Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 02/05/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Helsen tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de wachtlijsten met betrekking tot de scholenbouw
- 1513 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Voorzitter, minister, dames en heren, het kwam hier al vaker aan bod, veel scholen in Vlaanderen hebben bij het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn) een dossier ingediend met een aanvraag voor een nieuwbouw of een renovatieproject. De wachtlijsten zijn aanzienlijk. In sommige scholen is de situatie zo problematisch dat de scholen hun aantrekkingskracht verliezen door de staat van de gebouwen. Omdat de scholen zo lang op de behandeling van het dossier moeten wachten, schrijven ouders hun kinderen liever in bij een school in de buurt die beter in orde is qua infrastructuur.
Dit is een vicieuze cirkel. De scholen die maar niet kunnen renoveren, kunnen minder personeel aannemen of moeten zelfs mensen ontslaan. Dit leidt tot een oneerlijke concurrentiestrijd tussen de scholen van eenzelfde omgeving, en beïnvloedt het recht op de vrije schoolkeuze. De kwaliteit van het onderwijs dat in de scholen verstrekt wordt, is nochtans niet te meten aan de staat van de schoolgebouwen. Het is nu zo dat de middelen per net verdeeld worden, en de wachtlijsten voor scholenbouw dus ook per net bijgehouden worden door AGIOn. Minister, is er een groot verschil tussen de wachtlijsten?
Een aantal weken geleden kondigde u aan dat u zou zoeken naar een andere aanpak van de wachtlijsten. Is er een alternatieve prioritering mogelijk? Zal er in de toekomst rekening gehouden worden met een omgevingsanalyse bij het behandelen van de dossiers? Daarmee kan worden voorkomen dat een school van het ene net jaren langer moet wachten dan die van het andere net in dezelfde buurt. Dat is heel moeilijk om uit te leggen aan ouders. We moeten daar oog voor hebben. Hoe kunnen we daar in de toekomst beter mee omgaan? Zult u daarover nadenken?
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Dames en heren, u zult zich herinneren dat ik hier een paar weken geleden naar aanleiding van een brief die u ontving, minister, gewezen heb op de situatie in sommige gemeenten. U had precies niet graag dat ik op die brief uit Retie inging.
Ik heb daar verder over nagedacht. Ik heb de situatie in andere scholen bekeken. Ik stel me de fundamentele vraag: zijn de middelen per net wel altijd proportioneel? Staan ze in de juiste verhouding tot de reële noden en de reële vloeroppervlakte die het net moet bedienen? Ik denk dat het we de verdeling van de middelen over het officiële, het katholieke en het gemeenschapsonderwijs eens moeten bekijken. Misschien kan dat worden bijgestuurd.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, dames en heren, de wachttijd voor subsidieprojecten van het vrij gesubsidieerd onderwijs bedraagt momenteel ongeveer twaalf jaar. Deze wachtlijst vertegenwoordigt een niet-geïndexeerd bedrag van 2,7 miljard euro. Voor de dossiers van het officieel gesubsidieerd onderwijs bedraagt de wachttijd ongeveer zes jaar, waar een bedrag tegenover staat van 326 miljoen euro.
U weet dat er voor het vrij gesubsidieerd onderwijs door AGIOn een gedifferentieerd prioriteitenbeleid wordt bepaald. De datum van indienen is het belangrijkste criterium voor de goedkeuring van de aanvragen, ook al zijn er een aantal nader omschreven situaties die kunnen worden ingeroepen om een afwijking aan te vragen. Dat is bijvoorbeeld het geval voor beperkte investeringsprojecten voor een maximale subsidiabele kostprijs van 125.000 euro, voor werken ten behoeve van het sanitair of voor dringende aankoopdossiers.
Ook voor het officieel gesubsidieerd onderwijs is de chronologie een belangrijk criterium voor deze wachtlijstdossiers. Maar u weet dat AGIOn bij het gebruik van deze criteria altijd de vertegenwoordigers van de onderwijsnetten nauw betrekt.
U weet dat er momenteel met de onderwijsverstrekkers een oefening loopt om naast de chronologie andere criteria toe te passen op de wachtlijst. Die oefening is nog niet afgerond en zolang dat niet het geval is, zal ik daar niet over communiceren. Ik ben nog altijd in afwachting van een antwoord uit Antwerpen, over het pilootproject met de verzekeringsmaatschappijen op basis waarvan we een andere piste kunnen aansnijden om geld te vinden. U weet dat ik ook met mijn federale collega heb overlegd en dat de volkslening die op federaal vlak wordt uitgewerkt, een van de denksporen is om extra geld te vinden om aan scholenbouw te doen.
De voorzitter : Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen : Voorzitter, minister, mijn vraag is inderdaad gebaseerd op een heel concreet voorbeeld. De heer De Meyer verwees er al naar, het gaat om de situatie in Retie. De cijfers tonen duidelijk aan dat bepaalde netten dubbel zo lang moeten wachten voor ze met hun project aan de beurt komen voor financiering.
In Retie doet zich dat ook voor. Het gemeentebestuur heeft gelukkig nog voldoende financiële middelen om bijkomend te investeren in schoolgebouwen. Het doet dat ook, want het voelt er zich verantwoordelijk voor. Het is evenwel niet aangenaam voor een school in dezelfde buurt die behoort tot vrije net om in verouderde gebouwen te zitten, en die al jaren wacht om de infrastructuur te vernieuwen. Het is er echt huilen met de pet op als we zien hoe verschillend de netten worden behandeld en wat het effect daarvan is. Het brengt nogal wat reacties teweeg in dezelfde buurt.
Het is belangrijk om hier in de toekomst oog voor te hebben. Ik begrijp dat u daarover nog geen definitieve uitspraken kunt doen, maar ik vind het wel belangrijk dat u een heel concrete situatie op het terrein meeneemt om te bekijken hoe we het in de toekomst beter kunnen doen en om gelijkaardige situaties in de toekomst te voorkomen.
De heer Boudewijn Bouckaert : Ik heb ook gelezen over de situatie in Retie. Mevrouw Helsen heeft een punt.
Minister, ik ben een hartstochtelijk voorstander van het onderwijspluralisme, maar daardoor kan een situatie ontstaan waardoor er absoluut geen level playing field is. In een kleine gemeente krijgt één school de school gerenoveerd, een andere school niet en dat kan een ramp zijn voor die laatste school.
Dit is waarschijnlijk een punt voor de volgende legislatuur, maar wij moeten het systeem van de financiering van de scholenbouw toch wel eens grondig herdenken. Ik aarzel daarbij niet om tot een soort eenheidssysteem te komen waarbij ook, zoals in Nederland, de gemeente een voorbeeldrol krijgt. In Nederland verdelen de gemeenten de gelden aan de scholen, ze zitten daardoor ook veel dichter op het probleem, bij ons is dit veel sterker gecentraliseerd.
Dit zijn maar losse gedachten, maar er zit momenteel iets verkeerd. Officiële scholen hebben een kortere beslissingslijn dan gesubsidieerde scholen. Er moet eens over nagedacht worden hoe dit op de ene of de andere manier gelijkgetrokken kan worden. Ik meen dat dat correct is zodat er ook een eerlijke concurrentieverhouding kan ontstaan. Het kan ook in de andere richting zijn, maar dit moet eens overdacht worden. Ik vind het huidige systeem toch wat achterhaald.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Mijnheer Bouckaert, u verplicht me wel om even te reageren op uw laatste suggestie. Excuseert u mij voor de uitdrukking, maar we moeten opletten voor te simplistische oplossingen maar dat is natuurlijk uw bedoeling niet. U stelt voor dat de gemeenten morgen de bevoegdheid krijgen, maar daarbij moet rekening worden gehouden met een aantal elementen. Een van die elementen is dat vandaag onze steden en gemeenten met heel grote financiële problemen kampen. Als u nu zegt dat met het overhevelen van de subsidies die er vandaag zijn, het probleem opgelost is, dan moet ik daar onmiddellijk op antwoorden dat er dan nog steeds veel te weinig financiële middelen zijn. Het enige dat Vlaanderen dan kan zeggen, is dat het onze bevoegdheid niet langer is, maar de bevoegdheid van de steden en de gemeenten.
Anderzijds leer ik toch ook wel dat hoe dichter men bij zijn beslissingen staat, ook op het vlak van financiële investeringen, hoe groter de zorg en de verantwoordelijkheidszin om de projecten zo sterk mogelijk financieel in de hand te houden. Ik merk toch wel, bijvoorbeeld in het concrete dossier van scholenbouw, dat in het officieel onderwijs de investeringen voor dezelfde vloeroppervlakte hoger liggen dan in het vrij onderwijs. Ik heb hierover recent een vraag gesteld, ik heb die spijtig genoeg niet bij, want dan had ik de cijfers kunnen geven van wat per vierkante meter de kost is voor het gemeentelijk onderwijs enerzijds en voor het vrij onderwijs anderzijds. Het bevestigt alleen de stelling dat we ons moeten hoeden voor het poneren van bepaalde stellingen en zeker voor het nemen van een dergelijke beslissing.
De minister heeft gezwegen, maar hij heeft geluisterd en dat is ook belangrijk.
De heer Boudewijn Bouckaert : Mijnheer De Meyer, ik stel wel vast dat aan de gemeenten een steeds grotere regierol wordt toegekend, maar dat ze geen financiële middelen hebben en daar moet eens over nagedacht worden.
Ik zeg niet dat het per se in die richting moet gaan, maar men mag toch wel eens nadenken over grondigere hervormingen dan alleen maar over sleutelen aan het bestaande systeem. Ik denk trouwens dat indien men in de richting gaat van wat ik voorstel, dat misschien bepaalde ongelijkheden op het vlak van infrastructuur zou wegwerken.
Maar dit is misschien stof voor een colloquium, mijnheer De Meyer. We moeten er durven over na te denken.
De heer Jos De Meyer : We moeten er niet alleen over durven na te denken, het is een plicht om erover na te denken, laat dat duidelijk zijn.
En ongelijkheden wegwerken, daar ben ik de allergrootste voorstander van. We moeten er alleen voor zorgen dat bepaalde opties er effectief toe bijdragen dat de ongelijkheden worden weggewerkt en dat ze niet groter worden.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.