Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 07/03/2013
De voorzitter : De heer Bouckaert heeft het woord.
De heer Boudewijn Bouckaert : Voorzitter, deze vraag houdt verband met de reis van minister Smet naar Canada. Het is dus een opvolgingsvraag.
Minister, in De Morgen van 13 februari 2013 werd naar aanleiding van uw reis naar Canada het bericht gelanceerd dat de teksten over de hervorming van het secundair onderwijs in Vlaanderen bijna rond zijn halleluja en dat u hiermee hoopt te landen in de loop van de maand maart. Ik verslikte mij bijna in mijn koffie toen ik dat las. Deze melding volgde op een maandenlange stilte in dit nochtans zeer belangrijke dossier. De laatste discussie die hierover werd gevoerd, dateert van 28 november 2012. U herinnert zich die dag waarschijnlijk nog. De discussie kwam er naar aanleiding van een interview waarin minister-president Peeters afstand nam van uw oriëntatienota, waarvan u trouwens ook al afstand had genomen.
Aangezien het Vlaams Parlement als dusdanig en ik maak hier abstractie van mogelijk informeel overleg tussen de meerderheidsfracties onderling in deze kwestie totaal in het ongewisse wordt gelaten, wil ik u hierover enkele vragen stellen.
Kunt u de timing die in de krant De Morgen werd vermeld bevestigen? Indien de teksten waarvan sprake in het krantenartikel pas in maart of later klaar zijn, is er dan, volgens u, nog voldoende tijd om een overleg met het uitgebreide werkveld in het onderwijs te organiseren om voor het einde van de legislatuur met een gedragen hervormingsvoorstel te komen? In de meerderheidsresolutie van 28 november 2012, naar aanleiding van het genoemde debat, wordt de regering opgeroepen om, ten eerste, tegen het einde van de legislatuur een masterplan/ontwerp van decreet uit te werken dat de noodzakelijke hervorming van het secundair onderwijs uitwerkt; ten tweede, een geactualiseerde sterkte-zwakte-analyse van het secundair onderwijs als aftoetskader hiervoor te gebruiken, alsook duidelijke doelstellingen te hanteren; ten derde, tegelijkertijd een plan van aanpak met concrete maatregelen op korte termijn, middellange en lange termijn uit te werken, alsook een timing uit te werken. Zullen de teksten, waarvan sprake in de krant De Morgen, betrekking hebben op de drie punten die in deze resolutie worden vernoemd? Een resolutie is toch min of meer bindend voor een regering? Mag het Vlaams Parlement de redelijke verwachting koesteren dat het in de communicatie van deze teksten de primeur zal krijgen?
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Dit is een heel begrijpelijke vraag van een collega uit de oppositie. Velen van ons zouden, mochten ze in de oppositie zitten, die vraag ook stellen. Minister, vanuit de meerderheid wil ik mij toch in het bijzonder aansluiten bij de laatste vraag van de heer Bouckaert. Ik hoop, samen met denk ik alle collegas, dat wanneer het plan klaar is, er toch eerst kennis van zal worden gegeven aan de commissie Onderwijs voordat dit in de media komt.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Mijnheer Bouckaert, mijn antwoord zal inderdaad kort zijn.
Wij hopen dat wij de timing die in De Morgen wordt vermeld, kunnen bevestigen.
Tweede vraag: ja.
Drie: ja.
Vier: de regering zal bekijken what the most convenient is. De regering heeft zich nog niet uitgesproken over hoe zij dat zal aanpakken.
De heer Boudewijn Bouckaert : Minister, een hervormingsvoorstel voor het secundair onderwijs is toch onze corebusiness, en dus betreur ik dat u niet de garantie kunt geven dat wij, als parlement en als commissie, daarmee als eersten zouden kunnen worden geconfronteerd.
Minister Pascal Smet : U moet een extra zitting organiseren. We zullen zien.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Ik wil met enige schroom het volgende meegeven. Collegas, er wordt inderdaad aan gewerkt. Eergisteren nog kreeg ik een telefoon van een journalist, die mij vragen stelde. Ik heb toen ook gezegd dat ik geen verklaringen afleg zolang de zaken in ontwikkeling zijn. Wij hebben allemaal voldoende ervaring om te weten dat wanneer politici voor hun beurt spreken, dit maar één intentie heeft, namelijk iets te laten kapseizen. Ik hul mij nu in een zekere zweem van stilzwijgen. Ik weet dat dit voor de collegas niet leuk is, maar ik schaar mij mee in een proces van realisatie en niet in het counteren van zaken door allerlei boude verklaringen. Maar ik begrijp de ongedurigheid bij een aantal collegas.
De heer Boudewijn Bouckaert : Dit sleept hier nu al zo lang aan. We gaan het laatste jaar van de legislatuur in. Ik merk dat op het veld initiatieven worden ontwikkeld die vooruitlopen op de hervorming. Ik vermeld het gemeenschapsonderwijs van Genk, dat een andere opdeling maakt van het curriculum en overschakelt van een 2x6-formule naar een 3x4-formule. Dat is een tamelijk ingrijpende hervorming. Vanavond is er een Panorama-uitzending over enkele scholen in Maaseik waar men ook al de driedeling aso-tso-bso zou opheffen. Het Vlaams Parlement is in deze zaak een beetje zijn sturend vermogen aan het verspelen. Er is ook het initiatief in Gent.
Wij zullen op den duur de evoluties op het veld achterna hollen. Is dat een goede of een kwade zaak? Zal de uitkomst goed zijn of slecht? Daarover wil ik mij niet uitspreken. Maar het Vlaams Parlement zit er een beetje op te kijken als een uil op een kluit, zoals we dat in het Gents zeggen. Dat is toch in tegenspraak met zijn centrale missie.
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Mijnheer Bouckaert, ik vind het een beetje eigenaardig dat u zegt dat het onderwijsveld vooruitloopt op het parlement. Ik vind het juist een zeer goede gang van zaken dat bepaalde visies die hier werden uitgezet, op dit ogenblik in de scholen worden uitgetest en dat men er onderzoekt hoe men daarmee kan omgaan. Zo komen we te weten of de visie die we hier naar buiten hebben gebracht een goede visie is of niet, en op welke vlakken zij moet worden bijgestuurd. Dat is net heel erg belangrijk. Het wijst er anderzijds ook op dat de geesten rijpen en dat men nu ook al heel veel kan doen om de huidige situatie in het secundair onderwijs bij te sturen. We zijn hier allemaal ongeduldig en er wordt, zoals de heer Van Dijck stelt, achter de schermen naarstig voortgewerkt, maar het feit dat men op het veld stilaan andere visies begint te ontwikkelen, vind ik bijzonder positief.
De heer Boudewijn Bouckaert : Mevrouw Deckx, ik vind een bottom-upevolutie op zich wel goed, maar dat zou het gevolg moeten zijn van een politieke beslissing waarbij wij zeggen dat we niet top-down een algemene hervorming door de strot van alle scholen en koepels duwen maar dat we dat via een bottom-upproces zullen laten gebeuren goed wetende dat dit ook nadelen kan hebben. Je krijgt een zeer verbrokkeld onderwijslandschap en een heel grote ongelijkheid. Dan rijst ook de vraag naar de begeleiding van dit bottom-upproces. Je kunt deze situatie niet te lang meer laten aanslepen, of je krijgt de zeer onhebbelijke situatie waarbij in Vlaanderen op een heel verschillende manier wordt hervormd. Dan geven wij de sturende rol van het parlement, die heel licht moet zijn, prijs. Ik ben geen betuttelaar, maar wij moeten toch de algemene kaders vastleggen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.