Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 07/03/2013
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : In Vlaanderen zijn er steeds meer inwoners en steeds meer leerlingen met een migratieachtergrond. Cruciaal voor een succesvolle onderwijsloopbaan is zoals we weten dat kinderen met een migratieachtergrond voldoende rolmodellen hebben die hun inspireren. Nu lijkt er nog steeds weinig diversiteit in ons lerarenkorps. Dit is echter belangrijk voor de leerlingen, zowel voor het leren omgaan met diversiteit, als voor de betrokkene zelf om het hebben van rolmodellen.
Tijdens de vorige legislatuur werd op 23 februari 2006 een resolutie goedgekeurd die daarover een aantal voorstellen formuleerde. Collegas die er toen waren, onder wie mevrouw Vanderpoorten, herinneren zich dat we toen een heel interessante hoorzitting hebben gehad met de vertegenwoordigers van de hogescholen rond dit thema.
Er werden negen concrete voorstellen geformuleerd aan de Vlaamse Regering. Ik som ze op en kan verwijzen naar het stuk: de zelforganisaties betrekken, allochtone zijinstromers in de GPB-opleidingen (getuigschrift pedagogische bekwaamheid) aantrekken, een actieplan formuleren en voortgangsrapporten opstellen,...
Het antwoord van toenmalig minister Vandenbroucke was dat er een aantal expertisenetwerken zouden worden aangesproken om gedurende drie jaar projecten uit te voeren om de in-, door- en uitstroom van deze ondervertegenwoordigde groepen in de lerarenopleiding te verbeteren.
Ik lees dankzij de vraag van collega Vermeiren en de vraag van collega Meuleman dat die projecten ondertussen afgelopen zijn, maar op zich heb ik niet de indruk dat die veel impact hebben gehad. Zeker met een lerarentekort in het vooruitzicht zou de minister deze doelgroep toch extra moeten kunnen aanspreken voor dit beroep.
Minister, hebt u zicht op over hoeveel mensen het gaat? Hoeveel mensen met een migratieachtergrond staan voor de klas of volgen een lerarenopleiding? Is daar een evolutie, en hebben we daar indicaties van?
Welke initiatieven zijn er ondertussen nog genomen, en welke voorstellen uit de resolutie werden uitgevoerd? Welke niet, en waarom niet? Die expertisenetwerken en die projecten zijn ondertussen aflopen. Zijn daar evaluaties van gemaakt en kunnen we daar iets uit leren en waarom is dat niet vervolgd? Zijn er voortgangsrapporten opgesteld of niet? Is er een actieplan opgesteld of niet?
Hebben deze initiatieven al impact gehad, en werden de voornoemde en eventueel andere projecten geëvalueerd?
Welke andere maatregelen plant u om de ondervertegenwoordigde groepen, in casu studenten met een migrantenachtergrond, aan te trekken tot de lerarenopleiding?
De voorzitter : Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Mijn vraag sluit aan bij de vraag van collega Poleyn. Het aantal leerlingen met een migratieachtergrond dat een opleiding in het hoger onderwijs aanvat wordt jaarlijks gemeten en gepubliceerd. We hebben daar dus een duidelijk beeld van. Er bestaat blijkbaar echter geen mogelijkheid om na te gaan hoeveel leerkrachten met een migratieachtergrond actief zijn in het onderwijs.
Het Minderhedenforum heeft eind 2007 een poging ondernomen om de cijfers in kaart te brengen. Deze methode is echter niet wetenschappelijk onderbouwd, want het forum baseert zich immers op de voornaam van een leerkracht om hem of haar als allochtoon te beschouwen. Namen als Nadia en Yasmine komen uiteraard ook vaak voor bij autochtone leerkrachten. Hoewel we deze meting dus niet als correct kunnen beschouwen, geeft ze misschien wel een indicatie van het aantal allochtone leerkrachten.
Het aantal vrouwelijke allochtone leerkrachten wordt door het forum geschat op 1,07 procent van de leerkrachtenpopulatie, de mannen doen het net iets beter met een kleine 2 procent. Een ruime ondervertegenwoordiging dus, als we ervan uitgaan dat, afhankelijk van de gebruikte definitie, het aantal mensen met een migratieachtergrond schommelt tussen de 15 à 20 procent. In steden als Antwerpen is dit aandeel soms bijna 50 procent.
In het antwoord op een schriftelijke vraag die ik er onlangs over stelde, verwees u naar een vraag van collega Meuleman waarbij de volgende redenen werden aangehaald waarom leerlingen met een migratieachtergrond niet kiezen voor een beroep als leraar. Dat waren onder andere het gebrek aan maatschappelijke waardering, de status, het salaris en de beperkte doorstroommogelijkheden. Dat klinkt mij bekend in de oren, ik denk dat ook autochtone leerkrachten dat toch ook wel eens aangeven als reden om niet te kiezen voor een leerkrachtenopleiding.
Minister, bent u bereid om of kunt u het aantal allochtone leerkrachten die actief zijn in kaart brengen? Hier is een aspect al eens aan bod gekomen, namelijk de media. Op dit moment loopt of liep er op de openbare omroep een campagne om mensen met een migratieachtergrond te stimuleren om te kiezen voor een job in de media. Denkt u dat zon campagne kan helpen om mensen met een migratieachtergrond te laten kiezen voor een functie in het onderwijs?
Mijn derde vraag loopt misschien een beetje vooruit op iets anders. Acht u andere initiatieven wenselijk in het kader van het loopbaanpact? Misschien praten we daar binnenkort over. Plant u andere initiatieven om de ondervertegenwoordiging aan te pakken?
De voorzitter : Mevrouw Martens heeft het woord.
Mevrouw Katleen Martens : Er wordt gepleit voor een kansengroepenbeleid om de ondervertegenwoordiging van allochtonen in het lerarenkorps tegen te gaan. Moeten we dan ook een campagne opzetten om het tekort aan mannen binnen het lerarenkorps tegen te gaan? Als ze het kunnen en ze willen het: de mogelijkheden zijn er. Punt uit.
Waarom is die campagne gericht aan allochtonen als blijkt dat die maatschappelijke waardering, de status, het salaris en de beperkte doorstromingsmogelijkheden de reden zijn waarom ze niet kiezen voor het beroep als leraar? Ik denk dat het terechte redenen zijn om niet in het lerarenberoep te stappen, zowel voor allochtone als voor autochtonen. Een campagne zal hier niets aan verhelpen. Ik denk dat er dringend werk moet worden gemaakt van het aantrekkelijker maken van het beroep van leerkracht. Misschien volgt de rest wel vanzelf.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Wij houden bij het beleidsdomein Onderwijs geen cijfergegevens bij over het aantal mensen met een migratieachtergrond die voor de klas staan of een lerarenopleiding volgen.
U vraagt mij of ik dat in kaart breng. Ik zou dat wel willen, maar het probleem is dat er geen eenduidige definitie is voor het begrip migratieachtergrond. Daardoor is een accurate registratie niet mogelijk. Dat geldt niet alleen voor onderwijs, dat geldt ook voor andere domeinen. Er zijn al heel wat uitvoerige debatten geweest en gevoerd, ook door de federale overheid. Er is ook een privacy-aspect aan verbonden.
Ik ben er persoonlijk voorstander van dat dat wordt geregistreerd, alleen is er geen duidelijke definitie, waardoor het ook heel moeilijk wordt om dat te doen. Wel wordt gepolst naar familiale achtergronden, maar dat gebeurt op vrijwillige basis, waardoor er geen totaalbeeld ontstaat.
De voorbije jaren zijn er verschillende initiatieven genomen om te werken aan de diversiteit binnen de lerarenopleidingen. Ik vind dat de diversiteit niet alleen in de klas moet zitten maar ook voor de klas moet staan. Veel van deze acties gebeuren op initiatief van individuele lerarenopleidingen, en wij kennen die ook niet allemaal. In heel wat thematische projecten wordt diversiteit ook als een actiepunt meegenomen.
In de periode 2008-2011 werden diversiteitsprojecten in de lerarenopleiding gesubsidieerd via de expertisenetwerken en het regionaal platform voor lerarenopleiding. Deze projecten zijn inderdaad afgerond. U kunt de gegevens hierover en het evaluatierapport vinden op de website van het ministerie.
In de huidige beheersovereenkomsten met de expertisenetwerken en het regionaal platform is er ook telkens een actie voor diversiteit/doelgroepenbeleid opgenomen. Concreet: deze projecten gaan van het borgen van de resultaten van voormelde projecten in het curriculum, het werken aan diversiteitscompetenties van de lerarenopleiders, tot de installatie van een lerend netwerk rond diversiteit over de instellingen heen. Elk expertisenetwerk/regionaal platform kan dus zijn eigen accenten leggen volgens de eigen specifieke noden.
Wat het stimuleren van de participatie van studenten uit ondervertegenwoordigde groepen in het hoger onderwijs betreft, is het mijn intentie om door te gaan met het Aanmoedigingsfonds. Momenteel werkt een taskforce van experten de contouren van een vernieuwde aanpak uit. Ik verwacht het advies in de loop van deze maand. Ik hoop dat men dat haalt. Vooraleer ik specifieke maatregelen wil voorstellen, wil ik de aanbevelingen afwachten, niet alleen van de taskforce maar ook van de beleidsevaluatie van de lerarenopleidingen en de uitkomst van het loopbaandebat.
De voorzitter : Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn : Het is op zich belangrijk dat er diversiteit is, dat iedereen zijn eigen talenten kan ontwikkelen en dat er in alle richtingen van het hoger onderwijs bijvoorbeeld voldoende doorstroom is van mensen met een migratieachtergrond, maar zeker bij de lerarenopleiding vanwege het rolmodel en het feit dat ze opvoeders zijn. Daarom vind ik ook dat we meer mannen voor de klas zouden moeten hebben. Mocht een campagne impact hebben, dan moet er eens over worden nagedacht.
Ik hoor niets over bijvoorbeeld het eerste voorstel uit de resolutie, namelijk een soort van campagne, een bekendmaking via de zelforganisaties waar men bepaalde gemeenschappen vormt, zodat die rechtstreeks aangesproken worden. Dat is soms veel effectiever dan allerlei groot lineair beleid. Ik blijf een beetje op mijn honger. Ik heb het gevoel dat er van de concrete voorstellen die we na de hoorzittingen hebben gedaan, niet veel is geworden. Er is ook niet echt een actieplan gemaakt, hoor ik uit uw antwoord, laat staan een voortgangsrapportage.
U zei vanmorgen nog dat u een migratieachtergrond hebt. U bedoelde dat eerder op basis van uw jobervaring. Misschien moet u in dit laatste jaar nog heel efficiënt een aantal dingen in gang zetten, al was het maar bijvoorbeeld om te gaan meten. Kwantitatief juist meten zal nooit kunnen, maar via kwalitatief sociologisch onderzoek kun je al beter volgen hoe het vandaag zit en hoe het bijvoorbeeld de komende jaren evolueert. Dat kan ook op andere manieren significant worden gemeten. Ik daag u uit om er toch nog iets van te maken.
De voorzitter : Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Minister, ik dank u voor het antwoord. Mevrouw Martens bracht aan dat diversiteit voor de klas niet alleen gaat over mensen met een migratieachtergrond, maar ook over mannen. Uiteraard is dat zo. Er moet een liefst zo divers mogelijk publiek voor de klas staan. Minister, ik denk dat we dat nog in het loopbaanpact en elders nog zullen tegenkomen.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.