Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 26/02/2013
Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de vertegenwoordiging van de oppositie in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden
- 828 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Sas van Rouveroij tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de vertegenwoordiging van oppositieraadsleden in raden van bestuur van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden
- 902 (2012-2013)
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Voorzitter, de minister wil de democratische werking van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden optimaliseren. Ik citeer de beleidsbrief 2010-2011: In alle geval moeten we ook werk maken van een betere en meer doorzichtige informatiedoorstroming vanuit de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden naar de lokale besturen, waaronder ook alle raadsleden, zowel van meerderheid als van oppositie.
Een vertegenwoordiging van de oppositiepartijen binnen de raden van bestuur van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden maakt uiteraard deel uit van de optimalisering van de democratisering. Dit wordt mogelijk gemaakt door een aantal artikelen van het decreet van 2001 betreffende de intergemeentelijke samenwerking.
Ik citeer artikel 16, dat betrekking heeft op de projectverenigingen: Aan de vergaderingen van de raad van bestuur wordt deelgenomen door een door iedere aangesloten gemeente aangeduide afgevaardigde als lid met raadgevende stem. Deze afgevaardigden zijn steeds raadsleden in de betrokken gemeenten, verkozen op een lijst waarvan geen enkele verkozene deel uitmaakt van het college van burgemeester en schepenen of aangesteld is als voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. Op deze manier wordt de oppositie hier gedefinieerd.
Ik citeer ook artikel 52, dat betrekking heeft op de dienstverlenende opdrachthoudende verenigingen: Aan de vergaderingen van de raad van bestuur wordt deelgenomen door ten hoogste vijf rechtstreeks door verschillende gemeenten aangeduide afgevaardigden die lid zijn met raadgevende stem. De statuten bepalen de criteria die bepalend zijn voor de wijze van aanduiding van deze afgevaardigden, die steeds raadsleden zijn die in de betrokken gemeenten verkozen zijn op een lijst waarvan geen enkele verkozene deel uitmaakt van het college van burgemeester en schepenen of aangesteld is als voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Op deze manier bespaar ik de heer Caron de moeite om deze citaten, die ook in zijn vraag om uitleg staan vermeld, zelf voor te lezen.
De statuten van de intercommunales leggen de rangorde van de verschillende kandidaat-bestuurders met raadgevende stem uit de oppositie vast. In bepaalde intercommunales kunnen de vijf gemeenten met het grootste aantal aandelen een kandidaat-bestuurder afvaardigen. In andere intercommunales wordt de raad van bestuur aangevuld met vijf oppositieraadsleden uit gemeenteraden. Die aanduiding gebeurt dan op basis van het relatief aantal stemmen dat hun partijen tijdens de verkiezingen hebben behaald. Vervolgens worden de kandidaat-bestuurders gerangschikt.
Als ik het decreet betreffende de intergemeentelijke samenwerking lees, lijkt de tekst me te stipuleren dat elke oppositiepartij de kans moet krijgen haar controletaken uit te voeren. Dit lijkt me de nagestreefde ratio legis. Ik leid hieruit af dat het aan elke gemeenteraad toekomt kandidaten uit de oppositie voor te dragen. Ik wil dit echter toch even aan de praktijk toetsen. Ik heb immers uit verschillende gemeenten uit verschillende provincies allerlei berichten ontvangen.
Sommige partijen die zich in een meerderheidspositie bevinden, maken blijkbaar bovenlokale afspraken. Ze keuren geen kandidaten van andere oppositiepartijen goed. Hierdoor kunnen ze eventueel toch kandidaten afvaardigen in gemeenten waar diezelfde partij zich in de oppositie bevindt.
Het klinkt ingewikkeld. De mensen die in de praktijk staan, begrijpen dit allicht goed. Op deze manier kan een bepaalde partij binnen een intercommunale immers een groter politiek gewicht verwerven dan na de stembusgang in de regio van het werkingsgebied van de intercommunale zou worden verwacht.
De heer Caron heeft het in de tekst van zijn vraag om uitleg vooral over de problematiek in de gemeenten zelf. Ik wil hier nog een dimensie aan toevoegen. Mij gaat het om die bovenlokale politieke afspraken. De resultaten komen in feite overeen met het door de heer Caron aangehaalde probleem. Het gaat hier om een ontwaarding van de rol van de oppositiepartijen in de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.
Minister, strookt het volgens u met de geest van het decreet dat een bepaalde partij bovenlokale afspraken maakt om in een gemeente waar de partij in de meerderheid zetelt geen oppositieraadsleden van een andere partij af te vaardigen om op die manier meer bestuursmandaten met raadgevende stem te verwerven in gemeenten waar diezelfde partij in de oppositie zit? Past dit binnen de verdediging van de belangen van de gemeenten in de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden? Deze vraag is natuurlijk vrij retorisch. Dit past vooral binnen de partijbelangen en niet binnen de belangen van de samenstellende gemeenten.
Vindt u dat elke gemeenteraad moet trachten een kandidaat uit de oppositie voor te dragen om als bestuurder met raadgevende stem een controletaak op te nemen? Past dit binnen uw visie op de door u betrachte optimale democratisering?
Vindt u het, indien er enige onduidelijkheid zou zijn of indien het decreet niet op een gepaste wijze zou worden toegepast, noodzakelijk of wenselijk hierover door middel van een omzendbrief meer duidelijkheid te verschaffen?
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Voorzitter, ik zal artikel 52 niet opnieuw citeren, de heer van Rouveroij heeft dat al met verve gedaan. Daarnaast bestaat echter ook artikel 36 van het Gemeentedecreet. Dit artikel bepaalt hoe de voordracht van kandidaten moet verlopen. Er moet tot een afzonderlijke stemming worden overgegaan. Personen worden benoembaar gesteld door middel van een verkiezing of een voordracht bij volstrekte meerderheid van stemmen. Dat punt komt straks opnieuw aan bod.
We kunnen ervan uitgaan dat deze decretale bepaling bovengeschikt is aan de statutaire bepalingen van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Op die manier ontstaat mogelijk een conflictsituatie. Ik kom daar straks nog op terug.
Wie als lid van de oppositie als afgevaardigde met raadgevende stem wil worden voorgedragen, heeft een volstrekte meerderheid van de stemmen in de eigen gemeenteraad nodig. Concreet heeft hij dus de stemmen van de meerderheid nodig om als oppositielid te kunnen worden voorgedragen.
In mijn regio zijn er de afgelopen weken frequent dergelijke stemmingen gehouden. Die stemmingen vormen ook de aanleiding tot deze vraag om uitleg. Het is duidelijk dat bovenlokaal afspraken worden gemaakt. We zijn vaak niet van die afspraken op de hoogte. Het is heel lastig daarmee om te gaan.
Het is haast een boutade. Vroeger, in tempore non suspecto, zat CD&V bijna overal in de meerderheid. (Opmerkingen)
In die twee gemeenten waar CD&V dan net niet in de meerderheid zat, droeg CD&V oppositieraadsleden voor. Op die manier werd het pluralisme in onze regionale intercommunales ondergraven en uitgehold. (Opmerkingen)
Ik heb het over lang geleden. In de praktijk is echter gebleken dat dit tijdens de vorige legislatuur ook aan de orde was. Deze handelwijze werd vaak toegepast. De nieuwe coalities die nu zijn ontstaan, hanteren net dezelfde praktijken. Zo eenvoudig is het.
Op die manier wordt een in se goed principe de pas afgesneden. Dit principe, dat in het decreet is opgenomen, houdt in dat in de besturen van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden een zeker pluralisme aanwezig zou moeten zijn. De democratie en de democratische vertegenwoordiging van de lokale besturen in de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden ligt voor ons zeer gevoelig. In de praktijk blijkt dat het pluralisme altijd wordt uitgehold door middel van de technieken die in toepassing van het decreet kunnen worden gehanteerd. Dat is mijn politieke conclusie.
Dit gebeurt in veel Vlaamse gemeenten. Ik ben door heel wat mensen van Groen gealarmeerd. Ze worden haast overal weggestemd. Het gaat zelfs verder. (Opmerkingen)
Wat in Kortrijk gebeurt, gebeurt ook in andere gemeenten. Iedereen kan trouwens straks repliceren. (Opmerkingen)
Soms wordt een door de oppositie voorgedragen kandidaat in de eigen gemeenteraad niet gesteund. Het cynisme dat ik wil aankaarten, gaat echter verder dan de politieke partijen. Vaak wordt ervoor gekozen de bank van de oppositieraadsleden met raadgevende stem leeg te laten en geen vertegenwoordiger van de eigen gemeente te sturen. Dat is pas cynisme. Sommigen laten de stoel liever leeg dan hem aan iemand van de eigen gemeente te geven. In intergemeentelijke samenwerkingsverbanden moet er liefst een zeker pluralisme zijn. De lokale besturen moeten hun stem kunnen laten horen en hun rol kunnen spelen. Bovendien gaat het vaak om dossiers waarover de meerderheid en de oppositie het eens zijn. Ze kunnen het belang hiervan samen onderstrepen.
Minister, samengevat, komt het erop neer dat de goedbedoelde clausule in artikel 52 in feite door dergelijke technieken wordt ondergraven. Ik zou u hierover dan ook enkele vragen willen stellen.
Hoe moeten de artikelen van het Gemeentedecreet en van het decreet betreffende de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden samen worden gelezen? Wat is bovengeschikt? Hoe verhouden beide artikelen zich tot elkaar?
Wordt hier niet te veel op het politiek fatsoen of op het besef van het algemeen gemeentelijk belang van de meerderheid gerekend? Ik verwijs in dit verband naar mijn opmerking van daarnet over de lege stoelen.
Indien het daadwerkelijk de bedoeling is de oppositie een raadgevende stem in de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden te geven, moeten we dan niet dringend een of beide decreten aanpassen om deze blokkering van de inspraak onmogelijk te maken?
Mijn vraag is enkele weken blijven liggen ik begrijp dat , maar kan een dergelijke remediëring of een omzendbrief, zoals collega van Rouveroij voorstelt, nog enige invloed hebben op de huidige samenstelling van de raden van bestuur waar de inbreng van de oppositie niet of niet volledig is ingevuld?
Wordt dit punt ook meegenomen in de evaluatie van het decreet Intergemeentelijke Samenwerking? Ik zal het zeker meenemen.
De voorzitter : De heer Durnez heeft het woord.
De heer Jan Durnez : Mijnheer Caron, ik voel me helemaal niet aangesproken inzake de technieken die u schetst. In de intercommunales waar ik in mijn vorige leven actief was, zijn dergelijke toestanden niet voorgevallen. Daarin ben ik heel formeel. Dat terzijde.
Daarnaast is er natuurlijk de complexiteit van de methode waarop je over tien, twintig, dertig, veertig of vijftig gemeenten probeert om die oppositie binnen te brengen. Die oppositie is op de ene plek de meerderheid, en op de andere plek de minderheid. Het is niet dus zo eenvoudig om te zeggen: de oppositie is hier binnen. In intercommunales is er op sommige momenten geen oppositie, want die worden op een andere manier bestuurd.
Het decreet zelf is bijzonder nauwkeurig. Maar als er een techniek wordt gebruikt om de oppositie te verhinderen iemand voor te dragen, is dat een kwestie van gebrek aan politiek fatsoen, en dat zou op die plekken moeten worden besproken. Daar een algemene regel van maken, die door iedereen moet worden gevolgd, daar ben ik het niet mee eens.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Ik denk dat het een heel interessante vraag is. De heer Caron had eerst gevraagd dat ik er per brief op zou antwoorden, maar ik denk dat het beter is dat we dit publiek behandelen, want het is een zaak die velen beroert en die eigenlijk wel van algemeen belang is. Het is evident dat je die twee regels moet samen lezen. Je kunt niet het ene los van het andere zien.
Zoals de heer Durnez zegt, is de regeling met betrekking tot de dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen zoals die ingeschreven staat in het decreet Intergemeentelijke Samenwerking, nu eenmaal complex. Als ik goed ben ingelicht, heeft men er indertijd, door middel van een sp.a-amendement, voor geopteerd om in de dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen minstens één en maximum vijf vertegenwoordigers met raadgevende stem te hebben. Raadgevende stem betekent: iemand die tot de oppositie behoort in de gemeente waar hij of zij vandaan komt. Zo is het, weliswaar negatief, omschreven in het decreet.
Verder is het aan de opdrachthoudende of dienstverlenende vereniging om statutair te bepalen welke de criteria zijn. Ik heb daar geen zicht op. Er is vroeger door het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) een model rondgestuurd, maar ik heb geen zicht op de criteria die worden gehanteerd. Ik heb, naar aanleiding van de vraag, nu aan het agentschap gevraagd om proberen op te lijsten op welke manier die samenwerkingsverbanden criteria hebben bepaald. Sommige doen dat alfabetisch. Ik heb ooit gemeentebesturen ontmoet die zeiden dat ze over honderd jaar aan bod kwamen om met raadgevende stem in de intergemeentelijke samenwerking deel te nemen. (Opmerkingen van mevrouw Annick De Ridder)
Het zijn dus de statuten die bepalen welke gemeenten aan bod komen, welke beurtrol of welke criteria worden gehanteerd of wat de duur van het mandaat is. Het is evident dat die moeten worden nageleefd. U stelt dat er binnen die verenigingen afspraken worden gemaakt om dat partijpolitiek in te vullen, maar de bestaande statuten moeten door de mensen in de intergemeentelijke samenleving natuurlijk worden nageleefd. Je kunt dat niet van geval tot geval anders invullen.
Ik weet dat er één klacht is ingediend. Mijnheer Caron en mijnheer van Rouveroij, u spreekt van meerdere zaken of problemen die zich voordoen. Er loopt momenteel één concrete klacht ik heb daar geen zicht op, want die is in onderzoek bij de dienst van de gouverneur : met betrekking tot de Financieringsintercommunale voor de gemeenten van Gaselwest (Figga). Ik meen dat die klacht is ingediend naar aanleiding van een stemming in een gemeenteraad.
Het decreet Intergemeentelijke Samenwerkingsverbanden bepaalt dus: minimum één, maximaal vijf bestuurders met raadgevende stem. Men moet ook bepalen op welke manier de diverse gemeenten aan bod komen.
Als u vraagt, mijnheer van Rouveroij, of het dan evident is dat er vanuit elke gemeente in het licht van de democratie en de controle ook iemand is met raadgevende stem, kan ik, gelet op de zeer complexe decretale bepalingen niet ja antwoorden. Het is al niet evident dat elke gemeente iemand heeft met beslissende stem. Als gemeente zit je niet automatisch in elke raad van bestuur als je aandeelhouder bent. Vaak is dat wel het geval, maar soms ook niet. Dat is dus niet a priori het geval als er maar één vertegenwoordiger is met raadgevende stem. Ik heb er trouwens geen zicht op hoe dat is ingevuld. Hebben sommige verenigingen dat zo ingevuld dat er maar één vertegenwoordiger is met raadgevende stem in het gehele gebied? Tja, dan is het bijzonder moeilijk om in het kader van het decreet Intergemeentelijke Samenwerking te zeggen dat je er vanuit elke gemeente zicht op moet hebben. We hebben natuurlijk een ander instrument ontwikkeld, namelijk de commissie die in elke gemeente moet worden opgericht. Maar dit kan ik dus uiteraard niet positief beantwoorden.
Een ander punt is en daar gaan, denk ik, de initiële opmerking en de klacht over hoe het zit in de gemeenten. Het decreet bepaalt natuurlijk ook dat daar een stemming gebeurt. U kent de wijze van stemmen, dat is de manier die altijd geldt. Als er maar één kandidaat is, moet die de volstrekte meerderheid halen. Je kunt tegenstemmen. De meerderheid kan dus tegen die kandidaat stemmen, en dan heeft niemand de volstrekte meerderheid gehaald. Als er meerdere kandidaten zijn, dan zit je in een afvallingskoers tot je er nog twee hebt. Zodra er twee kandidaten zijn of als er initieel twee kandidaten zijn, kun je niet tegenstemmen. Dan kies je voor een van de twee of kun je je onthouden. De volstrekte meerderheid is niet aan de orde vanaf de tweede stemronde. U kent deze klassieke techniek van stemmen, die ook geldt bij andere aanduidingen door de gemeenten.
Maar dat is niet de essentie van de zaak. Mijn punt is en daarom ben ik ook wel blij dat die vraag wordt gesteld dat het voor mij niet kan dat een meerderheid een kandidaat die wordt voorgedragen door de gemeenschappelijke oppositie, wegstemt, tenzij ze een grondige motivatie geeft. Er kan natuurlijk sprake zijn van een onverenigbaarheid. Ik ga geen gevallen opsommen, maar ik kan mij inbeelden dat er theoretisch, naast onverenigbaarheid, misschien nog zij het zeer uitzonderlijk een gegronde reden zou kunnen zijn om iemand te weigeren. Het zou bijvoorbeeld kunnen ingaan tegen het belang van de intergemeentelijke samenwerking. Ik druk me hypothetisch uit, maar ik sluit een dergelijke motivering niet uit. Maar dat moet een uitzondering zijn. Ik kan niet aanvaarden dat men vanwege een politieke kleur in een bepaalde gemeente geen vertegenwoordiger aanduidt of de kandidaat van de oppositie niet aanduidt. Zijn er meerdere kandidaten uit de oppositie in die gemeenteraad, dan heb je natuurlijk een vrije stemming. Als diegene met de meeste stemmen in de eerste ronde niet de volstrekte meerderheid haalt, dan gaat diegene die in de tweede ronde de meeste stemmen haalt, het winnen. Dat zijn de technieken van het decreet. Ik denk dat de heer Durnez zegt in het verleden ook zo gehandeld te hebben.
Ik wil dus heel duidelijk zijn: dit gaat niet alleen in tegen de geest, maar ook tegen de letter van het decreet. Ik weet niet of er strategieën zijn om dat te doen, maar het kan niet. Ik zie niet in waarom een persoon die behoort tot een bepaalde partij, op basis van een oordeel door de meerderheid, niet in aanmerking komt. Hij is een mandataris, net als alle anderen, en hij heeft de kwalificaties, net als alle anderen. Hij moet natuurlijk de verplichtingen navolgen in de intergemeentelijke samenwerking, ook al heeft hij maar een raadgevende stem: hij moet een deontologie en discretie hanteren en heeft een bepaalde geheimhoudingsplicht. Ik kan me inbeelden dat er, in zeer uitzonderlijke omstandigheden, iemand zou kunnen zijn waarvan men zegt dat er bepaalde precedenten zijn geweest. Maar het lijkt me heel onwaarschijnlijk dat dit zich voordoet, en het kan heel zeker niet vanwege het feit dat hij of zij voorgedragen wordt door de oppositie. Dat is geen reden om te zeggen: we stemmen die weg, die heeft niet de volstrekte meerderheid. Dan zit je immers met een miskenning van het decreet.
Als er klachten zijn, zal ik dus die regel hanteren. Er loopt één klacht. Als er zaken zijn waarbij de statuten van de intergemeentelijke samenwerking niet worden nageleefd, dan kan dat natuurlijk ook niet. Ik ben het ermee eens: het is zeer moeilijk en complex en eigenlijk gebrekkig. Maar men zal naar best vermogen hebben gehandeld. Het is niet zo evident om in die grotere structuren voor vertegenwoordiging te zorgen. We kunnen dat meenemen in de grote evaluatie, en dat zal wel mee aan bod komen. Ik ben zeker vragende partij als er verbetering mogelijk is. Ik neem aan dat u ook allemaal vragende partij bent. Democratie is nu eenmaal een spel van meerderheid en minderheid. Ik ben echter heel duidelijk: of er nu sprake is van slechts één stemronde, omdat er maar één kandidaat is, dan wel of het om meerdere kandidaten gaat, ik kan niet aanvaarden dat men die persoon niet aanvaardt, tenzij dit wordt gemotiveerd. Die motivering moet dan kunnen worden getoetst op haar deugdelijkheid. Er mag geen sprake zijn van het uitvinden van een drogreden. Ik hoop dat dit duidelijk is.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Minister, uw antwoord lijkt me belangwekkend. Zo ervaar ik het zelf toch. Dit geeft ook aan dat u de geest en de letter van het decreet, namelijk het principe van democratische controle en aanwezigheid, volop laat primeren op politieke spelletjes. Ik neem daar akte van. Ik vind dat erg belangrijk en ik zal dat ook in mijn eigen omgeving toetsen. Ik zal onderzoeken of er situaties zijn die eigenlijk een overtreding zijn in het licht van dit precedent. Ik ben blij dat u uitdrukkelijk zegt dat u niet zult dulden dat een kandidaat van de oppositie zo wordt weggestemd, wat nochtans daadwerkelijk is gebeurd. Ik dank u ook voor dat duidelijke antwoord.
Mijnheer Durnez, wat ik zei, was niet persoonlijk bedoeld. Ik wendde me tot mijn collega omwille van zijn autoriteit op dit vakgebied, en niet meer dan dat. Dat wil ik wel even onderstrepen.
De voorzitter : De heer van Rouveroij heeft het woord.
De heer Sas van Rouveroij : Voorzitter, minister, net als de heer Caron ben ik tevreden. U bent inderdaad niet alleen de behoeder van de letter van het decreet, maar ook van de geest. Uw antwoord is inderdaad helder. Het laat oppositieleden toe om, als ze het slachtoffer zouden zijn van onheus gedrag, aan de slag te gaan. Ik dank u.
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Dit is natuurlijk een zeer eigenaardige discussie. Men stelt vast dat, als iemand van de minderheid wordt afgevaardigd, die persoon eigenlijk meer de gemeente vertegenwoordigt dan de politieke partij waarvoor hij in feite wordt afgevaardigd. Daarom moet iemand de meerderheid van de gemeenteraadsleden achter zich krijgen. Als men iemand naar de intercommunales stuurt, dan vertegenwoordigt die persoon eigenlijk niet bepaalde partijen, maar de gemeente. Zo wordt dat aangevoeld.
We zien ook die eigenaardigheden van die democratische toetsing, ook in die politieraden. Daar is er dan eigenlijk geen oppositie. Dat is heel vreemd. Het zijn de gemeenten die daar eigenlijk hun eigen belangen vertegenwoordigen. De oppositieraadsleden van de gemeente sluiten zich gewoonlijk veeleer aan bij het standpunt van die stad of gemeente dan bij een politieke partij. Daar wordt eigenlijk ook niet geredeneerd volgens politieke partijen. Dat is een heel eigenaardig systeem. In die raden komt men dus eigenlijk niet tot oppositie. Hetzelfde geldt voor de intercommunales. Wie daar meestal aanwezig is, die voert geen oppositie. Hij beslist gewoonlijk mee met de meerderheid. Gewoonlijk is hij een bondgenoot van die mensen.
De voorzitter : De heer van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Minister, ook ik heb aandachtig uw antwoord beluisterd. Dat lijkt me een zeer correct antwoord, maar u doet noodgedwongen enigszins een beroep op de deontologie van een en ander. Gelet op de regelgeving is dat ook niet onlogisch. De trucs om de oppositie te jennen, zijn soms onuitputtelijk.
Gisteren werden in mijn gemeente bij geheime stemming achttien of negentien vertegenwoordigers aangeduid in alle mogelijke intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Op de stembrieven stonden altijd de negentien gemeenteraadsleden. Dan werd een kandidaat voorgesteld door de oppositie en door de meerderheid, maar in een van die gevallen waarin een oppositielid moest worden aangeduid, werden er stembriefjes met alleen de leden van de oppositie rondgedeeld. De oppositie zei dan gezamenlijk: dat is onze kandidaat. Om hem te jennen, stemde de meerderheid op een ander lid van de oppositie. Dat zijn zo van die toestanden.
Minister, daar kunt u niets aan doen. Ik denk ook niet dat de decreetgever daar iets aan kan doen. U zegt echter dat er een element van deontologie nodig is. U hebt gelijk. Ik illustreerde dat. We kunnen wat dat betreft helaas niet alles bij decreet regelen.
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Voorzitter, er zijn inderdaad voorbeelden van waar het niet goed gaat, maar er zijn ook voorbeelden van waar het wel goed gaat. Straks is er gemeenteraadszitting in Kasterlee en we zullen de kandidaturen die door de verenigde oppositie voorgedragen worden, unaniem steunen omdat we vinden dat dat de normale gang van zaken is. Als er een akkoord wordt bereikt in de verenigde oppositie, moet dat de steun krijgen van de meerderheid.
Minister Geert Bourgeois : Ik hoor dat er dus ook goedepraktijkvoorbeelden zijn. In de democratie is dit de regel: er is de deontologie en er is de correcte beleving van de democratie. Er zijn ook regels, en ik kan toekijken op de handhaving van de regels.
Ik ben vergeten te antwoorden op de vraag of ik nog iets kan ondernemen. Eerst en vooral: ik heb geen zicht op de situatie bij die verenigingen en die samenwerkingsverbanden. Ik heb de informatie opgevraagd. De toezichtstermijn is dertig dagen. Het zijn lijstbeslissingen, maar de termijn loopt dertig dagen. Als in de intergemeentelijke samenwerking (IGS) zelf ergens iets zou gebeuren tegen de statuten in, is dat weer een andere zaak. Er is de gemeenteraadsbeslissing met een termijn die loopt. En de statuten buiten werking plaatsen, dat kan natuurlijk niet: statuten zijn er om te worden nageleefd.
Stel dat ik een circulaire of een omzendbrief zou sturen, dan kan ik geen nieuwe regels ontwerpen. De regels zijn er en er is een termijn voor toezicht.
De heer Sas van Rouveroij : Minister, uw antwoord was zo helder dat ik niet meer aandrong op die omzendbrief. U mag nu die dertig dagen alstublieft niet laten voorbijgaan. Diegenen die het slachtoffer zijn, moeten een klacht indienen. Het standpunt dat u inneemt, is duidelijk en zuiver. Na de verkiezingen is er altijd een enorme golf van aanduidingen, maar hier en daar kan het in de toekomst nog eens gebeuren. Als het dan toch zo helder is, zou u dan toch geen omzendbrief sturen zodat de snoodaards die zich dan toch nog geroepen zouden voelen om zich niet te houden aan de regels van het spel zoals u die omschrijft, proactief te duiden op het feit dat ze niet goed bezig zijn en desgevallend bij een klacht in het zand zullen bijten?
Minister Geert Bourgeois : Ik had me voorgenomen om het voorlopig niet te doen. De vloedgolf is voorbij en de termijnen lopen. Ik zou graag de evaluatie afwachten om na te gaan of er een algemene, nieuwe regeling moet komen. En op de statuten zelf heb ik geen zicht. Ik zou het alleszins in zijn geheel willen meenemen. Het kan zijn dat ik ervoor opteer om een verduidelijking rond te sturen in afwachting van dit alles, maar dan zou ik het het liefste doen met het oog op de beide aspecten die verweven zijn. Op dit ogenblik doe ik het dus niet, maar ik sluit het ook niet uit, en misschien moeten we, aan de hand van de decreten, nagaan of de regeling op zich voor verbetering vatbaar is.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.