Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 04/06/2013
Vraag om uitleg van de heer Jurgen Vanlerberghe tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over de beheerregeling voor grote meeuwen aan de kust
- 1509 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Vanlerberghe heeft het woord.
De heer Jurgen Vanlerberghe : Minister, dat kustgemeenten problemen hebben met meeuwen en de overlast die zij veroorzaken, is niet nieuw. De eerste broedende meeuwen aan onze kust werden gesignaleerd in 1963. Intussen is hun populatie sterk toegenomen. Onder meer door het verdwijnen van hun natuurlijke broedgebieden zijn de meeuwen steeds meer tussen de mensen gaan wonen, met alle gevolgen van dien zoals klachten van inwoners en toeristen over agressie, het open pikken van vuilniszakken, last van uitwerpselen enzovoort.
Dit probleem kwam hier in het begin van deze legislatuur al uitgebreid aan bod. Het was toen de heer Sintobin die de kat de bel aanbond. Vervolgens is er onder coördinatie van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) een overleggroep beheerregeling meeuwen opgericht die zoals het zon overleggroep betaamt een beheerregeling moest uitwerken. Daar waren heel wat stakeholders bij betrokken: alle kuststeden en -gemeenten, de havenbesturen van Zeebrugge en Oostende, ANB, een aantal natuurverenigingen, met andere woorden iedereen die er van ver of van dichtbij iets mee te maken kon hebben. De bedoeling was om tegen de zomer van 2010 een geïntegreerde aanpak voor te stellen voor een duurzame oplossing waarin aan de ene kant de economische en toeristische belangen en aan de andere kant de ecologische belangen, dus de soortenbescherming, elkaar zouden vinden.
In juni 2011 bereikte de overleggroep zowat een consensus over de doelstellingen, de voorgestelde acties en de taakverdeling. Dat resulteerde in een maatregelenmatrix die in die beheerregeling werd opgenomen. U hebt daar ook al een aantal schriftelijke vragen over gekregen. Daarin werd telkens bevestigd dat die consensus was bereikt. Intussen, na bijna twee jaar, is het wat stil geworden rond die beheerregeling. Ik heb een weliswaar beperkte rondvraag gedaan bij een aantal milieudiensten van kustgemeenten. Daar bevestigden een aantal andere stakeholders dat het geheel nooit gefinaliseerd is en dat alles een beetje stilgevallen is, met alle gevolgen van dien. Zo gaan de kustgemeenten elk voor zich en naar eigen vermogen op zoek naar eigen oplossingen. De ene gemeente is daarin al wat creatiever of drastischer dan de andere. Het gaat dan over het prikken van eieren door de gemeentelijke brandweer. Dat is geen evidente oefening, want die brandweer kent in de regel meer van branden blussen dan van eieren prikken. Dat is dan ook niet altijd succesvol gebleken.
Een andere mogelijkheid was het plaatsen van kleurrijke molentjes of het gebruik van een telegeleide vos of kleine helikopters men kan het zo gek niet bedenken. Sommige gemeenten aan de oostkust, om ze niet bij naam te roepen, kiezen voor de meest drastische oplossing, de stijl van hun burgervader in gedachten, en vragen een afwijking op het beschermde statuut van de meeuw om de vogels te kunnen afschieten. Meestal zijn dat individuele of gemeentelijke acties waarvan men sinds de opmaak van de beheerregeling weet dat ze weinig zoden aan de dijk zetten. Ik denk dat die de problematiek in veel gevallen enkel verleggen.
Deze wirwar aan initiatieven en de almaar stijgende druk op een belangrijke broedlocatie in de haven van Zeebrugge maken dat een geïntegreerde aanpak meer dan nodig is.
Minister, kunt u een stand van zaken geven? Wat is de onderliggende reden dat die beheerregeling die is opgemaakt, niet geïmplementeerd geraakt? Die tien kustgemeenten slagen er niet in die acties in hun lokaal beleid te vertalen. Ook de andere acties waarvoor anderen verantwoordelijk zouden kunnen zijn in die beheerregeling, blijven in een of andere kast stof vergaren.
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Dat zeemeeuwen voorkomen aan de kust, is een logisch feit. Als ik me goed herinner, is het zo dat het aantal kleine mantelmeeuwen toeneemt maar dat het aantal zilvermeeuwen, ondanks allerlei draconische berichten over agressie, afneemt.
Ik wijs er ook even op dat die dieren beschermd zijn. Ik meen dat men zeker bij cultuurvolgers zoals de meeuwen veeleer moet kijken naar het probleem van het voedselaanbod, en dat men in die beheerregeling iets moet doen op het vlak van preventie. Dan denk ik aan ondergrondse vuilniszakken, aan ervoor zorgen dat er in de straten en op de dijk niet te veel zwerfvuil en voedsel is voor die dieren. Daar kan al veel mee worden voorkomen. Ik zie echt geen heil in die oostkustvariant, waarbij men een schietkraam gaat organiseren op de dijk.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Voorzitter, geachte leden, om te beginnen wil ik toch nog eens heel uitdrukkelijk bevestigen dat de meeuw een sterk beschermde diersoort is, ook Europees. We kunnen dus niet zomaar doen wat sommigen of sommige kustgemeenten vragen. De populatie heeft zich de jongste jaren op ongeveer 4500 exemplaren gestabiliseerd.
Over de beheerregeling voor de grote meeuwen, dus de kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw, is er een akkoord tussen alle betrokken partijen over de doelstellingen. Er moet namelijk worden gemilderd, zodat overlast kan worden voorkomen. Ook over de acties ter zake is er een akkoord. Deze geïntegreerde aanpak is duidelijk omschreven en bestaat vooral uit indirecte ingrepen op de populatiegrootte. Dan gaat het onder meer over de voedselbeschikbaarheid. Dat is inderdaad een groot probleem: daardoor ontstaat de grootste overlast. Er is het voederverbod, het schudden en prikken van eieren en het inrichten van alternatieve broedlocaties. De determinerende factor voor het structureel terugdringen van de populatie is en blijft het verminderen van het antropogeen voedselaanbod, dus het voedsel dat wij allen produceren en achterlaten op het strand, naast vuilnisbakken enzovoort.
Indien er rechtstreeks wordt ingegrepen in de populatie door lokaal individuen weg te nemen, zullen, bij een gelijk blijvend voedselaanbod, meeuwen uit naburige populaties of meeuwen als resultaat van een verhoogde aanwas die plaatsen onmiddellijk terug innemen. Het opheffen van de bescherming van de grote meeuwen heeft dus geen enkele zin en ligt ook niet binnen de Vlaamse bevoegdheden, gelet op de Europese bescherming van de soort via de Vogelrichtlijn.
De beheerregeling kan pas definitief worden goedgekeurd als er ook een consensus en een oplossing bestaat voor alternatieve broedlocaties in het geval van de uitbreiding van de haven van Zeebrugge. Ik wijs erop dat 96 procent van de populatie kleine mantelmeeuwen en 85 procent van de populatie zilvermeeuwen in Zeebrugge broedt. Een oplossing ligt gedeeltelijk in de haven zelf, waar 10 hectare reststroken en 10 hectare daken als broedlocatie worden geselecteerd. Het Agentschap voor Natuur en Bos is samen met de partners op zoek naar alternatieve locaties, maar gelet op de schaarse open ruimte in de kuststreek is dat niet evident.
Ondertussen zijn er diverse acties gaande die ingrijpen op het voedselaanbod, zoals een voederverbod en een specifieke regeling voor het leegmaken van vuilnisbakken en het plaatsen van vuilniszakken. Om plaatselijke overlast terug te dringen en te voorkomen kan de gemeente bij het ANB een afwijking aanvragen op de verbodsbepalingen van het Soortenbesluit voor de maatregelen die in consensus zijn afgesproken in de beheerregeling. Dan gaat het dus over het prikken en schudden van eieren, en over het verstoren van nesten op daken. Dat zijn dus mogelijkheden, maar dat moet uitdrukkelijk worden aangevraagd.
Deze diersoort is Europees dus sterk beschermd. We hebben eigenlijk een akkoord met alle partners, maar een knelpunt blijft nog het kunnen vinden van alternatieve broedlocaties. Dat maakt immers deel uit van een totaalpakket. Ter zake wordt gezocht naar een oplossing.
De voorzitter : De heer Vanlerberghe heeft het woord.
De heer Jurgen Vanlerberghe : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ook in het voorstel van beheerregeling wordt inderdaad gewag gemaakt van een beperking van het voedselaanbod. Anderzijds wordt ook wel aangegeven dat men daarop niet zo heel sterk kan ingrijpen, omdat het sterk is verbonden met een onderwerp dat wel eens aan bod komt in de commissie Visserij, namelijk het teruggooiverbod en heel de discussie over de bijvangst en dergelijke. Het is niet echt evident om ter zake op Vlaams niveau grote maatregelen te nemen.
Het andere element is dat van de alternatieve broedlocatie. Als ik het zo allemaal een beetje kan volgen, is dat het knelpunt om die beheerregeling daadwerkelijk uitgerold te krijgen. Ik meen te weten dat er toch al een aantal alternatieve broedlocaties zijn onderzocht, waaronder de Sint-Laureinsduinen en Het Zwin. Telkens bleken de nadelen heel zwaar door te wegen, vooral wat de afstand betreft. Uiteindelijk is men binnen de stakeholdersgroep en ook binnen uw eigen administratie tot de conclusie gekomen dat de enige zinvolle oplossing om een alternatieve broedlocatie te bieden voor die inderdaad zeer belangrijke populatie in de haven van Zeebrugge, erin zou bestaan dat er voor de kust een kunstmatig eiland wordt aangelegd, op niet meer dan 5 kilometer van de huidige broedlocatie. Eigenlijk is dat de enige oplossing die maatschappelijk aanvaardbaar kan zijn. Natuurlijk heeft dat een hoge kostprijs. Minister, hoe staat u tegenover die mogelijkheid, waarbij er niet langer op het land wordt gezocht naar die alternatieve broedplaats?
Minister Joke Schauvliege : Die mogelijkheid van het eiland leeft al een tijdje, maar moet natuurlijk ook praktisch uitvoerbaar zijn, en we moeten er ook voor zorgen dat de haven zijn activiteiten kan voortzetten. Dat is een knelpunt dat daar leeft. Daarom bekijken we in eerste instantie de oplossing op het land, met die daken en dergelijke meer, maar als dat echt niet lukt, dan zullen we inderdaad naar alternatieven moeten kijken. Op dit moment willen we echter nog absoluut die landmogelijkheden verder bekijken.
De heer Jurgen Vanlerberghe : Hoe meer die populatie in de haven van Zeebrugge onder druk komt te staan, des te meer uitwijkgedrag zal er worden vastgesteld naar het verstedelijkte kustgebied. Ik meen dus dat het probleem bij de wortel moet worden aangepakt, namelijk die broedlocatie. Ik meen te hebben begrepen dat ook de haven erg gelukkig zou zijn met een alternatieve broedlocatie vóór de kust, op zon kunstmatig eiland. Het lijkt me goed dat het overleg daarover wat wordt aangescherpt, zodat we nog binnen deze legislatuur een uitzicht op een oplossing zouden kunnen hebben.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.