Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vergadering van 02/05/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over het nakende failliet van de Vlaamse binnenvaartsector
- 1496 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Dirk de Kort tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over de economische leefbaarheid van de binnenvaart en de acties die de binnenschippers momenteel voeren
- 1504 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Annick De Ridder tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over de crisis bij de binnenvaartondernemers
- 1540 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Voorzitter, minister, collegas, het zal niemand ontgaan zijn dat de binnenschippers een tweetal weken geleden een duidelijke noodkreet sloegen.
Bij het overgrote deel van de Vlaamse binnenschippers staat het water immers momenteel aan de lippen. Ze zitten in een zeer benarde financiële situatie. De vrachttarieven zijn sinds 2008 fors beginnen te dalen en zitten sinds 2009 tot 40 procent onder het niveau noodzakelijk om de kosten van een schip te kunnen dekken. Dit leidt ertoe dat vele binnenschippers hun spaarboekje moeten aanspreken om te kunnen varen en transporten te kunnen doen. Heel wat binnenschippers zien alles wat ze hebben opgebouwd, tenietgaan. Velen onder hen moeten zelfs leningen aangaan en hun woning hypothekeren om te kunnen blijven varen.
Wanneer zij uiteindelijk verplicht worden om hun activiteit te staken, is hun schip door de nefaste evoluties in de sector niets meer waard. Veel binnenschippers eindigen, na jaren actief te zijn geweest als goede ondernemer, dan ook op straat. Dat zijn onaanvaardbare toestanden, waar absoluut een einde aan moet komen. Daarom kan ik ook wel begrip opbrengen voor de acties, hoewel de gevolgen niet min waren voor het imago van de sector en de acties economische en bevoorradingsproblemen met zich meebrachten.
Belangrijk om te vermelden is dat het Vlaamse binnenvaartnetwerk na het Nederlandse het dichtst benutte netwerk voor transport over het water in Europa is. In dat opzicht is de binnenvaart een belangrijke schakel in de modal split die Vlaanderen nastreeft. Het valt dan ook te betreuren dat Vlaamse schippers hier niet mee van kunnen profiteren. Terwijl het tonnage in de binnenvaart toeneemt, daalt het aantal schepen. De problematiek treft vooral de Vlaamse binnenschippers, omdat de banken liever Nederlandse dan Vlaamse binnenschippers financieren, aangezien onze waterwegen niet aangepast zouden zijn. Daarenboven verstrekt de Nederlandse overheid een terugbetalingsgarantie van 100 procent op leningen voor binnenschepen. Het gevolg is dat Nederlandse binnenschippers aan niet-kostendekkende vrachttarieven kunnen rondvaren.
Ik heb het in de titel van mijn vraag om uitleg over het nakende failliet van de binnenvaartsector. Dat klinkt misschien nogal heftig, maar als het zo doorgaat, zie ik geen andere uitweg.
Minister, het was niet de eerste keer dat de sector een alarmkreet heeft geslaakt. De Vlaamse Regering werd door de binnenschippers al herhaaldelijk gewezen op de problemen in de sector. Uzelf hebt de problematiek ook al in verschillende beleidsbrieven aangehaald. Toch bleven afdoende maatregelen uit.
De binnenvaartsector valt nog steeds onder twee regeringen. Zowel de Federale als de Vlaamse Regering heeft een aantal bevoegdheden ter zake. Bij de zesde staatshervorming zou het grootste deel van de bevoegdheden met betrekking tot de binnenvaart worden overgeheveld naar Vlaanderen. Ik heb ook begrepen dat u een belangrijke rol hebt gespeeld in de onderhandelingen met de sector en staatssecretaris Wathelet.
Minister, in hoeverre hebt u intussen initiatieven genomen om de concurrentievervalsende effecten van de Nederlandse subsidiepolitiek te mitigeren voor de Vlaamse binnenschippers? Welke initiatieven worden er genomen om de effecten van de financieel-economische crisis op goederenstromen op te vangen? Welke maatregelen worden er genomen tegen de onnatuurlijke scheeftrekking van de verhoudingen tussen de binnenvaart en het vervoer over de weg door het massaal inzetten van goedkope Oost-Europese vrachtwagenchauffeurs door transportbedrijven? Voorziet u in oplossingen voor problemen inzake de binnenvaart die thans behoren tot de federale bevoegdheden, maar die ten gevolge van de zesde staatshervorming gewestbevoegdheid zullen worden?
De voorzitter : De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort : Voorzitter, minister, collegas, we hebben in dit parlement al verscheidene keren van gedachten gewisseld over de toestand van de binnenvaartsector, zowel in commissie als in plenaire vergadering. Dat was ook het geval in 2010, en dat was de aanleiding om met een aantal partijen van meerderheid en oppositie een voorstel van resolutie in te dienen. In die resolutie werd onder meer gewezen op de noodzaak om actie te ondernemen voor de versterking van het economisch draagvlak voor de binnenschippers.
Heel wat van de bevoegdheden liggen op federaal vlak. Daarom vroegen we ook dat u nader overleg zou plegen met uw federale collegas. Het is van belang, gelet op de recente acties van de binnenvaartsector, dat we daarover rapportering ter zake kunnen krijgen. We hebben begrepen dat u in het overleg met uw federale collega effectief voor een doorbraak hebt gezorgd. De stakingen zijn opgeheven, maar het zou goed zijn om te zien wat er ook op federaal vlak kan worden gedaan voor de toekomstige leefbaarheid van de sector. Kunt u ons de stand van zaken in dat verband meedelen?
U hebt recent toegelicht dat u ook geld hebt kunnen vrijmaken voor de reconversie. Onlangs hebt u de huidige situatie ook in een boutade gevat: Wat baat een goed net van bevaarbare waterlopen als er geen binnenschippers meer zijn? Dat is waar het over gaat, minister. Transportdeskundigen zeggen dat in de toekomst steeds meer goederenstromen richting watertransport zouden moeten kunnen gaan. Wat zijn de resultaten van de vraag onder punt drie van de resolutie betreffende de Vlaamse binnenvaart? Op welke manier kan er een gelijk speelveld worden gecreëerd tussen de respectieve transportmodi? Wat kan er op korte termijn gebeuren om de sector te laten overleven?
De voorzitter : Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder : Voorzitter, minister, collegas, ik hoef de bekommernissen niet meer in extenso te herhalen. Je hebt natuurlijk de crisissituatie, de overcapaciteit, de moeilijke economische situatie, waar ook de binnenvaartsector onder lijdt, maar wat ik vooral frappant vind, is de nu acuut naar boven komende ongelijkheid in behandeling ten opzichte van Nederland. We lezen dat de financiering daar volledig gegarandeerd wordt door een staatswaarborg, en dat er uitstel van afbetalingen is, waardoor er bij de noorderburen onder de marktprijs kan worden gevaren. Dat zijn zaken die minstens onderzocht moeten worden. Ik zal er mij er niet over uitspreken, maar het ruikt wel naar concurrentievervalsing of structurele marktverstoring, iets waarvan we weten dat de Europese Commissie er zeer gevoelig voor is.
Een groot deel van de problemen valt onder federale bevoegdheid. We hebben kennis genomen van het overleg met staatssecretaris Wathelet. Ik weet ook dat deze materie u zeer na aan het hart ligt, minister, en ik denk dat u van op het Vlaamse niveau een belangrijke rol kunt spelen in het overleg en de onderhandelingen met onze noorderburen.
De maatregelen uit het akkoord zijn ons allemaal bekend. Er wordt gesteld dat de procedure structurele marktverstoring zou worden opgestart bij de Europese Commissie. Bent u daarvan op de hoogte? Neemt u dat op de een of andere manier mee in het overleg dat u over andere dossiers met Nederland hebt? Ik begrijp dat u dat afzonderlijk wilt houden en niet te veel wilt mengen, maar u voert vaak overleg op hoog niveau, bijvoorbeeld over de sluis in Terneuzen, de opvolging van de Scheldeverdieping en de verdergaande baggerwerken. Wordt dit meegenomen in uw overleg met de noorderburen?
Is Vlaanderen ook betrokken bij de werkgroep die nu de concurrentiepositie van de Belgische vloot ten opzichte van de vloot van de buurlanden zal evalueren en opvolgen? Ik neem aan dat het verdergaand moet zijn dan een telefoontje dat u af en toe met uw federale collega pleegt. Kan Vlaanderen zijn input geven in die werkgroep?
De sector heeft zelf een aantal maatregelen naar voren gebracht. Ik denk aan de arbeidsvoorwaarden, overleg met de bankensector, doorrekening van alle kosten in de vrachttarieven en dergelijke meer. Zijn dat zaken waar u mee overleg rond pleegt en die u meeneemt in uw overleg met bijvoorbeeld het federale niveau? Wat is visie daarover?
De voorzitter : Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Lies Jans : Ik sluit me aan bij de vele vragen van de collegas. Dit is inderdaad niet nieuw. Er zijn in het verleden al wat vragen over gesteld in de commissie. Er is de resolutie van begin 2011, waar de heer de Kort naar verwees. De urgentie en de noodzaak om maatregelen te treffen, zijn dus al lang bekend.
Het is ook begrijpelijk dat de binnenvaartsector actie heeft gevoerd. Als we kijken naar de situatie waarin ze verkeren, zal elke rechtgeaarde mens wel begrijpen dat ze aan de noodrem hebben getrokken.
Minister, ik heb begrepen dat u het voortouw hebt genomen in het overleg, hoewel heel wat maatregelen nog federale bevoegdheid zijn. Ik wil aansluiten bij de vragen naar wat u als minister op Vlaams niveau hebt kunnen aanbrengen in dat overleg. Welke maatregelen zult u de volgende maanden toepassen?
In het akkoord wordt aangedrongen op heel wat federale maatregelen, maar in de praktijk spelen er elementen die vallen onder de Vlaamse bevoegdheid. Ik denk aan de ondersteunende maatregelen voor de binnenvaart. Worden die voortgezet of verder uitgebreid?
Een tweetal weken geleden hebben we een ontwerp van decreet besproken in verband met het sloopfonds. Toen hebt u gezegd dat er 1,18 miljoen euro vrijkomt, die kan worden aangewend voor de binnenvaartsector. Maar als we kijken naar de criteria om die middelen te kunnen aanwenden, lijkt dat op dit moment weinig soelaas te brengen voor de binnenvaartsector. Het gaat om steunverlening aan opleidingscursussen, steun voor de uitrusting van opleidingsschepen en onderzoek naar nieuwe technieken. Via die criteria kunnen op dit ogenblik geen echte stimulansen worden gegeven voor de concrete situatie waarin de binnenvaart zich bevindt. Kunnen wij die 1,18 miljoen euro enkel voor die elementen aanwenden of eventueel ook voor bijkomende steunmaatregelen voor de sector?
Aansluitend bij de opmerkingen van mevrouw De Ridder, wil ik vragen in welke mate we vanuit Vlaanderen kunnen wegen op de ongelijke situatie tussen Nederland en België. Ik heb wat opzoekwerk gedaan en ik zie dat er in 2011 al studies zijn gedaan naar het verschil tussen de situatie van de binnenvaartsector in België en in Nederland. Ook toen werden al heel concreet de pijnpunten ten opzichte van Nederland aangehaald. Minister, in welke mate kunnen wij daarop wegen in Vlaanderen, zij het via de goede contacten die er al zijn, zij het via andere stappen?
De voorzitter : Mevrouw Smaers heeft het woord.
Mevrouw Griet Smaers : Ik wil de klemtoon leggen op het punt waarop ik denk dat nu vooral moet worden ingezet, namelijk de concurrentievervalsing, wat ook Europese materie is. Dat is een van de meest prangende zaken, zoals de voorbije weken is gebleken, zeker in vergelijking met Nederland, maar dat is al voldoende aangehaald. Minister, hebt u een zicht op de houding van de Europese Commissie in deze situatie met Nederland? Is er overleg geweest met de Europese Commissie? Kunnen er eventueel nog andere stappen worden gezet richting Europa, naast de aanmeldingsprocedure die nu zou worden opgestart in het kader van die concurrentievervalsing?
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Collegas, het is heel goed dat de problematiek aan bod komt in de commissie, ook omdat de sector dan de betrokkenheid van Vlaanderen en het Vlaams Parlement kan merken. U weet dat de sector van de binnenvaart me na aan het hart ligt. Al van de vorige legislatuur en wellicht al veel langer, maar zo lang kan ik nog niet meespreken proberen we de binnenvaart sterk te houden.
De aanpak gebeurt op drie fronten. Wij investeren in de infrastructuur van de waterweg vanuit Vlaanderen. Dat is ook onze bevoegdheid. Wij doen actief aan promotie van het gebruik van de waterweg. Ook daarvoor zijn we volledig bevoegd. Samen met de sector overleggen we in het Flanders Inland Shipping Network (FISN), met ook federale vertegenwoordigers. Collegas, dat we de sector zien in dat overleg heeft ertoe geleid dat we bij de crisis de voorbije weken bijna het eerste aanspreekpunt waren om de problemen aan te kaarten. Ik heb Els TKindt, mijn raadgever, meegebracht naar hier omdat zij alle onderhandelingen heeft meegemaakt van het eerste uur tot het laatste en ook de vergaderingen van het FISN leidt.
Bij de infrastructuur sta ik niet te lang stil, want de problematiek gaat op dit ogenblik veel breder dan dat. Er is het masterplan Horizon 2014. Het kaaimurenprogramma loopt goed. Wij zien dat er zeer veel interesse is van bedrijven in die laad- en losplaatsen langs onze waterwegen. We hebben ook aan Europa een verlenging gevraagd van dat programma, en die is toegestaan voor zes jaar. Wat dat betreft, zitten we zeker goed. Er zijn transportdeskundigen die overal het transport over de binnenwateren promoten. Er wordt heel veel gedaan.
Wat de vragen van de sector betreft, is het zo dat een hoop van de vragen behoort tot de internationale en federale bevoegdheden, zeker als het gaat over de crisis in de binnenvaart. Ik geef u wat achtergrond. Op 12 november 2009 heeft Nederland voor de binnenvaart de crisis aangemeld bij de Europese Commissie. De Vlaamse overheid heeft deze crisisaanmelding van kortbij opgevolgd en heeft actief meegewerkt aan de werkzaamheden van het Inland Waterway Transport Committee (IWTC), opgericht onder een richtlijn van 1991.
Op 15 september 2010 zijn de werkzaamheden van deze commissie afgerond en is er een rapport verschenen en gepubliceerd over de mogelijke maatregelen ter bestrijding van de crisis in de binnenvaart. De conclusie van het rapport was dat er geen structurele marktverstoring was en dat er dus ook geen structurele maatregelen gewenst waren. Men ging er met andere woorden van uit dat de crisis voorbij was en dat de markt weer zou aantrekken. Maar de markt trok niet aan zoals verwacht, collegas. Dat weten we nu. Het is natuurlijk spijtig dat we dat nu pas weten, maar er is dus in 2009-2010 zeer grondig onderzoek naar gedaan, niet Vlaams, maar internationaal. Toen is er gezegd dat er geen redenen waren om maatregelen te nemen.
Eind mei 2010 is de binnenvaartsector in overleg getreden met de staatssecretaris voor Mobiliteit, via een rondetafel, over de crisis in de binnenvaart. Op dat moment al is er een ontwerp van protocoltekst gemaakt, waarin de invoering van een wet voor een verbod om onder kostprijs te werken en een studie van het Instituut voor Transport langs de Binnenwateren (ITB) werden opgenomen. De Vlaamse Regering heeft op 24 september 2010 een gunstig advies gegeven aangaande het ontwerp van wet houdende diverse bepalingen inzake mobiliteit, waarin het verbod om onder kostprijs te varen was opgenomen. Maar omdat de Federale Regering toen in lopende zaken was, heeft men daaraan niet verder kunnen werken. Wij hebben dus wel degelijk een positief advies gegeven.
In het Vlaams Parlement is op 25 januari 2011 een resolutie aangenomen betreffende de toekomst van de binnenvaart in Vlaanderen. Daar is al naar verwezen. De resolutie werd ingediend op 16 juni 2010.
In de weken van 15 april en 22 april 2013 waren er de acties door de binnenvaart. Er is een paar weken geleden een zeer specifieke vraag gekomen van de sector om samen te zitten in verband met de crisis in de binnenvaart. Ik heb toen mijn agenda onmiddellijk vrijgemaakt. Maandag of dinsdag is de vraag gekomen en woensdagvoormiddag heb ik ze onmiddellijk uitgenodigd op het kabinet. Ik vond het van belang om er zelf bij te zijn, we voelden wel dat het ernstig was. Het leek me ook een signaal van respect dat ik zelf dat gesprek aanging. In dat gesprek zijn er zeer pertinente vragen gekomen van de sector, naar aanmelding van de crisis aan Europa, over de concurrentieverstoring en over de problemen van sociale en technische aard.
De dag daarop was er een overlegvergadering op het kabinet van staatssecretaris Wathelet. Ik heb toen ook voorgesteld dat mijn mensen erbij zouden zijn, zodat we niet op twee fronten zouden vergaderen. Het is vervelend als je vergadert op twee niveaus en niet weet wat er gezegd is. Mijn mensen zijn dus de volgende dag meegegaan naar het kabinet van staatssecretaris Wathelet.
Wij hebben ons toen ook geëngageerd om actieve steun te verlenen indien er een aanmelding zou worden gedaan aan Europa. In de daaropvolgende dagen is het overleg geïntensifieerd. Woensdag hebben we van s ochtends vroeg tot s avonds laat vergaderd. Uiteindelijk is er s avonds een protocoltekst goedgekeurd. Sommigen van jullie vragen of ik dat protocol mee zal ondersteunen. Wel, ik ondersteun dat protocol niet alleen actief, maar heb het ook mee ondertekend, net zoals de ministers van de andere regios.
De verschillende regeringen hebben de handen in elkaar geslagen. Het protocol bevat een aantal engagementen. Vlaanderen heeft zich concreet tot drie dingen geëngageerd. Als lid van de opgerichte werkgroep hebben wij ons er ten eerste toe geëngageerd maatregelen in de loop van de komende weken technisch uit te werken. Het volgende overleg vindt plaats op 8 mei. Ten tweede zullen we actief meewerken aan het dossier structurele marktverstoring in het kader van de richtlijn. Mevrouw De Ridder, in het protocol staat als derde puntje: De werkgroep zal de concurrentiepositie van de Belgische vloot ten opzichte van deze van de vloten van de buurlanden evalueren, met inbegrip dat is belangrijk, want mevrouw Jans en mevrouw Van den Eynde verwezen daarnaar van de financiële instrumenten die door de banksector ter beschikking worden gesteld. De staatssecretaris voor Mobiliteit engageert zich ertoe zonder verwijl de eventuele situaties van oneerlijke concurrentie te melden aan de Europese Commissie. De staatssecretaris is daarvoor bevoegd en neemt expliciet het engagement om op heel korte termijn de situatie te bekijken en zulke zaken meteen te melden.
Ten derde engageren wij ons ertoe de concurrentiepositie van de Vlaamse vloot te onderzoeken en op basis van de resultaten concrete maatregelen te nemen die de positie versterken. Dat zijn de drie Vlaamse engagementen.
Het protocol zelf bevat vier punten. Het eerste punt is het aanmelden van de crisis bij de EU, om maatregelen te kunnen nemen. Het tweede punt is het invoeren van een regeling om dumpingpraktijken tegen te gaan. Het derde punt is het uitvoeren van een evaluatie van problemen van deloyale concurrentie. Technische voorschriften en het onder de loep nemen van het sociaal statuut is het laatste punt. Ik zal het protocol aan het commissiesecretariaat overmaken.
Het protocol voorziet in een werkgroep van de gewesten, de federale overheid en de binnenvaartsector. Mevrouw De Ridder, dat is belangrijk. We hebben een akkoord bereikt met de sector. We hebben een hele dag lang overlegd. Zij hebben mee getekend. We hebben er bij de organisaties even op moeten aandringen voor de cameras te zeggen dat ze het zouden verdedigen bij de achterban. De volgende voormiddag hebben de schippers dan laten weten akkoord te gaan met het protocol. Er staan heel concrete engagementen in naar een KB toe. De tekst van het KB is er en wordt op 8 mei besproken. De binnenvaartsector zit ook in die werkgroep om samen aan een oplossing te werken. Dat is voor mij wel het bewijs dat we als overheden kunnen samenwerken. De sector heeft zelf mee getekend, zet er mee de schouders onder. Wij hebben de sector trouwens ook nodig om het dossier voor de aanmelding aan Europa te kunnen opmaken. Wij hebben hun cijfers nodig. We werken zelf actief mee in de werkgroep. Elk niveau moet nu werk maken van zijn taken.
Daarnaast staat er in het protocol dat de overheid de besprekingen vergemakkelijkt tussen de binnenvaartsector, de bevrachters die onderhandelen over de prijzen en andere groepen, met het oog op een oplossing van de huidige situatie.
Met de vzw Waterwegen en Zeekanaal en de vzw Netwerk De Scheepvaart dus niet de vennootschappen, maar de vzws die de sector bij elkaar brengen , beide organisaties van watergebonden bedrijven zoals verladers en bevrachters, heeft mijn kabinet reeds vorige week afspraken gemaakt. We voelen dat er een enorme spanning leeft tussen de schippers en de bevrachters. We moeten proberen een constructief gesprek op gang te brengen.
Mevrouw Van den Eynde, het protocol dat ondertekend werd, voorziet dus ook in een analyse van de marktsituatie, de vraag naar Europa tot het installeren van een marktobservatorium op Europees vlak de prijsbepaling was een van de grote zorgen , het initiatief tot ontwerp-KB dat de strijd tegen dumpingprijzen aangaat en zijn handhaving en ten slotte het maken van een analyse of er verschillen bestaan tussen de landen. Ik denk dat we goede afspraken hebben gemaakt. Het was van groot belang dat mijn drie medewerkers mijn kabinetschef, mijn adjunct-kabinetschef en mijn raadgever aanwezig waren bij die onderhandelingen. Ook vanuit het federale niveau heeft men sterke mensen ingezet. Die inzet heeft dan geresulteerd in het vertrouwen dat we van de binnenvaartsector hebben gekregen.
Collegas, we moeten ervoor zorgen dat alle maatregelen worden uitgewerkt. Een aantal zaken zijn al gebeurd. Staatssecretaris Wathelet heeft op 26 april de brief met de aanmelding aan de Europese Commissie verstuurd. Het ontwerp-KB bestaat en wordt op 8 mei besproken in de werkgroep. We moeten samen ijveren voor een kwalitatief marktobservatorium op Europees niveau. Er moet een controle- en handhavingsmechanisme worden ontwikkeld en een ontwerp van decreet moet worden voorgelegd binnen de zestig dagen. De tijd tikt. Zoals ik daarnet zei, wordt het overleg tussen de verschillende groepen gefaciliteerd. De concurrentiepositie van de Belgische vloot wordt onderzocht. De collega-ministers moeten worden gesensibiliseerd. Staatssecretaris Wathelet en ikzelf waren erbij, net als de kabinetchefs van de Waalse minister en de Brusselse minister, die inmiddels ook hebben ondertekend.
U merkt dat het in volle evolutie is. Ik geef u binnen een tweetal maanden graag opnieuw een stand van zaken.
Ik kan u ook nog melden dat ik heel wat contacten heb gehad met mijn Nederlandse collega. Op een bepaald moment waren de acties aan het uitdeinen naar Nederland. Er was hier kritiek op de Nederlandse situatie van structurele overcapaciteit. Er deden verhalen de ronde over schippers die failliet gingen en de schepen aan een derde van de prijs terugkochten. De overcapaciteit heeft nefaste gevolgen voor de prijzen. Nederland heeft gemeld dat ze meestappen in het verhaal van het aanmelden van de crisis. Het is zeer belangrijk dat ze dat doen. Hoe meer landen de crisis aanmelden, hoe groter de kans dat er een positief signaal komt vanuit Europa.
Mevrouw Jans, u had nog een vraag over het sloopfonds en de middelen die worden vrijgemaakt. We hebben dat besproken met de sector. Zij zijn sterk vragende partij om die middelen vrij te geven voor opleiding. Zij willen echter dat die opleiding ruim genoeg is. Ze hebben ons een aantal suggesties gedaan om het niet te beperken tot een of twee opleidingscentra, omdat het vrij breed bekeken worden. De bestemming is inmiddels met hen besproken. Ik heb van hen geen enkel signaal ontvangen dat ze niet akkoord zouden gaan met de manier waarop die 1,18 miljoen euro zal worden aangewend.
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Minister, u bent niet uitgebreid ingegaan op de infrastructuur. We weten immers allemaal dat Vlaanderen grote inspanningen doet met betrekking tot infrastructuur. U hebt daar ook naar verwezen.
U zegt ook dat uit een internationaal rapport zou blijken dat er geen concurrentieverstorende activiteiten zouden hebben plaatsgevonden. U hebt er nochtans zelf twee opgesomd. Ik heb er zelf ook een genoemd. Zo rijden de Oost-Europese chauffeurs onder de prijzen. Verder is er ook de crisis, die zich niet herstelt, wat ook concurrentieverstorend is. Ik heb vragen bij de manier waarop dit rapport tot stand is gekomen.
De oprichting van de werkgroep komt er na die actie, en dat is geen dag te vroeg. We kennen allemaal de problemen bij de binnenvaartsector. Die zijn meermaals besproken tijdens de bespreking van de beleidsbrief. Het is jammer dat er eerst dergelijke acties moeten plaatsvinden voor er een werkgroep voor deze sector wordt opgericht die met een aantal pertinente problemen wordt geconfronteerd.
Ik kijk uit naar 8 mei. Vraag is hoe alles concreet zal worden uitgevoerd. Ik denk dat het heel belangrijk is dat die sector verder wordt ondersteund. Zij hebben een heel belangrijke taak in het debat en in de zaken die te maken hebben met de modal split. De binnenvaart valt daar niet bij weg te denken.
Ik vraag me ook af in hoeverre die andere concurrentieverstorende problemen zullen worden opgenomen. Ik had het in mijn vraag over die Oostblokvrachtwagenchauffeurs. Zal dat probleem worden opgenomen in het rapport? Dat lijkt me een belangrijk element dat meteen in dit debat kan worden opgenomen. Het is een andere transportsector. Het ene werkt soms negatief door op het andere. Dit moet dan ook absoluut mee worden onderzocht.
Wanneer deze problemen deels worden opgelost, kan die werkgroep misschien ook meteen werk maken van de overheveling van de bevoegdheden inzake binnenvaart naar Vlaanderen. Kan dit verder worden besproken binnen die werkgroep, nu die toch tot leven is geroepen? Dat zou wel handig zijn.
De voorzitter : De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort : Minister, ik dank u voor het uitgebreid antwoord. Met uw rapportering krijgen wij zicht op de stand van zaken voor de binnenvaartsector. Het verbaast me niet dat u zegt dat men u beschouwt als eerste aanspreekpunt. Wanneer men praat met de mensen van de binnenvaartorganisaties, dan blijkt dat die mensen momenteel hun weg veel minder goed vinden ten aanzien van de federale overheid. Dat geldt zowel op beleidsvlak als in verband met de administraties.
Wat de overheveling betreft van de bevoegdheden van de federale overheid naar Vlaanderen, zou het goed zijn om naar analogie met de Vlaamse spoorstrategie die u hebt aangepakt en uitgewerkt, de Vlaamse binnenvaartstrategie verder uit te werken. Daar moeten een aantal zaken in acht worden genomen waarvoor u ook in de toekomst bevoegd zult zijn.
Minister, een van de maatregelen die u in het verleden hebt genomen, is de aanwerving van transportdeskundigen. Er is wel wat vertraging geweest met de start van de aanwervingsprocedure. Wanneer die procedure een tijdje loopt, zou ik graag weten wat de resultaten daarvan zijn en of dat effectief werkt. Gebeurt er effectief een overheveling van het goederenvervoer naar het watertransport?
Ik heb ook een vraag gesteld over het creëren van een gelijk speelveld met andere transportmodi. Als men overleg heeft met mensen van de binnenvaartsector, dan wordt er soms gewezen op oneerlijke concurrentie die er zou zijn. Er wordt dan verwezen naar overheidssubsidies ten aanzien van andere transportmodi zoals het spoor.
De voorzitter : Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder : Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ik ben verheugd dat de Vlaamse Regering in dergelijke mate is betrokken bij het federale proces. Dat kwam af en toe iets minder goed uit de persartikelen. Het lijkt me in eerste instantie nuttig om een soort voortgangsrapportage te houden. Dit is immers maar een facet. Er is al vaker gesproken over de binnenvaart, maar dit sluit aan bij het brede belang van modal shift en hoe we onze transportstromen in de toekomst zullen regelen. De heer de Kort heeft er ook al naar verwezen dat er soms perverse effecten zijn van bepaalde Europese investeringsprogrammas. Dat zijn zaken die wij ook in deze commissie moeten kunnen aankaarten.
Ik heb nog twee bijkomende vraagjes. U spreekt over de aanmelding die in het verleden is gebeurd, in 2009 en 2010, van de crisis op Europees vlak. U zei toen dat daar toen geen concurrentievervalsing is vastgesteld. Hebt u er weet van of de maatregelen die Nederland nu heeft getroffen, nieuw zijn naar aanleiding van deze crisis? Of bestonden die maatregelen in verband met een overheidswaarborg voor 100 of 110 procent van het investeringsbedrag toen al?
U hebt het gehad over een aantal maatregelen die de sector zelf naar voren heeft gebracht waaronder de middelen die uit het sloopfonds zouden worden vrijgemaakt. U hebt echter niets gezegd over het nog steeds gehandhaafde verbod op interimarbeid, uiteraard te bespreken met de andere niveaus. Hoe staat u daartegenover? Is dat aan bod gekomen in het overleg met het federale niveau?
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Mevrouw Van den Eynde, het is dus niet zo en u hebt het wellicht niet zo bedoeld dat er pas nu een werkgroep is opgericht en dat er de voorbije jaren niets is gebeurd.
Het FISN is zeer actief, ook in Vlaanderen. Een aantal zaken horen natuurlijk niet tot mijn bevoegdheid. In 2009 hebben we al overleg gehad met de vertegenwoordigers van de sector om een positie in te nemen rond de overcapaciteit. Gedurende alle voorbije jaren was er overleg met de financiële instellingen. In april 2012 is de beroepsorganisatie Ons Recht bij mij geweest. We hebben meegewerkt aan het opmaken van het Europese NAIADES-binnenvaartbeleidsactieplan en aan de uitvoering van de maatregelen van de Europese Commissie in dat kader. Ook werd rond de vraag naar een marktobservatie meegewerkt aan het opmaken van een kostenmonitor. En in december 2012 werd een specifieke vergadering met jonge schippers belegd om hun verzuchtingen en bekommernissen te kennen en op te vangen. Daarom was onze aanwezigheid op die vergaderingen zo belangrijk: onze mensen zijn zeer vertrouwd met de problematiek en konden gemakkelijk helpen om de juiste formuleringen te vinden voor de teksten van het protocol.
Er is afgesproken om een programma van sociale maatregelen te maken. Er zijn nog een aantal zaken die men mij gemeld heeft. Als een binnenschip bijvoorbeeld in Zwitserland een loods aan boord neemt, moet die loods als personeelslid worden ingeschreven en later weer worden uitgeboekt want tijdelijke arbeid is niet toegestaan. Dat is heel vreemd. Men neemt niet altijd punctueel de juiste maatregelen. De binnenschippers hebben mij zo talloze verhalen verteld. De federale overheid heeft het engagement genomen om alles eens uit te klaren en de zaken die het werken op een normale manier onmogelijk maken, te hervormen. Daarom is in het protocol ook een uitdrukkelijk stuk rond sociale maatregelen opgenomen en niet alleen rond financiële zaken. Ik ben er niet voor bevoegd, maar de verschillende regeringen hebben zich geëngageerd om hier op een positieve manier aan mee te werken.
De studie van 2009 was geen Vlaamse studie, maar een internationaal onderzoek dat zegt dat er geen oneerlijke concurrentie is en geen structurele marktverstoring. Die studie is beschikbaar. Ik heb ze nu niet opnieuw gelezen, dus ik stel voor dat ik de link aan de commissiesecretaris bezorg zodat u de studie kunt raadplegen. Omdat er volgens de studie geen structurele crisis is, heeft men natuurlijk ook geen toelating gegeven om maatregelen te nemen. De situatie is nu anders zodat we zullen proberen alles te doen om ervoor te zorgen dat we bijzondere maatregelen kunnen nemen.
De voorzitter : Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Minister, ik weet dat u een goed contact hebt met de mensen uit de sector, maar in hoeverre is de Federale Regering betrokken bij die onderhandelingen? De Vlaamse Regering en de Federale Regering hebben immers elk een aantal bevoegdheden.
Minister, u hebt niet geantwoord op mijn vraag over de Oostblokchauffeurs en over de overheveling van de bevoegdheden voor de binnenvaart naar Vlaanderen.
Minister Hilde Crevits : Ik ben dat inderdaad vergeten.
Het protocolakkoord van 24 april is uitgewerkt met de verschillende niveaus. We werken nu al samen met wie vandaag verantwoordelijk is, maar ook met wie in de toekomst verantwoordelijk is. Men houdt rekening met de bevoegdheden die herschikt zullen worden. Het is dus niet zo dat men zich in de werkgroepen enkel bezighoudt met de zaken op zijn eigen niveau. Daarom vond ik het ook zo belangrijk dat we persoonlijk aanwezig waren en dat we mee de acties ondersteunen. Tijdens het eerste gesprek voelde ik dat we moesten samenwerken en mee moesten overleggen met de staatssecretaris om misverstanden te vermijden. Iedereen heeft dus getekend en gaat naar de werkgroepen. In het FISN zitten ook vertegenwoordigers van de federale overheid.
Voor een aantal zaken ben ik vandaag niet bevoegd en zal ik ook in de toekomst niet bevoegd zijn, voor een aantal zaken zal ik wel bevoegd zijn. Vandaar dat we voor alle protocolafspraken op een gelijkwaardige wijze betrokken zijn.
Er is ook gesproken over het wegtransport. De aanmelding die nu wordt geschreven, gaat specifiek over de binnenvaart. Ik heb een aantal mails van mensen gekregen over het wegtransport en de prijsproblematiek. We nemen de problemen van de vrachtwagenchauffeurs ook op, maar niet geïntegreerd, omdat we eerst de aanmelding voor de binnenvaart zullen doen.
Mevrouw Marleen Van den Eynde : Minister, de problematiek van de Oostblokchauffeurs werd nochtans aangeduid als een van de oorzaken van de problemen van de binnenvaartsector. Ik vond het dus belangrijk om ze meteen mee aan te kaarten omdat ze concurrentieverstorend zijn voor de binnenvaartsector. Deze problematiek blijft nog steeds bestaan.
De voorzitter : De heer de Kort heeft het woord.
De heer Dirk de Kort : Het is goed dat de aanmelding gebeurt en dat andere landen zich aansluiten voor eventuele toekomstige noodsteun, maar het is ook belangrijk dat wordt nagegaan hoe het zit met de Europese voorschriften. Ik hoor vanuit de sector immers dat bepaalde extra voorschriften die worden opgelegd, tot onleefbaarheid leiden in de binnenvaartsector. Ik wil u vragen om dat mee te nemen bij de verdere werkzaamheden van de werkgroep.
De voorzitter : Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder : Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik vermoed dat we daar in deze commissie wel een soort voortgangsrapportage van kunnen krijgen, voorzitter?
De voorzitter : Ik vind dat een goede suggestie. We zullen dat opnemen bij de regeling der werkzaamheden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.