 14/05/2013
Vraag om uitleg van de heer Lode Ceyssens tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de winning van mijngas
- 1515 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Hermes Sanctorum tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen in veertien Limburgse gemeenten
- 1527 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Lies Jans tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de winning van mijngas in Limburg
- 1531 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Voorzitter, minister, collegas, we hebben het een tijdje geleden al eens over deze opsporingsvergunning gehad, naar aanleiding van de vraag of die al dan niet MER-plichtig was. Vandaag zou ik een beetje dieper willen ingaan op de vergunning op zich.
Het bedrijf Dart Energy en de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) hebben te kennen gegeven samen steenkoolgas te willen opsporen binnen het gebied van de mijnconcessies van de nv Mijnen. De nv Mijnen heeft daarom een opsporingsvergunning voor steenkoolgas aangevraagd. Het bedrijf baseert zich daarvoor op het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond. Op 19 april werd de opsporingsvergunning verleend voor een termijn van maximaal zes jaar.
Minister, zoals ik het heb begrepen, zou er bij deze winning geen hydraulisch fractureren of fracking worden toegepast. Voor het winnen van andere koolwaterstoffen zoals schaliegas, is deze techniek wel noodzakelijk. Bij de techniek van fracking bij de onconventionele gaswinning, worden natuurlijk vragen gesteld over de risicos voor mens en milieu.
Minister, wat omvat de verleende opsporingsvergunning nu precies? Wat is de eventuele vervolgprocedure voor de winning van steenkoolgas? Zijn er nog aanvragen ingediend voor het opsporen van koolwaterstoffen in de Vlaamse ondergrond? Wordt daarbij wel in hydraulisch fractureren voorzien? Hoe beoordeelt u deze techniek?
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, zoals de heer Ceyssens daarnet stelde, hebben we een tijdje geleden het algemene debat gevoerd over gasontginning in Limburg, en nu zou het gaan over de opsporingsvergunning die u hebt afgeleverd. In mijn oorspronkelijke vraag vroeg ik meer informatie op over de opsporingsvergunningsaanvraag en de milieunota. Ondertussen hebt u ons heel wat informatie doorgespeeld, waarvoor dank. Het is me wel opgevallen dat er heel wat blanco werd gelaten wegens de confidentialiteit, maar goed, ik heb toch wel wat bijkomende informatie van u gekregen.
Minister, intussen hebben we de vergunningsaanvraag, de vergunning zelf of het besluit van de Vlaamse Regering kunnen lezen, en er duiken toch heel wat nieuwe vragen op. Ik hoop dat u er een aantal antwoorden op kunt formuleren. Het valt me op bij het lezen van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de opsporingsvergunning, dat de druk om te boren heel erg groot is voor degene die de vergunning heeft gekregen. De hele vergunning is zo opgebouwd dat zodra het economisch rendabel is, men zal overgaan op winning.
Enkele weken geleden hebben we het debat gevoerd over de maatschappelijke keuze. Willen we wel dat dit gas in Vlaanderen wordt ontgonnen? Er zijn veel argumenten pro en contra, maar het is belangrijk dat als er wordt ontgonnen, er ook een maatschappelijk draagvlak voor bestaat en dat we dan een goede keuze maken. Naar mijn gevoel is de maatschappelijke discussie eigenlijk nog niet gevoerd. Deze opsporingsvergunning wekt in elk geval de indruk dat men toch wil overgaan tot winning zodra het economisch rendabel is. Er staat letterlijk in de opsporingsvergunning dat na twee jaar duidelijk moet worden waar moet worden geboord, want dat anders de vergunning vervalt, dat is de eerste fase. Binnen de vier jaar moet er minstens één boring plaatsvinden. De druk om te boren is dus erg groot.
Ik heb het eigenlijke advies van de Inspectie Financiën niet gezien, maar ik heb wel een weergave ervan gezien in de documentatie van de Vlaamse Regering. De Inspectie Financiën is heel kritisch, enerzijds ten aanzien van de lage participatiegraad van de Vlaamse overheid, maar anderzijds en dat vond ik heel opvallend wordt er gevreesd voor een afwenteling van de risicos op de overheid en vervolgens eventueel een doorgedreven privatisering van de opbrengsten. Dat is toch wel heel scherpe kritiek.
Mijn laatste en belangrijkste bemerking is dat het mij opvalt dat in het uiteindelijke besluit van de Vlaamse Regering wordt gesproken over het opsporen van koolwaterstoffen. Dat is een chemische verzamelnaam voor alle mogelijke koolwaterstoffen, inclusief steenkoolgas, schaliegas en veel andere fossiele brandstoffen. Ik heb ook gezien dat op een van de kaarten die wordt meegegeven in de documentatie van de vergunningsaanvragen, zowel sprake is van steenkoolgas of CBM, maar ook van abandoned mine methane of AMM, dat is het mijngas.
In elk geval wordt de indruk gewekt dat het over veel meer gaat dan over steenkoolgas alleen. In de vergunning staat letterlijk dat wordt toegespitst op steenkoolgas, maar dat de andere gassen niet worden uitgesloten. Ik wil daar graag duidelijkheid over, minister. Gaat het in deze opsporingsfase alleen over steenkoolgas, of gaat het over meer?
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Lies Jans : Voorzitter, minister, collegas, de context is al duidelijk geschetst, het gaat hier over de opsporingsvergunning die werd toegekend door de Vlaamse Regering. U hebt op dat ogenblik heel duidelijk gecommuniceerd dat het gaat over een opsporingsvergunning en dat nog niet effectief zal worden overgegaan op de winning van het mijngas. Ondanks de duidelijke communicatie zijn er bij de bevolking en de lokale besturen een aantal onzekerheden en onduidelijkheden ontstaan naar aanleiding van de verhalen in de pers over het betrokken bedrijf, Dart Energy. Vooral het voorbeeld van Schotland werd aangehaald. Daar wilde men onderzoek doen naar de winning van steenkoolgas, maar uiteindelijk bleek dat hetzelfde bedrijf er ook verder wou gaan en wou inzetten op de ontginning van schaliegas. Er zijn dus heel wat onzekerheden bij de mensen, en mijn vragen zijn vooral geïnspireerd op die bekommernis ter plaatse.
Minister, mijn eerste vraag gaat over het regelgevend kader. Er is heel wat regelgeving bij ons in Vlaanderen. We hebben het decreet Diepe Ondergrond, de VLAREM-wetgeving, de Codex Ruimtelijke Ordening en de MER-regelgeving. Zal heel dit regelgevend kader volstaan en staat het voldoende op punt om na de opsporing ook over te gaan tot de winning van het mijngas? Ik stel me daar vragen bij. Als die stap eenmaal zou worden gezet, na alle mogelijke onderzoeken en boringen, hebben wij dan voldoende regelgeving, is alles voldoende omkaderd of moeten we op dat ogenblik nog bekijken, een beetje à la tête du client of er nog aanpassingen moeten gebeuren?
Is er op dit ogenblik, in deze fase, al een inschatting gemaakt op de omgeving van de handelingen die gesteld zullen worden bij zowel de opsporing als bij de winning? Voor het antwoord op de vraag over de winning zal het nog wel iets te vroeg zijn, maar er is ook de opsporing. De bevolking vreest voor overlast op het vlak van mobiliteit, milieu en geluid. Werd daar al een inschatting van gemaakt?
Wegens de achtergrond van het bedrijf is het heel belangrijk om het antwoord te kennen op de vraag welke garanties de Vlaamse Regering in handen heeft om te verzekeren dat er op termijn niet zal worden overgeschakeld op de ontginning van schaliegas.
Ik heb ook een eerder technische vraag over iets wat ik heb vastgesteld bij het doornemen van het dossier. Bij de boringen en bij een eventuele winning wordt grondwater opgepompt met een zekere energetische waarde. Ik vond in de omschrijving van het project niets terug over wat er verder wordt gedaan met dat grondwater. Werd die valorisatie van het grondwater mee opgenomen?
Als er effectief wordt overgegaan op dergelijke projecten, zal dit dan leiden tot directe of indirecte tewerkstellingsmogelijkheden? Deze vraag leeft heel erg bij de lokale besturen; we kennen allemaal de situatie sinds de sluiting van Ford. Hebt u daar al zicht op?
Ook belangrijk voor de buurtbewoners en de lokale besturen is de vraag in welke mate al een vervolgtraject werd uitgestippeld om hen duidelijk te informeren over het verdere verloop van heel dit project. Ook daarover leven nog heel wat vragen.
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Voorzitter, minister, collegas, de laatste weken werd in een aantal Limburgse gemeenten heel wat onrust gezaaid over de toekenning die de Vlaamse Regering zou hebben gegeven aan een Australisch bedrijf voor het opsporen van mijngas. Mijngas is een mengsel dat veel voorkomt in steenkoolmijnen. Het bestaat vooral uit methaan, waardoor het gas een belangrijke brandstof zou kunnen zijn.
Wij staan als fractie niet zomaar open voor de ontginning van alle soorten brandstoffen, maar we vinden wel dat we open moeten staan voor het feit dat de aarde ons heel wat grondstoffen gegeven heeft. Het is dan ook onze taak als mensen om na te gaan of deze brandstoffen kunnen worden aangewend op een milieuverantwoorde en milieuvriendelijke manier. Als er iets boven water komt, mogen we ons er niet zomaar tegen verzetten.
Ik hoop alleszins, minister, dat deze regering met de ondersteuning, de expertise en de achtergrondinformatie van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) of andere instellingen, de toegestane vergunning nauwgezet onderzoekt en opvolgt.
Er werden heel veel vragen gesteld door collegas. Ik zou me er gewoon bij willen aansluiten. Het zijn heel veel vragen om verduidelijking. Ik hoop dat u met uw antwoord heel veel verduidelijking kunt geven, onduidelijkheden kunt wegnemen en onjuistheden die werden geformuleerd in de pers, kunt rechtzetten. Het is immers niet de bedoeling om de mensen in Limburg angst aan te jagen. Het is belangrijk dat op een degelijke en verantwoorde manier wordt nagegaan wat de mogelijkheden zijn van deze grondstof.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Voorzitter, dames en heren, voor alle duidelijkheid zal ik nog eens herhalen wat ik al eerder heb gezegd aan deze vergadering, maar ook in de plenaire vergadering. Het kader op basis waarvan wij moeten beslissen, is het decreet dat hier door het parlement werd goedgekeurd op het einde van de vorige legislatuur, namelijk het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond. Dat decreet is voor mij de wettelijke basis voor de beoordeling van aanvragen voor opsporingsvergunningen voor mijngas.
Mevrouw Jans, het is belangrijk dat dit nu het kader is. Als er later vergunningen nodig zouden zijn, milieuvergunningen of stedenbouwkundige vergunningen, dan gelden natuurlijk VLAREM, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en de MER-regelgeving. Die zijn vandaag niet aan de orde. Het gaat nu over een opsporingsaanvraag, gebaseerd op het decreet dat hier werd goedgekeurd in 2009.
De nv Mijnen kreeg een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen in een gebied met een oppervlakte van 363,09 vierkante kilometer op het grondgebied van de gemeenten As, Beringen, Dilsen-Stokkem, Genk, Ham, Hasselt, Heusden-Zolder, Houthalen-Helchteren, Leopoldsburg, Maasmechelen, Meeuwen-Gruitrode, Opglabbeek, Zonhoven en Zutendaal. Dat is het gebied van de oude mijnconcessie van de nv Mijnen. Het vergunningsgebied wordt gevormd door het vermelde aardoppervlak en de ondergrond daarvan vanaf een diepte van 500 meter tot een diepte van 1500 meter.
De vergunning is gericht op het opsporen van steenkoolgas. Het gaat over koollaagmethaan of coalbed methane. De opsporingsvergunning geldt in een eerste fase voor een duur van twee jaar voor een verkennend onderzoek, een desktopstudie. De bedoeling is om na te gaan of er potentieel is. Het is dus absoluut niet zo, mijnheer Sanctorum, dat deze vergunning sowieso al inhoudt dat er ontgonnen zal worden. Men wil gewoon eerst bekijken of het haalbaar is om dat daar te doen.
Als de vergunninghouder op basis van het verkenningsonderzoek beslist om een proefboring te verrichten in het vergunningsgebied, moet hij dat, op straffe van verval van de vergunning, voor het einde van de eerste fase per aangetekende brief melden aan de Vlaamse minister bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, met vermelding van de plaats, de diepte en een beschrijving van de boring die men van plan is te doen. In dat geval geldt de vergunning in een tweede fase voor een bijkomende duur van vier jaar vanaf de datum waarop de aangetekende brief verstuurd is.
Onder voorbehoud van het verkrijgen van de nodige vergunningen, namelijk de milieuvergunning en de stedenbouwkundige vergunning waar het milieueffectrapport (MER) aan gekoppeld is, moet de vergunninghouder uiterlijk vier jaar na het onherroepelijk worden van de opsporingsvergunning ten minste een verticale boring door de steenkoollagen verrichten om het volume aan koolwaterstoffen en de eigenschappen van de steenkoollagen te bepalen. Bij de start van de opsporingsfase zijn de exacte plaatsen waar de boringen zullen worden uitgevoerd, ons niet bekend. Het is zelfs nog niet zeker dat er proefboringen zullen gebeuren. Voor alle duidelijkheid: het is nog niet zeker dat er proefboringen zullen gebeuren. Het voorstel van werkprogramma dat werd ingediend door de aanvrager bevat in deze fase alleen een algemene omschrijving van de te verwachten milieuhinder met betrekking tot de geplande mogelijke veldactiviteiten.
In het geval de aanvrager daadwerkelijk tot een proefboring wenst over te gaan en de exacte boorlocaties zijn vastgesteld, zal hij zich moeten houden aan de geldende regelgeving en zal er dus een milieuvergunningsaanvraag moeten gebeuren en een MER worden opgemaakt. Op dat ogenblik kan en zal de milieu-impact op de onderzoekslocatie grondig worden bekeken en zal de vergunningverlenende overheid op basis van alle elementen die er zijn, oordelen wat de milieu-impact is
Het optreden van grondverzakkingen ten gevolge van de ontginning van steenkoolgas wordt niet verwacht, aangezien de winning van dit gas niet uitgevoerd wordt in overdrukzones, zodat een inklinking van de geëxploiteerde lagen niet verwacht wordt. Hoewel grondverzakkingen dus niet verwacht worden, voorziet artikel 17 van het decreet Diepe Ondergrond, u bekend, nog altijd in een monitoringplicht voor mogelijke bodembewegingen.
Er is ook een milieunota toegevoegd aan de aanvraag voor de opsporingsvergunning. Die is uiteraard publiek; alle informatie wat dat betreft is publiek. Ze werd trouwens overgemaakt aan collega Sanctorum. Ik stel voor dat ik deze nota bezorg aan de commissiesecretaris, zodat ze aan iedereen kan worden bezorgd.
In artikel 19, paragraaf 1, van het decreet Diepe Ondergrond staat dat een vergunning op verzoek van de houder of ambtshalve door de Vlaamse Regering gewijzigd kan worden. Er is uitdrukkelijk bepaald in datzelfde artikel dat een vergunning niet in die mate gewijzigd kan worden dat ze voor een groter gebied geldt. Als de nv Mijnen het vergunningsgebied zou willen uitbreiden, zal ze dus een bijkomende vraag moeten indienen. Aangezien dit gebied per definitie buiten de grenzen van haar oude mijnconcessie valt, zal in het geval het nodig is, daarvoor een mededingingsprocedure moeten worden georganiseerd met toepassing van artikel 6 van het decreet Diepe Ondergrond.
De vergunning werd aangevraagd voor het opsporen van koolwaterstoffen, waarbij de opsporingsactiviteiten voornamelijk focussen op steenkoolgas. De laag die klassiek beschouwd wordt voor schaliegaswinning, is een andere laag, namelijk het Namuriaan, dat onder de Westfaliaanlagen voorkomt. In het noorden en oosten van het toegekende gebied komen deze Namuriaanlagen voor op een diepte die groter is dan de aangevraagde vergunde maximale diepte, zodat een onderzoek naar schaliegas in deze zone uitgesloten is. In het westelijke en meest zuidelijke gebied van de vergunde zone komt het Namuriaan wel voor binnen de vergunde diepte. Tevens is het mogelijk dat ook in de Westfaliaanlagen organisch koolstofrijke schalielagen voorkomen.
De afgeleverde opsporingsvergunning voor wat betreft de eventuele horizontale boringen beperkt zich tot de steenkoollagen. Daarin is uitdrukkelijk voorzien. De afgeleverde opsporingsvergunning kan dus nooit aanleiding geven tot een test voor schaliegas en dus ook niet tot een winningsvergunning voor schaliegas. Mocht dit de intentie zijn of worden van de aanvrager, dan moet een volledig nieuwe procedure worden opgestart voor een nieuwe opsporingsvergunning. Voor alle duidelijkheid: schaliegas is hier niet aan de orde.
Als de resultaten van de formatiebeproeving in de laatste fase van de opsporingsactiviteiten wijzen op een eventueel economisch rendabele winning van steenkoolgas, dan kan worden verwacht dat er een aanvraag voor een winningsvergunning zal komen. Indien de aanvraag wordt ingediend tijdens de geldigheidsduur van de opsporingsvergunning, wordt er geen mededingingsprocedure georganiseerd en komt alleen de houder van de opsporingsvergunning in aanmerking. De aanvraag voor een winningsvergunning zal zich in principe beperken tot dat deel van het vergunningsgebied van de opsporingsvergunning waar de aanwezigheid van steenkoolgas in economisch rendabele hoeveelheden is aangetoond, en zal dus een kleiner gebied bestrijken. Nadat een aanvraag voor een winningsvergunning is ingediend, moet de Vlaamse Regering een beslissing nemen over de vergunningsaanvraag binnen een termijn van 120 dagen nadat een volledig bevonden dossier is ingediend. De Vlaamse Regering zal haar beslissing baseren op de vergunningscriteria die staan in de artikelen 9 en 10 van het decreet Diepe Ondergrond en ook in het uitvoeringsbesluit van 15 juli 2011.
Als de Vlaamse Regering een winningsvergunning verleent, moet de vergunninghouder nog over een geldige milieuvergunning en een stedenbouwkundige vergunning inclusief een MER beschikken vooraleer hij effectief tot de winningsactiviteiten kan overgaan.
Een steenkoolgasproject laat in de fase van opsporing niet toe om het opgepompte grondwater energetisch te valoriseren. Normaal zal een boring worden ingepland in een landelijke omgeving, zodat er in eerste instantie geen plaatselijke afnemer voor de warmte-energie aanwezig zal zijn. Er mag ook worden verwacht dat het debiet van het opgepompte grondwater zeer snel drastisch zal dalen, zodat een energetische valorisatie van het onttrokken grondwater zeer problematisch wordt. De benutting van de warmte-energie van het grondwater wordt niet meegenomen.
Op heden is er geen zicht op de directe en indirecte tewerkstellingsmogelijkheden van het project. Eerst moet worden aangetoond dat de economische winning van het gas kan plaatsvinden. Hiertoe zal eerst een winningsvergunning moeten worden aangevraagd en beoordeeld door de Vlaamse Regering. Als het zover komt dat er een economische exploitatie plaatsvindt, mag worden verwacht dat er een positief tewerkstellingseffect zal zijn. Hoe groot dat zal zijn, weten wij op dit moment niet, mevrouw Jans. Tevens zou een economische exploitatie leiden tot het betalen van een jaarlijkse vergoeding, verschuldigd aan het Vlaamse Gewest, afhankelijk van de hoeveelheid gewonnen koolwaterstoffen en de marktwaarde daarvan. Deze vergoeding zal dus ook een positief budgettair effect hebben.
In de huidige fase ligt de nadruk op onderzoeksdaden om de economische haalbaarheid na te gaan. Het is aangewezen dat de onderneming, zeker indien ze wenst over te gaan tot de uitvoering van een eerste proefboring in het kader van de voorbereiding van een aanvraag voor een stedenbouwkundige en milieuvergunning, in informatierondes voorziet met de lokale autoriteiten en buurtbewoners.
Op dit ogenblik zijn er geen andere aanvragen voor het opsporen van koolwaterstoffen in de Vlaamse ondergrond ingediend. Ik kan natuurlijk niet uitsluiten dat er nog zullen volgen; ik heb geen glazen bol. Als die aanvragen betrekking hebben op het opsporen van schaliegas of op het opsporen van het zogenaamde tight gas, kan worden verwacht dat deze vergunningsaanvragen hydraulisch fractureren impliceren. Bij hydraulisch fractureren van geologische lagen worden onder hoge druk water, zand en chemicaliën ingespoten om de gashoudende laag te breken en het gas te laten vrijkomen.
Hoewel in de Verenigde Staten de milieuproblemen als gevolg van deze techniek volgens diverse rapporten voornamelijk te wijten waren aan onzorgvuldigheid, blijft volgens mij waakzaamheid geboden, vooral op het vlak van mogelijke verontreiniging van grond- en oppervlaktewater, maar ook luchtverontreiniging, geluidshinder, landbeslag en de invloed op drinkwatervoorraden, en in mindere mate op het vlak van biodiversiteit en visuele hinder.
Ook op Europees niveau wordt volop onderzoek gevoerd naar de milieu-impact van nieuwe winningstechnieken zoals het hydraulisch fractureren. Als reactie op een oproep van de Europese Raad voerde de Europese Commissie in december 2011 een juridische studie uit om de toepasselijkheid van de Europese milieuregelgeving op de winning van schaliegas in het bijzonder in kaart te brengen. In september 2012 publiceerde de Europese Commissie de resultaten van drie studies die de potentiële impact onderzochten van onconventionele winning van koolwaterstoffen in de EU op de energiemarkten, het klimaat en leefmilieu en volksgezondheid. Deze studies kunt u vinden op de website van de Europese Commissie. Daarnaast keurde het Europees Parlement in 2012 twee resoluties goed, een over de gevolgen voor het milieu van de winning van schaliegas en schalieolie en een tweede over industriële, energetische en andere aspecten daarvan.
In navolging van al deze oproepen, studies en resoluties heeft de Europese Commissie een assessment van de bestaande EU-regelgeving opgenomen met het oog op een milieuveilige winning van onconventionele koolwaterstoffen. Na een impactstudie kan dit leiden tot een wetgevingsvoorstel van de Europese Commissie. Ik ben dan ook van mening, collegas, laat me daar heel duidelijk over zijn, dat het aangewezen is om de resultaten van de werkzaamheden van de Europese Commissie af te wachten, vooraleer de Vlaamse Regering vergunningsaanvragen beoordeelt die hydraulisch fractureren impliceren. Dat wil dus zeggen dat we die niet zullen beoordelen als de Europese Commissie de resultaten over wat de effecten zijn, nog niet klaar heeft. De kans is reëel dat de Europese Commissie een wetgevingsinitiatief neemt om de bestaande EU-milieuregelgeving aan te passen om de milieurisicos van hydraulisch fractureren beter in te perken. Het voorzorgsbeginsel moet steeds centraal staan. Het is daarom raadzaam om dat onderzoek af te wachten vooraleer er een vergunning verleend wordt die hydraulisch fractureren impliceert. Ik denk dat de boodschap duidelijk is dat, mocht er een aanvraag zijn, we die niet zullen beoordelen zolang er op Europees niveau geen duidelijkheid is over de milieu-impact van dergelijke aanvragen.
Mijnheer Sanctorum, mocht u grote zorgen hebben, dan denk ik dat ze bij dezen zijn weggenomen, hoewel u heel moeilijk te overtuigen bent.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Minister, ik dank u voor het uitvoerige en duidelijke antwoord dat er heel duidelijk in de opsporingsvergunning geen sprake kan zijn van zoeken naar schaliegas en dat de winning van schaliegas niet kan voortvloeien uit deze opsporingsvergunning. Ik neem ook akte van het feit dat er op dit moment geen andere aanvragen zijn. Ik hoop dat daarmee een aantal onrustwekkende berichten deels in een juist kader zijn geplaatst.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Eerst en vooral heb ik een verduidelijking in verband met de tewerkstelling. Volgens de LRM zou ongeveer één werknemer per boorput worden ingeschakeld. Dat zijn dus de toekomstperspectieven op het vlak van tewerkstelling waar we vandaag over beschikken. Dat is tenminste het verhaal van de LRM.
Minister, ik ben blij met wat u zegt over het afwachten van het Europees onderzoek inzake schaliegasontginning. Het klopt dat er op Europees niveau heel wat rond te doen is. Men wil de fouten van de Verenigde Staten niet opnieuw maken in Europa, hoewel de ontginning op Europees grondgebied sowieso heel wat complexer en moeilijker is dan in de Verenigde Staten. Het is goed dat u op dit moment zegt dat u geen hydraulic fracturing zult toestaan in Vlaanderen vooraleer er duidelijkheid komt vanuit het Europese niveau. Dat is positief.
Maar ik ben natuurlijk nog niet klaar. Eerst en vooral wat de opsporingsvergunning betreft, kunt u wel zeggen dat er geen voorafname wordt gedaan wat betreft ontginning en dergelijke. U maakt me dat niet wijs. Het opsporen van die koolwaterstoffen waaronder steenkoolgas, kost heel wat geld. Momenteel gaat het over 10,3 miljoen euro. De LRM neemt daarvan 20 procent voor haar rekening. 80 procent wordt gedragen door de private partner Dart Energy. Ik geloof echt niet dat een bedrijf zon risico neemt zonder het perspectief te mogen ontginnen zodra dat economisch rendabel is. En op dat moment zullen de milieueffecten secundair zijn in de afweging van de komende vergunningen. Dat is mijn bezorgdheid. Ik pleit er dan ook voor om dat debat nu te voeren. Ik geloof echt niet dat zodra het economisch rendabel blijkt te zijn, er niet zal worden ontgonnen, tenminste met de redeneringen die ik vandaag vanuit de Vlaamse Regering hoor.
Wat het schaliegas betreft, lees ik letterlijk in de overwegingen bij het besluit van de Vlaamse Regering: Overwegende dat de aangevraagde opsporingsactiviteiten zich volgens de aanvraag voornamelijk focussen op steenkoolgas, koollaagmethaan of coalbed methane maar er zich niet toe beperken.
Dat blijkt ook uit de aanvraag wanneer we die lezen. In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering staat letterlijk: De vergunninghouder wordt een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen verleend. Koolwaterstof is een heel brede benaming.
U zegt nu dat er in die verschillende lagen geen schaliegas aanwezig is. Dat weten we met de beschikbare informatie vandaag. Ik heb echter heel duidelijk van geologen en van de LRM begrepen dat er heel wat onduidelijkheid bestaat over wat er nu exact in die lagen zit. Vandaar dat men nu die opsporingsvergunning heeft aangevraagd. Men heeft informatie die beschikbaar is op basis van wat men vroeger deed in die regio inzake mijnactiviteiten. Er bestaat echter nog heel wat onduidelijkheid en onzekerheid. Het lijkt me dan ook wat vroeg om vandaag te zeggen dat schaliegas volledig uitgesloten is in dat gebied. In elk geval sluit uw vergunning de opsporing ervan niet uit, minister.
Ik probeer mijn argumentatie te staven met wat ik op de website van Dart Energy heb gelezen. Er is daar een vakje Belgium. Daaronder staat beschreven wat Dart Energy doet in Limburg. Er staat onder meer: Dart Energy has undertaken desktop geological and geophysical studies to identify areas prospective for CBM and shale gas in the Campine basin.
Dus, Dart Energy, de specialist die de LRM heeft binnengehaald vanwege zijn expertise, zegt op zijn website van plan te zijn om op basis van de vergunning naar schaliegas te zoeken. Nogmaals, zij zijn bij Limburg Gas binnengehaald vanwege hun expertise. Die vergunning maakt dat niet onmogelijk. U begrijpt dan toch, minister, dan ik me zorgen maak. Misschien is het zelfs uw bedoeling niet om de opsporing van dat schaliegas mogelijk te maken in deze fase, maar misschien hebt u gewoon de verkeerde beslissing genomen op basis van de verkeerde informatie.
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Lies Jans : Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. U hebt een duidelijk kader geschetst waarbinnen moet worden gewerkt. U hebt meermaals herhaald dat binnen de huidige vergunning geen onderzoek naar schaliegas wordt gedaan. Voor het Europees onderzoek is afgerond, bent u ook niet van plan om standpunten in te nemen, verdere stappen te zetten of vergunningen te verlenen. Dat is voor mij een heel belangrijke toezegging.
Uw angst, mijnheer Sanctorum, dat de stap wordt gezet naar de ontginning van schaliegas, moeten we serieus nemen. Er zijn voorbeelden van andere landen. Ik heb echter de indruk, minister, dat u zich daar wel bewust van bent en dat u in alle verdere stappen die worden gezet, drempels en sloten hebt ingebouwd om dat te kunnen vermijden.
Ik wil het nog even hebben over de economische rendabiliteit. In de opsporingsvergunning wordt de economische haalbaarheid bekeken. Op basis daarvan gaat men boringen doen en eventueel verdere stappen in de richting van winning zetten. In welke mate zal bij die economische rendabiliteit ook rekening worden gehouden met de impact op het milieu en op de omgeving? U zegt dat er een milieunota is gemaakt, dat er milieuvergunningsaanvragen moeten worden gedaan en dat er MER-procedures moeten worden opgestart. Worden die opgenomen in die economische rendabiliteit, of staan die daar los van en worden ze niet mee in overweging genomen voor het verder afleveren van mogelijke winningsvergunningen?
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Minister, ik ben echt wel tevreden met uw antwoord. U doorprikt meteen ook een aantal ballonnetjes die werden opgelaten over de mogelijke opsporing van schaliegas. Ik vind het heel goed dat u daar duidelijkheid over schept en ik vind het heel ongezond om dit debat steeds weer te voeren. Misschien kunt u de repliek van de heer Sanctorum nog verder weerleggen en op die manier nog meer duidelijkheid verschaffen. Misschien kunt u het betrokken bedrijf ook wijzen op de onjuistheden op zijn website, al was het maar om die ongerustheid weg te nemen. Ik hoop dat de mensen in Limburg die ongerust zijn gemaakt door dit debat, na dit antwoord opnieuw op hun twee oren kunnen slapen.
Het is belangrijk dat de Vlaamse Regering in alle openheid de betrokken gemeentebesturen blijft informeren over de verdere ontwikkelingen die zich in deze onderzoeksfase voordoen. Op die manier kan ook in de toekomst heel wat onrust worden voorkomen.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mevrouw Jans, wanneer men de economische rendabiliteit beoordeelt, zal men ook met alle kosten rekening houden. Op dat moment moet worden bekeken wat de milieu-impact is wanneer men daarmee doorgaat en welke investeringen nodig zijn om die milieu-impact tegen te gaan. Dit zal uiteraard deel uitmaken van de economische rendabiliteit.
We hebben in dit dossier altijd in alle openheid gecommuniceerd. Zodra er een beslissing werd genomen, legden we meteen alle elementen op tafel. De ongerustheid van mensen wordt vaak aangewakkerd door verkeerde informatie. Wij hebben altijd heel correct geïnformeerd en alles transparant meegedeeld aan de lokale besturen.
In de vergunning die verleend is, moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt. De opsporingsvergunning die is afgeleverd voor die horizontale boringen, beperkt zich tot de steenkoollaag. De vergunning kan nooit aanleiding geven tot een test of een winningsvergunning voor schaliegas.
De eerste jaren is er de desktopstudie, en het is daar dat u verwarring probeert te zaaien, mijnheer Sanctorum. Wanneer de aanvrager met die lagen bezig is, en er komt iets over schaliegas boven water, dan wordt dat daarin opgenomen. En daar ontstaat de verwarring. Ik herhaal echter dat die opsporingsvergunning absoluut niets te maken heeft met schaliegas. Wanneer men in die desktopstudie iets opneemt over schaliegas, dan kunnen wij dat niet tegengaan. Maar de opsporingsvergunning kan absoluut geen betrekking hebben op schaliegas. Dat staat ook zo in de vergunning. Ik daag u uit om die vergunning ook zo te lezen.
De voorzitter : Ik stel voor dat u straks samen die vergunning bekijkt.
De heer Hermes Sanctorum : Ik vind dat een interessante oefening. Ik wil dat gerust eens samen doen met de kabinetschef erbij. Bij elk artikel gaat het over koolwaterstoffen. Het enige wat er staat over steenkoolgas is een stukje in artikel 4: en de eigenschappen van de steenkoollagen bepalen. Voor de rest gaat het altijd over koolwaterstoffen.
Wanneer het wat verder gaat over de tweede fase, nadat de verkenningsboringen hebben plaatsgevonden, staat er dat er een verdeling zal moeten worden gemaakt per type koolwaterstof. Dan ga ik ervan uit dan men verwacht dat er informatie zal ontstaan over meerdere types koolwaterstoffen en dus niet alleen steenkoolgas.
Minister, het gaat hier niet over het zaaien van onrust. Wanneer ik dit echter lees, dan ben ik ongerust, en dan is het mijn taak om dat in het parlement aan te kaarten. Wat sommige collegas die de vergunning misschien niet hebben gelezen, daarover denken, laat me steenkoud.
Minister, wat me ook opvalt, is dat er toch wat politieke verwarring ontstaat. Toen Limburg Gas werd opgericht, zei minister Lieten heel overtuigd op televisie dat het gaat over gas in Limburg en dat dit groene energie is. Ze straalde enthousiasme uit. Het gaat natuurlijk niet over groene energie. Er zijn echter ook andere boodschappen. Ik lees onder meer bij Belga dat minister Lieten aan activisten van Climaxi en andere milieuorganisaties heeft gezegd dat het LRM-overheidsgeld niet zal worden gebruikt voor steenkoolgasplannen. Dat klopt niet, want de LRM heeft zelf ruim 2 miljoen euro gereserveerd om deel te nemen aan die opsporing. Verder is er een opvallende uitspraak van de minister-president. Hij zegt: Ik ben geen believer van steenkoolgas. Indien research nadelen aan het licht brengt, dan pas ik. Ook vanuit de politiek krijgt men dus heel verschillende boodschappen. En ook dat zorgt voor verwarring.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.