Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vergadering van 02/05/2013
Vraag om uitleg van de heer Marino Keulen tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, over het beleid inzake de aankoop van brandstof door De Lijn
- 1449 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Keulen heeft het woord.
De heer Marino Keulen : Minister, ik heb al eerder schriftelijke vragen gesteld over de eenheidsprijs die De Lijn zou betalen voor haar brandstof. U hebt herhaaldelijk gezegd dat het onmogelijk is nog verdere besparingen door te voeren bij De Lijn. Verdere besparingen zouden nog verder raken aan de dienstverlening, en daar hebt u uw voorbehoud over uitgesproken. We hebben dat net nog gehoord in het kader van de klachtenbehandeling via het rapport van de Ombudsdienst.
Het antwoord op mijn schriftelijke vraag nummer 683 van 21 februari 2013 over de verhoging van de dotatie voor brandstof, bevat informatie die volgens mij toch nog enige besparingsruimte toelaat. Als verantwoording voor de dotatie geeft De Lijn de uitgaven mee van de diesel. In 2012 was dit 1,55 euro per liter. Er werd een korting toegekend van 0,124 euro per liter. De nettoprijs was dus 1,426 euro per liter. In 2013 is dat 1,538 euro per liter. Met een korting van 0,124 euro per liter bedraagt de nettoprijs 1,414 euro per liter. In 2012 bedroeg het verbruik bij De Lijn 48,9 miljoen liter.
Nu blijkt echter dat een privaat bedrijf dat slechts 27.000 liter op jaarbasis verbruikt, een huidige literprijs betaalt van 1,381 euro. Als dat cijfer wordt toegepast op de hoeveelheid brandstof die De Lijn verbruikt, zou dat een besparing kunnen betekenen van 1,6 miljoen euro. Daarbij wordt helemaal niet aan de dienstverlening geraakt.
Redelijkerwijs zouden we mogen aannemen dat De Lijn als grootverbruiker een veel betere prijs kan bedingen dan een bescheiden bedrijf dat slechts 27.000 liter diesel op jaarbasis gebruikt. Er valt wellicht meer uit te puren dan dit bedrijf heeft kunnen bedingen.
Minister, waarom betaalt De Lijn dergelijke hoge prijzen voor haar diesel? Indien er geen goed verklaarbare reden is, hoe komt het dat De Lijn deze besparingsmogelijkheid niet zelf heeft ontdekt?
Op welke wijze wordt het aankoopbeleid bij De Lijn gevoerd, in het algemeen en specifiek voor de aankoop van diesel?
Indien De Lijn toch scherpere prijzen krijgt, welke zijn deze dan? Waarom gebruikt men dan andere bedragen in het antwoord op de parlementaire vraag? Wat betekent dit voor de berekening van de bijkomende dotatie voor brandstofprijzen? Ik heb daar met een aantal mensen over gepraat en zij waren zeer verbaasd dat dit de nettoprijzen waren, terwijl het bedrijfsleven met een kleinere vloot scherpere prijzen kan bedingen.
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Mijnheer Keulen, ik zal starten bij de begrotingsopmaak. Het klopt dat bij elke begrotingsbespreking de dotatie van De Lijn wordt aangepast aan de brandstofprijzen. Dat systeem was al van kracht toen ik voogdijminister werd van De Lijn. Onder impuls van de heer Van Mechelen is lang geleden een formule in het leven geroepen waarbij ik nu wat toelichting zal geven.
Bij elke begrotingsbespreking worden vanuit het kabinet Financiën en Begroting instructies verspreid. In die instructies staat dat voor begrotingsartikelen waarbij de energiekost een zeer substantieel deel uitmaakt van de totale kost, wordt overgegaan tot een eventuele herziening van de voorziene kredieten. Dat is niet enkel het geval bij De Lijn, maar ook binnen mijn eigen beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken, het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust, Waterwegen en Zeekanaal, De Scheepvaart en een aantal baggeractiviteiten.
De herziening gebeurt niet zomaar maar volgens specifieke vooraf vastgelegde berekeningsmodellen. In de begroting wordt voorzien in een bepaald bedrag. Bij de budgetcontrole is er een eerste herziening.
De herziening wordt berekend op basis van een prijs vermenigvuldigd met een hoeveelheidsanalyse P maal Q waarbij wordt uitgegaan van een constant verbruik. Dat is dan die constante Q.
Het constant verbruik is bij De Lijn vastgelegd op 46.666.569 liter brandstof. Dat is de drempel. Dit plafond bedraagt nu 46.666.569 liter terwijl de reëel verbruikte hoeveelheid in 2011 50 miljoen liter en in 2012 48,9 miljoen liter bedraagt. Er wordt dus meer verbruikt dan men in rekening krijgt.
Deze constante parameter dient als incentive om ecodriving te stimuleren. Dat is de reden waarom de heer Van Mechelen, die toen minister van Financiën was, plots die formule heeft ingevoerd. Elk jaar zag men die kilometers lustig vooruitgaan. Wanneer men elk jaar dat extra verbruik betaalt, dan is er geen enkele incentive om iets te veranderen.
De Lijn krijgt 46.666.596 liter brandstof. Ook met de besparingen die nu zijn doorgevoerd, zit De Lijn nog altijd aan 48 miljoen en 50 miljoen liter. Elke liter brandstof die De Lijn minder verbruikt, brengt op, maar dat is vandaag dus niet het geval.
En nu komen we bij de P, de prijs, want daar gaat de vraag over. Die prijs dient enkel om het prijsverschil te berekenen. We hebben de werkelijk betaalde prijs, maar die laten we nu buiten beschouwing.
Om een dotatie te berekenen bij De Lijn gaat men uit van een theoretisch maximum. Dat wordt federaal bepaald en fluctueert doorheen de jaren. Men gaat dan na hoe de prijs evolueert. Die moet immers op een of andere manier begroot worden. Men neemt de maximumprijs van het vorige jaar en men gaat na hoe de prijs zal evolueren in bijvoorbeeld het jaar 2013. Het verschil tussen het oude en het nieuwe maximum wordt vermenigvuldigd met 46,666 miljoen liter. Als een dotatie van De Lijn in de begroting stijgt of daalt, dan is dat niet de volledige pot die stijgt of daalt, maar dan gebeurt dat op basis van het theoretisch geraamde prijsverschil.
We hebben nu de budgetcontrole van 2013 gehad. Intussen heeft men de werkelijke factuur van De Lijn gezien. Men weet dus wat er werkelijk is betaald. Bij de begroting is de vraag wat men verwacht te zullen betalen. Bij de budgetcontrole krijgt men de werkelijke afrekening, met name wat er is betaald aan brandstof voor het voorbije jaar.
Dan gaat men opnieuw de formule gebruiken. Men gaat na wat er geraamd is en hoeveel minder de werkelijk betaalde prijs is die men dan weer met 46 miljoen liter gaat vermenigvuldigen. Bij de budgetcontrole zakt of stijgt de dotatie dan, afhankelijk van of het meer of minder is. Bij de eerste budgetcontrole 2013 is er een verschil. Er was een maximumprijs vastgelegd. De werkelijk betaalde gemiddelde prijs is 1,1277 euro. Er is dus een verschil tussen de theoretische maximumprijs en de werkelijk betaalde prijs van 2,53. Dat verschil wordt vermenigvuldigd met 46.666.569 liter. De geplande dotatie is gezakt met 1.366.864 euro.
Ik probeer u dus duidelijk te maken dat de werkelijke afrekening als basis voor de dotatie wordt genomen. De heer Keulen zegt dat er wordt gerekend met een prijs van 1,5 euro. Die 1,5 euro is de federale maximumprijs die bepaald is en die zakt of stijgt. Als de maximumprijs zakt, wordt het verschil vermenigvuldigd met 46 miljoen, waardoor de dotatie zakt. Als de maximumprijs stijgt, dan wordt het verschil weer gebruikt om de dotatie te doen stijgen. Later volgt dan de werkelijke afrekening. Men gaat dan na wat er werkelijk betaald is, maakt het verschil met de maximumprijs, vermenigvuldigt het verschil met 46 miljoen, waardoor de dotatie zal stijgen of dalen.
Ik heb tabellen van de berekening mee die ik bij het verslag zal laten voegen (zie bijlage). Het was voor mij ook niet evident om het te begrijpen.
De voorzitter : De heer Keulen heeft het woord.
De heer Marino Keulen : Er zal wel weer een uitleg zijn en die zal ook wel plausibel zijn, maar dit is, eerlijk gezegd, heel moeilijk te bevatten.
Ik kan begrijpen dat men op voorhand een maximumhoeveelheid brandstof vastlegt om zo aan de chauffeurs en de verantwoordelijken van het voertuigenpark incentives te geven om zuinig te rijden. Daarvoor hoeft men zelfs niet gestudeerd te hebben, want zo doet men dat ook in een huishouden of op andere plaatsen. Maar met zulke hoeveelheden brandstof moet men toch de markt bevragen, en dat kan zelfs Europees.
Minister Hilde Crevits : Maar dat doet men.
De heer Marino Keulen : Dan stel ik vast dat iemand die 27.000 liter omzet, eigenlijk scherpere prijzen...
Minister Hilde Crevits : Neen, neen, dat is de prijs.
De werkelijke prijzen liggen bij De Lijn een stuk lager, ook dan de prijzen die u hebt opgegeven. Alleen, bij de budgetopmaak moet men een bepaald prijsniveau hanteren dat Economische Zaken heeft vastgelegd en dat voor alle departementen hetzelfde is, om te kunnen inschatten wat de prijsevolutie is. Hoeveel procent zal de brandstofprijs stijgen in een bepaald jaar? Bij de begrotingsopmaak 2013 weet men niet wat de prijs in 2013 zal zijn. Daarom neemt men de voorspellingen van Economische Zaken en neemt men gelijke parameters. De dotatie wordt dan achteraf gecorrigeerd met wat het werkelijk is geweest.
Bij de budgetcontrole 2013 zal men twee correcties krijgen. Wat zal er voor 2013 gebeuren? Men neemt de prijsevolutie van Economische Zaken, namelijk 1,5 euro, waarna het verschil wordt berekend. En men krijgt ook de werkelijke afrekening voor 2012. Beide correcties zijn wel gebaseerd op het werkelijke prijsverschil. De prijzen liggen een stuk lager dan de 1,5 euro die wordt gehanteerd, puur om de begrotingsopmaak te kunnen doen en die vastgelegd wordt door Financiën en Begroting. Het is voor iedereen hetzelfde en zo is er een gelijke maatstaf om het verschil te bekijken.
De heer Marino Keulen : Wat is de juiste prijs die ze per liter betalen?
Minister Hilde Crevits : De reële magazijnkost van een liter brandstof voor De Lijn is 1,1277 euro in 2012.
De heer Marino Keulen : Minister, we hebben het al vaak gehad over de antwoorden van De Lijn.
Ik stel schriftelijke vragen. U kunt zeggen dat ik er maar mee moet leren leven dat ze het doen op zn Lijns. Ik ga verder met de antwoorden die ik krijg en ik stel nu vragen aan u. Uiteindelijk ga ik voort met de cijfers die ik van De Lijn krijg. U kunt opnieuw zeggen dat ik er maar mee moet leren leven en dat De Lijn is wat ze is. Ik doe dus verder met deze cijfers. Achteraf blijkt dat er abracadabra mee wordt gedaan die misschien wel zal kloppen. Ik wil niet zeggen dat er wordt gelogen, maar ik krijg die cijfers wel niet als antwoord op mijn schriftelijke vragen. Ik krijg de getallen die ik gebruik. Dit is niet correct. Ik vind dit opnieuw een belangrijk incident. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
U zegt dat het niet waar is? Ik werk toch gewoon op basis van de informatie die ik krijg.
Minister Hilde Crevits : Er staat: De prijs nam gemiddeld met 8 procent toe om te komen op 1,12 euro per liter. Het staat in het antwoord op de vraag. Er is de dotatie en de afrekening.
De voorzitter : Het cijfer dat u in uw vraagstelling hebt gegeven, de 1,55 euro, is de opgave die de minister van Economische Zaken heeft gegeven. Dat is puur voor de dotatie, want achteraf wordt de correctie doorgevoerd die dan 1,1277 euro blijkt te zijn.
Minister Hilde Crevits : Ik weet dat u er gevoelig voor bent en terecht, want ik ben er ook gevoelig voor. Het was voor mij ook zeer moeilijk te begrijpen. U hebt het over abracadabra, maar het is een formule die in de tijd door collega Van Mechelen is gemaakt om het transparanter te maken, maar ook om een plafond in te stellen. Als de formule moet worden gewijzigd, is dat voor mij goed, maar er moet wel een prognose worden gemaakt. De cijfers komen van de FOD Economie, De Lijn vindt ze niet uit. Nadien volgt dan de werkelijke afrekening.
Mijnheer Keulen, ik denk dat ze correct hebben geantwoord. Als u vindt dat het niet correct is, dan moeten we het nog eens samen bekijken.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.