Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 19/03/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Gerda Van Steenberge tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de uitspraken van Brussels minister Vanhengel over bijkomend geld van Vlaanderen voor scholenbouw in Brussel
- 1023 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Paul Delva tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het onderwijs in Brussel en het tekort aan plaatsen
- 1074 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Voorzitter, minister, mijn vraag gaat over uitspraken van Brussels minister Vanhengel op 21 februari. Ik had daarover een interpellatieverzoek ingediend, maar helaas heeft het Uitgebreid Bureau geoordeeld dat het niet belangrijk genoeg was voor een interpellatie.
Op 21 februari was een kop in De Standaard: De Vlaamse Regering moet met 25 miljoen over de brug komen. Deze uitspraak wordt verder in het artikel ietwat genuanceerd: Brussels minister Vanhengel zou gevraagd hebben dat de Vlaamse Regering in de volgende bestuursperiode 25 miljoen euro zou reserveren voor de Brusselse scholen. Een peulschil in een onderwijsbudget van meer dan een miljard, zo vindt hij.
Er zijn volgens zijn berekening immers dertig nieuwe basisscholen nodig om aan de vraag in het Brusselse Gewest te voldoen. De Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) heeft in de periode 2006-2015 177 miljoen euro vrijgemaakt, wat goed is voor vijftien scholen. De andere vijftien scholen zouden 75 miljoen euro kosten. Daarvan wil de VGC 50 miljoen euro betalen, en de rest zou dan van de Vlaamse Regering moeten komen. Hoe het komt dat de vijftien scholen uit de periode 2006-2015 177 miljoen euro kosten en de vijftien die in de volgende bestuursperiode moeten worden gebouwd, slechts 75 miljoen euro zullen kosten, is ons een raadsel.
Twee maanden geleden, eind januari, nam de Vlaamse Regering een beslissing inzake extra middelen voor scholenbouw in Vlaanderen en Brussel. Bovenop de 30 miljoen euro waarin voorzien was in de begroting, werd nog 9 miljoen euro extra gevonden en verdeeld. Van die 39 miljoen euro werd 6 miljoen euro aan Brussel toegekend. Het is ons niet duidelijk of de uitspraken van minister Vanhengel een late reactie zijn op de verdeling van die gelden dan wel of hij een nieuwe discussie wil openen.
In juni 2012 bevestigde u de goede relatie met uw Brusselse collega Vanhengel. We vermoeden dan ook dat de heer Vanhengel zo hoffelijk is geweest om eerst de minister van Onderwijs aan te spreken vooraleer hij zijn bezorgdheden aan de pers meedeelde. Minister, hebt u kennis genomen van de uitspraken van uw Brusselse collega? Werd de vraag ook rechtstreeks aan u overgemaakt, aangezien u toch nog steeds minister van Onderwijs bent, bevoegd voor Vlaanderen en voor Brussel? Zo ja, hoe hebt u op de vraag gereageerd of hoe zult u daarop reageren?
Goed zes maanden geleden, op 7 juni 2012, hadden we in deze commissie een bewogen debat naar aanleiding van mijn interpellatie over de vernietiging van het scholenplan van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest door het Grondwettelijk Hof. Ik heb het verslag nog eens gelezen en af en toe nog eens gelachen. U zult zich herinneren dat mevrouw Meuleman, die vandaag niet aanwezig kan zijn, tijdens de discussie boos naar buiten is gelopen. Het was nogal heftig. Er werd toen herhaaldelijk verwezen naar de Taskforce Onderwijs Brussel, die de coördinerende rol inzake onderwijs in Brussel zou moeten vervullen. Na het incident van de vernietiging van het scholenplan door het Grondwettelijk Hof had Brussels minister-president Picqué zijn twijfels geuit over de vraag of de Taskforce Onderwijs Brussel nog kon werken, gezien de oncollegiale houding van de Vlaamse Regering. Het is uiteraard niet de bedoeling die discussie opnieuw te openen, maar net zoals toen wordt nu opnieuw met een beschuldigende vinger naar de Vlaamse Regering gewezen die, zo zegt men, Brussel compleet los zou laten. Niet het minst de VGC wijst met een beschuldigende vinger.
Ik wil dan ook graag weten wat de stand van zaken is: hoe zit het nu met die taskforce? Is die sinds juni vorig jaar nog bij elkaar geweest? Zo ja, wat werd er besproken en afgesproken in verband met de scholenbouw in Brussel en de rol van de verschillende actoren daarin? Welke afspraken zijn er tussen de VGC en de Vlaamse Regering gemaakt in verband met de financiering van de scholenbouw in Brussel?
De krantenartikels van 21 februari schuiven een heleboel cijfers naar voren. Volgens De Tijd zullen zeshonderd kinderen komend schooljaar geen plaats hebben in een Nederlandstalige basisschool in Brussel. De Standaard zegt dat 1988 kinderen nog geen plaats toegewezen kregen na het afsluiten van de eerste aanmeldingsperiode voor het schooljaar 2013-2014 in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Volgens hen zouden er 519 plaatsen te weinig zijn in de onthaalklasjes en 652 in de eerste kleuterklassen, samen 1171. Als de hogere leerjaren erbij worden geteld, zou het tekort stijgen naar 1988. Verschillende kranten, verschillende cijfers: dat roept vragen op bij mij.
In juni 2012 verzekerde u ons dat alle Nederlandstalige kinderen, in de brede zin van het woord, effectief een plaats zouden hebben in de Nederlandstalige scholen in Brussel. Kunt u dat nog garanderen voor september 2013? U stelde in juni ook vast dat er toch nog wat problemen waren met de voorrangsregels die ervoor moeten zorgen dat Nederlandstalige kinderen in de brede zin van het woord, prioritaire toegang krijgen tot het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. U kondigde aan dat te zullen evalueren en indien nodig de regelgeving ter zake te zullen aanpassen. Is die evaluatie ondertussen gebeurd? Wat waren de bevindingen? Zal de regelgeving worden aangepast?
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Minister, onlangs werd bekend dat, na de aanmeldingsfase van begin februari 2013, 652 kinderen geen plaats vinden in een eerste kleuterklas van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. De Nederlandstalige scholen in Brussel kennen een steeds groeiend succes, en deze evolutie toont aan dat deze scholen gewaardeerd worden. Dat kunnen we alleen maar toejuichen.
Bij de vele kleuters die geen plaats vonden, zijn er ook kinderen uit voorrangsgroepen: 293 GOK-leerlingen (gelijke onderwijskansen) en 72 Nederlandstalige leerlingen. De druk is groot in het hele gewest en vooral in Schaarbeek, Molenbeek en Anderlecht.
VGC-collegelid Vanhengel stelde dat Brussel dertig nieuwe Nederlandstalige scholen nodig zou hebben, waarvan er vijftien in de steigers staan, maar er zouden dus nog vijftien scholen bij moeten komen. Hij keek hierbij naar een extra inspanning van de Vlaamse Regering van 25 miljoen euro.
In een interview in Brussel Deze Week van woensdag 13 februari 2013 verklaarde u dat het Nederlandstalig onderwijs in onze hoofdstad zijn marktaandeel van 20 procent moet behouden, en dat u hiervoor de nodige inspanningen zou doen. U wou echter geen grote schokken veroorzaken, maar eerder de plaatsen gradueel laten stijgen.
Minister, hebt u de kans gehad om de cijfers na de aanmeldingsfase grondig te analyseren? Kunt u meer informatie geven over de bovenstaande cijfers? In welke Brusselse gemeenten is het tekort aan plaatsen voor Nederlandstalige leerlingen het grootst? Voor de GOK-leerlingen?
Hoeveel extra scholen zijn er nodig om het huidige marktaandeel van het Nederlandstalig onderwijs te behouden? Hebt u hierover al overleg gehad met uw VGC-collega en met het lokaal overlegplatform (LOP) Basisonderwijs? Welke afspraken zijn er gemaakt?
Het Inschrijvingsdecreet werd al verschillende keren geëvalueerd. Enkele elementen zouden misschien permanent moeten worden geëvalueerd, zoals de effecten ervan op de capaciteit in onze Brusselse scholen. Wat zijn hierbij de conclusies? Zijn er bepaalde aanvullingen of aanpassingen noodzakelijk? Wat is uw mening over het feit dat ook kinderen uit de voorrangsgroepen GOK- en Nederlandstalige leerlingen vandaag uit de boot vallen?
Wat is de stand van zaken van de Taskforce Brussel? Is die onlangs nog samengekomen? Ik veronderstel dat er heel wat demografische evoluties bekend zijn over de hoofdstad. We weten dat het aantal kinderen snel toeneemt. Zijn er de laatste tijd nog bijkomende afspraken gemaakt, formeel of informeel, tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap over de toename van het aantal plaatsen in Brussel?
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, minister, dames en heren, ik wil even stilstaan bij twee elementen. Minister, ik begrijp de vraag van de heer Delva naar een evaluatie van het Inschrijvingsdecreet. Dat is een belangrijke vraag. Ik zou daar willen aan toevoegen: de evaluatie van de communicatie rond het Inschrijvingsdecreet. Er wordt opnieuw gekampeerd in enkele gemeenten voor de inschrijvingen.
Ik merk dat u dat vergoelijkt, minister. Dat mag, maar dan moeten we het Inschrijvingsdecreet misschien ook wat vergoelijken. (Opmerkingen)
Ik sluit me daarbij aan, voorzitter, omdat die vraag expliciet vermeld werd.
Ten tweede, ik heb me voorgenomen om telkens als het over de capaciteitsproblemen in de steden gaat, ook te spreken over de wachtlijst, om te zorgen dat er een evenwicht is in de perceptie van de dossiers. Vandaar mijn vragen. Hoe zit het met de wachtlijst en met de dossiers die ingediend zijn in de tweede helft van 2001? Werd daar al een beslissing over genomen?
Ik wil hiermee de capaciteitsproblemen niet relativeren, laat dat buiten kijf staan. Maar ik wil ze ook niet opschroeven. Trouwens, minister, zijn de middelen die gepland waren in 2012 al uitbetaald? Zijn de projecten beslist en gepland in 2012 effectief al gerealiseerd? Is er ten gevolge van het feit dat er nog niets uitbetaald is en vermoedelijk nog niets uitgevoerd, geen kindje in de kou blijven staan?
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel: Ik deel de bezorgdheid van de collegas over het capaciteitsprobleem in onze hoofdstad. Ook op andere plaatsen is er een probleem, daar ben ik me van bewust, desalniettemin denk ik dat de oproep van minister Vanhengel zeer terecht is. We moeten geen vergelijkend onderzoek voeren van het cijfermateriaal dat de kranten geven. Het is duidelijk genoeg: de cijfers zijn dramatisch na de eerste inschrijvingsronde.
We hebben een probleem met het Inschrijvingsdecreet. Dat is door mijn partij al voorspeld bij de stemming ervan. De combinatie van tal van criteria, voorrangsregelingen en capaciteitsproblemen zouden tot een fiasco leiden bij de inschrijvingen. Zo ging het ook. Mensen die zogenaamd voorrang zouden krijgen, geraken alsnog niet ingeschreven. Ik weet niet hoe lang u nog denkt te moeten wachten met een evaluatie van het systeem. Ik ben heel benieuwd naar uw antwoord.
Aan de andere kant ben ik blij, minister, dat u het marktaandeel in Brussel minstens wilt behouden. Dat is voor mij zeer belangrijk.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet: Ik zal op een later moment ingaan op de vragen over het Inschrijvingsdecreet. Voor zover we weten, staat er aan 25 van de kleine 3500 Vlaamse scholen een soort kampeersituatie. Dat heeft niet te maken met het functioneren van het Inschrijvingsdecreet, dat komt doordat die scholen het decreet niet hebben toegepast, al dan niet bewust. Soms zijn daar begrijpelijke redenen voor, daar zal ik later dan wel op ingaan. Soms zijn er minder begrijpelijke redenen.
Daar meteen uit afleiden dat het hele Inschrijvingsdecreet niet werkt, klopt niet. We moeten daarmee oppassen, want niet alle scholen waar gekampeerd wordt, bevinden zich in een regio met capaciteitsproblemen, soms wel, soms niet. Het wordt allemaal op één hoop gegooid in de media. Ik begrijp dat ook wel, maar de werkelijkheid is veel genuanceerder. Ik kom daarop terug. Ik wil erop wijzen dat we diezelfde geluiden een jaar geleden al gehoord hebben, en dat er in september dan geen probleem was voor de Nederlandstalige kinderen in Brussel. De zaken zijn dus relatief. Toen verschenen dezelfde artikelen in de media. Binnen enkele weken zullen we dat wel weer merken. Ik kom daarop terug als we de cijfers grondig hebben bekeken.
De cijfers, afkomstig van het LOP Basisonderwijs Brussel, zijn me bekend. Volgens de huidige cijfers van het LOP zijn er 51 leerlingen die overal ongunstig geordend zijn voor de onthaalklas. Opgesplitst per gemeente geeft dat het volgende overzicht: 5 in Brussel, 3 in Schaarbeek, 12 in Elsene, 3 in Sint-Gillis, 1 in Anderlecht, 1 in Ganshoren, 1 in Jette, 1 in Sint-Pieters-Woluwe, 2 in Sint-Lambrechts-Woluwe, 1 in Evere, 2 in Vorst, 4 in Ukkel en 15 buiten Brussel. Uit het overzicht kunnen we afleiden dat er 12 Nederlandstalige leerlingen zijn afkomstig uit de gemeente Elsene en 15 buiten Brussel die op dit ogenblik geen plaats vinden in de onthaalklas van de school van hun keuze die in Brussel gelegen is. Voor de andere gemeenten gaat het telkens over één enkele leerling of enkele leerlingen, tot maximum 5 die afkomstig zijn uit Brussel-Stad.
Voor de eerste kleuterklas zijn er op dit ogenblik 72 Nederlandstalige leerlingen ongunstig geordend. Dat zijn er 16 in Brussel, 1 in Etterbeek, 18 in Schaarbeek, 1 in Elsene, 3 in Evere, 4 in Anderlecht, 6 in Sint-Jans-Molenbeek, 5 in Koekelberg, 1 in Jette, 5 in Sint-Pieters-Woluwe, 3 in Sint-Lambrechts-Woluwe, 2 in Sint-Joost-ten-Node en 7 buiten Brussel. Voor de eerste kleuterklas zijn het vooral de Nederlandstalige leerlingen afkomstig uit Schaarbeek en uit Brussel-Stad die geen plaats vinden in de eerste kleuterklas van de school van hun keuze in Brussel.
Ook wat de GOK-leerlingen betreft, heb ik een overzicht gevraagd aan het LOP Basisonderwijs voor de onthaalklas en de eerste kleuterklas. Het aantal GOK-leerlingen voor de onthaalklas die overal ongunstig geordend zijn, bedraagt 244. Er zijn natuurlijk heel veel GOK-kinderen in Brussel. Ik laat u het overzicht bezorgen. Vooral Anderlecht, Brussel-Stad, Schaarbeek en Sint-Jans-Molenbeek doen het slecht.
Voor de eerste kleuterklas bedraagt het aantal ongunstig geordende GOK-leerlingen 293 leerlingen. Ik laat u het overzicht bezorgen. Opnieuw is in Anderlecht, Brussel Stad en Schaarbeek het tekort aan plaatsen het grootst, evenals in Jette.
We zijn momenteel alle capaciteitsproblemen aan het bekijken, niet alleen in Brussel maar in alle gemeenten. We willen dat preciseren, zoals ik in september heb aangekondigd en later bevestigd in het debat. Bij de begrotingscontrole zullen we bovenop de 39 miljoen euro die we al hebben ingeschreven en de 108 miljoen euro van de afgelopen jaren, nog extra geld reserveren. Die oefening is nog niet afgelopen. De begrotingscontrole vindt de komende weken plaats. Wie daar uitspraken over gedaan heeft, zal op dat moment worden geconfronteerd met de realiteit. Maar goed, dat zal blijken tijdens het debat.
Ik wil nog eens herhalen dat Brussel vorig jaar op dezelfde manier in het nieuws kwam en dat alle kinderen een plaats hebben gevonden. Ik zal heel duidelijk zijn: het Nederlandstalige onderwijs in Brussel moet aan de Nederlandstalige kinderen een plaats bieden. Daarvoor heb ik wat twintig jaar lang niet mogelijk was de voorrangsregels gewijzigd. We hebben dat gehaald voor het Grondwettelijk Hof.
Ik heb me geëngageerd om dat na deze inschrijving opnieuw te bekijken. We gaan uitzoeken of er in de prioriteitsvolgorde tussen broertjes en zusjes en Nederlandstalige kinderen geen wijziging moet plaatsvinden. Laat me heel duidelijk zijn: Nederlandstalige kinderen moeten een plaats kunnen vinden, ook in september 2013. Ik ga ervan uit dat dat in het kader van het LOP met de scholen moet kunnen worden geregeld, als we de aantallen horen.
In Brussel zijn we niet de enige onderwijsverstrekker, ook de Franse Gemeenschap doet dat. Als Vlaamse Gemeenschap hebben we wel degelijk onze verantwoordelijkheid genomen. De heer Vanhengel vind ik heel sympathiek, maar af en toe verkoopt hij in zijn enthousiasme graag andermans waar. Het klopt dat de VGC inspanningen heeft gedaan, maar de Vlaamse overheid heeft ook al veel inspanningen gedaan. Inzake de middelen die effectief voor de capaciteit zijn uitgetrokken, heeft de Vlaamse Gemeenschap iets meer betaald dan de VGC.
Bovendien is de VGC een overheid die elk jaar een overschot boekt. Ze heeft een coördinatietaak en de afspraken die we hebben gemaakt, worden verdeeld. Dat lijkt me de normale gang van zaken, vooral omdat we de VGC de afgelopen jaren niet hebben doen besparen, integendeel. We hebben ze nog extra middelen gegeven voor sommige zaken. Het is dus een gezamenlijke inspanning die we moeten doen. Ik zal me vandaag niet laten verleiden om uitspraken te doen in negatieve zin over de VGC of over de heer Vanhengel. Ik heb daar ook geen reden toe. We kennen allemaal het enthousiasme waarmee bepaalde politici soms zaken kunnen vertellen.
De Vlaamse Regering heeft wel degelijk haar verantwoordelijkheid opgenomen. Dat zal ze ook in de toekomst doen. We moeten de vraag verder objectiveren. Het is de VGC die van de Vlaamse Gemeenschap de coördinatierol heeft gekregen om de vragen te bekijken. We moeten samen met de Vlaamse Gemeenschap en ook met de gemeenten bekijken wat er wel en niet mogelijk is in de komende jaren. Het meest logische is dat als je vertrekt van 22 procent marktaandeel die we hebben in het kleuteronderwijs, je dat probeert te handhaven in Brussel. Zo ga je mee met de demografische groei.
Ook de Franse Gemeenschap moet haar verantwoordelijkheid opnemen in Brussel. Als je een groter marktaandeel opneemt, ben je bezig de taak van de Franse Gemeenschap te ontlasten. Beide gemeenschappen moeten allebei hun verantwoordelijkheid in Brussel nemen.
Die taskforce is niet meer bijeengekomen. Net als u kan ik dat betreuren. Ik blijf dat onbegrijpelijk vinden. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest krijgt de kans een coördinatiebevoegdheid op te nemen en doet dat niet. Dat begrijp ik niet. Ze doen het niet, en dat betekent dat we op dit moment niet veel zicht hebben op wat de Franse Gemeenschap al of niet heeft gedaan. De druk op onze scholen van de Vlaamse Gemeenschap komt doordat er een plaatstekort is in de Franse Gemeenschap.
Mijnheer Delva, ik blijf geloven, en met mij bijna alle leerkrachten, dat voor de kwaliteit van het onderwijs je maar een stapsgewijze groei kunt doen van dat onderwijs. Je mag dat niet holderdebolder doen omdat je dan misschien wel gebouwen hebt, maar geen goeie leerkrachten. Dat lukt niet op die manier. Je moet op een verstandige manier meegroeien. Als je het marktaandeel volgt in functie van de demografische groei, zit je op dit moment op een goed spoor.
Als we het hebben over de inspanningen van de Vlaamse Gemeenschap, is 29,2 miljoen euro van de middelen van de Vlaamse Gemeenschap naar Brussel gegaan. De vraag van de heer De Meyer over wat er al is gerealiseerd van de middelen die aan Brussel en aan andere steden zijn toebedeeld, is terecht. Die oefening wordt gedaan in het kader van de lokale taskforce. Op relatief korte termijn, over een maand ongeveer, zal ik de nodige informatie daarover kunnen geven. In Brussel is dat niet altijd zo. Projecten die worden ingediend, worden niet gerealiseerd of kennen allerlei problemen. Dat toont weeral eens de relativiteit van de vragen.
De heer Goris heeft al op een andere manier gereageerd. Het is nooit wijs om s morgens om zeven uur te antwoorden op een vraag van een journalist. Je bent nog niet goed wakker, je kent niet alle gegevens en dan geef je al eens een antwoord dat niet altijd het juiste is. Dat is ons allemaal wel eens overkomen. Daar moeten we lessen uit trekken.
Samengevat, ik heb niet onmiddellijk gereageerd op wat de heer Vanhengel zei omdat het niet nieuw was. Ik hou me aan afspraken. De afspraak is dat de VGC coördineert, dat we samen bekijken wat wel en niet kan. Tot op heden hebben we altijd onze verantwoordelijkheid opgenomen, niet alleen door voldoende capaciteit ter beschikking te stellen maar ook door de verklaring op eer te vervangen door een bewijs dat men Nederlands spreekt, door de voorrangsregel voor Nederlandstaligen. In twintig jaar is dat allemaal niet mogelijk geweest. Toen ik minister ben geworden, heb ik dat samen met deze meerderheid gerealiseerd.
Ik verwacht een eerste evaluatierapport van het LOP Brussel ergens in juni. In het kader van het Inschrijvingsdecreet heb ik gezegd dat we dat gaan opvolgen. Het is de eerste keer dat het Inschrijvingsdecreet wordt toegepast. We zullen bekijken wat het is en wat het niet is. In die zin zal er een monitoringevaluatie plaatsvinden. De eerste keer is ook maar een keer, je moet het ook een tweede keer bekijken. We zullen monitoren wat er te monitoren is en ik zal de vragen van mevrouw De Knop en consorten dan beantwoorden.
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Minister, ik dank u voor de cijfers, maar dat was niet de kern van mijn vraag. Ik wil dat ook niet minimaliseren. We kennen de capaciteitsproblemen al. Mijn vraag ging vooral over de perceptie, over de collegiale houding van de Vlamingen in Brussel. Uw antwoord over de taskforce ontgoochelt mij enorm. In de grootsteden, zeker in Brussel, komt er een groot probleem op ons af over plaatstekort en lerarentekort. Er is daar een bevolkingsexplosie, en we hebben een taskforce die niet bij elkaar komt. Iemand moet toch iets doen.
Minister Pascal Smet : Ik kan toch moeilijk de heer Picqué en mevrouw Simonet bij de kraag vatten en voor me zetten. Dat kan ik toch niet doen.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Neen, maar u bent zo hoffelijk om niet te reageren op minister Vanhengel. Ik vind het onbegrijpelijk dat Vlaanderen niet aan een zeel trekt. De Vlaamse Regering neemt haar verantwoordelijkheid wel op in Brussel. De krant laat uitschijnen dat de Vlaamse Regering dat niet doet. De Franstaligen lachen dan in hun vuistje. Waarom zouden ze een taskforce bijeenroepen als ze zien dat de Vlamingen elkaar de strot over bijten, want daar komt het op neer.
Ik begrijp de houding van minister Vanhengel niet, toch niet als er ondertussen problemen zijn in Brussel. Er kunnen geen politieke spelletjes worden gespeeld als er in Brussel problemen zijn van plaats- en lerarentekort. Daarom wil ik dit hier aankaarten, voor zover het iets uithaalt. Ik maak me geen illusies meer, maar het moest me even van het hart.
Dan hoor ik een collega zeggen over het Inschrijvingsdecreet: onze partij is er altijd tegen geweest. Het is wel gestart in de vorige legislatuur toen Open Vld mee in de meerderheid zat. Kom dus niet altijd af met spelletjes. Vlamingen zouden aan een zeel moeten trekken, zeker in Brussel, om zulke belangrijke problemen op te lossen.
Minister, verder wil ik er niets over zeggen. Ik weet niet wat er moet gebeuren. Tijdens de hevige discussie in juni vorig jaar over het scholenplan in Brussel zei u: volgende week zal de taskforce voor het eerst weer bijeenkomen. Wat is de aanleiding geweest om niet bijeen te komen? Als u toen zei dat men de volgende week bijeen zou komen, moet er toch al een uitnodiging zijn geweest, of hebt u dat gezegd om ons te sussen? Iemand moet die uitnodiging dan toch hebben geannuleerd. Hoe komt het dat die taskforce niet bijeenkomt?
Minister Pascal Smet : Het mysterie van Bernini.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Ze zijn nu toch allemaal samen in Rome. Misschien kunnen ze een extra gebedje doen zodat het mysterie wordt opgelost.
De heer Kris Van Dijck treedt als waarnemend voorzitter op.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Minister, ik begrijp dat we het vandaag niet zullen hebben over het Inschrijvingsdecreet op zich. Dat debat zal plaatsvinden wanneer de uitgestelde vragen aan bod zullen komen. Ik ben blij dat u herhaalt dat Nederlandstalige kinderen een plaats moeten krijgen in Nederlandstalige scholen in Brussel.
72 Nederlandstalige kleutertjes geraken niet binnen. Ik ken een aantal ouders van die kinderen. Het zijn ouders die hun verantwoordelijkheid wel hebben genomen en meerdere scholen hebben aangegeven. Ze stippen niet die ene topschool in het centrum van de stad aan om dan uit de boot te vallen, neen, het zijn ouders die een verantwoordelijke keuze hebben gemaakt, die veel scholen hebben aangeschreven en toch nog uit de boot vallen. Ik vind dat dat niet kan voor die kinderen zelf, maar ik herhaal dat het ook goed is voor de vele anderstalige kinderen die onze scholen verwelkomen, dat er een minimumaantal Nederlandstalige kinderen in de scholen aanwezig zijn. We moeten er samen werk van maken dat dit niet gebeurt.
Minister, u zegt dat er vorig jaar ook zon probleem was. In september was dat dan opgelost en heeft elk kind wel een plaats gevonden in een school. Dat is juist, maar ik heb hier gegevens die zijn besproken in de raad van de VGC. Minister Vanhengel geeft aan dat van de 600 kinderen met wie een probleem was in het voorjaar, er 300 werden teruggevonden in scholen in de Rand. Van de 300 kinderen die nog overblijven zegt Guy Vanhengel dat hij veronderstelt dat ze ergens in het Franstalige onderwijs zijn ingeschreven.
Goed, elk kind zal dus wel een plaats hebben gevonden, maar ik ken vandaag ook ouders die in het centrum van de stad wonen en die hun kind proberen in te schrijven in de Vlaamse Rand. s Morgens vroeg voeren ze hun kind van twee, drie jaar op de achterbank van hun auto naar de Vlaamse Rand, en daarna komen ze terug naar de stad in de file staan om te werken. Het blijft problematisch.
Minister, ik weet dat u daar gevoelig voor bent en ik apprecieer dat, maar we zijn er nog altijd niet helemaal. Voor de rest ga ik helemaal akkoord dat beide gemeenschappen hun verantwoordelijkheid moeten nemen voor Brussel, dat spreekt voor zich. Ik betreur dat die task force niet actief is. Er is niet veel task, en er komt weinig force aan te pas als ze niet samenkomen. Ik betreur dat ik op zoek ben naar hefbomen om die task force te laten samenkomen.
Op de lange termijn zijn bepaalde zaken evident. Ten eerste: de demografische prognoses. Ten tweede: afspraken op de lange termijn tussen de Franse en de Vlaamse Gemeenschap om uit te zoeken hoe het hoofd kan worden geboden aan de bevolkingsexplosie, die nog altijd bezig is in de stad. De Taskforce Brussel speelt er een cruciale rol in en die moet absoluut worden geactiveerd.
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Ik deel de mening van de heer Delva. Als het gaat over tientallen kinderen, dan gaat het over zoveel ouders die zich zorgen maken. U zegt dat het er 72 zijn. Wellicht zal er tegen september wel een oplossing zijn gevonden. Die oplossing is niet altijd de prettigste. Neem daarbij het mobiliteitsprobleem en dan moet u zich voorstellen dat het voor tientallen gezinnen elke morgen gedurende enkele jaren een calvarietocht is om hun kleintjes naar school te brengen. Dat is niet aanvaardbaar. We mogen dat niet aanvaarden.
Minister, u zegt dat ze niet meteen de school van hun keuze hebben kunnen vinden. U benadrukt: hun keuze. Ze hebben niet meteen gekregen wat ze wilden, maar er is een oplossing. Als ik me niet vergis, is die keuze wel grondwettelijk verankerd. We kunnen toch niet zomaar om de vrije schoolkeuze van ouders heen. Je kunt toch niet zeggen dat er helemaal geen probleem is, ook al hebben ze hun kinderen niet kunnen inschrijven in de school van hun keuze.
Ik weet dat u dat niet zomaar kunt oplossen. Die oplossing ligt niet voor de hand, maar toch moet u bij uw collegas in de Vlaamse Regering aandringen op meer middelen. U moet er meer werk van maken, want de vrije schoolkeuze moet gegarandeerd blijven. Enkele weken geleden hebben we daar nog een discussie over gehad. De heer De Meyer heeft toen zeer terechte vragen gesteld over de vrije schoolkeuze. Het gaat niet altijd om een idee-fixe over een topschool van bepaalde ouders, het gaat ook over zeer praktische overwegingen, maar ook over een ideologische overweging die grondwettelijk gewaarborgd is, en daar moet men aandacht aan besteden.
U zegt dat we de Franse Gemeenschap niet moeten ontlasten. Mijn reactie daarop is: ja en nee. Uiteraard moeten we hen niet van hun verantwoordelijkheid ontslaan, en ik betreur dat er niet wordt ingegaan op de uitnodiging voor de taskforce. Maar anderzijds: hoe is Brussel verfranst? Via het onderwijs, want la liberté du père de famille zorgde ervoor dat de mensen hun kinderen naar het in hun ogen eerder prestigieuze Franstalig onderwijs stuurden. Vlaamse ouders deden dat. Heel veel inwijkelingen uit West-Vlaanderen en Limburg stuurden hun kinderen meteen naar het Franstalig onderwijs, en zo is Brussel verfranst.
Wil je opnieuw een groter Nederlandstalig aandeel in de stad, wat ik absoluut niet zon slecht idee zou vinden, dan is ons onderwijs de beste hefboom. Bovendien leiden wij dan meertalige leerlingen op die onze arbeidsmarkt achteraf ten goede komen. We kunnen die investering zeker wel gebruiken. De Franse Gemeenschap ontlasten: neen. Meer aandeel naar ons toehalen: ja. Wanneer ik mijnheer Mangain hoor zeggen Mais Bruxelles est francophone, dan gaan mijn haren rechtstaan. Ik ben het daar niet mee eens. Brussel is ook onze hoofdstad.
De voorzitter : Dat zijn mooie woorden om te eindigen.
De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos de Meyer : Minister, ik noteer alvast uw engagement voor de evaluatie van het Inschrijvingsdecreet. U hebt ook iets belangrijks gezegd over de begrotingscontrole. Ik herhaal mijn vraag dat men bij die controle niet alleen aandacht zou hebben voor de capaciteitsproblemen, maar ook voor de reguliere wachtlijst. Dat is een vraag aan de minister van Onderwijs en aan de gehele Vlaamse Regering.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.