Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Vergadering van 17/04/2013
Interpellatie van de heer Joris Van Hauthem tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de uitspraken van de burgemeester van Vilvoorde betreffende het beleid van de Vlaamse Regering ten aanzien van de Rand in het algemeen en Vilvoorde in het bijzonder
- 65 (2012-2013)
Interpellatie van de heer Jo De Ro tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de oproep naar meer steun in de aanpak van grootstedelijke problemen in de Rand
- 68 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Voorzitter, op 14 maart 2013 heeft de burgemeester van Vilvoorde onder de titel Ze snappen niets van de Vlaamse Rand een opmerkelijk interview in De Standaard gegeven. Als opener kan dat natuurlijk tellen. De burgemeester van een gemeente, in dit geval Vilvoorde, geeft een opmerkelijk interview, waarin hij in feite stelt dat niet alleen zijn gemeente met alle stedelijke problemen kampt. Ik citeer: Toch worden we nauwelijks ondersteund door de Vlaamse Regering. Ik mis visie.
De burgemeester verwijst uiteraard naar een gegeven dat we hier al vaak hebben besproken, namelijk de demografische evolutie, vooral in Brussel, en de maatschappelijke noden die dit met zich meebrengt. Ik citeer: Vilvoorde is de snelst groeiende stad van Vlaanderen maar we blijven structureel onderbedeeld. We hebben een schrijnend gebrek aan jeugdcafés, ontmoetingsruimtes en sportinfrastructuur voor jongeren. ( ) Twee: schoolse achterstand. Nergens in Vlaanderen is het probleem zo acuut als hier. Dat gaat van haperende kleuterparticipatie over het aantal zittenblijvers tot tuchtstraffen en schoolverlaters. Schoolopbouwwerk en naschoolse begeleiding zijn hier o zo belangrijk. Dat zijn groeiende problemen in alle randgemeenten. Maar Vlaanderen heeft daar geen oren naar en steekt de kop in het zand.
Volgens de burgemeester baseert de Vlaamse Regering haar beleid op statistieken en gegevensbanken die de realiteit op het terrein in de Rand volkomen verkeerd weergeven. Dat leidt tot verkeerde keuzes, waardoor gemeenten zoals het West-Vlaamse Mesen extra middelen ontvangen voor hun maatschappelijk kwetsbare jongeren, terwijl bijvoorbeeld Vilvoorde, Halle, Machelen en Zaventem daarvan worden uitgesloten. De burgemeester eindigt met een vernietigende uitspraak: De regering verkijkt zich op het feit dat Brussel overloopt: er is een demografische explosie aan de gang en Vilvoorde is het bruggenhoofd. De overheid negeert dat, want er is gewoon geen visie op de regio. Wij zijn vragende partij voor overleg.
Minister, dat is niet alleen een opmerkelijk vraaggesprek, het is ook een frontale aanval op het beleid van de Vlaamse Regering in het algemeen en van u, als minister van de Vlaamse Rand, in het bijzonder. Er bestaat geen beleid of visie op het feit dat wij het overvloeigebied van Brussel zijn. Vilvoorde krijgt bij uitstek die hoofdstedelijke problemen over zich heen. U biedt daar met het beleid dat u op dit ogenblik voert, geen antwoord op. Minister, bij de bespreking van de beleidsnota en de beleidsbrieven hebben wij ook al een paar keer gezegd dat wij de indruk hebben dat u wat het Randbeleid betreft een beetje op automatische piloot vliegt en dat er geen adequate antwoorden komen op de uitdagingen die zich meer en meer voordoen.
De burgemeester beklaagt zich ook over het feit dat Vilvoorde geen centrumstad is en bijgevolg ook een aantal financiële middelen mist. Dat debat hebben wij al gevoerd in de commissie Binnenlandse Zaken. U hebt daar gezegd dat er in elk geval in deze legislatuur aan het Gemeentefonds niets zal veranderen. Er zullen dus in deze legislatuur geen centrumsteden bijkomen.
Minister, het interview is opmerkelijk en zeer hard voor het beleid van de Vlaamse Regering in de Rand. Wat is uw mening over de visie van iemand die dan toch burgemeester is op het terrein?
De heer Eric Van Rompuy : Een socialist.
De heer Joris Van Hauthem : Ja, en dan? Hij is burgemeester van een stad, en die stad is Vilvoorde.
Minister, d eelt u de visie van de burgemeester van Vilvoorde? Bent u het ermee eens dat we niet langer op automatische piloot kunnen blijven vliegen en dat u derhalve wordt aangemaand het beleid voor De Rand bij te sturen? Is het overleg dat de burgemeester heeft gevraagd er al geweest? Zo ja, wat is daar desgevallend het resultaat van?
De voorzitter : De heer De Ro heeft het woord.
De heer Jo De Ro : De heer Van Hauthem heeft mijn burgemeester al uitgebreid geciteerd. Dat ga ik dus niet opnieuw doen. Voor mij waren de signalen van de dagen nadien minstens even belangrijk. Niet alleen de burgemeester van Vilvoorde heeft de kat de bel aangebonden, de dag nadien sloten de burgemeesters van Dilbeek en Halle zich daarbij aan. Daarmee is het rijtje van de regeringspartijen compleet: elke burgemeester behoort tot een van die partijen. Zij trokken allemaal aan de alarmbel.
De grootstedelijke problemen en de nieuwe evoluties en uitdagingen in de Vlaamse Rand worden door de Vlaamse Regering onvoldoende aangepakt. Daar ligt de kern van de zaak, de rode draad van het verhaal. Er is een tekort aan ontmoetingsruimtes en sportinfrastructuur voor jongeren, een bevolkingsgroep waarvan het aantal in maatschappelijk kwetsbare situaties toeneemt. De problematiek van de schoolse achterstand is in een aantal steden en gemeenten zeer acuut en Halle-Vilvoorde heeft een grote achterstand in welzijnsvoorzieningen. Bovenal hekelen we het gebrek aan visie om de migratiestroom en de bevolkingstoename in de Rand aan te pakken en vragen we extra maatregelen en extra middelen.
Minister, u hebt hierop al verscheidene keren gereageerd. U weerlegt toch een deel van de kritiek van de burgemeesters, dat de Vlaamse Regering de Rand niet begrijpt, door onder andere te verwijzen naar de profielschetsen van de steden en gemeenten uit de Vlaamse Rand. U zegt niet onmiddellijk extra middelen te kunnen vrijmaken, maar u bent wel bereid om de erkenningscriteria van het Gemeentefonds te herbekijken. Volgens de berichtgeving wil u nog voor de zomer een hervormingsplan binnen de meerderheid aftoetsen. Maar in dezelfde interviews hoorde ik u er ook aan twijfelen of de evenwichten in al die akkoorden over het Gemeentefonds en de centrumsteden überhaupt kunnen worden veranderd. Er is dus goodwill, maar er is weinig geloof.
Minister, mijn vragen sluiten aan bij die van de vorige interpellant, maar ze zijn toch niet gelijklopend. Welke garantie heeft de Vlaamse Regering dat de profielschetsen waarnaar uitdrukkelijk is verwezen een correct beeld geven van de toestand van de Vlaamse Rand? Dat is cruciaal. Meten is weten, zei een vroegere minister van de Vlaamse Rand. Vriend en vijand hebben zich daar altijd bij aangesloten. Maar als men meet, moet men correct meten. De ervaring van de laatste weken leert dat in de Vlaamse Rand steeds pijnlijker wordt aangetoond dat die databanken en profielschetsen niet altijd de juiste informatie bevatten en niet altijd de juiste prognoses maken.
Vindt de Vlaamse Regering dat, ondanks de duidelijke achterstand op verschillende beleidsdomeinen, de huidige aanpak volstaat om de leefkwaliteit in de Vlaamse Rand de komende jaren te vrijwaren? Riskeren de problemen die zich ten gevolge van de migratie en bevolkingstoename voordoen, niet moeilijker beheersbaar te worden als er nu geen extra beleid wordt gevoerd? Zal de Vlaamse Regering extra hefbomen creëren voor de lokale besturen om de grootstedelijke problemen in de Rand aan te pakken? Zo ja, welke?
Voor mijn laatste vraag maak ik abstractie van de afspraak die er inderdaad al is gemaakt tussen het kabinet en het stadsbestuur van Vilvoorde. Zou het niet goed zijn om een datum te prikken voor overleg tussen de Vlaamse Regering en meerdere steden en gemeenten van de Vlaamse Rand? Zou dat overleg er kunnen komen? Kan er een periodiek overleg komen? Het zou een belangrijk signaal zijn, niet alleen van u maar ook van de andere ministers, om dat overleg in onze regio te houden en niet in Brussel. Cijfers en feiten komen daar meer tot leven. De acuutheid van de situatie komt meer tot leven als we dat ter plaatse kunnen doen, met alle respect voor de uitnodiging op een kabinet of in het parlement.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Voorzitter, minister, dames en heren, voor de eerste vraag moeten we het antwoord van de minister afwachten wat betreft de studies en het cijfermateriaal waar de Vlaamse Regering zich op baseert.
Wat de tweede vraag betreft, wil ik een en ander nuanceren. Jammer genoeg is er een maand over deze problematiek heen gegaan en worden hier nu een aantal zaken door elkaar gehaald. Mijnheer De Ro, de burgemeesters van Dilbeek, Halle en Vilvoorde hebben niet aan de alarmbel getrokken, het was de burgemeester van Vilvoorde die via zijn interview in de kranten en op de regionale televisie een problematiek heeft aangekaart. Daarop heeft de minister geantwoord. Daarop heeft de betrokken burgemeester zijn stellingen genuanceerd. Daarop hebben zowel burgemeester Pieters van Halle als ikzelf voor Dilbeek ons aangesloten bij de stand van zaken die na al die nuanceringen tot uiting kwam. Dat is heel wat anders dan de teneur die u nu aan deze interpellatie geeft: u plaatst Halle en Dilbeek in eenzelfde positie als Vilvoorde. Dat is een oppositiestandpunt van Open Vld.
Dat gaat over het Randbeleid van de minister en dat is helemaal niet de discussie die we toen aan het voeren waren. Die was veel ruimer, die ging ook over onderwijs, mobiliteit, welzijn en noem maar op. Dat was de inbreng van de collega uit Halle en van mijzelf; we willen dit overkoepelend bekijken. Het betreft de hele Vlaamse Regering en diverse beleidsdomeinen. Dat vergt een heel andere aanpak. Het is meer dan eventjes: wat gaat u daaraan doen? U somt de vragen op. Die zijn al gesteld. We weten wat de minister bevoegd voor de Rand kan doen en vooral wat hij niet kan doen. Dat is nu eenmaal zo. Dat geldt ook voor de minister bevoegd voor Brussel. Die vragen zijn perfect vergelijkbaar.
Twee dagen na de feiten heb ik opgeroepen tot een aanpak voor de hele regio die het liefst niet partijpolitiek tot stand komt, maar met alle betrokken partijen samen. Dat is nodig omdat het enorm belangrijk en overkoepelend is.
U hebt uw vragen gesteld, de minister zal daarop antwoorden. Ik hoop dat we het vervolg van het verhaal niet op die manier moeten doen, want dat is een pingpongspel. U kunt dan verwijzen naar de vorige minister van de Rand. Dat is dan een collega van de burgemeester. Ik dring erop aan om niet die weg in te slaan. De regio heeft problemen, laat dat duidelijk zijn. De problemen zijn gekend, net zoals de cijfers en de uitdagingen. Ik roep op om een brede basis te leggen. We kunnen dat in deze legislatuur niet meer oplossen. Er zijn hier al oplossingen genoemd, zoals een herziening van het Gemeentefonds. Dat moet op een iets langere termijn gebeuren. Dat lukt niet meer in het komende jaar. Ik roep op om zeker vanuit deze commissie de gehele problematiek aan te pakken. Dat is mijn innigste wens, vandaar mijn uitspraken kort na de oproep van burgemeester Bonte.
De voorzitter : Mevrouw De Vits heeft het woord.
Mevrouw Mia De Vits: Voorzitter, minister, dames en heren, ik vind het belangrijk om een discussie te voeren over het beleid in de Rand. Minister, u hebt de rol van coördinerend minister. U moet erop toezien dat de eigenheid van de Rand wordt erkend en dat de zaken in beweging komen. We hebben de noodkreet gehoord. Sommigen zeggen dat een partij die deel uitmaakt van de meerderheid, geen dergelijk harde analyse mag maken. Wel, die analyse van Hans Bonte is niet nieuw. De Vlaamse Regering heeft die analyse zelf gemaakt bij de start van deze legislatuur.
De heer Segers heeft het al gezegd, dit is een ruime problematiek, daarom heb ik er niet voor gekozen om een interpellatieverzoek in te dienen. Het gaat niet alleen over het jeugdbeleid en het onderwijs, maar ook over welzijn en mobiliteit. We kunnen dit niet afhandelen met alleen maar interpellaties.
Vier jaar na die analyse van de Vlaamse Regering is het moment gekomen voor een bredere aanpak. Ik stel voor om één of meerdere hoorzittingen te organiseren over de Rand. Ik vind dat we een breed debat moeten voeren over de stand van zaken. We moeten nagaan hoe we het beleid verder kunnen invullen en verbeteren.
We hebben ondertussen beslissingen genomen die volgens de betrokkenen nefast zijn voor de Rand. Ze halen de herziening van de subsidieregeling voor het lokale jeugdwerk aan. De middelen bestemd voor maatschappelijk kwetsbare jongeren worden als voorbeeld genoemd. Er zullen nog wel andere zijn. Hoewel de Vlaamse Regering die middelen verhoogd heeft, heeft een stad als Vilvoorde 60.000 euro minder ontvangen doordat de verdeling van de middelen anders verloopt. Vilvoorde kampt met gelijkaardige problemen als de grootsteden. We kunnen ons dan ook vragen stellen bij die subsidieregeling.
Op een reeks domeinen werden de verkeerde beslissingen genomen: welzijn, mobiliteit en jeugd. We moeten vertrekken van de analyse van vier jaar geleden en uitzoeken in welke richting we verder moeten gaan. Daarom stel ik voor om hoorzittingen te organiseren.
De voorzitter : De heer Van Rompuy heeft het woord.
De heer Eric Van Rompuy : De jongste dagen zijn een aantal burgemeesters, niet alleen in Vilvoorde, zich aan het profileren. Ze extrapoleren hun problemen naar de Vlaamse overheid. Die zou onvoldoende ondernemen en financieren. Ik zal Tobback niet noemen, maar hij is niet de enige. De problemen zijn niet nieuw en nu proberen de nieuwe burgemeesters de schuld in onze schoenen te schuiven. Zelfs Landuyt geeft de minister van Binnenlands Bestuur de schuld voor de financiële toestand van Brugge.
Ik ben van Zaventem, ik ken de problemen van Vilvoorde. Ze bestaan allang maar zijn de jongste jaren versneld toegenomen. We zien de toestroom vanuit Schaarbeek en Haren, we zien de internationalisering. Er zijn problemen op het vlak van sociale huisvesting, want die heeft een andere dimensie gekregen doordat de huurders geen oorspronkelijke inwoners zijn. Er is een verdringingseffect van de bestaande inwoners. We zien ook schoolachterstand. In bepaalde gemeenten heeft 90 procent van de kinderen niet het Nederlands als thuistaal. In een stad als Vilvoorde is er hoge jeugdwerkloosheid.
Het gaat om een algemene problematiek, die we niet enkel in de deze commissie, in het Vlaams Parlement, moeten bekijken. Het gaat om een algemene welzijns-, tewerkstellings-, en huisvestingsproblematiek. Dat kun je niet reduceren tot het beleid van de Vlaamse Rand. In de Vlaamse Rand zijn bepaalde problemen de jongste jaren helaas versterkt doordat men zo dicht bij Brussel zit. De gemeenten moeten daar echter ook zelf aan werken. Ook in Zaventem heeft 90 procent van de kinderen niet het Nederlands als thuistaal. Ook daar is er een groeiende kansarmoede in het centrum. Vanuit het eigen onderwijs-, huisvestings- en inburgeringsbeleid moet de gemeenten aan die problemen werken.
Er wordt gezegd dat Vlaanderen de kop in het zand steekt en de Vlaamse Rand laat vallen. Het is gemakkelijk om een externe vijand te zoeken en te klagen dat de gemeenten de nodige middelen niet krijgen. Ik vind dat een manier van doen die zeer partijpolitiek is en gericht op het eigen gelijk. Dat wil niet zeggen dat er in het beleid niet meer oog en oor voor is. Ik vind dat de gemeenten hun verantwoordelijkheden wat afwentelen. Gemeenten als Dilbeek, Sint-Pieters-Leeuw, Halle en Zaventem ondervinden dezelfde problemen als Vilvoorde. Misschien heeft Vilvoorde wat te lang gewacht om die problemen aan te pakken en zoekt het nu, geconfronteerd met excessen, een externe vijand. Ik vind dat verkeerd.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Ik heb samen met de heer Bonte een interview gehouden op Radio 1. We zijn beiden gelijktijdig vanop afstand geïnterviewd. Ik heb de heer Bonte gezegd dat ik het vreemd vind dat hij eerst naar de media is gestapt om te zeggen dat hij een gesprek wil met mij. Ik heb hem gezegd dat mijn deur openstaat. Ik heb vaak burgemeesters, schepenen en lokale bestuurders over de vloer. We zijn partners. We zoeken oplossingen voor problemen. Er zijn geen toverformules. Ik vind dat het wat vreemd is verlopen. Ik begrijp dat de oppositie daarop springt, het aangrijpt en een interpellatieverzoek indient. Mijnheer De Ro, u bent mee uitgenodigd. Maar laat ons goed de volgorde in acht nemen. Eerst komt de burgemeester naar buiten met zijn probleem, vervolgens nodig ik hem uit. Op 2 mei komen we samen, met de heer Bonte, de heer Ro en misschien nog andere vertegenwoordigers van de stad. Het punt is natuurlijk dat ik hier vandaag al een antwoord zal formuleren. De vraag is wat er nog meer te vertellen zal zijn. Ik heb de collegas die betrokken zijn ook uitgenodigd: minister Vandeurzen zal er zijn, minister Smet zal er niet bij zijn, maar stuurt wel een medewerker. We zullen die aangelegenheden bespreken.
Zoals mevrouw De Vits zei en zoals iedereen die deze commissie volgt, weet, kent de Vlaamse Regering wel degelijk de toestand. Er is een analyse gemaakt die we ook opvolgen. We doen dat in het bijzonder voor de Vlaamse Rand. Ik heb een heel nieuw systeem uitgewerkt om van elke stad een aantal criteria in kaart te brengen die belangrijk zijn om beleid te voeren. Die profielschetsen zijn een ongelooflijk goed instrument om aan beleid te doen en ook om te benchmarken. Dat zeg ik in alle bescheidenheid. Ik hoor van lokale bestuurders, tot welke partij ze ook behoren, dat dit een fantastisch instrument is. Ik heb dat samen met de Studiedienst van de Vlaamse Regering ontwikkeld.
Ik ken de heer Bonte goed. We zijn vroegere stadsgenoten. We kennen elkaar ook uit de Kamer. Het verrast mij wat dat hij publiekelijk zegt dat die data niet kloppen. Wij staan natuurlijk open voor opmerkingen. Ik heb eigenlijk nog maar één opmerking gehoord over die profielschetsen met betrekking tot Vilvoorde, namelijk dat de gegevens van Kind en Gezin niet zouden kloppen. De profielschetsen worden gemaakt door de in mijn ogen uitstekende Studiedienst bij de Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid (DAR), bij de minister-president, die overigens anders ook goed studiewerk verricht. Daar zitten enorm veel data in, die uiteraard worden aangeleverd door sectoren: de gemeenten zelf, Kind en Gezin, onderwijs, enzovoort. Die data worden allemaal samengebracht. Daar komt heel veel informatie uit voort. Straks zal ik wat gegevens over Vilvoorde geven. Recentelijk werden die data uitgebreid en geüpdatet door de DAR. Als een stad of gemeente zou vaststellen dat er verkeerde informatie in staat, vraag ik hen dat alstublieft te laten weten. Er kan altijd wel een fout in zitten.
Vilvoorde beweert dat de cijfers van Kind en Gezin niet kloppen, omdat men geen rekening houdt met de vele geboorten die in Brussel plaatsvinden. Kind en Gezin laat echter weten dat dat niet klopt. Het is niet omdat een kindje in een materniteit van Brussel of een andere stad wordt geboren, dat Kind en Gezin dit kindje niet bij de cijfers van Vilvoorde rekent, waar de ouders wonen. Kind en Gezin beweert dat de cijfers wel kloppen. We kunnen natuurlijk in dialoog gaan of dat al dan niet juist is. Als Vilvoorde met cijfers kan bewijzen dat de informatie van Kind en Gezin niet correct is, neem ik aan dat Kind en Gezin zijn cijfers wel zal bijstellen. Daarom ben ik blij dat minister Vandeurzen zal deelnemen aan de bespreking.
Tot nu toe heb ik nog geen fundamentele opmerkingen gekregen over die profielschetsen. Ik krijg daar enkel positieve commentaar op. Soms zeggen ze dat de cijfers niet snel genoeg geüpdatet zijn. Dat is natuurlijk ook niet gemakkelijk. Je kunt niet elke maand nieuwe cijfers over huisvesting, kinderen, onderwijs, anderstaligen, enzovoort invoeren. De Studiedienst doet dat echter wel op geregelde basis. Recent nog werden de profielen aangevuld. Ik merk op het terrein, zowel bij de ambtenaren in de steden en gemeenten, als bij de politici, journalisten en mensen die geïnteresseerd zijn, dat ze zeer tevreden zijn over dat instrument.
Wie Vilvoorde bijvoorbeeld niet kent, kan uit die profielschets enorm veel informatie halen. Op 10 jaar tijd is er een groei van 15,3 procent van het aantal inwoners. Dat is een bovengemiddelde groei. Het aantal personen van vreemde afkomst is gestegen met 37,8 procent. Dat is een fenomenaal sterke stijging. In 2009 bedroeg de binnenlandse inwijking 505 en de buitenlandse 213. In totaal waren er in 2011 1688 niet-werkende werkzoekenden, waarvan 60,8 procent niet-Belgen. In 2011 had 41,5 procent van de leerlingen in het lager onderwijs niet het Nederlands als thuistaal. In het beroepssecundair onderwijs was dat 40,1 procent. De schoolse vertraging in het secundair onderwijs bedroeg 43,9 procent, waarvan niet-Nederlands 57,5 procent. Ik zou zo nog kunnen doorgaan over sociale woningen, armoedegraad enzovoort. Het is dus totaal onjuist te stellen dat wij niet over die gegevens beschikken. Klopt daar iets niet van? Werken we niet met de meest recente cijfers? Dat kan altijd. Je werkt nu eenmaal met statistieken. We kennen in ieder geval de situatie. De analyse voor de Rand werd vier jaar geleden gemaakt. We hebben er met die profielschetsen nog een instrument aan toegevoegd dat voor elke gemeente in de Vlaamse Rand de beleidsmatig relevante zaken oplevert.
De administratie is ook vragende partij. Als men op het terrein beweert dat er iets niet klopt of het wenselijk vindt dat men nog een paramater toevoegt, dan kan dat. Er is niets aan dat onveranderlijk is. We staan open voor dialoog op dit vlak.
Dat we de problemen in de Vlaamse Rand niet zouden kennen, is volkomen onjuist. Dat we geen beleid zouden voeren of dat we dat op automatische piloot zouden doen, is ook onjuist. We hebben een strategische visie, met heel wat nieuwe klemtonen. Ik zal niet heel mijn verticaal beleid herhalen. We hebben dat hier al uitvoerig gedaan. Er is de versterking van de middelen voor de vzw. Er is ook het beleid dat we voeren met Binnenlands Bestuur.
Ik leg een nieuwe klemtoon, waarbij ik de band maak tussen integratie en het beleid voor de Vlaamse Rand. Dat wordt toch wel geapprecieerd op het terrein. Ik heb u de cijfers van Vilvoorde gegeven omdat daar een bijzonder hoog percentage niet-Belgen is, omdat we met een nieuwe influx zitten, niet langer in hoofdzaak de Franstalige bourgeoisie uit Brussel die overvloeit naar de Vlaamse Rand, maar een internationalisering, migratie die fenomenaal is en een enorme druk zet op die steden en gemeenten. Vilvoorde is daar bij uitstek het voorbeeld van. We kennen die problemen dus. De middelen waarover ik beschik, groeien niet. We zitten met een budgettair carcan. Ik doe dus een heroriëntering van de middelen, ten nadele van een aantal gemeenten met veel tweede, derde en vierde generatie inwijkelingen. Er komt daar veel protest van Limburgse gemeenten tegen. Ik heb echter verklaard dat er in Vlaams-Brabant heel wat gemeenten zijn die een enorme invloed van de eerste generatie kennen. Een gevolg is dat Vilvoorde veel meer middelen zal ontvangen. Dat wordt bij de andere gemeenten afgebouwd.
De integratiediensten zijn prioritair. Er zijn vijf integratiediensten. Er zijn ook vier integratiediensten die momenteel worden opgestart. Er komt er in Ternat waarschijnlijk nog eentje bij. We werken hier in sterke mate aan. Er komen bijkomende middelen voor de integratiediensten. Concreet zal dat voor Vilvoorde een stijging van 100.000 euro nu naar 180.000 euro in 2016 betekenen. Die stijging zal pas in 2016 zijn voltooid omdat ik in Limburg gradueel wil afbouwen. We kunnen volgend jaar moeilijk stellen dat er maar een beperkt budget is. Dit gaat immers gepaard met lopende projecten en dergelijke. De Vlaamse Regering heeft hier begrip voor opgebracht. Er is een zeer sterk probleem met integratie in Vlaams-Brabant. De band met het beleid ten aanzien van de Vlaamse Rand is kolossaal.
Hoewel ik dat niet kan bewijzen, meen ik persoonlijk dat de resultaten van de gemeenteraadsverkiezingen een licht positieve tendens aantonen. We kunnen hierover natuurlijk discussiëren. Er is voor het eerst een daling van het aantal stemmen op Franstalige partijen. Er is een groei van het aantal stemmen op Nederlandstalige partijen. Dit gaat op bepaalde plaatsen weliswaar ten kosten van de taalgemengde lijsten. Er is in elk geval een lichte knik.
De resultaten op het terrein zijn bijzonder moeilijk te meten. De mensen van vzw de Rand hebben me verklaard dat ze gestaag doorwerken. Er wordt veel op onthaal en op integratie ingezet. Dat gebeurt in samenwerking met het cultureel leven en met de lokale besturen. We zien vooruitgang. In tegenstelling tot de Franstalige bourgeoisie tonen de nieuwkomers de bereidheid zich te integreren. Dat verloopt niet gemakkelijk. Het is zelfs bijzonder moeilijk.
Het gaat hier vaak om niet-economische migranten. We hebben het rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in de commissie en volgens mij ook tijdens een plenaire vergadering besproken. We kennen de samenstelling van de groep mensen die in België toekomen.
Wat scholing betreft, ligt de situatie moeilijk. Er zijn veel ongeschoolde mensen bij. Er is in Vlaanderen hoofdzakelijk werk voor geschoolde mensen. Bovendien is 11 procent van de binnenkomers analfabeet. Het is niet zo evident die mensen in een hoogontwikkelde, industriële samenleving werk te bieden. De omgevingsfactoren zijn bijzonder moeilijk. We hebben echter het gevoel dat we vooruitgang boeken.
Ik kan dat niet meteen meten. Normaal gezien, zullen de resultaten van de Taalbarometer eind dit jaar gekend zijn. Dit zal, naast de profielschetsen, voor de eerste keer een meetpunt verschaffen. De Taalbarometer levert ondertussen wel verdienstelijk werk in Brussel. We beschikken over de nieuwe resultaten voor Brussel. Met betrekking tot de grote talen, Frans, Nederlands, Engels en Arabisch, zijn de resultaten zeer opmerkelijk. Ik hoop dat we ook voor de Vlaamse Rand over resultaten zullen kunnen beschikken. Die resultaten zullen misschien nog niet veel zeggen. Het gaat immers om een eerste meting. Het onderzoek zal op termijn evenwel resultaten opleveren.
De integratie is een eerste belangrijk element van vernieuwing in het horizontaal beleid dat we voeren. Daarnaast is er ook het welzijnsbeleid. In de zorgregio Vilvoorde hebben we 77 bijkomende buitenschoolse opvangplaatsen gecreëerd. Minister Vandeurzen voert een uitbreidingsbeleid. Na de grootsteden Brussel, Antwerpen en Gent staan in de prioriteitenlijst vier gemeenten uit Halle-Vilvoorde in de lijst met de tien eerst gerangschikte gemeenten. Het gaat om vier gemeenten uit de Vlaamse Rand, namelijk Vilvoorde op drie, Dilbeek op zes, Grimbergen op acht en Halle op tien. Die gemeenten maken deel uit van de prioriteiten die minister Vandeurzen heeft bepaald. Er is daar immers een zeer grote nataliteit.
Er staan twee projecten in de steigers. Er komt een nieuwbouw voor een kinderdagverblijf met 110 plaatsen in Vilvoorde. Er komt ook een nieuwbouw voor een woonzorgcentrum met 181 woongelegenheden. De eerste subsidie bedraagt 2,4 miljoen euro. De tweede subsidie bedraagt 13,38 miljoen euro.
Wat het werkgelegenheidsbeleid betreft, werpt het taalbeleid van de VDAB vruchten af. Opleidingen worden gekoppeld aan het leren van de taal op de werkvloer. Die scholingspraktijken zijn gekend. De VDAB brengt de taal bij aan die mensen die de taal niet spreken en op de arbeidsmarkt zoeken.
Wat het onderwijs betreft, bedragen de middelen voor Rand en Taal jaarlijks 1.020.898 euro. We trekken hiermee bijkomende lestijden uit. We zijn met de bijkomende omkadering gestart. Er zijn 2757 bijkomende lestijden voor de basisscholen in de Vlaamse Rand.
Wat de capaciteit betreft, is tijdens de recente begrotingscontrole besloten aan Vilvoorde en aan Asse elk 5 miljoen euro voor de onderwijscapaciteit toe te kennen. Dat is samen 10 miljoen euro. Dat is meer dan de stad Antwerpen ontvangt. De mensen die beweren dat deze regio niet in aanmerking komt, moeten de cijfers onder ogen kunnen zien.
Wat huisvesting betreft, verwijs ik naar het project Lavendelveld. Dat project bestaat uit twee fases. In de eerste fase worden 24 huurappartementen gebouwd. In de tweede fase komen daar 21 koopappartementen bij.
Wat economie betreft, hebben we het Strategisch Actieplan voor Reconversie en Tewerkstelling (START) en is er aandacht voor de mobiliteit. We besteden daarbij vooral aandacht voor de reconversie in het gebied Vilvoorde-Machelen. Aangezien iedereen dit dossier kent, ga ik daar niet dieper op in.
Wat de ruimtelijke ordening en de open ruimte betreft, heeft de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) het landprogramma voor de landinrichting in en rond Vilvoorde opgesteld. Dit programma volgt de as Woluwe-Trawool-Floordambos. Er worden daar ook een aantal quick wins geboekt.
Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) heeft op het grondgebied van de stad Vilvoorde een aantal initiatieven genomen. De lopende initiatieven passen in het Bruegelproject. Het betreft de uitbreiding en de inrichting van het Tangebeekbos en de Tangebeekvallei, de uitbreiding en de inrichting van het Hoogveld, in het verleden ook het Stadsrandbos Noord genoemd, de uitbreiding en de inrichting van het Houtembos, de restauratie en opwaardering van het park Drie Fonteinen en de vervollediging van de fietswandelverbinding Van basiliek tot basiliek.
Vilvoorde speelt een heel belangrijke rol in de noordelijke groenpool die hier al uitgebreid aan bod is gekomen. Ik herinner me trouwens dat de heer Demesmaeker hier destijds vragen over heeft gesteld.
Heel wat horizontale beleidsdomeinen verlenen hier prioriteit aan. Er zijn inzake de integratie, de kinderopvang en het onderwijs nieuwe klemtonen gelegd. Ik weet dat de problemen van die kinderen reusachtig zijn. Het probleem van de schoolse achterstand, de leerachterstand en het schoolverlaten zonder diploma is een groot probleem in onze samenleving. Dat is niet enkel het geval in de Vlaamse Rand, maar ook in grotere gebieden met een concentratie aan mensen van vreemde afkomst.
We moeten hier met zijn allen werk van maken. Ik ben dan ook blij met Onderwijsdecreet XXIII. Minister Smet zet in sterke mate in op bijkomende lessen Nederlands voor de mensen die onvoldoende Nederlands kennen. Die mensen krijgen eerst een taalbad. Die kinderen zijn niet minder intelligent dan andere kinderen. Ze kunnen vaak niet mee omdat ze na het kleuteronderwijs in het lager onderwijs in een omgeving terechtkomen waar ze bepaalde zaken niet kunnen volgen. We moeten op heel de cyclus inzetten. Ik wil beklemtonen dat in de Vlaamse Rand in bijkomende omkadering voor het onderwijs is voorzien.
Op de erkenning van Vilvoorde als een centrumstad wil ik niet ingaan. De heer Van Hauthem is zo correct geweest op te merken dat daarover twaalf paginas gedrukt verslag bestaan. Dat is al eens in de Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme besproken. De heer van Rouveroij heeft over dit onderwerp een interpellatie gehouden. Verschillende mensen, waaronder mevrouw Brouwers, hebben toen het woord genomen. Ik zal dat hier niet allemaal herhalen. Wanneer de mensen van de stad Vilvoorde langskomen, wil ik dat nog wel eens bespreken. Nu lijkt het me echter niet aan de orde. Bovendien vormt de herziening van het Gemeentefonds een moeilijke en delicate oefening.
De laatste vraag heeft betrekking op het overleg. Er is op 2 mei 2013 overleg gepland. Het verwondert me echter dat de interpellant niet blijkt te weten dat er ook een periodiek overleg is. Het Platform van de randgemeenten, waar Vilvoorde deel van uitmaakt, vergadert regelmatig. We zouden kunnen besluiten dat er meer en geregelder overleg moet komen. We kunnen alles bekijken. We kunnen met betrekking tot dit onderwerp met de gouverneur, die het overleg coördineert, rond de tafel zitten.
Indien het stadsbestuur van Vilvoorde vindt dat er problemen zijn, moeten we die problemen kunnen bespreken. Ik heb begrepen dat het stadsbestuur vooral twee of drie punten naar voren wil brengen.
Ten eerste, het stadsbestuur vindt dat Vilvoorde een centrumstad is. Dit maakt deel uit van de totale oefening. Ik heb niet meer geld voor het Gemeentefonds. We kunnen dit jammer vinden. Ik vind dat alvast jammer. Een herverdeling kan echter enkel ten koste van anderen. Dat is dan ook een bijzonder delicate oefening. Willen we van grote steden en de centrumsteden geld afnemen om dat elders bij te voegen? Willen we met een groeivoet werken? Willen we een oefening maken die aan de basis van een andere verdeling met andere parameters ligt? Dat zou dan ingaan tijdens de volgende legislatuur, wanneer er hopelijk wat meer geld is.
Ten tweede, volgens het stadsbestuur van Vilvoorde kloppen de parameters niet met de profielschetsen. Ik heb hierover gezegd wat ik te zeggen heb. Indien iets niet klopt, mag dat altijd worden gesignaleerd. Indien er iets niet zou kloppen, moeten we dat aanpassen. Dat is evident.
Men zegt, ten derde, dat men onderbedeeld is en dat men minder middelen krijgt. Men zegt dat Vilvoorde door een herverdeling bij het fonds voor jeugdwerk 60.000 euro minder krijgt. Dat hoor ik nu ook van mevrouw De Vits. Daarom heb ik ook minister Pascal Smet uitgenodigd. Hij zegt dat de gehanteerde criteria objectief zijn. Dat heeft tot die verdeling geleid. Ik heb liever dat u hem daar rechtstreeks op aanspreekt. Ik ga mij als minister van de Vlaamse Rand niet mengen in een totaalpakket van criteria dat voor heel Vlaanderen geldt.
Wat integratie betreft, heb ik mijn werk gedaan. Ik heb gezegd dat daar meer geld naartoe moet en dat er een immense druk op de Rand is. Er zijn daar veel meer nieuwkomers. Dat heeft binnen Vlaanderen geleid tot een herverdeling.
De vertegenwoordiger van minister Smet zal erbij zijn. In acht genomen de hele publieke heisa die daardoor werd veroorzaakt, zijn dat tot nu toe de drie mij bekende pijnpunten. Als er nog nieuwe elementen bijkomen, zullen we die op 2 mei met veel plezier bespreken. Maar ik voel een beetje gêne want alles is al publiekelijk gezegd. Maar ik moet natuurlijk antwoorden als er interpellaties zijn. Wie weet komt er op 2 mei nog meer uit de bus en kunnen we nog meer dingen afspreken.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Ten aanzien van de collegas die denken hier een partijpolitiek spel in te zien, wil ik zeggen dat ik niet inzie wat de kleur of de partijpolitieke obediëntie van een burgemeester ertoe doet bij het al dan niet aan de alarmbel trekken als hij denkt dat hij dat moet doen. Wie dat interview leest, schrikt toch even. Het komt van iemand van het terrein.
We weten ook dat het debat ruimer is. Maar, minister, u hebt als minister voor de Rand een coördinerende functie. Het gaat inderdaad over Welzijn, Jeugd, Integratie, Onderwijs en dergelijke. We kunnen natuurlijk alle commissies aflopen en alle ministers daarover ondervragen. Ik dacht dat we precies daarvoor een minister hadden die specifiek bevoegd is voor de Rand, die over al die beleidsdomeinen gaat wat de Rand betreft.
Het overleg komt er dus op 2 mei. Maar, minister, wat u nu hebt gezegd, vormt een beetje een herhaling van wat u hebt gezegd naar aanleiding van de beleidsbrief. We zullen ook dat debat niet overdoen. Het feit dat de druk op de Rand zo groot is en dat de Rand verder internationaliseert en niet meer verfranst, zoals dat eertijds het geval is, heeft natuurlijk te maken met de immigratie, zoals we al lang weten. U hebt zelf gezegd dat het OESO-rapport heel duidelijk aangeeft dat het voor een heel groot deel om mensen gaat die niet in eerste instantie om economische redenen hierheen komen. Wij moeten er wel de gevolgen van dragen, op welk vlak dan ook: onderwijs, tewerkstelling, integratie Maar wat kunt u anders doen dan dweilen met de kraan open? Daar komt het voor een deel op neer: de kraan staat open en de minister voor de Rand dweilt en zet er hier en daar nog eens een emmer onder met extra maatregelen. U staat in voor de gevolgen van een bepaald soort beleid waarop u geen vat hebt. Maar, minister, ik blijf het herhalen: ik verwijt u dat u niet hard genoeg op tafel slaat. Het is niet omdat een bepaald domein niet uw bevoegdheid is, dat u niets moet doen. Het is juist dat immigratie nu eenmaal een federale bevoegdheid is, maar wij zijn wel bevoegd voor de opvang. Wij zitten dus wel met de gevolgen. Zeker, en zeer specifiek, in de Rand. Het feit dat er ook uit Vilvoorde jihadisten vertrekken, zegt wel bijzonder veel over wat daar aan de hand is. De noodkreet van de burgemeester is volgens mij voor een deel ook daardoor geïnspireerd.
Minister, u moet meer doen dan alleen maar ervoor zorgen dat de gevolgen van een bepaald beleid binnen de perken worden gehouden. Integratie, allemaal goed en wel, maar op de duur speelt zoiets als de macht van het getal. Macht is een verkeerd woord, maar ik vind er geen beter. Wie gaat op de duur nog ten aanzien van wie integreren? Is dat nog mogelijk als we met bepaalde percentages zitten? We mogen ons toch eens die vragen stellen?
Minister, ik herhaal dus mijn pleidooi: klop nu eens op de federale tafel en zeg daar dat wij, met het nefaste beleid dat men daar voert, met serieuze gevolgen zitten. Niet wij alleen, maar heel Vlaanderen. Maar toch zeker en vast de gemeenten in de Rand, door de nabijheid van Brussel en het feit dat alles overvloeit. En dus moeten we werken aan het wegnemen van de oorzaak van die druk op onze gemeenten, in plaats van enkel een poging te doen om de gevolgen ervan binnen de perken te houden.
De voorzitter : De heer De Ro heeft het woord.
De heer Jo De Ro : Mijnheer Van Rompuy, u zei dat Vilvoorde misschien veel eerder een beleid had moeten voeren. Wel, soms word je een slachtoffer van je beleid. Het verbaast me dat u dat zegt. Voor wat betreft een van de themas die de minister heeft aangehaald, sociale huisvesting, verzoek ik u eens de tabellen te bekijken. Daar zult u zien hoeveel sociale woningen de 308 Vlaamse gemeenten hebben, in percentages en in absolute cijfers. Dan hoeft het niet te verbazen dat de instroom in onze gemeenten de afgelopen jaren nog zeer sterk is toegenomen. Misschien moet ik het omgekeerd zeggen: mocht er in veel gemeenten al langer iets gebeurd zijn rond sociale huisvesting, dan zou de spreiding over Vlaanderen beter verlopen. Ik vind het dus een beetje gemakkelijk om te zeggen dat Vilvoorde misschien eerder een beleid had moeten voeren.
Minister, wij gaan inderdaad aan tafel zitten, en het klopt dat er regelmatig overleg is met burgemeesters. Maar naar aanleiding van enkele recente gebeurtenissen en uitspraken zou het, denk ik, goed zijn dat wij het, naast dat regelmatig overleg, over een aantal themas kunnen hebben in het specifieke overleg dat wij nu zullen hebben met Vilvoorde en de Vlaamse Regering met meerdere gemeenten die betrokken zijn in de Rand. Een aantal van die gemeenten zijn hier vandaag al genoemd.
Ik zeg niet dat de profielschetsen volledig fout zijn. Ik heb ze in het verleden als ambtenaar ook gebruikt. Er staan ook cijfers in van ex-collegas van het departement Onderwijs waarvan ik de juistheid en accuraatheid alleen maar kan appreciëren. Maar er zijn ook stukken van die profielschets die niet kloppen. Wij hebben een nieuw college, een nieuwe bestuursploeg. In het kader van de beleids- en beheerscyclus (BBC) zijn wij met onze externe omgevingsanalyse bezig. Wij baseren ons op alle cijfers die we van Vlaanderen en van onze eigen diensten kunnen krijgen. Dan zien we toch een aantal frappante verschillen. Een van de eerste dagen dat ik hier als parlementslid zat, en dat is nog niet zo lang geleden, heb ik daarover, naar aanleiding van de cijfers over maatschappelijk kwetsbare jongeren, een vraag gesteld aan minister Smet.
Een fundamenteel probleem in de profielschets heeft niet te maken met de data die vaststaan, maar wel en in het bijzonder met de prognoses met betrekking tot de bevolkingsgroei. Dat zit zelfs nog in de profielschets die op 24 maart ter beschikking werd gesteld. Daarin werden die cijfers opnieuw opgenomen. U hebt zelf gezegd dat wij een stad zijn met een sterk stijgende bevolking. Wie de cijfers van de afgelopen tien jaar bekijkt, ziet dat wij inderdaad explosief gegroeid zijn. Wij niet alleen, onze zuiderburen in Brussel kennen hetzelfde probleem. Maar wij zijn in Vlaanderen de stad met de snelst groeiende bevolking. Op bladzijde 4 van de nieuwste profielschets die van alle gemeenten werd gemaakt, staat te lezen dat Vilvoorde in 2013 40.584 inwoners zou hebben en dat zou, volgens die prognose, stijgen naar 42.184 in 2020. Nu kunt u zeggen dat ik in tientallen paginas profielschets dat ene foutje heb gevonden. Maar die bevolkingsprognose is voor mij essentieel. Voor de mensen die in Brussel het beleid moeten voeren op het vlak van onderwijs, infrastructuur, sociale huisvesting en welzijn geven die cijfers een indicatie van hoeveel mensen daar in de toekomst zullen wonen.
Het gaat dan over de vraag hoeveel tijd we nog hebben om in te spelen op fenomenen zoals een bevolkingsgroei. Als ik dan lees dat we in 2020 42.184 mensen zullen hebben, dan klopt dat niet. Voor de jongste tien jaar klopte het ook niet: elke prognose heeft er flink naast gezeten. Men leert dus niet uit de foute prognoses op dat vlak.
Onze gemeenteraad heeft nog maar net ons woonplan voor 2013 goedgekeurd, op een of twee stemmen na, van de Franstaligen. Elke gemeente moet dat hebben, in het kader van provinciale en Vlaamse subsidiëring. We hebben daarbij onze eigen cijfers naast de bevolkingsprognose gelegd, omdat we op dat vlak zelf toch wel beter werk wilden leveren. We zien dat we eind 2012 al flink boven het cijfer van 40.584 zaten dat nu is gepubliceerd als toekomstig cijfer voor 2013. Onze diensten melden me dat er voor 2020 sprake zal zijn van meer dan 50.000 mensen, namelijk 51.879 mensen, om precies te zijn. Sterker nog, ik heb deze ochtend gebeld naar de bevolkingsdienst en momenteel zijn we met 41.564 mensen. Die cijfers kan men niet alleen bij ons halen: die staan in andere databanken, die zowel door de Vlaamse overheid als door de federale overheid kunnen worden geraadpleegd. De bevolkingsprognose stelt op pagina 4 van onze profielschets dat we dit huidige cijfer van 41.564 mensen pas halen in 2016 of 2017. Ik wil me daar echt niet vrolijk over maken. Ik weet hoeveel werk de Studiedienst eraan wijdt, hoeveel ambtenaren daarmee bezig zijn. Wij beweren echter dat deze bevolkingsprognoses zeer specifiek voor de Vlaamse Rand mank lopen. Bij ons gaat het immers veel sneller. Ik hoor dat ook in buurgemeenten.
Ik zal niet ingaan op de technische details. Destijds heb ik ook vragen gesteld aan de mensen die bezig zijn met bevolkingsprognoses. Ze houden zich bezig met de nataliteit, de mortaliteit en de migratie. Waar loopt het dan fundamenteel fout? Dankzij deze en de vorige Vlaamse Regering heeft onze stad heel wat middelen gekregen voor de omschakeling van onze kanaalzone. Daar wordt de komende tien jaar heel veel gebouwd. Daar is in het verleden al gebouwd. In diverse andere wijken wordt er ook gebouwd. We hebben de cijfers die wij op tafel leggen, niet uit onze duim gezogen. Ze zijn geaccrediteerd door onze gemeenteraad, maar goed, men zou kunnen opwerpen dat dit eigenbelang is. Ze zijn echter de voorbije tien jaar al gestaafd, want onze prognoses lagen altijd veel dichter bij de waarheid. We zullen dat ook op 2 mei op tafel leggen.
Ik wou het niet alleen over mijn eigen stad hebben. Daarom ook heb ik u, als minister bevoegd voor de Vlaamse Rand, geïnterpelleerd. Het is niet de bedoeling u met alle onheil te confronteren, maar aangezien we geen minister uit de Vlaamse Rand meer hebben, moet ik wel kijken naar de minister bevoegd voor de Vlaamse Rand om die signalen en die bezorgdheid door te geven aan zijn collegas. Als er fouten zitten in die profielschetsen, dan moet dat worden opgemerkt, want dit leidt daadwerkelijk tot een beleid dat de Vlaamse Rand centen kost.
Lang voor deze interpellatie heb ik in de commissie Jeugd de minister van Jeugd geïnterpelleerd over de maatschappelijk kwetsbare jongeren. Ik weet niet of er vandaag leden aanwezig zijn die toen ook aanwezig waren. Door de cijfers die men gebruikt om maatschappelijk kwetsbare jongeren te identificeren, krijgen alleen al in onze regio vijf gemeenten die vroeger wel geld kregen om met die jongeren om te gaan, nu geen geld meer. Dan gaat het over Drogenbos, Liedekerke, Halle, Vilvoorde en Asse. Uiteraard zijn we tevreden met het vernieuwde beleid dat u zelf voert als minister van Inburgering. Op dat vlak zijn de cijfers en de subsidies beter aan elkaar gekoppeld. U kunt me zeggen dat ik die vraag aan de minister van Jeugd moet stellen. Ik heb dat gedaan, en hij heeft me geantwoord dat hij met de Vlaamse Regering heeft geprobeerd want het is een besluit van de Vlaamse Regering om op basis van objectieve cijfers te gaan werken met betrekking tot die maatschappelijk kwetsbare jongeren, en niet meer op basis van perceptie. Dat was een paar dagen voor het interview.
Ik kan niet in het hoofd van mijn burgemeester kijken, maar toen we de brief kregen dat Vilvoorde onvoldoende maatschappelijk kwetsbare jongeren telt om de komende zes jaar nog middelen te krijgen, dan zakte onze broek daar echt van af. Dat gold zowel voor de meerderheid als voor de oppositie. Het gaat over de komende zes jaar. Er is immers geen overgangsmaatregel: op 1 januari 2014 valt dat geld volledig weg. Ik heb hier in de commissie Jeugd de kat de bel aangebonden. Mijn burgemeester heeft dat gedaan in de pers. Collega-schepenen hebben dat achter de schermen gedaan. Het is niet zo dat we de pers hebben opgezocht om daar massaal een partijpolitiek spel van te maken, want alle partijen in onze stad beseften bij de start drie maand geleden dat we voor zeer grote uitdagingen staan. Een stad kan die uitdagingen echter niet alleen aan. Ik kom daar deze namiddag tijdens het actualiteitsdebat nog op terug. Professionelen en vrijwilligers hebben de afgelopen weken serieuze inspanningen geleverd. De Vlaamse Regering gaat voor maatschappelijk kwetsbare jongeren nu werken met objectieve gegevens en niet meer op basis van perceptie. Dat is in mijn stad, niet alleen bij het bestuur, maar over de partijgrenzen heen, en ook bij de administratieve diensten mensen die hard werken in die sectoren bijzonder ongelukkig aangekomen, en dan druk ik me nog eufemistisch uit.
U hebt verwezen naar de inspanningen op een aantal terreinen. Ik heb het al gezegd het is misschien raar dat een lid van de oppositie dat zegt maar ik ben daar niet bevreesd voor : de Vlaamse Regering heeft wel degelijk grote inspanningen geleverd inzake ondersteuning. Net voor het paasreces hebben we in Asse en Vilvoorde nog extra middelen gekregen voor infrastructuurwerken aan scholen, niet in de rest van de Rand en ook niet in Brussel. We gaan onze verantwoordelijkheid daar nemen.
U verwees naar een nieuw kinderdagverblijf en een nieuw woonzorgcentrum. Ik hoef het u niet te vertellen, dat zijn oude gebouwen die we door nieuwe vervangen. Als ik me niet vergis, komen er in het woonzorgcentrum geen extra plaatsen. In het kinderdagverblijf is er een lichte stijging, maar die is absoluut niet in verhouding met de bevolkingsaangroei: van 33.000 naar 41.000 in de laatste tien jaar. Volgens de prognoses gaan we naar 51.000 in de komende jaren. De extra plaatsen volstaan zeker niet.
Ik wil het nog eens onderstrepen, ik wil het werk van de Vlaamse administratie zeker niet volledig afbreken, de profielschets is een goede zaak. De lezer moet wel verder gaan dan de eerste twee bladzijden, dan zet de lectuur je aan het denken. Niet de cijfers van Kind en Gezin maar die van onderwijs zijn interessant, en die staan op pagina zeventig.
De Onderwijskansenindex (OKI) geeft een waardering van het aantal kansarmen, van de maatschappelijk kwetsbare jongeren in het onderwijs. Het zou raar zijn mochten er grote verschillen bestaan tussen de cijfers van het jeugdwerk en die van het onderwijs. Voor Vilvoorde is dat cijfer 1,9 op een schaal van 0 tot 4. Als de rest van Vlaanderen veel hoger zou zitten, zou ik hier nu moeten zwijgen, maar dat is niet zo. De regionale steden, waar Vilvoorde toe behoort, scoren een coëfficiënt van 1,1 en de Vlaamse Gemeenschap heeft 0,7.
De profielschets is een zeer nuttig instrument. Wie lokaal actief is, grijpt er vaak naar. Er is wel een fundamenteel probleem: de snelheid van opvolging van wat er in de Rand gebeurt en dat het ene deel van de Vlaamse overheid betere cijfers heeft dan het andere. Het is jammer dat men niet over de muurtjes kijkt om de beste cijfers te gebruiken.
Ik heb politiek verlof op het ministerie van Onderwijs. Met enige fierheid kan ik zeggen dat de cijfers voor het onderwijs niet alleen voor Vilvoorde maar voor heel Vlaanderen zeer accuraat zijn. In het onderwijs zitten immers alle jongeren. Daar worden al hun profielschetsen gemaakt. We zullen dat op 2 mei staven met feiten. De cijfers van Kind en Gezin omvatten veel minder jongeren. Dat is geen verwijt, maar een oproep om de juiste cijfers te gebruiken.
Het gaat niet alleen om Vilvoorde: betreffende maatschappelijk kwetsbare jongeren gaat het om Halle, Drogenbos, Vilvoorde, Asse en Liedekerke. Dat zijn vijf gemeenten en steden uit onze regio. Zeven gaan er achteruit, vijf daarvan in de Rand. Ik wil een oproep doen: op zon moment moet de minister van Jeugd aan de alarmbel trekken, net zoals de minister van de Rand in zijn coördinerende rol. U moet gaan kijken wat er precies veranderd is en waarom die vijf gemeenten plots geen voldoende maatschappelijk kwetsbare jongeren meer zouden tellen ten opzichte van de vorige bestuursperiode. We hebben wel degelijk heel wat maatschappelijk kwetsbare jongeren, niet alleen in Vilvoorde het is niet enkel een pleidooi voor mijn eigen stad , maar in een groot aantal gemeenten in de Rand die met dat versnelde fenomeen worden geconfronteerd. Zij rekenen op hogere overheden om samen verantwoordelijkheid te nemen, niet om verantwoordelijkheid af te schuiven.
De voorzitter : Mevrouw De Vits heeft het woord.
Mevrouw Mia De Vits : Mijnheer Van Rompuy, u zegt dat er nu burgemeesters buiten de Rand zijn die aan de alarmbel trekken. Ik denk niet dat de heer Tobback op zijn leeftijd nog profilering nodig heeft. Ik heb gisteren in de commissie Buitenlands Beleid al gezegd dat er zich een ernstig probleem voordoet, namelijk dat je door het bezuinigingsbeleid van Europa en alleen door dat bezuinigingsbeleid het risico loopt dat de investeringen van lokale en regionale overheden achteruitgaan. Wij zien dat aan de hand van studies in het Comité van de Regios. Als die investeringen achteruitgaan, valt dus ook uw groei stil en komen we terecht in een situatie waarnaar we nu aan het evolueren zijn.
Er ligt in de Europese Commissie eindelijk een wijziging voor waarbij men ook een sociaal investeringspakket vraagt op terreinen als gezondheidszorg, ouderenzorg, kinderopvang enzovoort. Steunen wij dat, ja of nee? Wordt dat de tweede poot van het economisch beleid in Europa? Willen we dat of willen we dat niet? Als we dat niet willen, zullen de groeicijfers verder stilvallen. Dan zullen we inderdaad zoals de heer Tobback op televisie zei voor een veel groter drama staan dan Ford Genk. De gemeenten, de lokale en regionale overheden, doen namelijk een belangrijk pakket van de investeringen in een land.
Ten tweede, mijnheer Van Rompuy, ben ik het ook absoluut niet met u eens wanneer u zegt dat bepaalde burgemeesters een externe vijand zoeken. Dat is helemaal niet het geval. Wat de heer De Ro vandaag zegt en dat werd mij trouwens al overgemaakt door de heer Bonte toont wel aan dat het niet gaat over een externe vijand, maar over het trekken aan de alarmbel omdat er een probleem is dat een debat vereist.
Hoe u het ook draait of keert, het is zo dat er een aantal zaken gebeurd zijn. Laten we ze eens bekijken. De inhaalbeweging op het gebied van welzijn bijvoorbeeld, is heel povertjes voor wat Brussel-Halle-Vilvoorde betreft. Op het vlak van de bijzondere jeugdbijstand is er een enorme nood, maar ook daar scoren we heel slecht. Het aantal plaatsen voor jonge kinderen bij de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning (ckgs) is in Vlaams-Brabant het laagste in vergelijking met de andere provincies. Slechts de helft van de programmatie van de gezinszorguren zijn ingevuld in Halle-Vilvoorde. Zo zou ik nog door kunnen gaan. Er zijn wel zaken gebeurd, maar volgens mij gaat het te traag.
Voorzitter, we hebben er belang bij, zoals de heer De Ro heeft aangegeven, om inzake de profielen een debat te voeren over wat er al dan niet verkeerd is gelopen. Het zijn zaken die een debat vergen. Ze gaan niet over politieke spelletjes, ze vragen een grondig debat. We kunnen de problemen niet oplossen met deze twee interpellaties, vandaar dat ik mijn vraag herhaal. Er zal overleg plaatsvinden, maar ik meen dat het nodig is om in onze commissie voor de Rand grondiger te debatteren. Ik vraag dus nogmaals om een hoorzitting.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Voorzitter, minister, bedankt voor de toelichting. Ik had erover gedacht om het in mijn betoog te hebben over de integratie, maar ik vermoedde al dat u het er uitgebreid over zou hebben. Het is een beleidsdomein waarvan we zouden kunnen zeggen dat het los staat van de Rand, maar waaraan binnen de Rand toch bijzondere aandacht wordt gegeven. Dat wordt door heel veel gemeentebesturen geapprecieerd.
Dit is een voorbeeld van hoe het in de toekomst zou kunnen zijn in meerdere beleidsdomeinen. Ik wil ertoe oproepen dat debat eens op te starten, hier in deze commissie. Dan praat ik echt niet over partijpolitiek. Toen ik het over partijpolitiek had, had ik het over een aantal formuleringen die in de vraagstelling staan. De ruime problematiek moeten we het liefst partijoverschrijdend benaderen.
Ik moet nog even iets aanhalen dat partijpolitiek is, daarna sluit ik dat hoofdstuk af. Een maand geleden werd er een oproep gelanceerd, werd er een deur geopend bij de minister en wilden burgemeesters en dergelijke samen een gesprek aangaan. Uiteindelijk stapt een van die partners, de stad Vilvoorde in dit geval, op eigen initiatief naar de minister. Dit scenario wil ik vermijden. We zouden dit in groep moeten kunnen doen, partijoverschrijdend. Jullie hebben natuurlijk de macht van het getal. Vilvoorde is de grootste stad. Maar Dilbeek heeft amper 750 inwoners minder. Zo kun je allerlei gradaties aanbrengen. Ik ben van mening dat we dat net niet moeten doen. (Opmerkingen van de heer Jo De Ro)
Neen, u hebt dat niet gedaan. Ik wil maar zeggen dat het verkeerd zou zijn dat wel zo te benaderen. U hebt zelf terecht de problematiek in Asse aangehaald rond scholen en jeugd. Die problematiek moet worden bekeken. Ook in Halle is er een dergelijke problematiek. We moeten het niet gemeente per gemeente aanpakken, maar per regio. We moeten van de hele Rand een regio maken die bijzondere aandacht en zorg verdient. Ik sluit me aan bij het voorstel van mevrouw De Vits om een hoorzitting te organiseren. Dat lijkt me het komende jaar een taak voor deze commissie.
De voorzitter : De heer Van Rompuy heeft het woord.
De heer Eric Van Rompuy : Ik sluit graag aan bij wat de heer Segers zegt. Op het eerste gezicht zou je denken dat Zaventem een zeer rijke gemeente is die zulke problemen niet kent. We zitten echter ook met een inwijking van 500 inwoners vanuit Brussel per jaar. Wij kennen ook de wijken zoals in Vilvoorde. Ook wij zien schoolachterstand en zitten met een probleem van fuifzalen. In deze commissie zit niemand van Sint-Pieters-Leeuw, maar daar stellen zich dezelfde problemen. Zelfs stukken van Halle kennen dezelfde problemen. Het is een algemeen probleem in de Vlaamse Rand. We zitten in een post-BHV-periode. We hebben enorm veel energie gestopt in BHV. Laten we die bladzijde omdraaien. Er zijn nu andere problemen. Die problemen moeten ook op het lokale vlak worden behandeld. Er moeten middelen worden vrijgemaakt op het lokale vlak.
Het is een enorm snel proces. Gemeenten als Vilvoorde, Zaventem of Sint-Pieters-Leeuw zagen er tien of vijftien jaar geleden helemaal anders uit. De laatste vijf jaar is die evolutie in een stroomversnelling geraakt. De laatste jaren zien we inderdaad ook dat Vlaams-Brabant een onderbedeling heeft in kredieten, niet alleen inzake wegenisinfrastructuur, maar ook inzake sociale woningbouw, welzijn enzovoort. Een reden daarvoor is ook dat er op het terrein te weinig initiatief wordt genomen. Die subsidies komen niet zomaar uit de lucht vallen. Er moeten aanvragen worden ingediend, projecten worden opgestart. Instellingen moeten een beroep doen op die subsidiëring. De problematiek van onderwijsachterstand en sociale integratie was tien jaar geleden geen acute problematiek. Nu is ze dat wel. Daarom moet er ook een versnelling gebeuren in die subsidiëring en de initiatieven. Op het vlak van kinderopvang, huisvesting enzovoort, moeten er niet alleen initiatieven komen vanuit de overheid, maar ook vanuit de privésector.
Ik blijf, zonder aan partijpolitiek te doen, bij mijn kritiek. We moeten oppassen dat het niet gaat om groot-Bonte versus Bourgeois, waarbij Bonte zegt dat hij voor Vilvoorde zijn slag heeft thuisgehaald. Als we zo gaan beginnen, kan iedereen in de Rand profiel halen. Maar dan moet je ook weten wat je gaat vragen. Wat vraagt Vilvoorde? Meer middelen voor sociale huisvesting? En als dat niet mogelijk is, is dat dan omdat ze niet beantwoorden aan die criteria? De vraag is wat je uiteindelijk vanuit het beleid wilt als aanvulling bij je eigen beleid.
Vilvoorde heeft een nieuw bestuur. Als elk bestuur de dingen die het zelf niet kan financieren, gaat afwentelen op een hogere overheid: daar moeten we mee oppassen.
De heer Jo De Ro : Mijnheer Van Rompuy, het is nu al de tweede keer dat u probeert de bal naar Vilvoorde terug te spelen. Herlees eens wat mijn burgemeester gezegd heeft en dit zeg ik ook aan u, mijnheer Segers. Hij is niet van mijn partij. We hebben lang gediscussieerd om een meerderheid te vormen. Maar die is nu wel heel solide. Iedereen in die meerderheid doet zijn ding. Ze zijn allemaal gebekt zoals ze gebekt zijn. De ene doet dat via de pers, de andere in het parlement, nog een andere achter de schermen. We zullen daarmee ook vooruitkomen. Maar iedereen van ons college, ook de oppositie, zegt dat dit geen Vilvoords probleem op zich is. Onze burgemeester heeft op 14 maart in De Standaard ook niet gezegd dat de Vlaamse Regering Vilvoorde niet begrijpt. We hadden dat kunnen doen.
Ring TV heeft een heel mooie collage gemaakt van hoe schepenen en de burgemeester van de vorige meerderheid in 2007, 2008 en 2009 aan de Vlaamse overheid hebben gevraagd om centrumstad te worden. Dit is geen pleidooi om alleen van Vilvoorde een centrumstad te maken. Met betrekking tot alles wat er voor de Vlaamse Rand is gevraagd, zou het logisch zijn dat er in die Rand een centrumstad is. Niet om er eentje te hebben, maar omdat cijfers en feiten aantonen dat we er recht op hebben, als we ons vergelijken met die dertien.
Maar er zijn nog veel meer problemen. We spreken altijd consequent over het feit dat er een aantal problemen zijn, niet alleen voor Vilvoorde maar voor de hele Vlaamse Rand, en dat er een aantal cijfers niet kloppen, voor de Vlaamse Rand maar ook voor Vilvoorde. Het is voor mij echter gemakkelijker om mijn eigen cijfers te gebruiken dan die van de buurgemeenten. Het staat iedereen vrij om dat te doen.
We willen dit, in overleg met de minister, met veel plezier opentrekken naar alle gemeenten omdat het geen fenomeen is van Vilvoorde alleen. Maar misschien is Vilvoorde hier wel de kanarie in de koolmijn. Wij voelen het net iets sneller. Met het gewicht van het getal willen wij wat meer lawaai maken, maar wel ten voordele van de hele Vlaamse Rand, over de partijgrenzen heen.
U zegt dat wij initiatief moeten nemen om zelf projecten te hebben. De minister verwees naar het nieuwe woonzorgcentrum. Het OCMW heeft dat dossier ingediend. Het kinderdagverblijf is een stedelijk kinderdagverblijf. Maar ik stel u gerust: er zijn nog drie woonzorgcentra die de komende jaren door private partners zullen worden gebouwd, zonder subsidies van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). De private markt is daar snel in bezig. Voor onderwijs hebben wij ons punt gemaakt: daar speelt de private markt gelukkig niet. Daar heb je de centen van de Vlaamse overheid nodig.
Ik zou kunnen zeggen: Vilvoorde en Asse hebben geld gekregen, het probleem is opgelost. Ik heb in de reactie gezegd dat wij zeer tevreden zijn. De financiële inspanning van de minister en van de Vlaamse Regering is zeer goed. Het is zeer goed dat die 5 miljoen euro naar Asse en Vilvoorde komen. Maar ook Grimbergen en Halle hadden vragen. Hans Bonte heeft zeer duidelijk gezegd dat onze grens met Brussel maar op 1 centimeter ligt. Als ik bij manier van spreken vanuit mijn tuin een bal gooi, landt hij in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Maar daar komen geen middelen bij. Het zijn echter communicerende vaten. Mensen zoeken voor hun kinderen en hun toekomst een plaats waar het aangenaam wonen is. Dan komen ze in Vilvoorde, Dilbeek, Halle en Sint-Pieters-Leeuw. Daar moeten de lokale overheden hun verantwoordelijkheid opnemen. Dat willen de ploegen van Vilvoorde, Dilbeek, Zaventem als ze volledig zal zijn en Sint-Pieters-Leeuw. Vilvoorde wil voldoende middelen van de hogere overheid om zijn lokale verantwoordelijkheid op te nemen. Een deel van die middelen zullen altijd lokale middelen zijn. Maar wij zijn geen stad die zomaar op losse schroeven geld gaat lenen om dingen te doen. Wij willen er ook voor zorgen dat er geen schulden worden opgebouwd voor de toekomstige generaties. U zou kunnen zeggen: Doe het allemaal zelf als u het zo graag snel wilt. Maar de verantwoordelijkheid is gedeeld. Dit is een warme oproep aan zowel de Vlaamse Regering als aan de lokale besturen en de provincies om die verantwoordelijkheid samen op te nemen.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Ik speel het zeker niet partijpolitiek. Ik heb over de demarche van de burgemeester gezegd wat ik te zeggen heb. Ik weet ook dat je interviews altijd moet nuanceren. Maar we zitten samen en dat is het belangrijkste.
Ten tweede, ik hoor in de commissie ook dat het niet alleen het probleem Vilvoorde is en dat we het geheel moeten bekijken. Mijnheer De Ro, ik waardeer heel sterk wat u zegt. Wat u zegt, is zeer genuanceerd. U hebt ook uw appreciatie uitgedrukt voor het beleid. U hebt een aantal zaken aangebracht waaraan ik niet twijfel. Als u zegt dat u bij uw dienst Bevolking hebt gecheckt dat er nu 41.460 Vilvoordenaars zijn, en dat volgens de Studiedienst van de Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid dat cijfer pas ongeveer in 2016 zal worden bereikt, dan is er een probleem. Ik zal mevrouw Josée Lemaître, hoofd van de Studiedienst, mee uitnodigen op 2 mei. Ik zal haar ook vragen om ondertussen alles te controleren met betrekking tot de bevolkingsevolutie in de Vlaamse Rand. Ik heb geen minuut getwijfeld aan het cijfer dat u brengt. Dit moet bekeken worden. Als de bevolkingsevolutie nog zoveel sneller gaat dan hierin staat, is dat een bijkomend element waarmee in alle sectoren rekening moet worden gehouden. Dat belet natuurlijk niet dat u in uw omgevingsanalyse voor uw meerjarenbegroting met uw correcte cijfers rekening houdt en niet met cijfers waarvan u weet dat ze ogenschijnlijk niet kloppen. Dat is uw eigen verantwoordelijkheid, net zoals het uw eigen verantwoordelijkheid is als het gaat over lokale infrastructuren, zoals bijkomende sportterreinen. U kunt van de Vlaamse Regering het manna niet verwachten.
Ik heb minister Smet mee uitgenodigd. Ik heb, terwijl u sprak, de profielschets bekeken. Ik zie bij Onderwijs een coëfficiënt van 1,9. Ik zal dat aan minister Smet voorleggen. Ik bekommer mij om al deze zaken. Ik heb bij het begin van deze regeerperiode aan minister Vandeurzen gezegd dat er inzake Welzijn bijzondere problemen zijn, bijvoorbeeld voor kinderopvang. Minister Vandeurzen doet daar wat hij kan. Er gebeurt ook heel wat voor wat betreft het Nederlandstalig karakter en het stimuleren van het leren van de taal via de kinderopvang. Ik zal minister Smet daarmee confronteren. Meer kunt u van mij niet verwachten. Dat zijn technische details, die een vakminister voorlegt. Als u zegt dat er veel meer kwetsbare jongeren zijn dan blijkt uit de objectieve maatstaven die men bij Jeugd hanteert, dan moet het jeugdbeleid daarop een antwoord geven. Ik ga daar niet in de plaats zitten, maar ik zal het wel voorleggen. En ik zal ook zeggen dat dit het voorwerp van ons gesprek op 2 mei zal uitmaken.
De profielschets is er ook. Ik zal daaruit geen conclusies trekken, maar ik zal er wel rekening mee houden. Ik zal ook mevrouw Lemaître, die een uitstekend hoofd van onze Studiedienst is, mee uitnodigen. Het is goed dat we het eerste luikje van onze bespreking wijden aan die profielschetsen en aan een aantal data. Dat zijn gewoon objectieve feiten. Ik manipuleer die niet. Ik geloof niet dat er ook maar iemand is die die indruk heeft. Ik neem ook aan dat onze Vlaamse Studiedienst er op geen enkele manier baat bij heeft om data te brengen die niet kloppen. Ik had tot nu toe alleen het signaal dat men de cijfers van Kind en Gezin betwist. Men zegt mij dat die cijfers correct zijn, want een kindje dat niet in Vilvoorde wordt geboren, wordt wel meegeteld als het daar woont, als zijn ouders daar wonen. Ook dit kan een punt van onderzoek zijn. Het kan zijn dat u andere cijfers hebt. Daarvoor dialogeren we. Daarom is het goed dat we die bijeenkomst hebben.
Mevrouw De Vits, ik zie nu op mijn e-mail verschijnen dat er opnieuw actuele vragen zijn over het probleem van de gemeentelijke financiën. Ik zal daar nu niet in detail op ingaan. Ik heb dat al op andere plaatsen kunnen doen. Ik ben het met u eens dat er geïnvesteerd moet blijven worden. Ik geef nogmaals het cijfer: van de gemiddelde gemeentelijke uitgaven gaat maar 12 procent naar schuld; 60 procent gaat naar werking en personeel. Ik roep de gemeenten de hele tijd op. We zitten nu eenmaal in die context. Daarvoor moet je niet op de Vlaamse Regering schieten of op de Belgische Regering of op Europa. De inkomsten zijn gedaald, in reële termen, en niet alleen in deze periode. Sinds 2006 dalen de reële inkomsten van de gemeenten met 0,2 procent. Elk gemeentebestuur wordt daarmee geconfronteerd. Er gaat 4,6 miljard euro Vlaams geld naar steden en gemeenten. Wij hebben niet beknibbeld op het Gemeentefonds. Dat is met bijna 300 miljoen euro gestegen, met 3,5 procent cumulatief per jaar.
De herverdeling van dat Gemeentefonds is een ander debat. Dat is een bijzonder heikel en moeilijk punt. Mijn boodschap aan de steden en gemeenten is dat ze van Vlaanderen nu niets méér zullen krijgen. Wij moeten nu een nieuw fiscaal pact sluiten. Wij hebben dat geld niet. Bovendien is het nu zaak dat er in de steden en gemeenten zelf maatregelen worden genomen en dat men er de tering naar de nering zet. Ik zie steden die zeggen dat ze het met minder mensen zullen doen. Dat is geen bloedbad. Die mensen worden niet afgedankt. Minder mensen worden vervangen. Ik ben ervan overtuigd dat er ook daar efficiëntieoefeningen kunnen gebeuren. Maar ik deel uw mening: het zou zeer slecht zijn als de steden en gemeenten niet meer investeren. De lokale besturen staan weliswaar veel met Vlaams geld voor meer dan 40 procent van de publieke investeringen in dit land. Dat is dus een motor van de economie. Ik deel daarin uw mening. U kunt van mening verschillen over de manier van aanpakken. Maar er is ook een lokale politieke autonomie. Elke stad of gemeente moet eigen keuzes maken. Wij hebben met Vlaanderen 6 procent minder personeel in 2014. Ik durf te beweren dat dit niet ten koste van onze dienstverlening gaat. Wij zijn zopas uitgeroepen tot beste werkgever. Wij hebben tevredenheidsenquêtes van ons personeel. Dit heeft niet geleid tot dramatische toestanden, ook al omdat wij hebben gezegd dat wij in de mate van het mogelijke zullen blijven investeren.
Dat is een ander debat. Waarschijnlijk komt dat deze namiddag weer aan bod, zoals ook het aan integratie gelinkte debat opnieuw zal worden gevoerd. Ik houd rekening met wat hier is gezegd. We zien elkaar op 2 mei. Ik zal vragen dat de Studiedienst erbij is. Dat is, denk ik, de meest directe manier om dialoog te voeren.
De voorzitter : De interpellaties zijn afgehandeld.