Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 05/02/2013
Gedachtewisseling met mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding over de hervorming van het regionale televisielandschap in Vlaanderen
Interpellatie van de heer Bart Tommelein tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over het plan om de regionale omroepen te redden
- 45 (2012-2013)
De voorzitter : Collegas, ik stel het volgende voor, wat overigens de intentie was: we krijgen de presentatie van het document, daarop volgt de interpellatie van de heer Tommelein, zoals geagendeerd, en daarna voeren we het debat. De gedachtewisseling zal samen met de interpellatie worden opgenomen in de Handelingen. Er wordt ook een stuk gemaakt met daarin de verwijzing naar de Handelingen. Zo zullen de sporen ervan te vinden zijn. Dat was ook afgesproken met het Bureau.
De heer Bart Tommelein : Aangezien ik al een hele tijd probeer om mijn interpellatie voor de gedachtewisseling te krijgen en u nu toezegt dat er eerst een presentatie komt, dan een interpellatie en dan een gedachtewisseling, ga ik akkoord met uw voorstel.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Collegas, ik kan u in alle transparantie verzekeren dat zowel de heer Tommelein als de heer De Coene bij mij een streepje voor heeft. (Gelach)
Collegas, ik ben u dankbaar. Ik geef u heel graag de uitleg over de discussienota die we vorige week hebben gelanceerd, in overleg met alle leden van het veld. Ik ga er ook graag over in discussie met het parlement. Het is een discussienota, zeker en vast geen afgewerkt stuk. Het is een nota van mij als insteek in het debat. Door het voorbereidende werk de voorbije weken en maanden is er voor die nota wel al een redelijk draagvlak, denk ik. Voor ik inga op de nota, wil ik het traject overlopen dat we tot nu toe hebben afgelegd in een eerste PowerPoint-presentatie.
Ik blik even terug op wat we hebben gedaan in 2010 en 2011. In de eerste debatten met de regionale omroepen is gezegd dat er uitdagingen zijn voor de toekomst. We hebben dan een onderzoeksopdracht gegeven aan Podium Perception Management (PPM). Daarop is een waarderingsonderzoek gevolgd in 2012.
De onderzoeksopdracht in 2010 leverde al enkele belangrijke conclusies op. De belangstelling voor regionaal nieuws blijft groot. De regionale omroepen zijn daarin belangrijke spelers, om de regionale berichtgeving bij de mensen te brengen. De sector is financieel gezond in de onderzochte periode 2004-2010.
Maar er kwam ook al naar voren dat er donkere wolken dreigen voor de regionale sector. De inkomsten dalen vanaf 2009, vooral omdat er een daling is bij de reclamewerving, die deels algemeen was na de financieel-economische crisis. Tegelijk was er de vermindering van de inkomsten die men krijgt van de distributeurs in dit geval vooral Telenet ter ondersteuning van de digitale ontwikkelingen. De regionale zenders gaven al aan dat ze weinig ruimte hadden om nog te besparen. Het zoeken naar efficiëntiewinsten veronderstelt dikwijls het zoeken naar schaalvergroting, wat dan weer in tegenspraak is met de missie van de regionale zenders om lokaal nieuws te brengen en bij uitstek kleinschalig te werken.
Er kwam ook al naar voren dat het bereik van de regionale zenders een dalende trend vertoonde, in alle sociodemografische categorieën. U ziet de cijfers van het dagbereik. Dat zijn gemiddelden. We hebben er de laatste metingen aan toegevoegd voor 2012, die we nu in het najaar hebben gedaan. De dalende trend is significant.
Naast de daling van het bereik daalt ook de waardering. De gemiddelde waardering van de kijker daalt van 7,54 naar 7,16. Een andere trend is dat het publiek van de regionale zenders stilaan veroudert. Volgens de cijfers van 2012 kijkt in de categorie 12-34 jaar 2 procent dagelijks en 35 procent nooit. Anderen kijken wekelijks of een paar keer per week. Bij de ouderen kijkt 38 procent dagelijks. Met dat verouderend publiek moet ook rekening worden gehouden.
Een eerste aanbeveling van PPM was dat de omroepen zichzelf moeten heruitvinden. Alle wijzigingen in het medialandschap die wij dikwijls bespreken in andere contexten, zoals nieuwe technologieën, consumenten die hun gebruik wijzigen, nieuwe financieringsmodellen en nieuwe spelers op de markt, beïnvloeden ook bij uitstek de regionale zenders en de omgeving waarin ze moeten werken. Daarom wordt aanbevolen dat er innovatief wordt gedacht.
PPM gaf ook aan dat de randprogrammatie een bijkomende aantrekkelijkheid zou kunnen betekenen als die zou worden vernieuwd. De regionale zenders zouden ook via nieuwe distributiekanalen hun weg naar de gebruikers moeten vinden. Er is zeker ruimte om het marketing- en communicatiebeleid professioneler aan te pakken.
Over die resultaten van de PPM-studie, die we ook hier hebben besproken, heb ik een eerste strategisch overleg gehad met de regionale zenders op 13 mei 2011. Daar hebben we samen de zaken besproken. Alle regionale omroepen zijn anders. Ik geef gemiddelde cijfers, maar we hebben elke zender ook een eigen rapport gegeven met specifieke cijfers. Daaruit bleek dat er verschillen zijn. Er is dus nood aan oplossingen op maat van de zender.
Er was toen bij de zenders een duidelijke behoefte om meer cijfers te krijgen. Ik heb aangeboden om zelf te financieren dat zij bijkomend onderzoek konden bestellen en een sterkte-zwakteanalyse konden maken van hun eigen zender. Op basis daarvan is een actieplan opgesteld. De begeleiding van de consultant PPM hebben we gratis aan de zenders aangeboden.
Op dat moment kregen de zenders van de overheid ook financiering, vooral jaarlijkse projectfinanciering. Ik heb toen gezegd dat ik als eerste stap al die jaarlijkse financiering kon ombuigen naar een vijfjaarlijkse, zodat er meer zekerheid is op langere termijn. We kunnen dan een contract of samenwerkingsovereenkomst maken voor de duur van vijf jaar.
Heel wat zenders zijn ingegaan op het aanbod om een sterkte-zwakteanalyse te maken. Acht van de tien hebben dat gedaan en zo dieper ingezoomd op hun organisatie. Zij zijn met eigen actieplannen gekomen, over de kwaliteit van het nieuws, de interne organisatie of andere opportuniteiten die ze zelf zagen. We hebben die actieplannen verder gebruikt als input voor de vijfjarige samenwerkingsovereenkomst, om zo een samenwerkingsovereenkomst per zender op maat te maken.
Onderweg zijn we allemaal opgeschrikt in december 2011, toen Telenet aankondigde dat het de verdeling van de auteursrechten voor alle zenders op eenzelfde manier wilde doen, namelijk op basis van het zogenaamde marktmodel. Als men dat marktmodel zou toepassen op de regionale zenders, gingen zij meteen in één keer van een vergoeding per abonnee van 1,69 euro naar 0,18 euro. Dat is een heel groot verschil. Toen hebben verschillenden onder u ook alarm geslagen.
Ik heb overleg gepleegd en bemiddeld tussen Telenet en de zenders. Uiteindelijk hebben we vlak voor Kerstmis een compromis kunnen bereiken. We hebben aangevoerd bij Telenet dat we het niet juist vinden om het marktmodel te gebruiken voor de regionale zenders, omdat die geen aanbod voor een hele dag hebben. Ze zenden maar één uur of anderhalf uur per dag uit en herhalen dat. Je kunt ze dus niet met een marktmodel beoordelen op dezelfde manier als VRT of vtm.
Dat debat met Telenet hebben we toen niet gewonnen. Zij waren niet bereid om van dat marktmodel af te stappen. Zij zijn toen wel bereid gevonden om een overgangsperiode te respecteren, waarbij de zenders ook de kans krijgen om zich aan te passen. Die overgangsperiode was een kwestie van tijd kopen. Dat heeft ertoe geleid dat de zenders in 2012 nog ongeveer hetzelfde bedrag krijgen en in 2013 ook. Maar vanaf 2014 zal volgens het huidige compromis het bedrag gevoelig verminderen, als we geen andere oplossing bereiken.
We hebben toen ook afgesproken dat ik, naast het bereiken van het compromis en het kopen van tijd, met de zenders zou bekijken welke maatregelen we strategisch moeten nemen om hun levensvatbaarheid en groei te verzekeren, allemaal in het licht van het veranderende medialandschap. Zij hebben toch een belangrijke opdracht, namelijk de regionale berichtgeving. Ik heb de zenders toen ook gezegd dat ik zelfs bereid ben om decretale aanpassingen door te voeren, indien dat nodig mocht blijken.
Zo is de strategische werkgroep voor de regionale zenders opgericht, waar heel veel is gewerkt en gediscussieerd het voorbije jaar. Heel wat ideeën en gedachten, die u nu vindt in deze nota, zijn daar uitgewisseld en stilaan gerijpt.
Daarnaast had ik afgesproken om de samenwerkingsovereenkomsten van vijf jaar te maken. Dat is intussen ook gebeurd. Die zijn goedgekeurd door de Vlaamse Regering en afgetoetst bij Europa. Dat is in orde en in uitvoering.
Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om de opleidingssteun, die vroeger een voorwaarde was en waarvoor we projectsubsidies gaven, niet meer via die samenwerkingsovereenkomst te regelen, maar een extra financieringskanaal in gang te zetten, namelijk de Mediacademie. U herinnert zich dat ik samen met de geschreven pers de verschillende opleidingsinitiatieven heb gebundeld. Daarvoor hebben we een Mediacademie vormgegeven, met een pijler geschreven pers. Nu heb ik budgetten uitgetrokken om ook een pijler audiovisuele pers te maken. Daar kunnen we de opleidingen voor de regionale zenders in stoppen. De regionale zenders moeten dan voor 40 procent van de kosten van die opleidingen instaan en 60 procent wordt gedragen door de overheid. De middelen die ze via de samenwerkingsovereenkomst krijgen, moeten dan niet meer worden gebruikt voor die opleidingen.
De samenwerkingsovereenkomst heeft een generiek luik, dat voor iedereen hetzelfde is: ze krijgen 100.000 euro per jaar om de decretale opdracht waar te maken, onder andere de ondertiteling van het nieuws. Er is ook een specifiek luik van 105.000 euro per jaar voor de engagementen die elke omroep zelf aangaat op basis van de eigen actieplannen.
Ook hebben we aan die overeenkomsten, omdat er tegenover belastinggeld iets moet staan, performantiemaatstaven toegevoegd. We hebben daarvoor criteria ingevoerd. Een eerste is het bereik, namelijk hoeveel mensen hebben per week en per maand naar de journaals van hun regionale zender gekeken. We hebben daarvoor een bepaalde norm en doelstelling bepaald. We zouden graag hebben dat elke zender daar probeert te geraken. Ook hebben we een waardering opgenomen. Hoe waarderen de klanten het journaal waarnaar ze kijken? Als streefdoel voor elke zender hebben we daar een cijfer van zeven op tien naar voren geschoven. Die overeenkomsten zijn dus allemaal afgesloten.
In onze gesprekken met de zenders, in de strategische werkgroep en ook hier in het parlement is dikwijls naar voren gekomen dat niet alle zenders gelijk zijn, maar dat ze ook niet allemaal dezelfde mogelijkheden hebben. Er zijn zenders met een groot en een klein zendgebied. Voor de zenders met een groot zendgebied is het natuurlijk gemakkelijker om economies of scale te realiseren. Zenders met een klein zendgebied moeten dezelfde kosten maken en hebben het niet zo gemakkelijk.
Er is ook regelmatig op gewezen dat misschien na zo veel jaren die zendgebieden eens moesten worden herbekeken, omdat er niet altijd een logica in zit. Ik heb dan sowieso de opdracht gegeven om een studie te maken over die zendgebieden. Die loopt nu. De bedoeling is om te kijken of de zendgebieden zoals ze zijn afgebakend, overeenkomen met de sociologische gebieden waarvan de mensen vinden dat ze ertoe behoren. Als je in Limburg woont, is het simpel: alle Limburgers voelen zich Limburger en ze krijgen TV Limburg. Maar in veel andere zendgebieden zijn er grensgevallen van gemeenten die een bepaalde zender krijgen maar zich misschien meer tot een andere groep rekenen.
Daar zijn al lange tijd discussies en vragen over. Daarom laat ik nu een studie doen, op basis van de sociologische gegevens en op basis van hoe de mensen zich voelen. Die studie loopt en die kunnen we straks meenemen, als er een draagvlak is om daar iets mee te doen. Ik heb ze informatief laten maken en we kijken dan verder welke conclusies we eruit kunnen halen. Die studie loopt opnieuw in overleg met de regionale omroepen. Dat was een van de punten die we vorige week donderdag aan de zenders hebben toegelicht: hoe ziet de studieopdracht eruit, hoe loopt ze en hoe worden zij erbij betrokken?
Ik kom tot de werkzaamheden van onze strategische werkgroep. Er is heel wat gediscussieerd. In het begin richtte de discussie zich vooral op de vraag hoe we het geldprobleem moesten oplossen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er voldoende financiering naar de regionale zenders komt, rekening houdend met de bewegingen van de distributeurs, die toch proberen die budgetten naar beneden te halen?
Gaandeweg, ook naarmate de studies op tafel meer geanalyseerd werden en er meer discussie was, werd het voor veel mensen duidelijk dat dat alleen niet de oplossing zal zijn. We zitten nog altijd met een dalend bereik en een dalende waardering. Dat gaan we niet oplossen met enkel geld. Er moet ook structureel worden gekeken hoe we dat draagvlak en de toekomst kunnen verzekeren.
De zenders hebben uiteindelijk allemaal de openheid van geest getoond om ook hun eigen cijfers verder uit te wisselen. Hun financiële en economische cijfers hebben ze allemaal overgemaakt aan het departement, dat die heeft geanalyseerd per zender en er overkoepelende conclusies aan heeft gekoppeld.
Daarin zien we nogmaals dat er een zeer groot verschil is tussen de regionale omroepen, bijvoorbeeld in het aantal mensen dat wordt tewerkgesteld. De minst bezette regionale omroep doet het met 15 mensen, de grootste met 57. Het aantal vtes dat wordt gebruikt per uniek uitzenduur, varieert van 0,05 per uur tot 0,16 per uur. De bedrijfsopbrengsten die de zenders realiseren, door samenwerkingsovereenkomsten, het verkopen van advertenties en het maken van programmas daarover, variëren berekend op basis van het aantal vtes van 274.000 euro per personeelslid tot 1 miljoen euro.
Als we kijken naar de kosten per uniek uitzenduur, zien we ook grote verschillen. De ene zender maakt één uur tv voor 4000 euro en de andere heeft er 14.500 euro voor nodig, en alle scores daar tussenin. Om een uitzenduur nieuws te maken, wat misschien nog het gemakkelijkst te vergelijken is, zien we ook grote verschillen. De ene zender maakt een uur nieuws met 6000 euro, de andere met 14.000 euro. De overheadkosten verschillen ook sterk, en dat refereert duidelijk aan een klein of een groot zendgebied. Het gaat van 6 procent voor de zender die het meest mean en lean is georganiseerd tot 20 procent. Een zender die 20 procent van zijn inkomsten aan overhead moet besteden, kan dat geld niet besteden aan het maken van programmas. Als je dat afzet ten opzichte van de bedrijfsopbrengsten, zie je ook grote verschillen.
Dat was een belangrijke eyeopener voor iedereen: één, we zijn verschillend, twee, we kunnen veel leren van elkaar. Dat heeft het debat geanimeerd en gedynamiseerd.
Professionalisering en een zekere schaalgrootte zijn nu eenmaal pluspunten. De zenders met een groter zendgebied hebben een voordeel, dat is logisch, ten opzichte van zenders met een klein zendgebied. Maar het is ook de bedoeling dat men nieuws maakt voor een zendgebied. Dat is soms tegenstrijdig met mogelijkheden tot schaalvergroting. Daar zaten we met tegengestelde doelstellingen. Hoe gaan we dat uiteindelijk verzoenen?
Enkele omroepen hebben het voortouw genomen in dat debat en hebben zelf ideeën afgetoetst bij ons en onder elkaar. De laatste weken en maanden is er zo stilaan een concept naar voren gekomen dat organisch is gegroeid tussen de denkpistes bij de omroepen en bij ons, en in het overleg. Ik vond op een bepaald moment dat de tijd rijp was om met een discussietekst te komen, waarvoor ik de verantwoordelijkheid neem en die ik lanceer, maar waarvan ik wel denk dat die zo veel mogelijk samenvat en integreert wat de verschillende denkpistes vanuit de sector zijn. Ik wou die discussietekst nu met alle zenders bespreken, om iedereen te betrekken bij het debat en te kijken hoe groot het draagvalk voor die piste is. Daarom noem ik het echt een discussietekst.
Vorige week donderdag hebben we een strategische dag georganiseerd met de zenders, waarbij we hen eerst in de voormiddag tekst en uitleg hebben gegeven over de studie naar de zendgebieden. We hebben ook tekst en uitleg gegeven over de laatste studie die we hebben gedaan, in overleg met hen ook, naar de waardering en de bereikcijfers, die zijn gemeten op het niveau van elke zender in het najaar van 2012.
In de namiddag heb ik drie groepen uitgenodigd: de voorzitters en ondervoorzitters van de vzws, de hoofdredacties en de operationele directeurs. Niet overal is dat op dezelfde manier verdeeld, want bij sommige zenders zijn twee functies in handen van één persoon, maar ik heb toch voor alle zenders zo de uitnodigingen verstuurd. We wilden dat de discussietekst bekeken wordt vanuit de vzw die de gemeenschap en de samenleving vertegenwoordigt, vanuit de redactie die verantwoordelijk is voor de nieuwsgaring en autonoom en onafhankelijk moet kunnen werken en met de bril van de economische mensen, die verantwoordelijk zijn voor het beheer, de zender dagelijks moeten runnen en moeten zorgen dat die ook financieel-economisch boven water blijft. Die drie had ik donderdagnamiddag uitgenodigd. Dan heb ik de discussietekst toegelicht en hen uitgenodigd om daarover te reflecteren.
Ik heb hen gezegd dat ze niet onmiddellijk hun mening moesten geven, dat ze hun tijd konden nemen en dat ik open sta voor debat de volgende dagen en weken. Er is wel een sense of urgency en we moeten stappen vooruit zetten. De discussietekst is daarvoor een insteek. Ik denk dat er voor vele delen wel een draagvlak is, maar ik ben er ook van overtuigd dat niemand voor 100 procent tevreden zal zijn met die tekst. Het is altijd zoeken naar een evenwicht tussen de verschillende rollen, maar ik probeer een zo groot mogelijk draagvlak te bereiken. Dat is de doelstelling.
Ik wil overgaan tot de toelichting van de inhoud van de tekst zelf, die u ook wordt overhandigd. De volgende zaken willen we behandelen. De doelstelling van de hervorming is om in te zoomen op zendgebieden en exploitatiegebieden, vergunninghouders en exploitanten, exploitatieovereenkomsten, bereik en marktaandeel, financiering, bereikvergoeding, decretale aanpassingen en overgangsmaatregelen en enkele conclusies, die ik voor mijn rekening neem.
Ten eerste is de doelstelling van de hervorming dat we rekening houden met alle uitdagingen voor de regionale zenders en het belang van hun publieke opdracht om regionaal nieuws op een kwalitatieve manier naar de mensen te brengen. Het is belangrijk om de garantie te kunnen bieden dat ze op een betrouwbare, relevante, boeiende en aantrekkelijke manier nieuws- en informatieprogrammas kunnen blijven maken, telkens op maat van de lokale gemeenschap.
Ten tweede kunnen we dat enkel garanderen wanneer we ook de economische leefbaarheid garanderen. De kijkersmarkt heeft een belangrijke input. We moeten dus de randvoorwaarden zo creëren dat we succesvolle regionale televisie kunnen maken.
Ten derde moeten we de mogelijkheid geven aan de zenders om verder uit te groeien en er nog meer op in te zetten om sterke, populaire en betrouwbare merken te zijn en nog meer te worden voor de lokale gemeenschap. Dat zijn de doelstellingen.
Een eerste nieuwigheid die we invoeren in de discussietekst, is dat we een onderscheid maken tussen zendgebieden en exploitatiegebieden. We vertrekken van de zendgebieden zoals ze vandaag zijn. Voor mij hoeft er aan die zendgebieden niets te veranderen. Niettemin heb ik de studieopdracht gegeven, om eens te kijken of er optimalisaties mogelijk zijn. Ik grijp zelf niet directief in. Ik laat het aan de lokale gemeenschappen om te kijken of ze een draagvlak vinden om een bepaald zendgebied te wijzigen. Dat ligt heel gevoelig, weet ik. Ik wil uitdrukkelijk zegen dat ik er enkel iets aan doe indien men dat zelf nuttig en noodzakelijk vindt en het een meerwaarde kan betekenen. Ik lever het materiaal, maar het is aan de lokale gemeenschappen om te kijken of het nodig is.
Laten we dus vertrekken van de zendgebieden zoals ze vandaag zijn afgebakend, zo homogeen mogelijk. Men moet het nieuws brengen in dat gebied. Die opdracht is decretaal vastgelegd. Nu willen we ook decretaal vastleggen wat we als een gentlemens agreement hebben bereikt met de distributeurs, namelijk dat de regionale zenders op eerste pagina van onze elektronische programmagids (EPG) staat, zodat de mensen die gemakkelijk vinden. Dat is nu nog niet altijd bij iedereen het geval, omdat er overgangssituaties zijn.
Daarnaast wil ik het begrip exploitatiegebieden invoeren. Dat is een gebied met een voldoende grote schaal om leefbaar te zijn voor regionale televisie. Dat zouden we ook decretaal vastleggen. Het betekent dat één exploitatiegebied meerdere zendgebieden kan bevatten, opnieuw de zendgebieden zoals ze vandaag geformuleerd zijn. Zo kunnen we economies of scale bereiken.
Een belangrijke partner daarin zijn de vzws, nu ook al. De vzws hebben een decretale opdracht. Ze zijn ervoor verantwoordelijk dat er lokaal nieuws wordt gemaakt voor het betreffende zendgebied. Ze informeren de lokale bevolking, geven informatie van algemeen nut, maken relevante programmas, zorgen voor een actief diversiteitsbeleid inzake personeel en beeldvorming, zorgen voor de interactiviteit en het ondertitelen. Die verantwoordelijkheid blijven we bij de vzws leggen. Het zijn de zendvergunninghouders, dus de vzws hebben de zendvergunning.
De zendvergunninghouders kunnen binnen één exploitatiegebied samenwerken met andere zendvergunninghouders. Theoretisch geef ik ook de mogelijkheid om te fuseren, als ze dat willen, maar dat moet niet. Ze mogen geen exploitant zijn van een zender of een ander mediaproduct. Dat is ook een belangrijke vernieuwing. Ik wil duidelijk het verschil maken, collegas, tussen de zendvergunninghouder, die waakt over de maatschappelijke waarde, en de exploitant, die zorgt voor de efficiënte en effectieve exploitatie. De zendvergunning geven we dus aan de vzws, die geen exploitant mogen zijn, noch van regionale tv, noch van een krant of iets anders. Dat is democratisch een belangrijk uitgangspunt.
Die zendvergunninghouders sluiten voor een bepaalde tijd, vier of vijf jaar, een exploitatieovereenkomst met de exploitatievennootschap die de exploitatie doet. Ze bepalen zelf met welke exploitant ze dat willen doen. Voor de zendvergunninghouders de vzws is het belangrijk dat we goed waken over de democratische en sociologische foto van de samenleving. Ze zijn dus representatief. Dat stond nu ook al in het decreet met betrekking tot de levensbeschouwelijke evenwichten.
Het moet natuurlijk gaan over personen die in dat zendgebied wonen, die lid zijn van die vzw, geen andere. Voor de algemene vergadering voorzie ik in mandaten van onbeperkte duur. Ik denk dat het geen probleem is dat iemand twintig jaar lid is van de algemene vergadering. Voor de raad van bestuur moet er toch regelmatig een verkiezing komen, zodat er een roulement is en dat men die mandaten om de vier jaar verkiesbaar stelt.
We mogen ook vragen dat die raden van bestuur rekening houden met de verschillende geslachten, dat maximum twee derde van de leden van hetzelfde geslacht is, en dat er ook rekening wordt gehouden met diversiteit. Indien er meerdere zendvergunningen zijn, moet men zorgen voor een goede verdeling. Ik ga ervan uit dat de vzws zorgen, zoals in het oorspronkelijke decreet staat, dat er een goede geografische spreiding is, ook qua leeftijd, gender, diversiteit. Tot hier de zendvergunninghouders.
Dan komen we bij de exploitanten. Een exploitant is een vennootschap die specifiek voor de exploitatie van een exploitatiegebied is opgericht. Die mag meerdere zendvergunningen in één exploitatiegebied exploiteren. Er is per exploitatiegebied één exploitatievennootschap. Er zijn sommige zendvergunninghouders die zelf exploiteren. Daarom moeten we in een overgangsregeling voorzien die ervoor zorgt dat ze wel de activa die ze hebben opgebouwd, kunnen inbrengen in de exploitatievennootschap en dat ze die activa niet verliezen en aandeelhouder blijven.
Wat is de opdracht van de exploitanten? Ze zorgen voor de producties van alle programmas die decretaal zijn vastgelegd, maar ook voor de programmas die ze in die exploitatieovereenkomst afspreken. Ze zorgen vooral ook voor de randprogrammas. Dat is een grote meerwaarde voor de kleine zendgebieden, omdat randprogrammas kijkers aantrekken, die dan advertentiemiddelen genereren, maar die duur zijn als ze voor één zendgebied moeten worden gemaakt. Als je twee of drie zendgebieden hebt in een exploitatiegebied, dan kunnen dezelfde randprogrammas worden gemaakt voor het hele exploitatiegebied, en zo kunnen de kosten worden gedeeld en kunnen adverteerders gemakkelijker worden aangetrokken omdat die hun advertentie graag over grotere gebieden spreiden. Voor het zoeken van inkomsten zal het gemakkelijker zijn als ze samen in één exploitatiegebied zitten.
De exploitanten zullen hun werkzaamheden moeten regelen met de vergunninghouders, de vzws, door middel van een exploitatieovereenkomst. In het decreet zullen we samen een aantal basisvoorwaarden opleggen waaraan die exploitatieovereenkomst minimaal moet voldoen. Daarnaast regelt men zelf wat men bijkomend nog wil regelen.
Zeer belangrijk is dat de exploitant moet kunnen aantonen dat hij kennis heeft van regionale televisie en dat hij die maximaal kan promoten. Hij moet de zendvergunningen maximaal gebruiken om zo veel mogelijk kijkers, maar ook advertenties te bereiken. De zendvergunningen mogen niet als tweede wiel aan de wagen in een mediahuis terechtkomen waar ook nog andere advertenties moeten worden verkocht. Voor sommige regionale zenders is dat een probleem. Daarom willen we één exploitatievennootschap die exclusief tot doel heeft de exploitatie te doen van de zendvergunningen die in haar gebied liggen.
De exploitant richt een aparte vennootschap op, met een management dat operationeel onafhankelijk kan handelen en kan rapporteren aan de raad van bestuur van de exploitatievennootschap. De exploitant produceert de programmas en mag ook andere programmas produceren of aankopen, of acties ondernemen zoals lifestyle-, economische en muziekprogrammas, animatieprogrammas, maar bij voorkeur met een link met het exploitatiegebied, maar eigenlijk om ervoor te zorgen dat de randprogrammatie aantrekkelijker wordt en kijkers kan overtuigen.
De exploitant mag binnen het eigen exploitatiegebied schaalvoordelen nastreven inzake playout, technische installaties, redactiesystemen, aankoop van goederen, stafdiensten, sales en marketing, directie, het organiseren van opleidingen. In je exploitatiegebied kun je schaalvoordelen realiseren zonder afbreuk te doen aan de redacties en aan de kwaliteit van de journalistieke output, integendeel. Als we schaalvoordelen kunnen realiseren, kunnen die worden gebruikt om meer journalisten op straat te brengen en nog meer kwalitatieve programmas te maken. Dat is de uiteindelijke doelstelling van het geheel.
In geen enkel geval kunnen de schaalvoordelen ertoe leiden dat de redacties van twee zendgebieden worden samengevoegd. Dat mag niet. We willen uitdrukkelijk dat die zendgebieden journalistiek afgescheiden blijven, dat men per zendgebied een redactie en journalisten heeft, en dat men bij voorkeur ook daar een studio heeft vanwaar men uitzendt, zodat de lokale link belangrijk blijft. Dat is nu niet overal het geval. We zouden daar voordelen kunnen bieden omdat de lokale verankering een grote succesvoorwaarde is om goede programmas te maken en te zorgen dat de kijkers geïnteresseerd zijn. Het moet zeer lokaal nieuws zijn en het moet lokaal worden gemaakt. Daar zorgen we voor de verankering van de journalistieke kwaliteiten per zendgebied, en die mogen niet worden samengevoegd.
De derde nieuwigheid is de exploitatieovereenkomst. De vergunninghouder gaat een exploitatieovereenkomst sluiten met een exploitant in zijn zendgebied. Ze gaan zaken met elkaar afspreken. De vzw zal er belang aan hechten dat de lokale verankering van de redactie goed zit, zal ervoor zorgen dat de inhoudelijke redactionele lijn van de informatieprogrammas goed zit. Daarom is het ook een vzw die pluralistisch is samengesteld, die de onafhankelijkheid moet waarborgen en die een buffer kan zijn tussen de redactie en alle maatschappelijke geledingen die geregeld iets te zeggen hebben over het regionaal nieuws. Daar dient die vzw voor.
Ze zorgt ook voor het decretaal gewaarborgd redactiestatuut. Ze behartigt de belangen van de journalisten bij conflicten tussen redactie en exploitant. Ze ziet ook toe op de neutraliteit van de redactie, ze houdt contact met de diverse maatschappelijke geledingen in het zendgebied en zorgt voor een buffer en voor informatiedoorstroming tussen de redactie en de diverse sociaal-politieke en maatschappelijke geledingen van het zendgebied.
Belangrijk is ook een andere nieuwigheid. De centen die ik uitbetaal via de samenwerkingsovereenkomst maar ook de centen die we later onder de vorm van een bereikvergoeding gaan organiseren en die van de distributeur komen, zullen worden uitbetaald aan de vzw, de vergunninghouder. Die krijgt de inkomsten en die kan met betrekking tot de aanwending van die inkomsten afspraken maken met de exploitant in die exploitatieovereenkomst. Op basis daarvan heeft de vzw ook een hefboom om de waarden die de vzw moet bewaken, te doen naleven.
Elke exploitant moet in zijn raad van bestuur twee vertegenwoordigers van de vzw opnemen, zodat ook de vertegenwoordigers van de vzws niet alleen via de exploitatieovereenkomst hun belang regelen, maar ook in de raad van bestuur van de exploitant inzage krijgen en toezicht uitoefenen en informatie uitwisselen.
Dan komen we bij de centen. Ik stel voor om in het Mediadecreet in te schrijven dat de dienstenverdelers die geld innen bij de burger en verdelen aan de verschillende zenders, voor de regionale zenders het bereikmodel, en niet het marktmodel moeten gebruiken. Voor de regionale zenders wordt het criterium bereik gehanteerd en niet het criterium markt. Op die manier kunnen we ervoor zorgen dat de financieringsinkomsten, ook van de distributeurs, zeker zijn.
Dat bereik zal natuurlijk variëren. De zenders die het goed doen, zullen veel bereik hebben. De zenders die het laten hangen, zullen hun bereik zien dalen. Dat betekent ook dat er een variabele bereikvergoeding komt die de goede zenders beloont. De bedragen die de exploitant uittrekt voor de redacties, zullen in functie daarvan ook stijgen of dalen.
Voor de regionale omroepen die in het kader stappen, voorzie ik in een bijdrage van de dienstenverdelers voor het bereik van hun omroepprogramma, en de financiering van de samenwerkingsovereenkomst blijft constant en gaat naar de vergunninghouders. Als we daarover snel tot een zo breed mogelijk draagvlak komen, moeten we nog een decretale aanpassing doorvoeren op verschillende fronten. Ik heb de ambitie om dat af te ronden per 1 januari 2014 en het nieuwe systeem dan ingang te doen vinden. Dan kunnen we de garantie inbouwen dat we niet meer in der minne met Telenet aan tafel gaan zitten om het compromis te verlengen. Vanaf 2014 dalen de bedragen aanzienlijk, zoals de zaken er nu voorstaan.
De vergunninghouders ontvangen ook de subsidies die voortvloeien uit de samenwerkingsovereenkomsten. Over de Mediacademie heb ik het al gehad.
De bereikvergoeding: we gaan ervoor zorgen dat er een variabiliteit is, maar ook een minimum en een maximum. We willen dat alle regionale zenders goed kunnen blijven leven en dat er een diversifiëring is: degenen die het goed doen, krijgen iets meer, maar degenen die het moeilijk hebben, willen we niet helemaal de dieperik in duwen. We zorgen voor een minimum waaronder men niet kan vallen. We gaan ervoor zorgen dat degenen die het heel goed doen, niet altijd kunnen blijven stijgen, dat er dus ook een maximum is. Daartussen kan er met verschillende gradaties worden gewerkt.
Ik moet met de distributeurs verder onderhandelen over hoe hoog die basis, minimum en maximum zullen zijn. Als we hierover een draagvlak kunnen bereiken, moeten we wel een aantal decretale aanpassingen doorvoeren. We moeten een onderscheid maken tussen zendgebied en exploitatiegebied, de voorwaarden bepalen voor vergunninghouders en exploitanten en die ook decretaal vastleggen, de werkwijze van vergoedingen door de dienstenverdelers vastleggen en de zendgebieden en exploitatiegebieden bepalen naargelang van de overeenstemming die we daarover bereiken.
Ik besef dat dit voor sommige zenders dicht bij de realiteit staat. Het beste voorbeeld hiervan is West-Vlaanderen. WTV en Focus zijn hier op natuurlijke wijze naartoe gegroeid. Er zijn twee zendgebieden die hun eigen journaals maken, maar wel een aantal zaken samen organiseren. Er zijn ook zenders die daar vandaag nog ver vanaf staan. Het zal voor de ene een grotere aanpassing vergen dan voor de andere.
Daarom zullen we overgangsmaatregelen moeten nemen om iedereen de kans te geven zich te organiseren opdat dit systeem goed kan werken. De huidige zendvergunningen blijven geldig tot de vervaldag die ze nu hebben, daar zullen we niets aan veranderen. Zodra een zendvergunninghouder zich wil confirmeren aan het systeem, zal die een nieuwe zendvergunning krijgen die we voor negen jaar laten gelden en die volledig in het systeem zal werken.
We zullen ervoor zorgen dat die vanaf dat moment op het bereik kan rekenen en dat de nieuwe vergunning voor negen jaar geldt. Dat kunnen we alleen maar doen als de zendvergunninghouders binnen een exploitatiegebied tot een akkoord zijn gekomen met hun exploitant. Daar is wel wat werk voor nodig. In het ene gebied ligt dat voor de hand, in het andere moet er misschien nog wat meer worden afgetast en gezocht naar het juiste verhaal. Op dat vlak hebben we nog wat werk.
Ik luister eerst graag naar jullie commentaar en aanvullingen. De volgende weken luister ik ook naar de commentaren en aanvullingen van de zenders zelf, van de vergunninghouders, van de redacties. Als we een bepaald draagvlak bereiken, moeten wij nog een decretaal pad afleggen, en moeten we de zenders en vergunninghouders de tijd geven om onder elkaar uit te zoeken welke zendgebieden willen samenwerken en met welke exploitant ze moeten onderhandelen. Al dat werk zou moeten samenkomen tegen 2014 om dan te kunnen starten.
Conclusies: hiermee kunnen we behouden en veiligstellen dat iedere kijker in een zendgebied zekerheid heeft over nieuws van de gemeente en het zendgebied dat hem interesseert. Doordat we schaalvoordelen zullen kunnen bereiken en de financiering veiligstellen, kunnen die middelen worden ingezet in extra journalisten en dus in meer lokaal en kwaliteitsvol nieuws.
Door die schaalvoordelen zullen we ook bereiken dat er kwaliteitsvollere randprogrammas kunnen worden gemaakt die opnieuw kijkers kunnen aantrekken. We kunnen onze relaties met de dienstenverdelers decretaal regelen via de bereikvergoeding, met de variabiliteit om de goede te belonen en te stimuleren.
De huidige vzws blijven bestaan en verkiezen om de zoveel jaar een raad van bestuur. Sommigen hebben nog niet de traditie om dat te doen, maar het is goed dat het gebeurt. We maken een duidelijke scheiding tussen de taken van de vzws, de taken van de raad van bestuur van de exploitatiemaatschappij, en de taken van de redacties. Daar moeten we corporate governance invoeren en scheiding van taken en rollen. Dat is de beste garantie voor het feit dat iedereen zijn rol goed speelt. De exploitanten krijgen meer schaalvoordelen en zullen beter hun werk kunnen doen.
We zullen komen tot minder structuren en tot transparantere geldstromen, wat ook heel belangrijk is. We gaan het geld dat van de distributeurs en de overheid komt, aan de vzw geven, die dat dan gebruikt in haar exploitatieovereenkomst en die een duidelijke rapportering zal krijgen over wat er met dat geld gebeurt.
We zorgen er ook voor dat er een aparte nv is, waardoor het ook transparant is welke geldstromen er worden gebruikt voor de exploitatie van de vennootschap en dat los van de aandeelhouders van de exploitatiemaatschappij at arms length marktconforme prijzen worden gehanteerd, ook al huurt men diensten in van grotere groepen. We gaan ook een correct meetinstrument invoeren, namelijk het bereik en de waardering, waardoor we op dezelfde manier kunnen nagaan of we op de goede weg zitten. Iedereen kan daar zijn eigen strategie op afstemmen.
Tot hier mijn toelichting. Ik wil besluiten dat ik graag luister naar jullie suggesties en opmerkingen, niet alleen vandaag, maar ook de volgende dagen en weken. Ik weet dat jullie vaak heel dicht staan bij de regionale zenders en suggesties of zorgen te horen krijgen. Laat ons die ook kennen. Dan kunnen we zoveel mogelijk zoeken naar een zo groot mogelijk draagvlak om deze operatie door te voeren.
De voorzitter : De heer Tommelein heeft het woord.
De heer Bart Tommelein : Minister, het dossier van de regionale omroepen was in deze commissie meermaals voorwerp van discussie. Minstens een keer per semester hebben we de afgelopen drie jaar over dit onderwerp gedebatteerd zonder dat er schot in de zaak kwam, zonder dat er een echte oplossing uit de bus kwam. Uitzicht op een duurzaam, leefbaar model hebben de regionale zenders de afgelopen jaren op geen enkele moment gehad.
Het begon toen de zenders aan u en aan deze commissie de problemen hebben gesignaleerd naar aanleiding van de economische crisis, waardoor hun reclame-inkomsten zeer sterk onder druk kwamen te staan. In 2011 werd een nieuwe alarmbel geluid toen Telenet aankondigde de auteursrechten terug te schroeven tot 18 eurocent. Uiteindelijk werd met de distributeur een akkoord bereikt om die drastische daling van de middelen gefaseerd te laten verlopen, maar dat was veeleer een uitstel van executie. Het probleem op zich bleef bestaan. Ook de bestelde pps-studie, de daaruit voortvloeiende vijfjarige samenwerkingsovereenkomsten en de middelen die via het Media Innovatie Centrum (MiX) mogelijk beschikbaar zijn, zorgden niet voor een structurele en fundamentele oplossing.
We hebben dat ook in de praktijk vastgesteld. Een aantal bij verschillende zenders tewerkgestelde mensen hebben hun job verloren. Als liberaal kan ik me vinden in de soms moeilijke keuze voor maximale efficiëntie. Dat houdt in dat moet worden geherstructureerd waar het nodig is. Overheidsgeld mag niet zo maar te grabbel worden gegooid. Dat is voor ons altijd een fundamenteel principe geweest. Om die reden heb ik ook nog steeds kritiek op het dure derde net van de VRT. Die discussie moeten we echter vandaag niet voeren.
Indien we er met zijn allen van overtuigd zijn dat voor de regionale zenders een decretale opdracht is weggelegd, moet daar ook iets tegenover staan. Dat lijkt me een faire deal. Dat betekent echter niet dat we zo maar een bijkomende pot aan belastinggeld op tafel kunnen zetten. Als ik het goed begrepen heb, zal er echter niet meer geld naar de regionale zenders gaan dan vandaag al het geval is.
De minister heeft beloofd dat de Vlaamse overheid bij de toekenning van de overheidscommunicatie duidelijker de kaart van de regionale zenders zou trekken. Dat lijkt me momenteel steeds meer een loze belofte. De Vlaamse Regering heeft ervoor gekozen een professioneel mediabureau als consultant aan te werven. Dat bureau moet de overheidscommunicatie op professionele leest verdelen.
Op zich is dit een valabele keuze. Die keuze maakt het echter moeilijk de regionale zenders doelbewust meer bij de communicatie van de overheid te betrekken. Het lijkt me niet eenvoudig de keuze de overheidscommunicatie zo efficiënt mogelijk te organiseren zo maar te verzoenen met een duidelijke keuze voor de regionale zenders.
Ik vind dat spijtig. Wat dit punt betreft, heeft de minister ons gedurende drie jaar een rad voor de ogen gedraaid. Ze heeft de regionale zenders bijgevolg valse hoop gegeven.
De vraag welke garanties de regionale omroepen krijgen, heb ik eerder al aan de minister-president gesteld. De voorzitter, de heer Peumans, heeft me gemeld dat ik die vraag hier opnieuw moest stellen. Ik heb er nog altijd geen antwoord op gekregen.
Eind vorige week is gebleken dat er een definitieve, algehele oplossing is om de regionale omroepen voor eens en voor altijd te redden. De minister heeft dit reddingsplan net uiteengezet. Volgens haar is het al aan verschillende regionale spelers voorgelegd. Er is nog niet veel bekendgemaakt. Ik heb daarnet een aantal details over de bedoelingen te horen gekregen.
Ik stel vast dat er een strikte scheiding komt tussen de vergunninghouders van de regionale zenders per zendgebied en de exploitatiemaatschappijen. Dat komt neer op verschillende zendgebieden met overkoepelende exploitatiegebieden. Zoals reeds gesteld, bestaat deze werkwijze in West-Vlaanderen al. De Regionale Media Maatschappij overkoepelt als exploitant Focus en WTV.
Ik vraag me af in welke mate de exploitatiegebieden van bovenaf of van onderuit zullen worden vastgelegd. Zal de minister bepalen welke zenders en welke zendgebieden binnen welk exploitatiegebied vallen? Zal dat een vrije keuze zijn die tot een fusie van exploitanten leidt?
De reeds bestaande exploitatiemaatschappijen zijn meestal in handen van bekende mediagroepen, zoals Roularta, Concentra of De Persgroep. Moeten zij hun activiteiten op dit vlak dan uitbreiden?
Ik heb het snel eens nagekeken. De meeste regionale omroepen hebben een exploitatiemaatschappij. Slechts een beperkt aantal spelers beschikt daar niet over. Wat doen we met de zenders die momenteel geen overkoepelende exploitatiemaatschappij kennen?
Ik kan me inbeelden dat de minister tijdens de uitwerking van dit plan vrij veel contact met mijn provinciegenoten heeft gehad. Ik weet echter niet of ze ook voldoende contact met de andere spelers heeft gehad. Hoe hebben zij hierop gereageerd?
Ik vind het natuurlijk belangrijk de resultaten te kennen van het in het verleden aangekondigd onderzoek naar de complexe verhoudingen tussen de vergunninghouders en de exploitanten. De minister heeft al verklaard dat die verhoudingen complex zijn. Nu wil ze die verhoudingen echter nog meer institutionaliseren.
Vooral de verschillende financiële stromen tussen de zenders, de exploitatiemaatschappijen en de moedergroepen baren me zorgen. Zullen we op dat vlak over transparante gegevens kunnen beschikken? Indien de exploitanten en de moedermaatschappijen een nadrukkelijke rol krijgen toebedeeld, moeten we daar natuurlijk zicht op hebben.
Het is me evenmin duidelijk welke inhoudelijke scheidingen worden gemaakt. In feite zullen de vzws enkel nog voor het regionale nieuws instaan. De exploitatiemaatschappijen zullen voor de reclame, de deals met de lokale overheden en de productie van andere programmas moeten instaan. Klopt dit of komt de productie van die andere programmas ook bij de vzws terecht?
Indien de zendgebieden enkel nog dienen om nieuwsprogrammas te maken, vraag ik me af of hiervoor nog wel vzws nodig zijn. Indien de exploitatiemaatschappijen gewoon drie onafhankelijke redacties in het leven roepen om voor hun regio het nieuws te maken, nemen ze in feite de huidige structuur van de openbare omroep over. De openbare omroep heeft een raad van bestuur, maar de nieuwsredactie is volledig autonoom. We zouden dan ook kunnen stellen dat de exploitatiemaatschappijen regionale redacties creëren die volledig autonoom van hun exploitatiemaatschappij werken en voor het nieuws zorgen. Het is maar een bedenking.
De studie over de zendgebieden loopt nog steeds. De minister presenteert een reddingsplan terwijl het op zich nog niet duidelijk is over welke zendgebieden het precies zou gaan. Het lijkt me belangrijk te weten wanneer we de resultaten van die studie mogen verwachten.
Ik stel vast dat het hier een voorlopig plan betreft. Heel wat zaken zijn nog niet ingevuld. We hebben het hier over zendgebieden en over exploitatiegebieden. Het is momenteel echter helemaal niet duidelijk wat die zendgebieden zouden zijn.
De minister wil het plan tegen 1 januari 2014 helemaal operationeel maken. Ik vraag me af in welke mate het nog haalbaar is het plan tegen dan op poten te zetten.
Een belangrijk onderdeel van het plan betreft de verhoudingen en de betrekkingen met de distributeurs. Telenet wil de auteursrechtenbijdragen enkel op basis van het marktaandeel verdelen. De minister verwijst die idee naar de prullenmand. Volgens haar moet dit op basis van het bereik gebeuren. (Opmerkingen van minister Ingrid Lieten)
Minister, ik heb hier de cijfers die u ons hebt verstrekt. Volgens mij kunt u zoiets enkel bekendmaken indien u daarover een akkoord met de distributeurs hebt. U stelt hier immers hoeveel naar de regionale zenders moet gaan. Hebt u met alle distributeurs of enkel met Telenet gesproken? Hebt u met Belgacom gesproken? Er doet een hardnekkig gerucht de ronde dat u helemaal nog geen akkoord hebt. (Opmerkingen van minister Ingrid Lieten)
Minister Ingrid Lieten : Ik heb verklaard dat ik het bereik als een criterium in het decreet wil opnemen. Dat is mijn voorstel. Over de juiste bepalingen van het minimum en het maximum moeten we nog met de distributeurs overleg plegen. We hebben daarover nog geen akkoord.
De heer Bart Tommelein : Minister, u zult dan met de distributeurs ook andere afspraken moeten maken. Dat was eigenlijk mijn volgende vraag. Indien de verdeling op basis van het zendbereik zou gebeuren, mag dat niet tot een verhoging van de factuur van de consument leiden. Dat lijkt me belangrijk.
Ik vind het trouwens straf. U kondigt nu al aan hoeveel de distributeurs zullen moeten betalen. Ik heb de cijfers hier bij me. (Opmerkingen van minister Ingrid Lieten)
Minister Ingrid Lieten : Ik kondig niets aan.
De heer Bart Tommelein : Minister, u hebt er zelfs getallen bijgezet.
Minister Ingrid Lieten : Mijnheer Tommelein, ik kondig hier niets aan. Ik heb verklaard dat dit mijn voorstel is. Ik luister ook graag eens naar uw appreciatie. Ik stel voor het bereik als criterium op te nemen.
Dat zal de consumenten niets kosten. De distributeurs innen de auteursrechtenvergoedingen van de consumenten en verdelen dat geld vervolgens. Het gaat hier om de manier waarop die verdeling plaatsvindt. Van mij mogen ze dat geld tussen alle andere zenders op basis van een marktmodel verdelen. Ik wil echter decretaal opleggen dat voor de regionale zenders naar het bereik moet worden gekeken.
De pot met geld zal niet groter worden. Het geld zal enkel anders worden verdeeld. Dit zal voor de regionale zenders rechtvaardiger zijn. Op de kostprijs voor de consument zal dat geen effect hebben.
De heer Bart Tommelein : Minister, hebt u hierover ook een akkoord met de andere omroepen? Dat betekent immers dat de nationale commerciële omroepen minder zullen krijgen. De pot geld blijft hetzelfde. Dat bedrag wordt niet verhoogd. U wilt de regionale zenders meer geven. Daar heb ik op zich geen problemen mee. Dit betekent dat de VMMa, SBS en waarschijnlijk ook de VRT minder zullen krijgen.
Minister Ingrid Lieten : Dat heb ik niet gezegd.
De heer Bart Tommelein : Minister, ik heb jaren in een bank gewerkt. Ik kan rekenen. Anderen kunnen niet rekenen en hebben dat hier al bewezen. Ik kan echter rekenen. Indien de pot even groot blijft en de regionale zenders meer geld krijgen, kan ik enkel concluderen dat de andere omroepen minder geld krijgen.
Minister Ingrid Lieten : Mijnheer Tommelein, dat is iets anders. Daarnet hebt u gezegd dat de VRT, de VMMa en Vier minder zouden krijgen. Er krijgen echter veel zenders geld uit die pot. (Opmerkingen)
De heer Bart Tommelein : Minister, het komt er dus op neer dat de andere omroepen, waaronder de VRT, de VMMa en SBS, minder zullen krijgen. Ik vraag me af of u dat al met die omroepen hebt doorgepraat. Ik kan me inbeelden dat u nog niet naar Italië of naar Duitsland hebt gebeld. Ik kan me echter ook inbeelden dat u hierover overleg hebt gepleegd met de omroepen in het Vlaamse land. Als minister van Media bent u immers hun steun en hun vertrouwenspersoon. U kunt hier verklaren dat zenders als de RAI of de WDR minder zullen krijgen. Ik stel echter vast dat u nog geen akkoord met de distributeurs en geen akkoord met de omroepen hebt. Dat is duidelijk.
U hebt net verklaard dat u in een budget hebt voorzien voor het audiovisueel onderdeel van de Media-academie. Ik zou graag weten over hoeveel geld het gaat. Het lijkt me ook niet onbelangrijk te weten wanneer dit onderdeel van de academie operationeel zal worden.
Ik heb hier een presentatie bijgewoond en een pak informatie ontvangen. Ik heb echter nog heel wat vragen. Er zijn nog heel wat onbekende factoren.
Ik blijf vrezen voor een verhoging van de kostprijs die de distributeurs aan de consument zullen doorrekenen. Dat blijft in mijn achterhoofd aanwezig, zeker nu ik heb gehoord dat u dat plan nog niet met de distributeurs hebt besproken.
Verder is het onderzoek van de zendgebieden nog niet definitief opgeleverd en is hier nog geen woord over de overheidscommunicatie gezegd. Indien we met betrekking tot de overheidscommunicatie een nieuw systeem op poten zetten, lijkt het me belangrijk de regionale spelers hierbij te betrekken. Ten aanzien van de lokale klanten zijn de regionale omroepen belangrijk. Ze moeten een gedeelte van die overheidscommunicatie krijgen. Het gaat vaak om een ander doelpubliek dan het doelpubliek van de nationale communicatie. Soms is het ook noodzakelijk in regionale communicatie te voorzien. Daar zou ik graag nog wat meer duidelijkheid over krijgen.
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : Voorzitter, ik dank de minister voor haar uiteenzetting. Voordien moesten we enkel op het krantenartikel afgaan. Nu hebben we toch heel wat meer informatie gekregen.
We hebben de tekst hier ter plekke ontvangen. Ik heb het niet over de slides, maar over de discussienota zelf. Aangezien die nota zeven bladzijden telt, hebben we enkel de kans gezien de tekst vluchtig door te nemen. Het is voor ons dan ook moeilijk de finesses in te schatten en te doorgronden.
Het siert de minister dat ze inspanningen levert om effectief iets aan de structurele financiering van de regionale omroepen te doen. Iedereen weet dat ik de regionale omroepen een warm hart toedraag. Ik vrees evenwel een beetje voor de timing.
Volgens mij is de huidige timing bijzonder strak. De minister heeft dat tijdens haar betoog trouwens tweemaal herhaald. Ze heeft een timing voor ogen om alles rond te krijgen. Dat omvat de decretale wijzigingen en alle akkoorden met de betrokkenen.
Ik vermoed dat er ook een akkoord met de exploitanten en dergelijke moet zijn. Als ik u goed heb begrepen, is het de bedoeling dat een en ander daadwerkelijk op 1 januari 2014 in werking treedt. Dat is een cruciale datum: dan zullen immers de inkomsten vanwege een bepaalde distributeur dalen voor die regionale omroepen. Dat is een strak schema. U zult een onderscheid maken tussen de exploitatiegebieden en de zendgebieden, maar om echt een goed zicht te hebben op hoe die deling zal plaatsvinden, wacht u nog op een studie van PPM. Die zal worden opgeleverd in mei 2013. U moet dan eerst bekijken welke de conclusies en de eventuele aanbevelingen van die studie zijn. Pas dan kunt u werk maken ook weer in overleg met de betrokken actoren, vermoed ik van een andere indeling, en dat minstens van die exploitatiegebieden. Wat doet u met de zendgebieden? U hebt gezegd dat die voor u niet per se moeten worden gewijzigd. Ik heb echter wel de indruk dat de exploitatiegebieden decretaal moeten worden verankerd.
De kern van uw betoog is dat de vzws daadwerkelijk moeten samenwerken of fuseren. Goed, in sommige gevallen is dat natuurlijk meer mogelijk dan in andere. Ik denk bijvoorbeeld aan de vzw die de vergunning heeft voor de Vlaamse Rand rond Brussel. Ring-tv heeft natuurlijk een zeer specifieke opdracht te vervullen, namelijk de versterking van het Nederlandstalige karakter van de Rand. Dat maakt het misschien moeilijker om die schaalvergroting daar door te voeren, ook wat het maken van randprogrammas betreft. Als we die laten samenwerken met andere exploitanten, dan ligt het niet voor de hand om die randprogrammas te maken voor een zo specifieke zender als Ring-tv. Ik heb daar mijn bedenkingen bij. U hebt het voorbeeld gegeven van Focus-WTV. Daar kan dat inderdaad perfect werken, maar ik meen toch dat er heel wat verschillen zijn tussen regionale omroepen, ook qua zendgebied. Misschien heeft men daar ook een andere sociologische insteek. Ik vraag me af of die samenwerking of fusie geen afbreuk doet aan de eerste doelstellingen die zijn opgesteld toen men destijds die regionale omroepen en zendvergunninghouders heeft gecreëerd. Ik geloof dat die decreten nog zijn goedgekeurd onder voormalig minister Van Rompuy.
Ik heb alleszins gemerkt dat er ook zekerheden zijn in het leven. Hoewel het heel belangrijk is dat de regionale omroepen financieel het hoofd boven water kunnen houden, heb ik gezien dat u in diverse passages voorziet in een diverse etnisch-culturele achtergrond, onder meer in de raad van bestuur. Dat diversiteitsbeleid dat u zo na aan het hart ligt, komt ook voor als het gaat over de programmas die moeten worden gemaakt en het personeel dat in dienst moet worden genomen. Het had me verrast als u dat niet had gedaan, maar anderzijds meen ik dat er grotere katten te geselen zijn als het gaat over de regionale omroepen. Maar goed, dat is een opmerking tussendoor.
Wat de heer Tommelein zei, is terecht. Minister, u stelde iedereen te willen betrekken bij dit debat. In welke mate werden de landelijke commerciële omroepen hierbij betrokken? Dat lijkt me belangrijk. De heer Tommelein verwijst dan vooral naar de auteursrechten, die worden verdeeld door de dienstverleners. Ik ben iets ongeruster als het gaat over een andere bron van inkomsten voor die landelijke commerciële omroepen. Wat die grote omroepen krijgen van de distributeurs, vormt natuurlijk niet hun grootste bron van inkomsten. Dat zijn natuurlijk de advertenties. Ik vrees dat, door te gaan voor die schaalvergroting via die exploitanten, men natuurlijk ook gaat voor schaalvergroting als het gaat over de advertenties die er te halen zijn. In welke mate verstoort dat de advertentiemarkt? Door de schaalvergroting zullen die exploitanten grotere adverteerders uit die pot kunnen halen, maar dat gaat misschien ten koste van adverteren bij die landelijke commerciële omroepen. Wordt er ingeschat wat het effect zal zijn op de advertentiemarkt? Zal dat veel verschil maken, of geen verschil? Dat moet een aandachtspunt zijn, lijkt me, zeker in het licht van de inspanningen die onze landelijke commerciële omroepen doen om eigen fictie en zelfgemaakte programmas te brengen. Die moeten dat inderdaad doen met inkomsten uit advertenties.
Is het de bedoeling om ook voor die randprogrammatie aan schaalvergroting te doen, en dat misschien door diverse nu bestaande zenders dezelfde programmas te laten maken en ook te laten brengen? In welke mate is men dan niet veeleer een landelijke omroep qua randprogrammatie aan het maken? Dat mag niet de bedoeling zijn. Het is niet zo dat ik principieel tegen schaalvergroting ben. Die heeft inderdaad voordelen. We moeten in dit debat echter toch ook wel aandacht hebben voor die landelijke commerciële omroepen. Het kan niet de bedoeling zijn om op te komen voor de regionale omroepen en in één beweging dan bijvoorbeeld de landelijke omroepen pijn te doen.
Tot daar mijn eerste bedenkingen. Zoals ik bij het begin van mijn betoog heb gezegd, is het wat moeilijk om zo snel echt de finesses van de discussienota in te schatten. Ik blijf vooral enigszins vrezen voor de timing. Het blijft een discussienota. U hebt nog geen toezeggingen, noch van de distributeurs, noch van de regionale omroepen, noch van eventuele andere spelers in deze kwestie. U moet inderdaad een aantal decreetsaanpassingen doen als u dit plan gestalte wilt geven. U hebt die op het einde mooi opgesomd. Dat zijn toch vier belangrijke aanpassingen aan het decreet. Vaak gaan zulke aanpassingen niet zo snel. Ik vrees dus enigszins voor de haalbaarheid van het plan zoals dat nu is geconcipieerd.
De voorzitter : De heer Caron moet dringend weg. Volgens de procedure moet de minister zeker antwoorden op de vragen van de heer Tommelein. Aangezien echter werd gesuggereerd door de heer Wienen, en eigenlijk ook door de heer Tommelein, dat er na de toelichting van het basisdocument waarschijnlijk nog bijkomende vragen zullen zijn, stel ik voor dat we deze gedachtewisseling niet als afgesloten beschouwen. Ik neem aan dat men ook de tijd moet hebben om die twee documenten te kunnen bekijken en eventueel daarover te overleggen. Dan kunnen we daar later een ruimer debat over hebben.
De heer Verstrepen heeft het woord.
De heer Jurgen Verstrepen : Voorzitter, dat lijkt me inderdaad nodig. Ik heb immers een aantal bijkomende vragen, en ik vermoed dat de minister dit niet uit haar mouw zal schudden. Ik wil ook een debat ten gronde hierover.
Minister, het is hier al aangehaald en zal wel de rode draad worden: u lanceert een plan, maar u hebt nog geen sluitende contracten of afspraken op zak met de kernspelers in deze kwestie, die de rekening zullen betalen. Dat moet u me toch eens uitleggen. Ik vind dat vreemd. U neemt een groot risico. Tenzij u wel iets op zak heeft en dat straks tevoorschijn zult toveren, tot grote verrassing van de commissie. U hebt daarnet echter gezegd dat u dat niet hebt.
Ik heb goed geluisterd naar uw uitleg. Ik heb uw dias bekeken. Ondertussen heb ik, terwijl andere leden vragen stelden, rustig uw tekst helemaal doorgenomen. Die bevat heel veel onvolkomenheden. Er zijn heel veel vragen. Wat als het niet lukt om met de distributeurs tot een overeenkomst te komen? Dat lijkt me tot nu toe de zwakste schakel in uw plan. Wat zult u dan doen? Welke hefbomen hebt u? Welke drukmiddelen hebt u? Dat is geen nieuwe vraag. Dat stond in de vraag om uitleg die ik had ingediend. Volgens mij zitten er nergens garanties in dit plan. Hoe ernstig moeten we dat dan nog gaan nemen als een aantal spelers zeggen dat ze niet meedoen? Dan hebben we onze tijd aangenaam besteed in deze commissie, met een leuke discussie over een belangrijk onderwerp.
Trouwens, ik vraag me af of de door u gehanteerde strategie is getoetst aan de principes met betrekking tot gelijkheid, concurrentievervalsing en dergelijke. Als ik een commerciële onderneming zou hebben die een vergunning heeft om hetzelfde doel na te streven als regionale televisiezenders, maar op een andere schaal, dan zou ik u hiermee niet graag zien komen, vooral wat de decretale uitwerking betreft. Dan zou ik me wel eens wat koppig kunnen gedragen en erop wijzen dat dit niet klopt. U hebt het ook over een draagvlak. Als dat er niet is, verdwijnt deze nota dan in de prullenmand?
Er wordt telkens geschermd met bereikcijfers. Die blijken nu het fundament te zijn om de regionale omroepen te redden. Over welke bereikcijfers gaat het echter: algemeen, opgesplitst volgens leeftijd, in een bepaalde doelgroep of categorie? Dat is niet onbelangrijk. Nemen we de verhouding 4+. Men gaat omroepen vergoeden als de trend zich doorzet. We hebben gezien dat het bereik afneemt. Anderzijds veroudert het publiek. Eigenlijk ga je dus een bereik hebben van heel veel ouderen. Hoe zal men dan bepalen dat er een breed publiek werd bereikt? Daar heb ik enorm veel vragen bij. Bij alle bereikstudies, onder meer die van het Centrum voor Informatie over de Media (CIM), is er sprake van een grote foutmarge. Die zijn immers gebaseerd op steekproeven. Wie zal die bereikcijfers leveren? Dat vind ik ook niet terug. Volgens welke methodologie zullen die cijfers worden gehanteerd? Het is immers gemakkelijk om het te hebben over het bereik van een zender, maar als men daarover kan beginnen te discussiëren en daar hangen centen aan vast, dan lijkt dat me heel gevaarlijk. Het hele systeem zou dan wel eens kunnen worden ondermijnd door iemand die daar baat bij heeft. Zullen het de distributeurs zijn die de bereikcijfers zullen geven? Ik denk dat we dan met een probleem zitten. Tot nu toe mogen ze die cijfers immers niet openbaar maken. Er is de privacykwestie die rijst. Dat is IP-based. Dat zijn boxen. Die geven een schat aan data. Ik denk dat men bij het CIM niet zal lachen als plots iemand uit het distributiemilieu met bereikcijfers komt. Vanwaar zullen al deze gegevens komen? Is het een steekproef, dan is er een foutmarge. Cijfermetingen zijn heel gevoelig, zeker bij distributeurs. Vreest u ook niet dat, als u het bereik gaat invoeren als financiële graadmeter, zo de deur wordt geopend voor nog meer discussies?
Bekijken we dit vanuit het oogpunt van een kleine digitale zender die op het platform van Telenet of Belgacom zit en verneemt dat een regionale zender plots geld krijgt op basis van het bereik. TV Limburg is bijvoorbeeld een grote regionale zender, want dat gaat over een hele provincie. We weten dat een aantal van die digitale tv-zenders geen geld meer van Telenet krijgen, omdat hun marktaandeel niet groot genoeg is. Ze krijgen dus niets van de distributeur, terwijl de regionale zenders plots wel zullen worden vergoed, door hun bereik. De distributeur zal daarover beslissen. Ik kan me niet voorstellen dat Telenet plots zal beslissen iedereen te betalen op basis van het bereik. Ik denk dat Christian Van Thillo dan zou beginnen te dansen in zijn bureau, dat Wouter Vandenhaute meteen een jacht bestelt en dat de ambiance bij njam!, de best scorende digitale zender, optimaal is. Hoe kan men nu een verloonmodel afdwingen van een distributeur dat niet gelijklopend is? Ik weet niet wat Europa daarover zou zeggen. Het gaat over een privéonderneming, waarover we trouwens niets te zeggen hebben, dacht ik toch.
Dat zijn allemaal technische vragen waarmee ik zit. Ik vermoed dat u daar niet meteen op zult antwoorden, maar ik wil daar echt wel een zeer fundamentele en grondige discussie over hebben. Ik wil daar informatie over hebben. Hoe zal dat worden aangepakt? Daarom ben ik bezorgd.
Een groot vraagteken is ook de timing. U communiceerde over de scheiding tussen de vergunningenhouders van het zendgebied en de exploitanten, maar u hebt tegelijkertijd een studie besteld om de zendgebieden te hertekenen. Als die timing niet gelijkloopt, dan is dat een probleem.
Wat is er van het gerucht dat bij onafhankelijke zenders de druk bestaat om zich aan te sluiten bij grote mediagroepen?
Studies hebben erop gewezen dat regionale televisie niet echt meer scoort en dat er dus een probleem is. In heel dit plan vind ik echter niets terug over digitalisering, sociale media, interactiviteit, met andere woorden over alle core die een regionale zender op een andere manier zou kunnen invoeren en gebruiken. Wat ik nu zie, is een soort analoge regionale televisie die niet klaar is voor de e-eeuw. U zou dat toch kunnen verwerken in dit verhaal. Zullen bijvoorbeeld de bereikcijfers van TV Vlaanderen worden meegeteld? Drie regionale zenders zitten op het signaal van de satelliet. Wat gebeurt er met de digitalisering? De regionale zenders worden online bekeken. Is dat ook een bereik? Er wordt alleen bereik gebruikt bij de distributeur. Ik vind echter niets terug over de berekening van het bereik van alle nieuwe media.
Ik heb nog een technische vraag over de samenstelling van de vzw op bladzijde 2. Daar staat dat de algemene vergadering van de vzw wordt samengesteld uit personen die wonen in het betreffende zendgebied. Is dat afdwingbaar? Kan men iemand opleggen dat die in het zendgebied moet wonen? Wanneer die persoon beslist om te verhuizen, vliegt die er dan uit? Hoe wordt dat ingevuld?
Wat de voorwaarden voor de exploitanten betreft, moet de exploitant kunnen aantonen dat hij regionale televisieprogrammas maximaal kan promoten. Over welke criteria en kanalen en over welk soort promotie gaat het? Via welke distributie en op welke manier gebeurt die promotie? Wat is een maximale promotie? Als ik maximaal promoot online, is dat dan voldoende? Ik vermoed dat dit nog allemaal in detail zal worden uitgewerkt. Zo niet, is er continu discussie.
De exploitant moet de zendvergunningen maximaal exploiteren zowel op de kijkers- als op advertentiemarkt. Met andere woorden, de zendvergunningen mogen niet geëxploiteerd worden als aanvulling of als onderdeel van andere media die in de portefeuille van de exploitant zitten. Ik heb begrip voor die stelling, maar dit gaat in tegen alle cross media die er is. Eigenlijk zegt u hier dat als een exploitant verschillende media heeft, hij die daar niet aanvullend in mag gebruiken. Er mag dus geen cross media gemaakt worden.
Als er sprake is van een opgerichte nv, is dat dan puur op basis van het minimumkapitaal of op basis van een realistisch kapitaal waarmee een exploitant verder kan gaan?
Er staat verder ook: In geen enkel geval zal er een centralisatie nagestreefd worden van redacties, integendeel, journalisten zullen maximaal gedecentraliseerd worden. En dit terwijl elk mediabedrijf zijn redactie centraliseert inzake werking, connectiviteit, functioneren enzovoort. Dit is dus opnieuw een tegenstelling.
Bereik en marktaandeel zullen gemeten worden. Vraag is wie dit zal doen en hoe dit zal gebeuren. Gaat het om een uniforme meting? Wat de variabele bereikvergoeding betreft met de dienstenverdelers voor verschillende omroepen, zijn er twee maten en gewichten, de ene op bereik, de andere op marktaandeel. Hoe zult u de distributeur dat allemaal laten doen?
Vanwaar komen die gratis bereikcijfers? Wie zal die gratis leveren? Moeten de dienstenverdelers dat toen? Zult u hen verplichten? Ik vind regelmatig bereikcijfers terug, maar ik zie niet hoe die worden gemeten en wie daarvoor verantwoordelijk zal zijn. Wanneer de bereikcijfers door de distributeurs moeten worden gegeven, wie controleert dan of die bereikcijfers nog juist zijn?
Ik heb nog een vraag bij de overgangsmaatregel. Kunnen er zich nieuwe kandidaten regionale omroepen aanmelden? Of gaat het alleen over de bestaande?
Dat zijn nog maar mijn eerste bedenkingen en vragen. Het zijn vaak technische vragen. Ik vermoed dat er in de komende weken nog veel meer vragen bijkomen. Ik ben benieuwd naar uw antwoorden.
De voorzitter : De heer Yüksel heeft het woord.
De heer Veli Yüksel : Minister, het is goed dat u naar een structurele oplossing zoekt voor de regionale omroepen. Sommige hebben het zeer moeilijk, dat weten we allemaal.
Ik heb wel een aantal vragen. U moet daar nu nog niet op antwoorden. We moeten het debat grondig voeren. De komende weken kunnen we erop terugkomen.
Hoe zit het met het onderscheid tussen vzw en exploitatiemaatschappij? De vzws zijn eigenaar van de zendvergunningen, en daarbovenop komt er nog een exploitatiemaatschappij. Dat kan in dezelfde provincie zijn of in een andere. Dat is de schaalvergroting waarover u het hebt. In hoeverre kan de vzw die verantwoordelijk is voor nieuws, duiding en informatie, in die structuur nog onafhankelijk en zelfstandig opereren?
Bij de vorige decreetswijziging in 2009 werd de zaak ook besproken. De regionale omroepen stapten af van dat idee en gingen terug naar de vzw-structuur. Hoe kijken ze daar zelf op terug? Geeft u niet te veel macht aan de exploitatiemaatschappijen? Die zullen in de toekomst ook nieuws vastleggen en dicteren.
U stelt voor om de vergoedingen te bepalen per decreet. Dat zou een precedent zijn, en dat kan worden aangegrepen door andere omroepen. Tot nu toe is dat op basis van het overlegmodel gerealiseerd, ook bij de grote omroepen. Er is niet vastgelegd wie hoeveel aan wie moet betalen. Schept u geen precedent? Kan dit geen juridische problemen opleveren? Kunt u dat in een decreet gieten? Wat met de landelijke zenders?
Wie een zendvergunning heeft, kan die nog gebruiken zolang ze van kracht is. Voor het nieuwe systeem plant u ook overgangsmaatregelen. Als de regionale omroepen niet in het systeem stappen, zullen ze geen bereikvergoeding krijgen. Wij vinden dat als fractie een dictaat. Wat doet u met de billijke toets? Is dat wettelijk? Kunt u die omroepen zo straffen?
Collegas hebben het al aangehaald, we vernemen de waardering- en bereikcijfers gebaseerd op resultaten van het najaar 2012 betreffende nieuwsuitzendingen en andere randprogrammatie. Zijn die metingen transparant gebeurd? De bereikcijfers worden gratis ter beschikking gesteld. Zijn daar al afspraken over gemaakt met de distributeurs? Wie gaat dat betalen? Vandaag betalen de omroepen 365.000 euro per jaar. Dat zou dan wegvallen, dat is voor hen dan een winstoperatie, maar iemand moet het betalen. Wie zal dat betalen?
Heel het model is gebaseerd op resultaten en cijfers van de PPM-studie over zendgebieden en exploitatie en zo meer. U doktert een model uit, maar u hebt de resultaten nog niet. Is het niet een beetje voorbarig om al een voorstel te doen op basis van resultaten die u verwacht? Zou het niet beter zijn geweest om te wachten op de oplevering van de studie om daarna het ideale model waarnaar u streeft, voor te stellen? Ik heb daar een strategische bedenking bij. U probeert iets in te vullen, maar u weet niet wat de studie finaal zal opleveren.
In de communicatie in de kranten, vrijdag of donderdag, liet u weten dat er gesprekken zijn geweest met de distributeurs. Zij zullen meer moeten betalen op basis van de bereikcijfers. U zegt dat de distributeurs zich daarnaar zullen moeten schikken. Zo heb ik dat toch gelezen in de communicatie. Als u aan het begin van een proces staat, vind ik dat toch een merkwaardige stelling, tenzij u er al afspraken over hebt gemaakt dat ze zich zullen schikken en er al een akkoord over bestaat.
Hoe transparant de cijfers worden opgevraagd en verzameld, dat heb ik al gezegd.
U wilt ook in een decreet vastleggen wat de omschrijving is van een exploitatiemaatschappij. Vanuit onze fractie vinden wij dat een beetje merkwaardig. Een exploitatiemaatschappij is een economisch gegeven, een economisch instrument. Kunt u dat decretaal vastleggen? Zendgebieden kunt u vastleggen, die lopen volgens de provinciale grenzen, maar een exploitatiemaatschappij gaat over de provinciegrenzen heen. (Opmerkingen van minister Ingrid Lieten)
Toch wel. De zendvergunningen bevinden zich toch in één provincie?
Minister Ingrid Lieten : Neen, zendgebieden zijn niet gedefinieerd volgens provinciale grenzen, behalve in Limburg.
De heer Veli Yüksel : Ik meen dat dit ook uitgeklaard moet worden.
Ik heb nog een vraagje, het heeft vooral met de strategie te maken. U hebt een plan. Dit is een discussienota, een sneuvelnota. Is dit de juiste manier om nu al met een plan uit te pakken terwijl u nog met alle stakeholders moet praten en er nog geen finale toezeggingen zijn gebeurd? Als we samen willen landen met dit plan, lijkt het me goed om bij de volgende stappen sluitende afspraken te maken, waarna met punten naar buiten kan worden gekomen. Nu zullen we de discussie overal voeren, terwijl dat nefast kan zijn voor de finale doelstelling, namelijk dat er een duurzame en structurele oplossing komt voor de leefbaarheid van de regionale omroepen.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, minister, we zijn blij dat het dossier van de regionale omroepen weer op de agenda staat. Ruim een jaar geleden werd de noodklok geluid naar aanleiding van het verminderen van het bedrag dat Telenet betaalt aan de regionale omroepen. Er werd toen een overgangsregeling afgesproken, maar we weten dat die geen oplossing ten gronde biedt.
Wij zijn van mening dat de regionale omroepen in elk geval nog steeds aan een behoefte beantwoorden en dus ook zuurstof moeten krijgen.
U beklemtoont terecht, minister, dat het voorstel dat nu voorligt, uw voorstel is en dat u het op tafel legt. In de huidige vorm, dat bleek ook uit de uiteenzetting van de heer Yüksel, is het nog niet gedragen door de regering en dus ook niet door alle meerderheidspartijen in het Vlaams Parlement.
We hebben als meerderheidspartij natuurlijk andere fora dan deze commissie om onze bedenkingen te ventileren, maar ik heb toch een aantal opmerkingen en algemene vragen, aangezien deze discussie vandaag gevoerd wordt.
Ten eerste is het belangrijk dat het voorstel gedragen wordt door alle regionale omroepen, dat zou de ideale situatie zijn. U hebt vorige week een gesprek gehad met die omroepen en ik meen dat het draagvlak vandaag onvoldoende groot is voor zover ik dat zelf kan inschatten. Er zijn verschillende formules. Zo zijn er vandaag omroepen die samenwerken met exploitanten, met uitgevers. Anderen doen dat niet. In voorafgaande studies, die u aan ons hebt doorgegeven, en in uw eigen teksten wordt gepleit voor maatwerk als we het hebben over regionale omroepen. Ik heb het gevoel dat het voorliggende dossier onvoldoende maatwerk biedt, wel integendeel, het dwingt eigenlijk iedereen om te werken met die exploitatiemaatschappijen, want anders krijgen ze geen bereikvergoeding van de distributeur. We hebben hier moeite mee, want wie onafhankelijk wil blijven, moet dat ook kunnen, tenminste als dat op een kwaliteitsvolle manier gebeurt, en dat is natuurlijk een andere discussie waar ik straks nog even op terugkom.
Ten tweede, u werkt met zendgebieden en zendvergunningen voor vzws en exploitatiegebieden die verschillende zendgebieden kunnen omvatten. Bij de start hebben die zendgemachtigden ik weet het, het is een woord uit Nederland, maar goed natuurlijk wel wat in de pap te brokken, want ze moeten afspraken maken met een exploitant en ze kunnen zich in die fase waarschijnlijk wel sterk maken, maar als ze voor een bepaalde exploitant hebben gekozen, zitten ze wel vast. Als ik het goed heb gelezen, is het zelfs zo dat als in een bepaald exploitatiegebied een meerderheid van de zendgemachtigden in dat gebied kiest voor een bepaalde exploitant, de anderen mee moeten marcheren, ook al vinden zij dat niet leuk. We hebben wel begrip voor het argument van de professionalisering en er zijn zeker voordelen bij een grotere schaal, voordelen op het vlak van logistieke ondersteuning en bij reclamewerving, maar exploitanten een monopolie geven in een exploitatiegebied, dat lijkt mij niet noodzakelijkerwijs een goed idee.
Bijzonder waardevol in dit plan vinden wij uw keuze dat er een diversiteit aan nieuwsuitzendingen voor de zendgebieden blijft. Dit is heel belangrijk. Ook het opwaarderen van de vzws met een klemtoon op een doorzichtige, heldere boekhouding is een goede zaak. Vandaag, dat werd al aangehaald, is een van de problemen de weinig transparante stroom van financiële middelen tussen de houders van zendvergunningen enerzijds en de exploitant anderzijds. Dat is met name zo wat de werving en de interne verdeling van reclame-inkomsten betreft.
Ten derde kunnen we akkoord gaan met een schaalvoordeel, maar misschien zou het ook kunnen dat we ook een schaalvoordeel kunnen bereiken indien we bijvoorbeeld een West-Vlaamse zendgemachtigde laten samenwerken met een exploitant uit Vlaams-Brabant of Limburg. Dat ligt niet voor de hand en in de praktijk zal dit allicht niet gebeuren, maar het zou natuurlijk wel kunnen. Ik meen dat dit met uw ontwerp van decreet niet kan. De vraag is dus of u het decreet op een dergelijke manier moet dichttimmeren dat zoiets niet kan.
Wie onafhankelijk wil blijven, en we kennen een paar voorbeelden, en kan aantonen dat er behoorlijk wordt gewerkt, want laten we dat er als voorwaarde bij nemen, moet dat volgens ons ook kunnen. De kwaliteitsgarantie zoekt u nu bij de exploitanten, bij de exploitatiegebieden, maar ik herhaal dat ik er niet zeker van ben dat dit tot nu toe het beste idee is van 2013. Zon kwaliteitsgarantie kan volgens mij ook op een andere manier gevonden worden. Misschien moeten we minimale kwaliteitsnormen opleggen. Kwaliteit meten is niet gemakkelijk, maar het bereik meten kan wel en misschien moeten we ervan uitgaan dat mensen niet naar een programma kijken als het heel slecht is. Zo kan indirect een kwaliteitsnorm gesteld worden.
Ik stel me zelfs luidop de volgende vraag. De heer Tommelein vroeg daarnet of we de vzws nog wel nodig hebben. Ik draai het om. In de huidige regelgeving is er geen sprake van exploitanten en dus vraag ik me af of we de exploitanten wel nodig hebben in het decreet. Moeten we de exploitanten wel decretaal verankeren? Erger nog, moeten we de exploitatiegebieden wel decretaal verankeren? Die vraag is voor mij vandaag niet beantwoord.
Alles staat of valt en dat geldt ook voor het dossier van de signaalintegriteit met het akkoord van de distributeurs. Minister, u zegt zelf dat u dat akkoord vandaag niet hebt. U zegt ook dat er in elk geval geen verhoging voor de consument komt als uw plan wordt doorgevoerd. Dat laatste lijkt mij in deze fase een gevaarlijk engagement. Ik zou het niet durven te nemen als ik minister was, zeker als we de discussie over de signaalintegriteit op ons af zien komen. Voor mij gaat het hier om dezelfde discussie. Het gaat om onenigheid tussen de distributeurs en de omroepen. We zien dat in het dossier van de regionale omroepen en de distributeurs en ook in het dossier van de grote omroepen en de distributeurs.
Wij hechten ook een groot belang aan de onafhankelijkheid en de neutraliteit van de vergunninghouders, de vzws. Daar moet grote aandacht aan worden gegeven. Het moet absoluut worden vermeden om in het decreet dingen op te nemen die bepaalde tendentieuze situaties mogelijk maken of nog versterken. Het is maar een detail, maar wij vinden het bijvoorbeeld vreemd dat een lid van de algemene vergadering van zon vzw ad eternam lid kan zijn. We denken dat dat niet zo verstandig is.
Minister, ik heb nog meer opmerkingen, maar ik heb begrepen dat we het hier nog over zullen hebben. Ik wou vandaag toch al even enkele belangrijke elementen aanhalen omdat het dossier vandaag ter tafel kwam, wat niet meteen de bedoeling was.
De voorzitter : Collegas, mag ik voorstellen dat de minister antwoordt op de vragen van de heer Tommelein, maar dat we een datum afspreken voor de volgende bespreking.
De heer De Ro heeft het woord.
De heer Jo De Ro : Minister, ik heb nog een aantal vragen. Aangezien er nog geen nota is van de regering, ben ik wel geïnteresseerd te weten wat uw collegas die bevoegd zijn voor de Vlaamse Rand en Brussel over die materie denken. Ik weet dat de huidige ministers en de voorgangers voor tvbrussel en Ring TV al heel wat stappen hebben ondernomen om moeilijke situaties te vermijden.
Ik ben ook blij dat het taboe van de huidige zendgebieden een beetje doorbroken wordt en dat we de discussie kunnen voeren over de moeilijke zendgebieden zoals die van de Rand rond Brussel waar op sommige plaatsen het zendgebied maar twee dorpen groot is. Ik hoop dat er ook op het terrein wat openheid is.
In de feiten zijn we achterhaald, want een kijker in Vilvoorde kan perfect via de website van tvbrussel kijken naar de programmas. Via televisie kan dat nog altijd niet. Ik hoop dat we daarover ook de discussie kunnen voeren.
Ik vraag me wel af wat er de doorslag zal geven bij het bepalen van de zendgebieden. Zal dat het studiemateriaal zijn? Zal er input zijn van gemeenten of steden? Zal het klassiek worden bekeken, of zal er rekening mee worden gehouden dat mensen nu al het unieke zendgebied kunnen omzeilen?
Kunnen de regionale zenders de benchmarkstudies inkijken? Kunnen wij die inkijken? Zijn ze vertrouwelijk te behandelen zoals we dat met sommige andere studies doen? Het dagbereik voor 2012 is 16,2 procent en hoe het berekend wordt, doet er voor mij niet toe , maar heeft uw administratie al simulaties gemaakt op basis van het principe dat u nadien hebt uitgelegd, namelijk hoeveel de verschillen zouden betekenen voor de verschillende zenders?
Stel dat er een project wordt ingediend om regionale televisie te maken via internet en niet meer via distributie, kan dat dan of niet?
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Collegas, ik hoor bij sommigen de ondertoon dat ik met een tekst kom, maar dat ik nog niet rond ben met iedereen. We moeten weten wat we willen. Dit is een discussienota waar ik de verantwoordelijkheid voor opneem en die zeker niet de vrucht is van mijn gedachten alleen maar van heel veel gesprekken binnen de strategische werkgroep. Ook niet iedereen binnen de strategische werkgroep staat daar achter. Op een bepaald moment heb ik gezegd dat het goed is om de sprong te wagen, het voorbereidende werk af te sluiten en effectief het maatschappelijk debat aan te gaan. We geven jullie ook de kans om insteken te geven. Er is ook zeker en vast discussie met de zenders, maar ook bij de zenders zijn er belangenverschillen. Als je praat met de redacties of met de vzws of met de exploitanten, dan krijg je soms ook per zender verschillende standpunten. Uiteraard heb ik altijd de distributeurs op de hoogte gehouden van de gesprekken en van welke richting we uitgaan. Maar we hebben nog met niemand alles tot in detail afgeklopt, want dan kwam ik hier niet met een discussienota, dan kwam ik hier met een verhaal waar jullie geen inbreng meer in zouden hebben.
Ik vind het een beetje raar om langs de ene kant het verwijt te krijgen niets te doen en langs de andere kant het verwijt dat ik kom met iets dat niet is afgewerkt. Het is dan ook een discussienota.
Is er al een draagvlak voor bij iedereen? Neen. Niemand zal 100 procent tevreden zijn. Of we nu niets doen of we doen iets, op het einde zal niemand 100 procent tevreden zijn met alles. De belangen hierin zijn heel verschillend en zelfs tegenstrijdig, zelfs binnen één zendgebied.
Ik wil ook heel graag luisteren, niet alleen naar jullie vragen om uitleg, maar ook naar jullie suggesties om een en ander te verbeteren en nog een beter draagvlak te bereiken. Daar nodig ik jullie ook toe uit.
Ik vind het ook verbazingwekkend dat sommige mensen een onderscheid maken tussen onafhankelijke en niet-onafhankelijke vzws. Dat begrijp ik niet. Voor mij zijn alle vzws en alle redacties onafhankelijk. Er is alleen een onderscheid te maken tussen die vzws die hun eigen exploitatie doen en de vzws die nu al een akkoord hebben gesloten met anderen om de exploitatie te doen. Maar dat bepaalt op geen enkele manier de graad van onafhankelijkheid, noch van de vzws noch van de redacties, want die zijn voor mij allemaal onafhankelijk.
In dit voorstel willen we juist die onafhankelijkheid vergroten door de vzws meer kracht te geven om die overeenkomsten aan te gaan, door hen ook een zitje te geven in de raad van bestuur van de exploitatiemaatschappijen, maar vooral door hen te beschouwen als de bestemmeling van de middelen waardoor ze er nog veel beter kunnen voor zorgen dat hun rol wordt gespeeld en gewicht heeft. Het onderscheid tussen onafhankelijke en niet-onafhankelijke vzws ontgaat me. Ik denk dat dat niet terecht is. Het zou oneerbaar zijn ten aanzien van de andere vzws om ze niet-onafhankelijk te noemen.
Ik besef wel heel goed dat de uitgangspositie verschillend is. Dat hebben we ook van in het begin gesteld. Sommige vzws werken op dit ogenblik al een beetje in dit systeem. Daarom vind ik het ook raar wat de heer Vandaele zegt, die naar mijn mening nog altijd in De Haan woont, waar Focus-WTV zeer onafhankelijk opereert en zeer kwalitatief werkt, volgens dit systeem. Net hij stelt dit systeem in vraag en zegt dat de onafhankelijkheid met dit systeem niet wordt gewaarborgd.
De heer Wilfried Vandaele : Minister, ik stel het verplichten van het systeem in vraag, niet het systeem.
Minister Ingrid Lieten : Dat vind ik een rare conclusie.
Aan de andere kant moeten we ook beseffen dat er gevoeligheden zijn op het terrein omdat er sprake is van verschillende startpunten. Wat echter voor iedereen gelijk is, is de sense of urgency om iets te doen. Ik zou ook wel willen dat iedereen voor een stukje zou kijken naar de sense of urgency voor de sector, en niet alleen naar zichzelf. Ik probeer een oplossing te bedenken voor de sector, en ik hoop dat iedereen een stukje de flexibiliteit heeft om voor zijn eigen zender na te gaan wat de problemen zullen zijn als we dat model toepassen, om na te gaan wat de negatieve en positieve effecten zijn voor hun zender.
We kunnen natuurlijk allemaal zeggen dat we niets nieuws willen en dat we allemaal goed bezig zijn, ook al wordt gezegd van niet, en bewijzen ook de cijfers dat dat niet zo is. Maar als we allemaal zeggen dat we niets nieuws willen en niets willen veranderen, dan kunnen we de boeken sluiten. En dan is het onderwerp regionale zenders hier bij wijze van spreken afgehandeld. Dat wil ik niet. Ik wil hier uitdrukkelijk een structurele oplossing bereiken en het debat over dit onderwerp met jullie aangaan.
Moeten er nog veel dingen worden uitgeklaard? Absoluut. Daarom is er ook een discussienota, en is er ook nog ruimte voor inbreng van iedereen.
Collega Tommelein vraagt wie de exploitatiegebieden bepaalt. Voor mij zijn het diegenen die de zendvergunning hebben, die samen bepalen met wie ze in zee gaan. We kunnen ons afvragen of dat proces automatisch en organisch gaat verlopen. Ik heb het gevoel dat er al heel wat gesprekken achter de schermen gebeuren. Of we daar decretaal moeten ingrijpen en wanneer we moeten ingrijpen: dat zijn terecht gestelde vragen. Ik heb een voorzet gegeven, maar ik sta open voor discussies en een debat en voor suggesties.
We moeten wel beseffen dat er één punt erg belangrijk is, namelijk dat we met de exploitatiegebieden schaalgrootte willen bereiken. Als we dat niet kunnen, heeft het geen zin om dat model naar voren te schuiven. In die zin zal schaalvergroting natuurlijk voor een stuk bereikt worden als aangrenzende zendgebieden met elkaar overeenkomsten afsluiten met één exploitatiegebied.
Ik wil wel nog eens uitdrukkelijk benadrukken dat exploitatievennootschappen niet gelijk zijn aan bestaande mediahuizen. Exploitatievennootschappen zijn vennootschappen die opgericht worden om de exploitatie van een aantal zendgebieden te doen. Ik heb niets gezegd over de aandeelhouders van die exploitatievennootschappen. Dat kunnen mediahuizen zijn, dat kunnen mediahuizen zijn van het oosten of het westen van het land, of andere mediahuizen die kennis, kapitaal en knowhow willen inbrengen. Daar ga ik niet regulerend optreden. We laten hun de keuze met welke exploitatievennootschap of met welke groep zij een exploitatieovereenkomst willen afsluiten. Ook daar laten we alle ruimte.
We hebben juist dankzij de samenwerking met de zenders inzicht gekregen in de financiële stromen. Ze hebben hun jaarrekeningen aan ons bezorgd. We hebben geprobeerd om de financiële stromen te ontwarren. Het departement heeft daar in overleg met mijn kabinet veel werk aan gehad. Sommige die nu binnen een groot mediahuis opereren, maken gebruik van de diensten van het mediahuis. We hebben geprobeerd om dat te ontwarren. Die cijfers heb ik op vergelijkbare basis gebracht in mijn presentatie. Alle zenders krijgen altijd het rapport over hun eigen zender, en de globale, anonieme cijfers van elkaar. Op die manier kunnen ze vergelijken, en blijft de vertrouwelijkheid gewaarborgd. Maar we kunnen wel de trends en de algemene gemiddelden afleiden.
Wat is nu de relevantie of de relatie met de studie over de zendgebieden? Ik heb vanaf het begin duidelijk gesteld dat we dit model kunnen implementeren met de huidige zendgebieden. We hoeven niks te wijzigen om dit model te implementeren. Maar er worden hier en daar suggesties gedaan of het bijvoorbeeld niet zinvol zou zijn dat een bepaald zendgebied ook nog beter enkele andere gemeenten zou bevatten. Om dat gesprek mogelijk te maken, heb ik die studie besteld.
Maar ik zeg het nog eens: als er aanpassingen aan de zendgebieden komen, dan kan dat alleen maar gebeuren op voorstel van, en in akkoord met de huidige zendgebieden. Ik geef het materiaal voor het debat, maar als men er niets in ziet, of men wil er niets aan veranderen, is het voor mij ook goed. Het is een bijkomend instrument om een aantal punten te optimaliseren, maar als het geen aanleiding geeft tot andere inzichten in de zendgebieden, dan blijven de huidige zendgebieden. Daarmee kunnen we dit model implementeren, want daar is er geen probleem, maar het is een bijkomende opportuniteit.
Is er overleg met de distributeurs? De distributeurs zijn allemaal op de hoogte gehouden van deze inzichten, en hebben de discussienotas gekregen, en we gaan met hun verder het gesprek en de onderhandelingen aan. Voor mij geeft dit model geen aanleiding tot het verhogen van de factuur, alleen tot een andere berekening van de manier waarop de geïnde middelen van de consument worden verdeeld. Uiteindelijk zullen we in het decreet via een aparte categorie van de regionale zenders hun aandeel berekenen door middel van het criterium bereik. We zullen ook daar naar vergelijkbaarheid en gelijkwaardigheid geen probleem hebben omdat we die aparte categorie definiëren. We gaan dit wel decretaal moeten verankeren, want anders geeft het aanleiding tot problemen.
De gesprekken over de Mediacademie zijn volop bezig met Mediarte, dat in de audiovisuele sector aanvaard wordt als een goede gesprekspartner met een draagvlak. Zij werken nu een voorstel uit, en ik hoop dit ook de volgende maanden tot een goed einde te brengen. Ik heb hiervoor in middelen voorzien in de begroting.
Wat de overheidscommunicatie betreft, collega Tommelein, hebt u het al deels aangegeven: ik voer die onderhandelingen niet. Deze communicatie is de bevoegdheid van mijn collega Kris Peeters. We hebben wel in het lastenboek de opportuniteit ingeschreven om met de regionale zenders te werken, omdat zij natuurlijk een zeer goed bereik hebben bij een specifiek doelpubliek, en omdat ze een belangrijk instrument zijn. Ik zal dat dus blijven ondersteunen, en ik denk dat het logisch is dat elk mediahuis of elke media-aankoper de regionale zenders meeneemt, aangezien ze ook goede papieren kunnen voorleggen om een bepaald publiek te gebruiken.
Ik denk dat ik vooral de vragen van collega Tommelein heb beantwoord met, en passant, ook een uitbreiding naar een aantal heel andere vragen. Er resten nog heel wat vragen, die we zeker kunnen meenemen naar de volgende besprekingen om een stand van zaken te geven. Ik nodig jullie uit om jullie suggesties aan ons over te maken. We zullen ze zeker proberen mee te nemen.
De voorzitter : De heer Tommelein heeft het woord.
De heer Bart Tommelein : Voorzitter, ik kondig een motie aan naar aanleiding van mijn interpellatie.
De voorzitter : We hernemen dit debat op 26 februari.