Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 06/02/2013
Vraag om uitleg van de heer Lode Ceyssens tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over planologische beroepen
- 781 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Voorzitter, minister, collegas, ik trap een open deur in als ik zeg dat al van in het begin van deze legislatuur heel veel belang wordt gehecht aan de ontvoogding van lokale besturen inzake vergunningenbeleid.
In het verleden zijn er schriftelijke vragen en vragen om uitleg gesteld over beroepen ingesteld door de Vlaamse administratie. Vorig jaar heeft de Vlaamse Regering de beroepsbevoegdheid verschoven naar de administrateur-generaal of de secretaris-generaal. Die beslissing heeft duidelijk een effect gehad op de beroepen. Dat kan ik vaststellen uit het antwoord op een schriftelijke vraag die ik heb gesteld.
Vandaag zou ik het willen hebben over planningsbeleid, een aspect van het ruimtelijke-ordeningsbeleid. Ook hier is een belangrijke taak weggelegd voor lokale overheden. In deze thematiek kan de lokale overheid gebruik maken van de kennis en expertise die opgebouwd is op bovenlokaal vlak, dit zowel met adviezen als begeleiding. Maar de gewestelijke ambtenaar kan ook administratief in beroep gaan tegen een lokaal gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (gemeentelijk RUP), ook al is dat goedgekeurd door de bestendige deputatie, of tegen een planologisch attest afgeleverd door een lokaal bestuur.
Ik hoor echter op het terrein dat de gewestelijke administratie in deze thematiek feller en actiever zou optreden dan ooit tevoren, en ook dat er verschillen zouden zijn in de provincies. Ik weet niet of dat waar is en ik zie geruchten altijd graag bevestigd.
Minister, hoeveel gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen werden sinds 1 september 2009 goedgekeurd door de bestendige deputaties? Hoe vaak ging de gewestelijke administratie hiertegen in beroep in de afgelopen vijf jaar? Hoeveel planologische attesten werden sinds 2009 afgeleverd door lokale besturen per provincie en hoe vaak stelde de gewestelijke administratie daar administratief beroep tegen in? Denkt u niet dat, gezien de evolutie naar meer vertrouwen voor lokale besturen, we ook voor de planologische beroepen, dit best concentreren op Vlaams niveau, bijvoorbeeld bij de leidende ambtenaar? Hoe evolueert, naar uw ervaring, de lokale planningscapaciteit en hoe gaat uw administratie daarmee om?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Mijnheer Ceyssens, ik denk dat u vooral wilt weten of er veel beroepen worden aangetekend of niet. Ik zal u de cijfers geven.
Sinds 1 september 2009 werden er 741 gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen goedgekeurd. Het waren er 201 voor Antwerpen, 134 voor Limburg, 118 voor Oost-Vlaanderen, 112 voor Vlaams-Brabant en 176 voor West-Vlaanderen. In totaal dus 741. In de afgelopen vijf jaar, dus gerekend vanaf 2008, is er 22 keer beroep ingesteld door de planologisch ambtenaar. Dat is geen 3 procent. Slechts 5 keer werd het beroep ingewilligd.
Sinds 2009 heeft mijn administratie 77 maal advies gegeven bij een aanvraag tot planologisch attest. Het waren er 8 voor Antwerpen, 1 voor Limburg, 11 voor Oost-Vlaanderen, 18 voor Vlaams-Brabant en 29 voor West-Vlaanderen. Er zijn slechts 58 planologische attesten afgeleverd. Er is 6 keer beroep ingesteld door de administratie. Dat is geen 10 procent. Eén keer is het beroep ingewilligd. Uit het cijfermateriaal blijkt duidelijk dat het uitzonderlijk is dat beroep wordt aangetekend en nog meer uitzonderlijk dat het beroep wordt ingewilligd. Ik ben ervan overtuigd dat het lage cijfer een gevolg is van de manier van werken. Zowel bij RUPs als bij planologische attesten is er een voortraject waarbij er al rekening gehouden kan worden met de opmerkingen van de adviesinstanties en van mijn administratie.
Het witboek Interne Staatshervorming voorziet in een wijziging van de goedkeuringsprocedure voor gemeentelijke en provinciale RUPs. Hierbij wordt gesuggereerd om de definitieve goedkeuring door de hogere overheid te vervangen door een schorsingsrecht in geval van strijdigheid met de geldende structuur- en uitvoeringsplannen. Dat lijkt me een goede mogelijkheid. De bedoeling moet ook zijn om een bestuurlijke lus in te voeren, waarbij de gemeente of provincie de procedure kan hernemen waar de fout is begaan. Wij zullen uw suggestie, om dit schorsend beroep toe te wijzen aan de leidende ambtenaar, onderzoeken bij de voorbereiding van de decreetswijziging die hiervoor is vereist.
Uw vraag naar de lokale planningscapaciteit begrijp ik niet helemaal. Er is volgens mij geen probleem inzake capaciteit, omdat de meeste steden en gemeenten een beroep doen op een studiebureau of een intercommunale voor de opmaak van een gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan. Indien u doelt op de kwaliteit van het planproces en de RUPs, kan ik alleen maar vaststellen dat dit afhankelijk is van diverse factoren. Niet ieder studiebureau heeft bijvoorbeeld dezelfde kwaliteiten, maar ook de manier waarop het betrokken bestuur de ruimtelijke visie uit het structuurplan uitwerkt in een specifiek uitvoeringsplan, kan variëren. Ik merk wel dat de planvorming met strikte voorschriften à la bijzonder plan van aanleg langzamerhand begint te verdwijnen en vervangen wordt door een meer flexibele planvorming. Ik wil hierbij opmerken dat planningskwaliteit geen criterium is om al dan niet beroep aan te tekenen, maar dat wel wegens strijdigheden met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen of met een hoger RUP beroep kan worden aangetekend.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Minister, ik ben zeer tevreden met uw antwoord, zeker met de cijfers maar vooral ook met uw voorstel voor een schorsingsrecht in plaats van een beroep. Ik denk dat dat een heel wijze beslissing is en dat het de taak is van de Vlaamse overheid om toe te zien of de spelregels correct worden toegepast, veel meer dan een kwaliteitsbeoordeling te geven. Als er een schorsing is wat me toch een vrij zware ingreep lijkt , is het belangrijk dat het de leidend ambtenaar is die die beslissing neemt. Ik heb begrepen dat u dat wilt onderzoeken. Wij willen dat alvast warm aanbevelen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.