Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 24/04/2013
Vraag om uitleg van de heer Jean-Jacques De Gucht tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de recente ontwikkelingen betreffende de verkoop van de boot Charlesville
- 1421 (2012-2013)
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Jean-Jacques De Gucht : Minister, er lijkt heuglijk nieuws in de pijplijn te zitten voor de laatste nog overblijvende Congoboot, de Charlesville. Dat meldt althans de vzw Watererfgoed Vlaanderen. Naar verluidt zouden zich twee kandidaat-overnemers gemeld hebben. Zij zouden de boot voor de symbolische prijs van 1 euro kunnen kopen indien aan een aantal randvoorwaarden, zoals het behoud ervan, zou worden voldaan.
Ik begrijp dat het niet mogelijk is om al te veel in detail te treden zolang de verkoop niet rond is, maar ik wou u graag in het kader van de opvolging van dit dossier enkele vragen stellen.
Minister, kunt u bevestigen dat er inderdaad twee Belgische kandidaat-overnemers zijn voor deze boot?
Bij de verkoop zouden een aantal randvoorwaarden gesteld worden. Vallen de elementen van een ligging in Vlaanderen/België en een herbestemming die toegankelijk is voor het ruime publiek hieronder? Of hebben de kopers eventueel andere plannen met de Congoboot? Is het de bedoeling om de boot opnieuw vaarwaardig te maken?
Wordt er tijdens de onderhandelingen gesproken over een tussenkomst in de huidige en toekomstige kosten door de Vlaamse Regering? Welke engagementen is de Vlaamse Regering eventueel bereid op zich te nemen?
Wanneer verwacht u dat de onderhandelingen met alle betrokken partijen rond zullen zijn?
Wij hopen natuurlijk op positief nieuws van u omdat wij hopen dat de laatste Congoboot in onze contreien voor een groot publiek toegankelijk zou kunnen zijn, of in elk geval bewaard zou kunnen blijven voor de volgende generaties.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, mijnheer De Gucht, de situatie in Rostock wordt van heel nabij opgevolgd door mijn administratie. Zij staat in permanent contact met de verantwoordelijke diensten en de betrokkene in Rostock. Er wordt overleg gepleegd.
De eigenaar van de Charlesville/Georg Büchner, de Förderverein Traditionsschiff Rostock, heeft op 19 februari 2013 het faillissement aangevraagd. Dr. Tobias Schulze werd als curator aangesteld. Op basis van de informatie die werd ingewonnen door het agentschap bij de collegas uit Duitsland, weten we dat het contract tussen de koper en de Förderverein Traditionsschiff Rostock rechtsgeldig is. In het contract zou een opschortende voorwaarde zijn opgenomen die bepaalt dat het schip, vanwege zijn beschermde status, het land niet mag verlaten zonder toestemming van de erfgoeddienst van de deelstaat Mecklenburg-Vorpommern. Het Landesamt für Kultur und Denkmalpflege van Mecklenburg-Vorpommern is momenteel verantwoordelijk voor de als Baudenkmale beschermde Georg Büchner.
Zolang er geen beslissing is genomen, is het voorbarig om te spreken over een verplaatsing van het schip naar een van onze havens. Er is inderdaad een private partner gekend die onder zekere voorwaarden in het project zou willen investeren. Die partner wil voorlopig anoniem blijven. Het gaat om een investeerder die samen met de vzw Watererfgoed Vlaanderen een nieuwe vzw zou willen oprichten. Daartoe heeft de vzw Watererfgoed Vlaanderen mij op 16 april 2013 een draft van een conceptnota bezorgd. Belangrijk is te weten dat in die conceptnota een groot voorbehoud wordt gemaakt door vrij substantiële financiële voorwaarden aan de Vlaamse overheid te stellen.
Het is vooreerst belangrijk de juiste situatie in verband met de verkoopsvoorwaarden te kennen. De Förderverein, de eigenaar van het schip, heeft het faillissement aangevraagd. Dat is ook uitgesproken. De curator stelde vast er een rechtsgeldige verkoop is, die dateert van eind december 2012. U weet dat het de bedoeling is van de koper om het schip in Litouwen te laten verschroten. De koper houdt vast aan dat contract.
Op mijn vraag heeft mevrouw Sonja Vanblaere, administrateur-generaal van het Vlaams agentschap Onroerend Erfgoed, sedert januari zeer geregeld overleg gepleegd met de bevoegde Duitse administratie in de persoon van de heer Michael Bednorz, directeur van het Landesamt für Kultur und Denkmalpflege van de deelstaat Mecklenburg-Vorpommern. Tijdens een van de overlegmomenten tussen beiden verduidelijkte de heer Michael Bednorz dat er een opschortende voorwaarde is opgenomen in het koopcontract. De koop zou slechts kunnen doorgaan indien het Landesamt het monument vrijgeeft. Voorts kan de curator volgens de Duitse wetgeving de verkoop in deze fase nog vernietigen of ontbinden, of hoe je het ook juridisch moet noemen. De curator wil het koopcontract vernietigen en het schip voor 1 euro vrijgeven indien aan een aantal voorwaarden is voldaan. Er moet een geloofwaardige, financieel solvabele kandidaat zich aandienen die een project voorlegt voor het behoud van de Charlesville op lange termijn. Alle kandidaten moeten hun project uiterlijk op 29 april 2013 aan curator Schulze bezorgen. Indien er zich een kandidaat aandient, moet hij vanaf 1 mei 2013 de kosten voor de ligplaats, bewaking en verzekering op zich nemen en het commando over het schip overnemen. Dit vormt voor de curator een garantie dat de kandidaat ernstig kan worden genomen.
De realiteitszin en de overeenstemming van het project met de erfgoedwaarden van het schip zullen door de curator in overleg met de heer Michael Bednorz worden geëvalueerd na 29 april 2013. Bij de voorwaarden die de curator formuleert en die we kennen via de heer Bednorz, die ze heeft meegedeeld aan ons agentschap, wordt niet expliciet gevraagd om het schip in Vlaanderen te leggen. Voor de erfgoedzorgers in Rostock is het duidelijk dat er voor het schip in Rostock geen toekomst meer is.
Het is volgens de voorgelegde conceptnota niet de bedoeling om de Charlesville opnieuw vaarwaardig te maken. De conceptnota voorziet in een museumfunctie, een bedrijvencentrum, ruimtes voor congressen, recepties en events, een restaurant, een bar, een hotel/hostel, ruimtes voor studenten en voor verblijven op lange en korte termijn. Het schip moet een baken worden ter hoogte van het Kattendijkdok in Antwerpen en een symbool ik citeer: om België nog beter op de wereldkaart te zetten als maritieme natie.
Het voorbije weekend bezocht de investeerder samen met de vzw Varend Erfgoed en drie onafhankelijke technische experts de Georg Büchner in Rostock. Ze onderwierpen het schip aan een grondige inspectie. Daarnaast informeerde de investeerder zich ook bij het bedrijf dat het schip in januari zeeklaar maakte voor de geplande verschroting. Tot slot vond er ook een gezamenlijk overleg plaats met de verschillende betrokken actoren, waaronder de curator, dokter Bednorz, de stedelijke erfgoeddienst van Rostock en de Förderungsverein Traditionsshiff Rostock. De vergadering ging uiteen zonder akkoord over de overnamevoorwaarden, met de afspraak zich verder te beraden na analyse van de technische rapporten, die tegen eind deze week zouden worden opgemaakt.
Aangezien de investeerder het schip nog niet had gezien bij de opmaak van zijn conceptnota, zijn de plannen nu nog vaag te noemen. Toch worden in de nota al zeer grote financiële voorwaarden gesteld aan de Vlaamse overheid.
Wat de ligplaats betreft, denken de investeerders aan de stad Antwerpen. Er zijn ook contacten geweest met de stad, maar er zijn op dit moment nog geen concrete en effectieve afspraken en zeker geen engagementen.
Zoals al gezegd, stellen de initiatiefnemers heel wat voorwaarden, die Vlaanderen onder andere financieel voor een grote uitdaging zouden stellen. U zult begrijpen dat ik mij momenteel nergens toe kan engageren omdat we nu nog in een hypothetische situatie zitten en de conceptnota in dit stadium nog te vaag is.
De mogelijke investeerders hebben zopas wel meegedeeld dat ze de conceptnota zullen herwerken naar aanleiding van hun plaatsbezoek en de rapporten van de technische specialisten. In afwachting van een grondige en meer technische analyse heb ik mijn administratie wel de opdracht gegeven een eerste verkennend onderzoek van de Charlesville/Georg Büchner ter plaatse in Rostock te doen.
Dit onderzoek vond plaats op vrijdag 12 en zaterdag 13 april 2013. Op basis van dit bezoek kunnen al enkele tentatieve elementen naar voren worden geschoven. Bij de bescherming van het varend erfgoed worden de vaartuigen steeds afgewogen aan een aantal criteria. Het is duidelijk dat de Charlesville over een hoge historische, wetenschappelijke, industrieel-archeologische en sociaal-culturele waarde beschikt. Het schip is duidelijk een zeldzaam stuk, met een hoge representativiteit voor de koopvaardijvloot uit de jaren 50.
Mijn administratie stelt evenwel vragen bij de criteria gaafheid en fysieke toestand, terwijl een realistisch beheersplan voor de toekomst van het schip een conditio sine qua non is. Ik licht de conclusies van deze drie punten van het eerste verkennende onderzoek van de administratie toe.
Ten eerste de gaafheid van het schip. Het huidige schip vertoont een gelaagdheid die is ontstaan door het verschillende gebruik van het schip doorheen zijn levensduur. Voor ons is de fase van de Congovaart vanaf 1951 tot 1967 van belang, waarin het schip als de Charlesville voer. De erfgoedwaarden verbonden aan deze periode werden deels vernield door de Duitse verbouwingen, maar er zijn nog belangrijke stukken met erfgoedwaarde aanwezig.
Voorafgaandelijk kan worden opgemerkt dat de Charlesville zich niet in een museale staat bevindt. Het casco is van een indrukwekkende omvang en duidelijk herkenbaar als een Congoschip van hetzelfde type als de Albertville, Elisabethville, Léopoldville en Thysville. Naast het silhouet zijn meerdere elementen met erfgoedwaarde aanwezig, waaronder de achterste masten.
Er zijn evenwel een aantal storende elementen aan het huidige beeld van het schip. De voorste mast werd vervangen door een atypische kraan in de periode dat het schip in gebruik was als opleidingsschip. De kraan verstoort het beeld van het schip uit 1951 danig. De gieken van twee kleinere masten op het C-dek zijn verdwenen. Tussen de commandobrug en de pont des embarcations werd een gebouw opgetrokken waarin een nieuwe verwarmingsinstallatie werd geplaatst. Aan bakboordzijde zijn de davits, stalen stangen aan de verschansing waaraan ankers of boten worden opgehangen, en reddingssloepen verwijderd. Voor de verlichting in de leslokalen zijn patrijspoorten op, voor een zeeschip, ongebruikelijke plaatsen toegevoegd.
Vanwege een wijziging van de interne lay-out van dek B werden vooraan enkele originele ramen vanuit erfgoedstandpunt onoordeelkundig vervangen door hedendaagse pvc-exemplaren. Daarbij wijzigde ook het aantal ramen en de vorm ervan. Het terras achter het café op B-dek werd omgevormd tot een veranda zonder erfgoedwaarde.
De houten dekken werden over de jaren vervangen door asfalt en beton. Enkel de overdekte promenades op B-dek en C-dek hebben nog een houten dek. Dat houten dek verkeert deels in slechte staat. De interne lay-out van het schip is door de jaren sterk gewijzigd. De meeste hutten zijn omgebouwd en samengevoegd om te voldoen aan latere comforteisen. De radiokamer is weg, de installaties van keuken en bakkerij zijn verdwenen, het zwembad op het A-dek is uitgebroken, verschillende doorgangen werden gecreëerd, trappen geïnstalleerd in ruimen en meerdere ruimtes werden uitgebroken om leslokalen te creëren. Ook de meeste laadruimen werden omgebouwd tot leslokalen. Op het D-dek zijn de hutten van de tweede klasse omgebouwd tot leslokalen. Op het B-dek werden salon en rookruimte omgebouwd tot een bureauruimte. Er werd een doorgang gemaakt vanuit de tunnel voor de schroefas tot in de dieseltank nummer 5 aan stuurboordzijde van het schip. De ruimte wordt als stort gebruikt.
Het interieur is grotendeels verdwenen, waaronder de meeste hutten, het salon op B-dek, de rookruimte, de ruimte voor kinderopvang, bakkerij, keukens en wasruimtes. Bepaalde delen van het schip bevinden zich evenwel nog in een min of meer originele staat, inclusief het interieur: de brug, de kaartenkamer, de trappenhallen en een aantal passagiershutten, voornamelijk op het C-dek, de hut van de kapitein en een hut van de bemanning, het café met het schilderij van de Congolese krijgers en het restaurant. De meeste ramen en systemen om ze te openen zijn aanwezig en hebben een erfgoedwaarde. Op het schip zijn op meerdere plaatsen kleine erfgoedelementen te vinden zoals de alarmbellen, lampen en de uitlaten van het verwarmingssysteem op warme lucht.
De nutsleidingen, zoals de verwarming, water, elektriciteit en afvoer, zijn een mengeling van oude en nieuwe elementen, deels operationeel, deels buiten werking. Van de technische installaties werden onder andere de ankerlieren, lieren voor het laden en lossen van het ruim, enkele masten en laadbomen, de stuurinrichting, de schroefas en de machinekamer bewaard. De motor heeft al vele jaren niet meer gedraaid en de schroef werd verwijderd. De machinekamer vormt een zeer mooi geheel dat op wonderbaarlijke wijze is ontsnapt aan de verbouwwoede op de rest van het schip. De achtcilinderdieselmotor gebouwd door Cockerill naar een patent van Burmeister & Wain, strekt zich uit over de vier verdiepingen van de machinekamer. De machinekamer is een indrukwekkende wirwar van leidingen, pompen, compressoren, elektriciteitskasten, generatoren, persluchttanks, oliesmeringstanks, uitlaten en werkplaatsen. Ook de grote stoomketel voor de verwarmingsinstallatie van het schip bevindt zich in de machinekamer.
Samenvattend is de erfgoedwaarde van het schip ten gevolge van uitgesteld onderhoud en de daaraan gekoppelde fysieke achteruitgang, de talrijke aanpassingen en verwijdering van de oorspronkelijke interieurelementen en de gewijzigde lay-out van het schip, te herleiden tot volgende elementen. Ten eerste is er het casco van het schip, hoewel diverse toevoegingen, verbouwingen, inbreng van nieuwe ramen, enzovoort de kwaliteit van de originele scheepsarchitectuur negatief hebben beïnvloed. Andere beeldbepalende elementen, zoals de mast vooraan, werden verwijderd. De toevoeging van de atypische kraan verstoort het beeld van het schip. Ten tweede zijn er de machinekamer, aandrijfinstallatie en werkplaatsen. Deze zijn nog volledig. Er werd weinig of niets gewijzigd omdat deze centrale ruimte niet in de weg zat voor de diverse herbestemmingscampagnes en omdat de motor sinds lang niet meer gebruikt werd. Ten derde is de sporadische aanwezigheid van de oorspronkelijke accommodatie met de originele interieurafwerking aanwezig, met name in de brug, de kaartenkamer, de trappenhallen en een aantal passagiershutten voornamelijk op het C-dek, de hut van de kapitein en een hut van de bemanning op het B-dek, het café en het restaurant.
Een tweede element is de fysieke toestand. Tijdens het korte bezoek konden ernstige waterinfiltraties worden vastgesteld via de verschillende dekken en de opbouw van het schip. Met uitzondering van de machinekamer is er sprake van een algemene verwaarlozing en ophoping van afval. Er zijn grote en voor het verdere beheer belangrijke onbekenden. De staat van het onderwaterschip, en in bijzonderheid de bijhorende plaatdiktes, is ongekend. Het Duitse Schwimmfähigkeit-attest vervalt in augustus 2013. Het is onduidelijk of en hoe dit kan worden verlengd. Eerder vermelde doorbrekingen kunnen mogelijk de stijfheid van het schip aangetast hebben. Er is nog geen compleet zicht op de corrosie van staalstructuren en mogelijke vermindering van de materiaalsecties ten gevolge de waterinfiltraties. Op de hoogste niveaus, met name de commandobrug en het onderliggende gedeelte van dek A werd wel ernstige schade door roest vastgesteld, inclusief een volledig doorgeroeste vloerplaat. De rest van de dekken A, B en C vertoonde bij oppervlakkige inspectie sporen van roestvorming. De ernst hiervan kon niet worden vastgesteld. In de romp zijn op diverse plaatsen bijkomende, niet originele, patrijspoorten aangebracht; sommige laag boven de waterlijn. Die zijn in januari 2013 deels opnieuw gedicht met het oog op de verplaatsing naar Litouwen. Het staande want is op meerdere plaatsen in slechte staat.
Het derde element is het beheer. Een belangrijke afweging vooraleer tot een eventuele bescherming over te gaan, is of er een realistisch beheer van het varend erfgoed in het vooruitzicht wordt gesteld. Er moet een leefbaar project voor het schip worden uitgewerkt, dat het voortbestaan van het schip op lange termijn garandeert. Een goede bestemming is nu eenmaal de beste garantie voor het vrijwaren van de erfgoedwaarden. Het beheer houdt ook in dat er een geschikte en zichtbare ligplaats voor de Charlesville wordt gevonden.
De moeilijkheden die in Rostock werden ondervonden om het schip een commercieel haalbare herbestemming te geven sinds de functie als opleidingsschip van de koopvaardij werd opgegeven, illustreert de moeilijkheden die kunnen ontstaan met betrekking tot het beheer van een schip van dergelijke schaal. De overheden en erfgoedzorgers in Rostock en Schwerin zien geen realistische herbestemming meer mogelijk voor het schip in Rostock.
De toekomstige bestemming van het schip is momenteel onbekend voor het agentschap Onroerend Erfgoed. Er kan op dit ogenblik dan ook geen uitspraak worden gedaan over de impact van de nieuwe bestemming op de erfgoedwaarde van de Charlesville. De herbestemming van de Charlesville moet, in geval van een bescherming, rekening houden met de aanwezige en hoger opgesomde erfgoedelementen van het schip. De herbestemming mag geen van de interne ruimtes en interieurelementen met erfgoedwaarde verstoren. Bij bescherming zal rekening moeten worden gehouden met de hoger vermelde correctie van de storende elementen van het casco, die de nog resterende erfgoedwaarde hypothekeert. Het weer vervolledigen van de interieurkenmerken is dan weer geen optie vanwege de verregaande ontmanteling. Het behoud en de restauratie van het nog aanwezige erfgoed is het doel. Een grondige statische consolidatie en conservering van de machinekamer en aandrijving is hierbij noodzakelijk.
Een verder doorgedreven fysisch en technisch onderzoek is een absolute noodzaak om de kosten voor de restauratie van de nog aanwezige erfgoedwaarden te kunnen begroten. Voorts vormt de staat van het onderwaterschip en de eventuele noodzaak om over te gaan tot een grondige herstelling in een droogdok een bepalende factor in de projectkost indien het schip in het water blijft liggen. De technische, juridische en verzekeringsvereisten om toelating te krijgen voor een verplaatsing over zee zijn evenmin gekend.
Het asbestprobleem moet in kaart worden gebracht en vervolgens worden aangepakt. Tijdens het bezoek werd alvast de aanwezigheid van asbest vastgesteld op twee locaties. In de machinekamer werd asbest gebruikt voor de isolatie van de leidingen, terwijl de koelruimtes op het E-dek met asbest werden geïsoleerd. Indien het geen bedreiging vormt voor de gezondheid kan ervoor worden gekozen om het asbest ter plaatse te laten. Dit moet worden onderzocht. Bij een bescherming als varend erfgoed kunnen enkel beheerspremies worden toegekend voor de nog resterende erfgoedwaarden.
De curator heeft 29 april 2013 als uiterste datum naar voren geschoven waarop potentiële kandidaten hun project bij hem kunnen indienen. Kort nadien zullen de Duitse curator en het Landesamt für Kultur und Denkmalpflege van de deelstaat Mecklenburg-Vorpommern een beslissing nemen. Zoals gezegd heeft de investeerder pas het voorbije weekend het schip in Rostock bezocht en zal hij deze week zijn beslissing moeten meedelen. Afhankelijk van die beslissing kunnen eventuele verdere onderhandelingen worden opgestart of afgesloten.
Dit is een antwoord op uw vragen. Ik wil hier nog aan toevoegen dat het duidelijk moet zijn dat zowel de Vlaamse als de Duitse autoriteiten sedert begin dit jaar alle mogelijke inspanningen doen om, onder meer via veelvuldig overleg, tot een oplossing te komen voor dit dossier. Ik heb in januari een brief gestuurd naar mijn ambtsgenoot, minister Mathias Brodkorb, en ik heb een aanbevelingsbrief voor de Charlesville aan Europa Nostra geschreven om het schip op te nemen in hun erfgoedproject The 7 most endangered. Er zijn overlegmomenten geweest tussen mijn kabinet en de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie, de vzw Watererfgoed Vlaanderen en de potentiële investeerders. Er was het herhaaldelijke ambtelijke overleg tussen mijn administrateur-generaal, Sonja Vanblaere, en haar ambtgenoot doctor Bednorz. En er was het plaatsbezoek aan het schip in Rostock door twee erfgoedconsulenten.
De mogelijke investeerders hebben mij een eerste conceptnota bezorgd met het uitdrukkelijke verzoek om die confidentieel te behandelen omdat ze bedrijfsinformatie bevat. De conceptnota is een eerste aanzet en bevat heel veel onbekenden en onduidelijkheden. Ik sluit mij aan bij de vraag van de investeerders om vanwege de Duitse autoriteiten meer tijd te krijgen om de haalbaarheid van het project ten gronde te onderzoeken.
Zopas werd me meegedeeld dat tegen het begin van volgende week een meer uitgewerkte versie van deze conceptnota zal worden voorgelegd, onder meer op basis van de bevindingen ter plaatse en de rapporten van de technische experts die vorig weekend ter plaatse zijn geweest. Het spreekt voor zich dat ik dit meer uitgewerkte voorstel, of andere voorstellen, voor het behoud van de Charlesville op zijn merites zal onderzoeken. Het moge echter evenzeer duidelijk zijn dat een en ander nog niet zo evident is inzake bescherming en dat de eventuele financiële consequenties enorm zullen zijn en de budgetten van de premies voor onroerend erfgoed zeker substantieel zullen hypothekeren.
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Jean-Jacques De Gucht : Minister, u geeft een volledig nieuwe betekenis aan uitvoerig antwoorden. Alvast hartelijk bedankt voor dit uitvoerige antwoord.
Ik heb nog een kleine extra vraag. Hoe groot acht u als bevoegd minister de kans dat wij, eventueel samen met privépersonen, binnen afzienbare tijd in België eigenaar zijn van de Charlesville?
De voorzitter : De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Voorzitter, minister, twee maanden geleden heb ik namens onze fractie aangedrongen op een iets meer actieve houding van de bevoegde minister ter zake. Ik had daarbij alle begrip voor het feit dat het schip niet in Vlaanderen was en niet op de lijst stond.
Het is een opportuniteit. Ik ben in die zin wel blij met uw antwoord. U hebt u heel gedegen geïnformeerd over de staat van het goed. U hebt ook heel belangrijke uitspraken gedaan vandaag. Zo zei u dat het schip ongetwijfeld een grote wetenschappelijke waarde en erfgoedwaarde in zich draagt, dat het potentieel heeft.
We zouden dit natuurlijk kunnen vergelijken met een aantal grote sites die in de sfeer van de industriële archeologie ooit beschermd en gerestaureerd zijn, maar we mogen niet dezelfde maatstaven gebruiken die we voor de bescherming van andere beschermde monumenten, woningen en panden gebruiken.
Er is de graad van afwerking en van restauratie. Ik herinner me het dossier van de Lamot-site in Mechelen. Vanuit Erfgoed heeft men toen een heel grote openheid gecreëerd om het beschermde pand te renoveren en een nieuwe functie te geven die toch respect inhield voor een aantal essentiële elementen in het gebouw. Indien men dit schip moet reconstrueren in de staat zoals het vlak na de Tweede Wereldoorlog werd gebouwd, dan is het onbetaalbaar. We moeten daar niet flauw over doen, het is zo.
Juist wegens het volume, wegens de geschiedenis van de tienduizenden Vlamingen, Belgen en anderen die een stuk van hun leven hebben opgebouwd via de verbinding met het toenmalige Belgisch-Congo, kunnen we iets doen met de zaken die wel nog overgebleven zijn zoals een aantal elementen van de oude lambrisering. Het kan een kans bieden op het vlak van belevingswaarde. Een dergelijke restauratie zal een meerjarenprogramma zijn. Het schip zal niet klaar zijn in één jaar. Ik ben het met u eens dat er een aantal essentiële elementen zijn. De overheid kan dit niet alleen doen, want we zitten met nog een aantal probleemmonumenten die maar niet vermarkt geraken en waarvan de herbestemming en de restauratie op zich laten wachten. De lijst is lang. Het schip biedt een kans.
Essentieel voor mij is ook de uiteindelijke ligplaats. Het zal geen varend erfgoed worden. Het zal voldoende stevig moeten zijn om terug naar Vlaanderen te worden getransporteerd, dat is essentieel, maar we moeten er ook een ligplaats voor hebben. Het schip moet niet opnieuw vaarwaardig worden gemaakt, want dat zou totaal andere uitgavenkosten betekenen. Ik pleit er toch voor dat u bij wijze van bewarende maatregel het niet alleen aan de privé-investeerders, die toevallig geïnteresseerd zijn op vraag van de betrokken vzw, overlaat om te beslissen om dit stuk erfgoed in Litouwen op de afbraakwerf te laten verpulveren. Het biedt een opportuniteit om een stuk erfgoed een nieuwe bestemming te geven. Het zou een meerwaarde betekenen voor de betrokken site. Mij lijkt Antwerpen daar het meest geschikt voor wegens de geschiedenis, maar misschien zijn er nog andere mogelijkheden.
Ik vraag u om alleszins te proberen om uw engagement de volgende dagen en weken, met de voorzichtigheid die u eigen is, hard te maken. U krijgt in elk geval de steun van onze fractie.
De voorzitter : De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Voorzitter, de minister heeft inderdaad een heel gedetailleerde stand van zaken gegeven van het schip. Ik had me er ook over geïnformeerd. Het minste dat we kunnen zeggen, is dat het nog heel wat erfgoedwaarde bezit door, zoals de heer Sauwens terecht opmerkte, het volume en het uiterlijk van het schip.
Minister, ik ben dan ook een beetje verbaasd dat u eraan twijfelt of het nog in aanmerking komt voor een bescherming. Wat wel juist is, volgens mij, is dat het niet gemakkelijk is om dat schip te beschermen als varend erfgoed. Het is immers niet evident dat het schip opnieuw vaarwaardig zal worden. In dat geval moet het beschermd worden als monument en niet als varend erfgoed.
Minister, tijdens uw antwoord ben ik even gaan zoeken dat is het voordeel van internet naar de François Musin, die u hebt beschermd, voorlopig in 2010 en definitief in 2011. Dat schip was bijna total loss, maar wordt wel beschermd, terwijl u twijfelt of de Charlesville nog wel in aanmerking komt als erfgoed. U moet zich ervoor hoeden om met twee maten en twee gewichten te meten. De erfgoedwaarde van de Charlesville is ongeveer het honderdvoudige van de François Musin, zij het dat ze beide voor restauratie in aanmerking moeten kunnen komen. Ik ben er echter van overtuigd dat de ingrepen op de Charlesville van een andere aard zijn dan de ingrepen die de François Musin vereist. Die laatste moet immers compleet worden heropgebouwd. Ik vind het dan ook een beetje jammer dat er wordt getwijfeld aan de waarde van de Charlesville voor ons erfgoedbeleid. Ik hoop dat u vooralsnog tot een bescherming kunt overgaan.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Dit is een bijzonder moeilijk dossier. Het heeft heel lang geduurd voor de curator heeft beslist afstand te doen van het schip. Hij had immers een rechtsgeldige verkoop. Er is gewezen op de erfgoedwaarde. De curator heeft uiteindelijk beslist dat hij onder voorwaarden bereid was om afstand te doen van de rechtsgeldige verkoop die gesloten was en die hem honderdduizenden euro actief zou opleveren en het schip voor één symbolische euro te verkopen. Hij heeft daar wel voorwaarden bij geformuleerd. Zo moet er een project zijn dat voorziet in het behoud en de uitbating van dat schip. Dat is pas gebeurd op 5 april. Er zijn meerdere investeerders gevonden die bereid zijn om dat te onderzoeken. Zij hebben een eerste conceptnota gemaakt. Het dossier is echter nog lang niet rond. Daar komen ook allerlei onbekende factoren bij kijken. Het is totaal onmogelijk om daar nu al een uitspraak over te doen. Ze zijn met technici ter plaatse geweest en zullen begin volgende week een nieuwe nota voorleggen. Eigenlijk zeggen zij aan de curator dat het niet ernstig is om op zon korte tijd een totaal uitgewerkt plan te vragen. Wij steunen hen daarin en wij vragen dan ook uitstel.
Mijnheer De Gucht, u vraagt hoe groot ik die kans acht. Ik kan daar voorlopig niet op antwoorden, temeer omdat de curator bepaalde voorwaarden stelt. Zo niet, gaat hij door met de verkoop, die rechtsgeldig is en die hem toelaat zijn faillissement af te wikkelen en een enorm groot bedrag te incasseren.
Daar komen veel onbekenden bij kijken. Ik heb de staat gegeven op basis van een eerste onderzoek door onze erfgoedconsulenten. Dat is echter nog geen diepgaand onderzoek. Ik heb het gehad over stevigheid, torsie enzovoort. Vraag is ook of dat schip nog kan worden versleept naar een droogdok. Dat is een optie die wij bestuderen, mijnheer Van Mechelen. Dan komen we echter wel in een andere situatie. Dan krijgen we een bescherming als monument en niet als varend erfgoed. Dan is niet langer het decreet op het varend erfgoed van toepassing.
Het subsidieerbare gedeelte heeft betrekking op de aanwezige erfgoedwaarden. Mijnheer Sauwens, u hebt gelijk wanneer u zegt dat het niet de bedoeling is om een reconstructie te financieren. Mijnheer Van Mechelen, er is geen twijfel over de bescherming. Alleen is er een eerste voorlopig onderzoek geweest. Ik heb al gezegd welke waarden de administratie daarin heeft ontdekt. Op het moment dat de vraag om tot bescherming over te gaan wordt gesteld, wordt er een heel grondig dossier uitgewerkt.
De privé-investeerders zien het zitten om een project uit te werken. Een aantal technische zaken moeten echter beantwoord worden. Een van die vragen is of dat schip kan worden versleept en technisch kan worden uitgebouwd tot datgene wat zij voor ogen hebben. Ze houden daarbij een aantal mogelijke bestemmingen voor ogen. Als zij dat zien zitten, moeten zij een dossier indienen bij ons en kunnen we verder gaan. Ik hoop dat zij van de curator gedaan krijgen dat hij hen wat meer tijd geeft, al was het een maand. Zij vragen tijd tot september om dat dossier grondig te kunnen bekijken.
De curator heeft op 5 april zijn voorwaarden bekendgemaakt. Op 29 april wil hij een voorstel hebben en vanaf 1 mei moet de eigenaar zich engageren voor alles. Dat is heel kort. Ik begrijp dat het niet mogelijk is om zomaar een project uit de mouw te schudden. Onroerend Erfgoed zal dat schip niet zelf kopen en beginnen uit te baten. Het is een gigantische operatie om een schip van die omvang in uitbating te houden, zij het als hotel, congresruimte, evenementenruimte enzovoort. Dat is niet de taak van Onroerend Erfgoed.
We moeten naar een privé-uitbating kunnen gaan, die natuurlijk in nauw contact met ons staat en die aftoetst wat mogelijk is. Dat dossier moet nu zijn verdere verloop kennen. Zijn de mogelijke overnemers blijvend geconfronteerd met die vervaldatum, dan zullen zij nu al een beslissing nemen op basis van het onderzoek van hun technici, die ter plaatse zijn geweest, maar van wie ze het rapport nog niet binnen hebben. Dan gaan zij op basis van de draft van hun concept, dat een algemene visie inhoudt, beslissen of ze tot een effectief plan komen, dat daarom nog geen ondernemingsplan is, maar toch een effectief plan dat toelaat om uit te baten.
Ik herhaal dat in Rostock de plannen voor herbestemming niet van de grond zijn gekomen. Die plannen zijn niet gelukt.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.