Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 26/03/2013
De voorzitter : Het antwoord wordt gegeven door minister Smet.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Voorzitter, minister, minister Van den Bossche heeft me verwittigd dat u ook voor haar een aantal vragen zou beantwoorden. Vorige keer in de plenaire vergadering had u mij naar haar doorverwezen, vandaar dat deze vraag ook tot haar is gericht. Blijkbaar hebt u ondertussen de input gekregen om ook op deze vragen te kunnen antwoorden.
Begin februari maakte Jean-Marc Nollet, minister van Energie in het Waals Gewest, bekend dat de overheid dit jaar 95 miljoen euro investeert in de ecorenovatie van publieke gebouwen. 60 procent hiervan zou naar scholen gaan. Concreet komt het erop neer dat er een oproep gedaan wordt bij de scholen tot het indienen van een dossier. Elke school van meer dan 10 jaar oud kan kandideren voor subsidies. Op 30 juni moeten de dossiers binnen zijn. Vervolgens zal men voor elk project bekijken hoeveel energie er kan worden bespaard per geïnvesteerde euro. Daarna maakt men een klassement en de meest rendabele projecten worden gesubsidieerd. Vanaf december maakt men bekend wie subsidies krijgt en hoeveel. Dit is een zeer transparante en efficiënte regeling.
Ik zou durven te zeggen: Wat de Walen zelf doen, doen ze beter, want deze maatregel staat in schril contrast met wat we in Vlaanderen doen. Begin 2012 zijn de middelen voor groene renovaties in scholen opgeschort. Daar waren op dat moment een aantal goede argumenten voor, die ik ook erken. Vaak gingen de REG-middelen (rationeel energiegebruik) naar scholen die hun rendement haalden door zonnepanelen te plaatsen, terwijl een subsidie voor een grondige dakisolatie jaren moest wachten. Er zaten dus duidelijk fouten in de criteria.
Dat wil niet zeggen dat er geen nood is aan deze energiebesparende maatregelen, want de peiling uit 2012 door iSchool Magazine, een tijdschrift over infrastructuur, architectuur en ICT in het onderwijs, leert dat Vlaamse scholen gemiddeld 15 procent van hun werkingsmiddelen of 80 euro per leerling spenderen aan water, gas en elektriciteit. Van die factuur gaat gemiddeld 9 procent naar water, 33 procent naar elektriciteit en 58 procent naar gas, soms stookolie. Vergeleken met 2007 steeg de factuur gemiddeld 48 procent. Ondanks 100 miljoen euro subsidie sinds 2006, is maar 22 procent van de schoolgebouwen energiezuinig. Er is dus nog heel veel werk.
In Wallonië heeft de minister van Energie duidelijk de kaart getrokken van energiebesparing, in plaats van vooral in te zetten op hernieuwbare energie. Dat is ook effectiever: de milieuvriendelijkste energie is de energie die niet wordt verbruikt. Enkel dossiers die wel degelijk energiebesparend zijn, komen dus in aanmerking. Men wil een maximum aan megawattuur en aan CO2 -uitstoot besparen.
Niet enkel het bestaande patrimonium, maar ook de nieuwe DBFM-scholen (Design Build Finance Maintain) verdienen onze energieaandacht. In navolging van een Europese richtlijn uit 2009, moeten Vlaamse scholen die een bouwaanvraag indienen voor nieuwe gebouwen of gebouwen die ingrijpend verbouwd worden, vanaf 1 januari 2013 een minimumhoeveelheid energie uit hernieuwbare energiebronnen halen. Voor bouwprojecten die niet aan deze minimumhoeveelheid energie voldoen, wordt het maximaal E-peil 10 procent strenger. Hier kan men aan voldoen door bijvoorbeeld in bijkomende isolatie te voorzien, een efficiëntere verwarmingsinstallatie te gebruiken, luchtdichter te bouwen, enzovoort. Deze nieuwe EPB-regeling werd definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering in september 2012. Uit de plenaire zitting van 20 februari blijkt dat de nieuwe DBFM-projecten moeite hebben om hieraan te voldoen. Nochtans dateert deze richtlijn uit 2009 en wisten we dus al lang dat dit op komst was.
De 95 miljoen euro voor ecorenovatie van scholen in Wallonië komt van het ministerie bevoegd voor energie, niet van dat van onderwijs. Daar valt natuurlijk iets voor te zeggen, ook hier in Vlaanderen. Het departement Onderwijs heeft niet bepaald geld op overschot en er zijn veel dringende noden. U verwees als minister van Onderwijs ook naar de minister van Energie bij uw antwoord over de nieuwe EPB-eisen. Het is duidelijk dat de nodige middelen niet enkel uit de pot van onderwijs kunnen komen.
Feit is in elk geval dat dergelijke maatregelen op lange termijn hun investering terugbetalen. De energiekosten voor scholen die in energiebesparing kunnen investeren, zullen beduidend minder zijn. En misschien is het aan de overheid om scholen de kans te geven dat te doen. We kunnen ons de vraag stellen of het niet beter is dat Vlaanderen een tandje bij steekt wat dit betreft, eerder dan op de rem te staan om de begroting in evenwicht te houden.
Minister, deze redenering geldt natuurlijk voor veel groene investeringen, maar de scholen zijn wel een specifiek geval. Er is op dit moment een decennialange wachtlijst voor de renovatie van scholen. De overheid hinkt wat haar deel van de investeringen betreft, alsmaar verder achterop. Maar ook de scholen hebben het steeds moeilijker om leningen te krijgen om hun deel van de koek te betalen. Banken weigeren vaak dossiers of beperken ze in looptijd omdat ze de winstmarge te beperkt vinden. Hoe moet dit verder?
Worden er binnen deze Vlaamse Regering plannen gemaakt om energiebesparende maatregelen te treffen in scholen? Hoe plannen de twee bevoegde ministers een inhaalbeweging te maken? Is er hierover overleg tussen beide departementen?
Waarom werd er niet op de Europese richtlijn geanticipeerd bij de plannen voor de DBFM-scholen, aangezien men al vanaf 2009 wist dat er strengere normen zouden komen? Op welke manier zal men ervoor zorgen dat de nieuwe DBFM-scholen aan de Europese EPB-eisen voldoen?
Is het niet zo dat er een duidelijke return on investment is bij dit soort maatregelen? Wordt erover nagedacht om een grootscheepse investering te doen en even in het rood te gaan, om daarna de vruchten te kunnen plukken?
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, minister, energie is hoe dan ook een belangrijk facet van het ruimere dossier van scholenbouw. Laat het heel duidelijk zijn, het is niet het enige item waar we aandacht voor moeten hebben. We hebben zopas het dossier gekregen van de Onderwijsinspectie. U zult zich herinneren, voorzitter, dat ik reeds twee maanden geleden een vraag gesteld heb over een aantal dossiers waarvoor men een negatief advies had gekregen van de Onderwijsinspectie. We hebben dit onderwerp toen reeds behandeld in deze commissie, maar we weten natuurlijk allemaal dat dossiers pas actueel worden als erover wordt geschreven in de krant of erover gecommuniceerd wordt op televisie.
Er zijn ongetwijfeld nog andere elementen, minister, die scholenbouw duurder maken en daarom heb ik u de schriftelijke vraag gesteld wat vandaag voor scholen de kostprijs per vierkante meter is voor scholenbouw. Ik geef even de cijfers voor het gemeenschapsonderwijs, want die zijn bijzonder interessant. In 2000 was de gemiddelde kostprijs per vierkante meter 656 euro. In 2005 was dat 1032 euro en in 2010 1234 euro. Voor het vrij onderwijs liggen de cijfers iets lager, voor het gesubsidieerd officieel onderwijs liggen ze nog iets hoger. Het zijn cijfers alleen voor onderwijsdiensten, dus geen turnzalen, geen eerste uitrustingen, geen omgevingswerken en ze zijn exclusief btw. Ze leren ons dat de prijs voor scholenbouw op tien jaar tijd ruim verdubbeld is. Dat zegt iets over de kostprijs voor de scholen, maar dat zou ons ook iets moeten leren over de wijze waarop we deze hele financiering moeten aanpakken.
Velen onder ons waren vermoedelijk aangenaam verrast toen minister Muyters tijdens een basketwedstrijd een ideetje had om dit allemaal op te lossen. Het is logisch, minister, dat ik samen met u en met vele anderen uitkijk naar wat de boodschap woensdagavond zal zijn. Uiteraard zullen we bijzonder blij zijn dat minister Muyters ingaat op onze vraag om in meer middelen te voorzien voor het onderwijs. Ik meen dat u daar ook niet rouwig om zult zijn.
Voor alle duidelijkheid, minister, wil ik u toch nog eventjes meegeven dat het voor onze fractie essentieel is dat als er meer middelen komen voor onderwijsinfrastructuur en wie zou daar iets tegen kunnen hebben , ze niet alleen moeten worden gebruikt om de capaciteitsproblemen in de grootsteden aan te pakken, maar dat er ook aandacht moet zijn voor dossiers in andere steden, op het platteland en voor de reguliere wachtlijst.
Ik wou van de gelegenheid gebruik maken om dit wat ruimer te bekijken en het niet uitsluitend over het aspect van de energie te hebben. Ik wil tegelijk ook wijzen op de enorme evolutie van de kostprijs. We hopen samen met u dat minister Muyters een schitterend idee heeft en dat er een doorbraak komt in dit dossier. Wij zijn daar al lang vragende partij voor.
De heer Boudewijn Bouckaert : Iemand van die partij heeft gezegd dat hij gratis geld heeft gevonden. Dat is een tovertruc, natuurlijk.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, mevrouw Meuleman, ik ben het er volkomen mee eens dat investeringen in energiezuinige schoolgebouwen slimme investeringen zijn, die zich in de toekomst zowel financieel als maatschappelijk terugbetalen.
In een context van een structureel begrotingstekort is het echter ook belangrijk dat dit op een slimme en overdachte manier wordt gedaan. Zoals u zelf hebt aangegeven, is de REG-procedure begin 2012 stopgezet. Met die procedure konden we immers niet verzekeren dat de ingrepen zouden gebeuren in een langetermijnperspectief passend binnen de Trias Energetica, noch konden we sterk maken dat dit een positieve impact had op de kwaliteit van het schoolgebouwenpark. Integendeel, dit zorgde voor een verdere versnippering van de al schaarse middelen en bracht de mogelijkheid van een kritisch aantal renovatie- of nieuwbouwprojecten in gevaar. Aangezien we volledig overtuigd zijn van de meerwaarde en de return on investment die energiezuinige investeringen voor schoolgebouwen op diverse vlakken kunnen bieden, is de REG-procedure dan ook niet zonder meer geschrapt: het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn) werkt daar nog op diverse fronten aan verder.
Zo is er eerst en vooral het pilootproject met betrekking tot passiefscholen, waarbij wordt gewerkt aan de sensibilisatie van de doelgroep en de noodzakelijke kennis over energiezuinig bouwen binnen schoolgebouwen op punt wordt gesteld. Ook het instrument voor duurzame schoolgebouwen sensibiliseert met het oog op energiezuinigere en duurzamere renovatie en nieuwbouwprojecten. U weet dat we inderdaad helaas geen geld op overschot hebben. Naast de grotere ambitie qua energie worden deze gebouwen ook op andere vlakken geconfronteerd met een grotere ambitie dan een aantal jaar geleden. Daarom is AGIOn, in nauwe samenwerking met het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) en in nauw overleg met het Vlaams Energiebedrijf (VEB), alternatieve financieringsmethodes gebaseerd op de ESCo-methodiek (Energy Service Company) aan het onderzoeken. Daarbij biedt het voordelen om te werken binnen een masterplan en een geïntegreerd ontwerpproces, met een grote gevoeligheid voor het bieden van een antwoord op de specifieke noden en bekommernissen van de scholen.
Ook binnen de Vlaamse overheid moeten we zelf op zoek gaan naar partners om samen te werken aan gelijkaardige doelstellingen, want scholen kunnen inderdaad een belangrijke maatschappelijke rol spelen in het voorlopertraject naar 2020. Daarom onderhoudt AGIOn goede contacten met zowel het Vlaams Energieagentschap (VEA) als het VEB.
De DBFM-operatie dateert eigenlijk al van voor 2009. Dan gaat het over de eigenlijke opzet. We hebben dat alles wel afgerond, de financial clause, het juridische enzovoort. In een budgettair-financiële crisis is dat niet zo evident. Het eigenlijke decreet met betrekking tot de schoolinfrastructuur dateert echter al van 2006. Zeven jaar later zijn we dan eindelijk de scholen aan het bouwen en worden de eerste stenen gelegd. Dat hebt u onlangs kunnen zien. Kort daarna werd de aanbestedingsprocedure opgestart voor de selectie van de privépartner. Dat heeft heel wat tijd gevergd. Er gaat dus een geschiedenis aan vooraf. De Vlaamse Gemeenschap heeft echter al een pioniersrol gespeeld.
Het decreet betreffende energieprestaties in scholen van 2007, dus voor de Europese richtlijn er was, heeft een strenger E-peil vooropgesteld, namelijk E70, terwijl toen E100 algemeen van kracht was. Die maatregel werd toen toch als zeer zinvol beschouwd als onderdeel van een ambitieus klimaatbeleid. Er werd toen trouwens ook in een forfaitaire toelage voorzien ter compensatie voor de meerkost. Het decreet heeft ook de mogelijkheid gecreëerd om een stap verder te zetten, door bij wijze van proefproject enkele schoolgebouwen te laten realiseren volgens de passiefhuisstandaard. Daarnet had ik het daar al over. Opnieuw leverden we daarmee pionierswerk in eigen land. Als ik met architecten spreek, dan blijkt dat dit toch wel wat aanpassingswerk vergt, dat het niet zo evident is om passiefscholen te bouwen. Op dit moment worden die echter gebouwd. Ook in dit geval werd voorzien in een toelage om de meerkost te compenseren. We hebben daar dus wel aandacht voor.
De Vlaamse Regering heeft de DBFM-vennootschap Scholen van Morgen aangesteld om in te staan voor de realisatie van DBFM-projecten. De DBFM-scholen moeten beantwoorden aan de geldende EPB-eisen. De scholen waarvoor een stedenbouwkundige vergunning werd aangevraagd vanaf 1 januari 2013 zullen bijgevolg ook moeten voldoen aan de geldende regelgeving.
Voorzitter, er was wat ongerustheid bij de onderwijsverstrekkers over die Europese richtlijn. Ik dacht dat de heer De Meyer daar een allusie op zou maken. Hij heeft daar immers ook al eens een vraag over gesteld. Ondertussen is er al een vergadering geweest. Vandaag vertrekt er trouwens nog een brief daarover. Het is allemaal wat minder erg dan men dacht. Het overleg wordt overigens voortgezet.
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Minister, helemaal tevreden met het antwoord ben ik niet. Die strengere Europese regelgeving was inderdaad aangekondigd. De scholen en de nieuwe projecten zullen daar nu aan moeten voldoen. U zegt dat het niet zo erg is als het lijkt, dat u met de scholen aan tafel hebt gezeten om uit te leggen wat er precies vereist is. Ik kan me echter voorstellen dat dit voor sommige scholen een meerkost is, bovenop wat al een financieel moeilijke operatie was omdat de beschikbaarheidsvergoedingen en dergelijke meer hebben gekost dan geschat. De Vlaamse overheid heeft al een deel van die meerkost moeten dekken opdat die operatie zou kunnen plaatsvinden voor een aantal scholen. Een aantal scholen lopen echt wel op hun tandvlees met die nieuwe operatie, en dan moeten er nog eens bijkomende inspanningen worden geleverd qua energie. Zal de Vlaamse overheid daarvoor dan nog wat bijpassen, of moeten de scholen proberen dat zelf rond te krijgen, en wordt dat dan niet heel moeilijk? U zegt dat het niet zo problematisch is, maar ik kan me voorstellen dat dit een bijkomend probleem is voor scholen die echt op hun limiet zitten.
U zegt inspanningen te doen. Ik had de vraag ook aan minister Van den Bossche gesteld, in de hoop dat u samen met haar een extra inspanning zou kunnen doen. Ik weet dat er weinig financiële ruimte is, maar u weet ook dat in sommige scholen een dermate groot deel van de werkingsmiddelen moet worden besteed aan die elektriciteits-, gas- en stookolierekening dat dit voor problemen zorgt in het Vlaamse onderwijs. Iedereen die bepaalde scholen bezoekt en de toestand daar ziet, weet dat. Vaak ziet men die directeurs daar sukkelen met heel oude stookolieketels en enkel glas. Het budget dat eigenlijk naar de kinderen moet gaan, gaat naar dat onderhoud, naar ruimtes die niet meer van deze tijd zijn.
Ik vond de manier waarop men dat in Wallonië doet, eigenlijk mooi: daar onderzoekt men waar de efficiëntiewinst het grootst is, waar de toestand het slechtst is en met de kleinste ingreep toch zo optimaal en efficiënt mogelijk kan worden aangepakt. Men heeft een enveloppe aangelegd, die niet zo groot is. Daarmee pakt men systematisch jaar na jaar de ergste gevallen aan op het vlak van energie. Dan gaat het specifiek over energie, want ik vind niet dat we nu de vis moeten verdrinken door erop te wijzen dat de hele scholenproblematiek gigantisch groot is, dat de structurele wachtlijsten moeten worden aangepakt, dat renovaties nodig zijn. Dat is allemaal waar, maar ik heb het specifiek over energie en het ontlasten van scholen qua werkingsmiddelen. Ik denk dan aan een beperkt project, dat niet enorm hoeft te zijn, maar jaar na jaar de grootste noden kan lenigen. Dat zou zeer nuttig zijn, lijkt me. Is het niet mogelijk voor u om eens samen met minister Van den Bossche te bekijken of zoiets in het komende jaar in Vlaanderen kan worden opgezet?
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Minister, ik ben eerst en vooral tevreden dat u mijn beschouwingen niet hebt tegengesproken. Specifiek wat de DBFM-dossiers betreft waarvan de bouwvergunning na 1 januari 2013 is ingediend, ben ik blij dat er overleg is gekomen. Dat was een van mijn vragen ruim twee maand geleden. Het is goed dat dit overleg is opgestart. Ik heb echter nog een vraag: wat is de meerkost voor de dossiers als gevolg van de bijkomende eisen? Over welke grootteorde gaat het, over welk percentage van het dossier? Mocht u daar vandaag niet op kunnen antwoorden, dan kunt u dat eventueel schriftelijk doen, via de commissiesecretaris. Het lijkt me nuttig dat te weten.
Mevrouw Meuleman, ik pleit er wél voor om het dossier in zijn geheel te bekijken. Daarmee wil ik niets verdrinken. Ik heb er echter iets tegen dat de ene het alleen wil hebben over de capaciteitsproblemen en de andere het alleen wil hebben over energie. We moeten de moed hebben om vooruit te kijken en de hele problematiek van onderwijsinfrastructuur onder ogen te zien. Dan zal er inderdaad misschien gefaseerd, stapsgewijs moeten worden gewerkt, maar ik vind dat er een totaalplan moet komen waarin alle facetten verweven zijn.
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : De heer De Meyer stelde een bijkomende vraag over die meerkost. We hebben ook geprobeerd dat te berekenen, en op basis daarvan zou het gaan over 3,5 procent. Dat was echter aan de hand van het voorbeeld van een huis. Het zou inderdaad heel interessant zijn om eens te weten wat dat bedraagt voor een school.
Minister Pascal Smet : Ik heb die gegevens vandaag niet, maar ik denk ook dat we eerst het verdere overleg moeten afwachten om dat precies te kunnen inschatten. Zodra die gegevens er zijn, kunnen we ze ter beschikking stellen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.