Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie
Vergadering van 25/04/2013
Vraag om uitleg van de heer Veli Yüksel tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de financiële moeilijkheden van de centrumsteden
- 1399 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Yüksel heeft het woord.
De heer Veli Yüksel : Voorzitter, minister, collegas, een tweetal weken geleden hebben de schepenen van Financiën van de Vlaamse centrumsteden samen aan de alarmbel getrokken over de penibele situatie van hun stadsfinanciën. Zij zeggen samen dat ze zonder bijkomende maatregelen van de hogere overheden federaal en Vlaams zullen moeten snoeien in de dienstverlening en in de investeringen, en dat het zeer moeilijk zal worden om het huidige belastingniveau te handhaven.
Ze vrezen voor pijnlijke gevolgen voor de bevolking wat betreft de inkrimping van de dienstverlening, het afbouwen van de investeringen, het verhogen van de vergoedingen voor allerlei gemeentelijke diensten, zelfs het verhogen van de belastingen en het terugschroeven van het aantal personeelsleden.
De financiële moeilijkheden zijn volgens de schepenen te wijten aan enerzijds een beduidende vermindering van de inkomsten uit de personenbelasting en uit de rendementen van beleggingen, en anderzijds een aanzienlijke verhoging van de uitgaven door onder meer de stijging van de pensioen- en de energieonkosten. Daarnaast verwijzen zij ook onder meer naar de vergrijzing, het stijgende geboortecijfer in de steden en een duurdere schuldfinanciering.
De dertien centrumsteden hebben in de schoot van Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) een boodschap gestuurd naar de hogere overheden met een vraag naar solidariteit. Zij moeten de verantwoordelijkheid mee helpen dragen en maken dat de centrumsteden het niet altijd op hun inwoners moeten verhalen, zo klinkt het uit de mond van Hilde Veulemans, voorzitter van de werkgroep Financiën van de centrumsteden en schepen van Financiën van Oostende.
Aan de Vlaamse overheid wordt onder meer gevraagd dat de jaarlijkse groei met 3,5 procent van het Gemeentefonds gegarandeerd wordt voor de hele duur van de legislatuur, de periode 2013-2018. Alleen zo kunnen de gemeenten met een redelijke graad van zekerheid hun eigen meerjarenplanning 2014-2019 afwerken. Ze vragen ook dat de subsidies voor de gesubsidieerde contractuelen worden geïndexeerd. Ze vragen dat het systeem van rioolsubsidies wordt aangepast, waardoor individuele gemeenten absolute zekerheid kunnen krijgen over welke subsidiering ze hiervoor de komende jaren mogen verwachten. Rioolprojecten vragen altijd zeer zware inspanningen, ondermeer door de ermee gepaard gaande wegenwerken, en in deze financiële moeilijke tijden zullen gemeenten die werken alleen blijven doen als de cofinanciering door de Vlaamse overheid verzekerd is.
Ze vragen ook dat men bij de komende onderhandelingen over een sectoraal akkoord voor de periode 2014-2019 voor het personeel van de lokale besturen geen financiële engagementen aangaat tegenover de vakbonden die uiteindelijk door de gemeenten moeten worden gedragen. Ze vragen de Vlaamse en de federale overheid om geen maatregelen te nemen met een negatieve invloed op de dividenden die gemeenten krijgen als aandeelhouder van de netbeheerders voor elektriciteit en aardgas. Als er moet worden ingegrepen in de energieprijs, moet dat eerst gebeuren door de federale overheid door het btw-tarief van 21 procent te verlagen.
Ten slotte vragen ze ook aan de Vlaamse en federale overheid om in hun eigen budgettaire oefening geen maatregelen te nemen die een negatieve impact hebben op de lokale financiën, en dat, als er bijkomende taken en opdrachten aan de gemeenten worden gegeven, de kosten hiervan integraal zouden worden gecompenseerd. Ik denk dat die zin vooral slaat op de discussie rond de overheveling van bepaalde bevoegdheden in het kader van de staatshervorming met betrekking tot het grootstedenbeleid.
Minister, deelt u de bekommernis van de centrumsteden? Deelt u hun zienswijze dat de hogere overheden de steden ter hulp moeten komen om hen te helpen de financiële moeilijkheden te boven te komen? In welke mate bent u als minister van Steden bereid om deze kwestie aan te kaarten bij uw collegas in de Vlaamse Regering en hebt u dat reeds gedaan?
In welke mate wilt en kunt u tegemoetkomen aan de gevraagde engagementen? Beschikt de Vlaamse Regering zo nodig over de nodige financiële ruimte om daar een positief antwoord op te geven? Op welke wijze zult u met de Vlaamse centrumsteden in overleg treden om hun bekommernissen nader te bespreken en na te gaan welke maatregelen er eventueel kunnen worden genomen?
De voorzitter : De heer Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : Minister, wat de heer Yüksel aanhaalt, is meer dan terecht. Ik verwijs ook naar de alarmkeet van uw partijgenoot, de heer Tobback senior, die stelt dat er een acute problematiek is, die misschien zelfs aanleiding kan geven tot verlies van duizenden jobs. In mijn eigen stad alleen al hebben wij meer dan honderd jobs moeten schrappen op middellange termijn. Als we dat over heel Vlaanderen bekijken, zou dat inderdaad, zoals de heer Tobback senior aanhaalt, over duizenden jobs kunnen gaan. Ik sluit me dan ook graag aan bij de vragen van de heer Yüksel.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Collegas, natuurlijk ben ik mij zeer bewust van de financiële uitdagingen van de centrumsteden. Ik begrijp hun noodkreet ook. Die financiële problematiek geldt trouwens voor alle lokale besturen. Het gaat niet zozeer om een puur stedelijke problematiek, al vervullen stedelijke centra wel een specifieke centrumfunctie, waardoor de problematiek acuter kan zijn. Zij hebben natuurlijk wat hogere uitgaven, om aan die centrumfunctie te kunnen voldoen.
De Vlaamse Regering onderkent zeker die bijzondere situatie. Onder andere de verdelingsregels van het Gemeentefonds maken dat duidelijk. Er is een duidelijk voordeel voor centrumsteden en grootsteden ten opzichte van andere, net vanwege die specifieke functie die ze vervullen. Er is een hele tijd geleden een specifiek stedenbeleid ontwikkeld, waar de overheid middelen aan heeft verbonden. Wij erkennen die situatie dus zeer zeker.
Het is ook van groot belang dat het bestuur dat het meest burgernabij is, het lokale bestuur, een belangrijke kwaliteit van dienstverlening kan behouden, dat het kan inspelen op demografische evoluties en daarmee samenhangende vragen.
Aan de andere zijde is er natuurlijk de sociaal-economische realiteit. Het is er een waar alle overheden van dit land mee worden geconfronteerd. Iedereen moet de tering naar de nering zetten en daar in zijn beleidskeuzes maximaal rekening mee houden.
Ook de Vlaamse overheid moet geregeld een besparingsronde lopen, maar wij hebben ervoor geopteerd om zowel het Steden- als het Gemeentefonds te blijven laten groeien met 3,5 procent per jaar. Zo is bijvoorbeeld het budget van het Stedenfonds tussen 2009 en 2013 toegenomen met 14 procent. Dat is niet niets, als u kijkt naar de besparing die wij in dezelfde periode op redelijk wat manieren en in redelijk wat departementen hebben moeten doorvoeren.
Dus ja, wij beseffen dat de uitdagingen op het lokale niveau niet klein zijn en dat we daar middelen tegenover moeten stellen. En er zijn niet enkel de middelen, de aangroei van de middelen is significant hoger dan de aangroei van middelen op andere plekken. Ook in de nieuwe Stedenfondsperiode, 2014-2019, wil ik die groei op 3,5 procent houden, zodat de meerjarenplanning van de steden daar rekening mee kan houden. Er is bij de sanering ook op geen enkele manier geknipt in middelen voor bijvoorbeeld stadsvernieuwing.
Natuurlijk kan ook Vlaanderen stappen vooruit zetten. De oproep van onder andere burgemeester Tobback om te kijken naar een aantal vormen van vereenvoudiging, is zeer belangrijk. Ik geloof dat mijn collega Bourgeois, die daarvoor bevoegd is, heeft geantwoord dat hij zou kijken om het maximaal mogelijke te doen wat betreft de vereenvoudiging. Het is namelijk niet logisch om lokale overheden veel extra taken en lasten op te leggen die veel personeel zouden vergen, op een moment waarop het moeilijk is om dat personeelsbestand aan te houden. Dat is een zeer belangrijke taak die weggelegd is voor de Vlaamse Regering, waarbij elke minister afzonderlijk misschien eens moet screenen, en vooral moet voortgaan op de werkelijke vragen van de lokale overheden.
Misschien is het lang niet gek dat de VVSG een kleine inventaris zou overmaken van zaken waarin zij een grote winst op het vlak van vereenvoudiging zien, die kan resulteren in een minder sterke personeelsinzet bij de lokale overheden, zonder dat de dienstverlening of de bedoeling van die regels helemaal zouden worden gefnuikt. Met het geld dat we hebben, proberen we al veel te doen. De grootste winst ligt mijns inziens in de vereenvoudiging die wij de steden en gemeenten zouden moeten kunnen bieden.
Ik wil daar absoluut samen aan werken met collega Bourgeois. Hij is aan zet, maar ik wil daar op alle mogelijke manieren graag aan meewerken, via mijn administratie en andere kanalen. Stel dat daar onderzoek voor nodig is en dat een dergelijke inventaris niet voorhanden is, dan wil ik mee zoeken naar middelen om dergelijk onderzoek te financieren.
De voorzitter : De heer Yüksel heeft het woord.
De heer Veli Yüksel : Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik onthoud dat u erkent dat er uitdagingen zijn voor alle gemeenten en steden in Vlaanderen, maar vooral voor de steden. U wilt de groei van 3,5 procent voor het Gemeente- en het Stedenfonds aanhouden, ook voor de periode 2014-2019, wat een concrete vraag was van de centrumsteden. Ik vind dat dan ook een goed signaal. De vraag is alleen of u dat ook voor de volgende regeringen hard kunt maken.
De piste van de administratieve vereenvoudiging vind ik zeer interessant. Daar kunnen inderdaad een aantal efficiëntiewinsten gerealiseerd worden. Die oefening mag er echter niet toe leiden dat de dienstverlening aan de bevolking eronder lijdt. Ook op dat punt zitten we op dezelfde lijn. Ik onthoud uw oproep aan de VVSG om punten op te lijsten om de administratieve vereenvoudiging door te voeren. Heel de Vlaamse Regering maakt daar werk van. Wij zullen die boodschap ook doorgeven.
De voorzitter : De heer Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : Minister, ik vind uw suggestie ten aanzien van de VVSG bijzonder interessant. Ik neem aan dat zij de werkzaamheden van deze commissie volgen en dat ze dit wel zullen horen of lezen. Een analyse van de VVSG zou ons al op weg kunnen helpen. U geeft zelf aan dat u daar met minister Bourgeois aan zult werken, maar het is natuurlijk ook aan ons, lokaal actieve politici, om kort op de bal te blijven spelen. Ikzelf zal dat alleszins doen.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Ik zal mijn collega vragen of wij samen zon brief kunnen sturen naar de VVSG. Het lijkt mij zeer zinvol om hun suggesties eens te kennen en daar eventueel ook onderzoek naar te laten voeren. We hebben natuurlijk ook een kenniscentrum. Ik wil daar op alle mogelijke manieren graag toe bijdragen.
Het klopt, mijnheer Yüksel, dat een volgende regering decreten met aangepaste groeivoeten kan uitvaardigen als ze dat wil, maar voor de middelen van het Stedenfonds is het wel zo dat de nieuwe convenanten voor de komende periode worden afgesloten in april 2014. Met andere woorden: op dat moment moeten ook de financiële engagementen tot 2019 worden vastgelegd. Het is dus nog deze regering die die nieuwe convenanten afsluit en die dus, zoals het decreet ook voorschrijft, de groeivoet zal aanhouden en vastleggen in die convenanten.
Op welke manier men verder wil werken met betrekking tot het Gemeentefonds, is een andere zaak. Dat zou u even moeten nagaan bij mijn collega. Het is in elk geval mijn intentie om ervoor te zorgen dat steden in hun meerjarenplanning rekening kunnen houden met die 3,5 procent tot 2019 voor wat het Stedenfonds betreft.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.