Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 21/02/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Vanderpoorten tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de problemen met werkloosheidsuitkeringen bij interimarissen in het onderwijs
- 747 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over projecten om retentie van jonge leerkrachten te verbeteren
- 856 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Voorzitter, minister, collegas, het element van de werkonzekerheid bij jonge leerkrachten is in deze commissie en in het parlement inderdaad al vaak aan de orde geweest. In de plenaire vergadering van 23 januari 2013 stelde de heer Sauwens een actuele vraag aan u, minister, over een bijkomende problematiek, namelijk de degressiviteit van de werkloosheidsuitkering bij interimarissen in het onderwijs. Sinds november 2012 is de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen ingevoerd. Dat komt erop neer dat de werkloosheidsuitkering afneemt naarmate iemand langer werkloos is. De doelstelling van deze maatregel is uiteraard om werklozen financieel onder druk te zetten om een passende job te aanvaarden.
Het probleem is dat deze nieuwe maatregel ook van toepassing is op interimarissen in het onderwijs. Ja, natuurlijk, zullen sommigen zeggen, maar de problematiek van de jonge leerkrachten kennende, is het toch van een andere orde. Deze mensen zouden niets liever willen dan een vaste of een langdurige betrekking in het onderwijs. In hun zoektocht naar een vaste of min of meer vaste job in het onderwijs zijn ze echter vaak aangewezen op korte opdrachten. Het is dan ook pijnlijk dat hun werkloosheidsuitkering in die periode drastisch wordt verlaagd voor iets dat ze zelf nauwelijks kunnen verhelpen. Het is duidelijk dat dit probleem dringend moet worden aangepakt, zoals we allemaal weten en ook zeggen, om de motivatie van die jonge mensen niet weg te nemen.
In de plenaire vergadering van 23 januari 2013 antwoordde u dat het probleem u nog niet door de vakbonden, het agentschap of het departement was gesignaleerd. U beloofde wel om de zaak zo spoedig mogelijk te onderzoeken en op te volgen. Ik heb toen opgemerkt dat het niet zo moeilijk kon zijn, omdat u in het kader van de besprekingen van het loopbaanpact de vakbonden heel regelmatig ziet. Deze ochtend hebben de vakbonden nogal cynisch gereageerd, moet ik zeggen. Ze waren hier in het kader van de hoorzittingen. (Opmerkingen van minister Pascal Smet )
Ik wil maar zeggen: soms denken wij, is het dan niet waar dat de minister de vakbonden regelmatig ziet?
Minister, wat hebt u al ondernomen om dit acute probleem in het onderwijs voor interimarissen op te lossen? Welke maatregelen wilt u op korte termijn nemen? Dan doel ik op de heel korte termijn en niet op het resultaat van het loopbaanpact. Wanneer denkt u dat het probleem definitief opgelost kan zijn? Is het een element van het loopbaanpact? Er staat iets over in de teksten die we hebben gezien, maar of dat ten gronde gaat, is nog een andere zaak.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, minister, collegas, zoals al vaker in de commissie Onderwijs aangestipt, is het moeilijk om beginnende leerkrachten in het vak te houden. Mevrouw Vanderpoorten heeft er net ook nog op gewezen. Verschillende signalen wijzen er bovendien op dat het steeds erger wordt. In de plenaire vergadering van 23 januari 2013 heeft de heer Sauwens in die context gewezen op het negatieve effect van de gewijzigde werkloosheidsreglementering: die zorgt ervoor dat beginnende leerkrachten sneller te maken krijgen met afnemende werkloosheidsvergoedingen, waardoor ze vaak na enkele vervangingsopdrachten geneigd zijn om werk te zoeken buiten het onderwijs. Als uit het arbeidsmarktrapport in september geconcludeerd kon worden dat ons onderwijs in het jaar 2020 ongeveer twintigduizend leerkrachten te weinig zal hebben, is het belangrijk en dringend om de uitstroom van goede beginnende leerkrachten tegen te gaan.
Minister, ik verwijs even naar twee systemen uit het verleden. Ik wil ook graag weten waarom die destijds beëindigd zijn, omdat we daar mogelijk iets uit kunnen leren, om dan zelf een suggestie te geven. Ten tijde van minister Coens werd een systeem uitgewerkt waarin beginnende leerkrachten een jaar werkzekerheid kregen op een school in een stageproject. Ze kregen daar geen volledige bezoldiging voor, maar hadden ook geen voltijdse lesopdracht. Ze konden in samenwerking met ervaren collegas delen van een opdracht overnemen, delen van een klasgroep overnemen voor remediëring en diversifiëring, vervangen bij afwezigheden of lessen volgen. Kortom, ze konden leren groeien in het ambt. Het systeem werd afgeschaft. Minister, wat waren de belangrijkste redenen waarom het systeem is opgehouden te bestaan?
Toenmalig minister Vanderpoorten voerde de vervangingspool in. Met dat systeem hadden niet-benoemde leraars een jaar werkzekerheid. Ze werden verankerd aan een school, maar konden voor vervangingstaken worden ingezet in alle scholen van de scholengemeenschap, en werden voltijds betaald. Het systeem werd onder de opvolger van minister Vanderpoorten afgeschaft. Misschien kunnen we leren uit de evaluatie. Wat was wel zinvol? Wat moet er verbeteren?
In de vervangingspool werd aan de poolleerkrachten een jaar werkzekerheid gegarandeerd, maar geen taakzekerheid; wel verankering aan een school, maar nog geen school- of opdrachtzekerheid. De pool maakte het voor de scholen mogelijk om vervanging van afwezigheden te regelen, maar legde minder de nadruk op groeien in het ambt. De taak van beginnende leerkrachten is echter niet eenvoudig: lessen voorbereiden moet niet worden onderschat, en ook het leren door overleg en evalueren van wat goed of fout gegaan is, vergt meer tijd en energie van een beginnende leraar dan van een ervaren kracht.
Men zou kunnen veronderstellen dat een beginnende leraar meer bijleert door met een niet te zware voldoende grote, maar niet voltijdse opdracht aan de slag te gaan in samenwerking met een meer ervaren collega, dan door inzetbaarheid voor meer vakken op meer scholen in korte vervangingsopdrachten. Aan de andere kant zou een taak als poolleerkracht aan ervaren leraren misschien een waardevolle uitdaging bieden, waardoor ze een mogelijkheid krijgen hun vakbekwaamheid en didactische zelfzekerheid te confronteren met een andere schoolcultuur en met nieuwe taken.
Is het in die optiek niet zinvol om de mogelijkheden te onderzoeken van een onderwijstakenpool, waarin beginnende leraars de mogelijkheid krijgen op werkzekerheid via een in functiebeschrijving vastgelegde jaaropdracht in het eigen vakgebied in één school in samenwerking met een ervaren collega? De inzetbaarheid voor vervangingen in andere scholen zou dan kunnen worden opgenomen door eventueel andere ervaren leerkrachten die kiezen voor een inzetbaarheidstaak in de onderwijstakenpool, uiteraard op vrijwillige basis en desgewenst beperkt in de tijd. Begeleidings- en inzetbaarheidstaken hoeven uiteraard niet door dezelfde ervaren collegae te worden opgenomen. In hoeverre bent u deze denkpiste genegen?
Ik heb het veertig dagen geleden getoetst in de hoorzitting. Ik heb begrepen dat de partners daar niet onmiddellijk negatief op reageerden, integendeel.
Welke maatregelen wilt u nemen inzake retentieverbetering voor het eind van de legislatuur? Uit de hoorzittingen heb ik begrepen dat het niet eenvoudig zal zijn om nog een globaal loopbaanakkoord te bereiken in deze legislatuur. Tegelijkertijd dringen alle partners bijzonder sterk aan op minstens één terrein, namelijk meer werkzekerheid voor beginnende leerkrachten.
Vindt u voor personeelsleden uit het onderwijs een uitzondering wenselijk op de snelle degressiviteit in de werkloosheidsuitkeringen? Die uitzondering zou kunnen worden gemotiveerd door de specifieke situatie in het onderwijs: vaak korte interims met tussenpauzes van werkloosheid, en deeltijdse interims doordat interim-opdrachten vaak moeten worden opgesplitst naar de bevoegdheidsbewijzen. Zo ja, hebt u al contact genomen met de bevoegde federale collega over deze materie? Indien niet, wanneer wordt dat overleg gepland?
Deze vraag sluit aan bij de actuele vraag van de heer Sauwens en bij de vraag om uitleg van mevrouw Vanderpoorten.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet: Zoals afgesproken heb ik mijn administratie de opdracht gegeven om informatie in te winnen bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) met betrekking tot de nieuwe regelgeving inzake werkloosheidsuitkeringen. Ik heb daar een hele nota over gekregen.
De regels van de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen zijn dezelfde voor de interim-leerkrachten als voor de andere werknemers die hun werkloosheid onderbreken met contracten van korte of lange duur. Het verloop van de werkloosheidsuitkeringen van de interim-leerkrachten wordt bijgevolg ook berekend volgens de algemene regels die vervat zitten in de nieuwe regelgeving.
De werkloosheidsregeling is een uitsluitende bevoegdheid van de federale overheid en geldt voor alle mensen die in de werkloosheid terechtkomen. De federale overheid vraagt om daar niet al te veel uitzonderingen op toe te staan.
De degressiviteit van de werkloosheidsbedragen begint pas echt te spelen na een eerste periode van twaalf maanden werkloosheid. In die eerste twaalf maanden lopen de bedragen van de werkloosheidsuitkering bovendien gelijk voor alle werklozen, ongeacht de gezinssituatie. Als een personeelslid een jaar gewerkt heeft tijdens een bepaalde referentieperiode, krijgt die een nieuwe periode van twaalf maanden. In het geval dat een personeelslid voltijds of deeltijds werkt gedurende een periode van minstens drie maanden, dan wordt de degressiviteit gestopt voor de duur van die periode.
Gelet op het personeelstekort in de scholen en gelet op het feit dat onze administratie eigenlijk niet instaat voor de problemen van leerkrachten, stelt de administratie dat deze maatregel geen grote impact zal hebben op tijdelijke personeelsleden in het onderwijs. We weten wel dat het tekort zich in bepaalde regios meer laat voelen dan in andere. Vandaar dat mijn administratie en ook de federale overheid aanraden om deze werkloze leerkrachten aan te zetten om een job te zoeken in een knelpuntregio, eerder dan de werkloosheidsuitkeringen aan te passen. Dat is het advies op dit moment: geen uitzondering omdat de impact beperkt zal zijn door de federale regelgeving; ze kunnen beter werk zoeken in de regios waar er een tekort is aan leerkrachten.
Mijnheer De Meyer, waarom de regeling die onder mijn voorganger minister Coens is uitgewerkt, werd afgeschaft, daar kan niemand nog een reden voor geven. We kunnen dat dus niet achterhalen.
Er zijn diverse redenen waarom de vervangingspool in de vorige legislatuur is afgeschaft. Men zegt mij dat enerzijds de resultaten van de evaluatie van de vervangingspool aantoonden dat de inzettingsgraad van de poolleden veel te laag was. Daarnaast was er ook de constatering dat het lerarentekort grotendeels was weggewerkt. En ten slotte werd deze beslissing ook genomen om budgettaire redenen.
De retentieverbetering is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de scholen. We moeten niet altijd kijken naar een minister om alles op te lossen. Het is niet de minister die leerkrachten aanwerft. Het is niet de minister die de schoolcultuur bepaalt. Het is niet de minister die de reële arbeidsomstandigheden op de werkvloer bepaalt. Dat is de verantwoordelijkheid van schooldirecties en van inrichtende machten. Iedereen die zelf ooit al een organisatie heeft geleid of zelf in een bedrijf heeft gewerkt, weet dat het invloed heeft op het feit of mensen al dan niet blijven.
Een andere reden is de werkonzekerheid. Men krijgt pas op langere termijn werkzekerheid en dat is een groot probleem. Ik heb al eerder gezegd dat ik de manier waarop men de afgelopen jaren met beginnende leerkrachten omgaat, een schande vind. Vaak wordt dit gecombineerd met niet de mooiste jobs in een school, waardoor men in een cyclus komt waarbij de eerste vijf jaar een op vijf leerkrachten het onderwijs verlaat. Heel terzijde, maar in de provincie Ontario in Canada is er een groot overschot aan leerkrachten. Ieder jaar studeren er meer leerkrachten af dan er nodig zijn en willen jongeren op 18 jaar ook leerkracht worden, in tegenstelling tot bij ons. Er is een heel groot verschil in motivatie en in de aantallen die afstuderen. Ik heb daar al lachend gezegd dat er misschien een taalbureau moet komen zodat men in Canada Nederlands kan leren en een omgekeerde emigratie kan organiseren.
Een van de redenen om met het loopbaanpact te starten, was net de werkzekerheid. Het klopt dat we dat nog bespreken, maar de komende weken zal de regering een standpunt innemen zodat we formeel met de vakbonden kunnen gaan spreken.
De sleutel om zowel retentiebeleid, werkzekerheid als vervangingsproblematiek op te lossen, zijn grotere bestuurlijke scholengemeenschappen. We zullen het nooit kunnen oplossen op het niveau van de huidige bestuurlijke entiteiten, tenzij men valiezen met geld op tafel zet en heel veel leerkrachten voltijds kan betalen. Het geld is er niet. We zijn volop aan het werken aan die bestuurlijke organisatie. Ik ben trouwens blij dat men op het veld die beweging al begint in te zetten omdat men erkent dat dat het grote pijnpunt is.
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar ik vind toch dat u heel licht over de problematiek heen gaat.
U zegt dat de administratie ervan uitgaat dat er geen groot probleem is omdat er geen noemenswaardige signalen zijn opgevangen. Ik heb wel een aantal signalen opgevangen. Het kan toevallig zijn, maar ik wil het toch wel zeggen.
U zegt dat de scholen aanwerven. Dat weten we natuurlijk wel, maar de minister moet er mee voor zorgen dat er leraren zijn en moet daar een kader voor creëren. Dat is wel de verantwoordelijkheid van een minister. Het is nogal gemakkelijk om enkel naar de scholen te kijken. Het beleid heeft dus wel een verantwoordelijkheid en moet de zaken dringend aanpakken. Er moet actie worden ondernomen. We zullen het er ongetwijfeld ook over hebben wanneer we op 7 maart het loopbaanpact met u bespreken.
Waarom willen jongeren geen leerkracht worden? Ik was onlangs in een school bij zesdejaarsstudenten. Van al die jongeren wilde niemand leerkracht worden. Niemand. Dat is een ongelooflijk groot probleem. Misschien zullen er later nog wel doorstromen, maar niemand had als eerste keuze leerkracht. Ik vind dat verschrikkelijk. Leraar zijn, is een mooi beroep. Ze vonden dat leraren altijd negatief in de media kwamen. Er moet dringend eens gewezen worden op de mooie kanten van het beroep.
Ik weet dat het maar een klein druppeltje is op een hete plaat, maar ik verwijt u toch een beetje dat u nooit in overweging hebt willen nemen om een laagdrempelige imagocampagne te voeren om jongeren ertoe aan te zetten leraar te worden. Ik vind dat zeer spijtig. Jongeren hebben nu een negatief beeld van leraren. Vreemd, want de ouders hebben vaak wel veel vertrouwen in onderwijs. Zij weten dat leraren belangrijk zijn en kijken er naar op.
Minister, probeer nu toch eens creatief te zijn in dat gesprek over leraren. Probeer dat op een positieve manier in de media te brengen. Ik weet dat u daarvoor alleen niet alles kunt doen. De campagne waarvoor ik pleit, hoeft helemaal niet duur te zijn maar kan wel een elementje zijn.
Het is niet alleen zo dat er weinig leraren zijn. We hebben het hier de laatste weken herhaaldelijk gehad over het niveau van de leraren. Het hoeft niet zo te zijn dat mensen die uit het tso komen geen goede leraren worden. Dat is nog iets anders. Maar er zijn heel veel mensen die met een andere bekwaamheid voor de klas staan. Dat kwam vanmorgen nog aan bod. Dat is ook niet wat het moet zijn. Af en toe is dat goed, maar dat kan zeker geen algemene regel worden. Ik blijf bezorgd.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Minister, ik ben het met betrekking tot één zaak met u eens: mirakeloplossingen voor deze problemen bestaan niet. Maar, minister, anderzijds denken dat de leerkrachten uit West-Vlaanderen of Limburg naar Antwerpen of Brussel zullen verhuizen om daar les te geven als de administratie dat wil: dat zal morgen nog niet het geval zijn, vrees ik. Ik vrees dat dat zelfs nog niet voor overmorgen zal zijn.
Ik heb voor het idee van een vervangingspool met ervaren leerkrachten nog wat elementen gegeven. U hebt daarover geen woord gezegd. Ofwel vindt u het geen woord waard, wat mogelijk is en uw recht is, maar dan heb ik liever dat u dat zegt. Ofwel vindt u het interessant en vindt u het nog niet de tijd om zich daarover verder uit te spreken, maar ook dan heb ik liever dat u dat zegt.
Ik heb ook uw pleidooi voor een terugtredende overheid beluisterd. Retentieverbetering is dan vooral een verantwoordelijkheid van de scholen. Ik heb hier de voorbije weken nog uitspraken horen doen waarvan ik denk: Tiens, de minister van Onderwijs is met betrekking tot heel wat beleidsterreinen voor een terugtreden van de overheid. Ik denk dat u dat consequent op een aantal andere terreinen moet doorvoeren.
Ik ga misschien wat kort door de bocht, maar ik vond uw antwoord ook een beetje kort door de bocht.
De voorzitter : De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens : Minister, ik wil u wat bijkomende inlichtingen vragen. Uw diensten zeggen dat het om een relatief klein fenomeen gaat. Ik zou graag de getallen kennen. Die getallen moeten gekend zijn. Hoeveel interimarissen zijn er? Hoeveel wonen er samen? Hoeveel vallen er onder dit stelsel? Door de opeenvolging van korte periodes van tewerkstelling en langere periodes van werkloosheid, gecombineerd met vakantieperiodes, zitten heel wat jonge en erg gemotiveerde leerkrachten zeer snel aan die twaalf maanden. Ik heb dit, voor de twee gevallen die ik op mijn tafel heb gekregen, door twee vakbonden laten onderzoeken. De regeling werd correct toegepast.
Wij kunnen het in grote mate eens zijn met de ratio legis van de verstrenging van de werkloosheidsuitkeringen. Maar ik wil toch twee vaststellingen doen.
Ten eerste is er het feit dat er op geen enkel niveau een degelijk overleg is geweest over het gegeven dat een federale wetgeving een dermate grote impact heeft ten aanzien van een toch wel grote groep mensen in het Vlaamse onderwijs. Dat vind ik verbijsterend. In een federatie, een confederatie, moeten we toch leren dat dergelijke dingen vroeger kunnen worden gedetecteerd. Men had misschien wel van in het begin een aantal categorieën kunnen detecteren. Ik wil ook geen grote principes en daar dan heel veel uitzonderingen op organiseren. Zo hol je het algemene principe uit.
Ten tweede is het zo dat dit hier gaat over misschien op enkele uitzonderingen na zeer gemotiveerde mensen. Wie een lerarenopleiding heeft gevolgd, wil mee instappen in het systeem. Zij moeten een aantal klippen nemen. Er is de onzekerheid van twee, drie weken ergens in een wildvreemde school te staan, soms 20 of 30 kilometer ver. Iedereen kent in zijn eigen omgeving tientallen gevallen. Dit is niet de doelgroep van de verstrenging in de werkloosheidsuitkering. Maar terugvallen op minder dan 600 euro per maand wanneer er geen werk is Ik ben het met u eens dat er een grotere mobiliteit moet zijn. Dat geldt ook voor de andere werklozen. De woon-werkafstand is nu verlegd van 20 tot 60 kilometer.
Minister, over hoeveel mensen gaat het? Kan er met de federale wetgever en met de federale minister geen overleg zijn om te zien in welke mate er uitzonderingen mogelijk zijn voor een aantal categorieën in het Vlaams onderwijs, naast havenarbeiders en een aantal andere categorieën die ook pas kunnen werken als er een schip aan de kade ligt en voor wie er wel uitzonderingen zijn georganiseerd?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Mevrouw Vanderpoorten, ik vind het niet zo correct dat u beweert dat wij dat lichtzinnig opnemen. Mochten we dat lichtzinnig opnemen, zouden we niet zulke verwoede inspanningen doen om alle geesten te masseren zodat ze zouden evolueren met betrekking tot het loopbaanpact. Dat doen we niet voor ons plezier. Ik kan alleen maar vaststellen dat de afgelopen twintig jaar in dit land in de onderwijsmaterie nooit fundamentele ingrepen zijn gebeurd, die de problemen die men ook toen kende daadwerkelijk zouden hebben opgelost. Ik kan alleen maar vaststellen dat ik daar nu mee geconfronteerd word en dat alles nu samenkomt. Het ligt in mijn aard om die problemen op te lossen. De sleutel die we daarvoor nodig hebben, zijn de scholengemeenschappen. Dat is een historische ingreep die we in het onderwijslandschap moeten doen. Het is geen eenvoudige ingreep, maar we willen die wel doen.
Ik wil helemaal niet de verantwoordelijkheid naar de scholen duwen. Het beleidskader wordt door de overheid bepaald, maar hoe een school het in de feiten organiseert, daar komen wij niet in tussenbeide. Veel mensen denken blijkbaar dat ik de werkgever van de leerkrachten ben, dat ik hen aanwerf en zeg wat ze moeten doen. Ook veel mensen in het onderwijs denken dat, terwijl dat helemaal niet zo is. Daarom herhaal ik hier nog eens dat het een gedeelde verantwoordelijkheid is.
Ik ben het ermee eens dat wij de beleidskaders moeten bepalen. Dat zult u mij niet horen ontkennen. Daar moet werk aan gebeuren, en daar ben ik mee bezig. Ik hoop dat we daar de komende weken met de regering beslissingen in kunnen nemen, en dat we er nadien met de sociale partners over kunnen overleggen. U zult ondertussen echter ook gemerkt hebben dat er tussen en binnen de sociale partners nogal wat verdeeldheid is, en dat wat men hier of op andere plaatsen komt zeggen, niet noodzakelijk hetzelfde is. Daar moeten we allemaal rekening mee houden. Het is dus niet zo evident, maar we nemen die verantwoordelijkheid op in plaats van ze te ontlopen.
U weet dat ik niet zo geloof in een infocampagne. Ik zou dat gemakkelijk kunnen doen, en misschien moeten we het ook doen, maar het zal niet veel effect hebben. Je moet het systeem bekijken. Ik heb hier in het verleden al gezegd dat in de media, maar ook soms door vragen die hier gesteld worden, altijd het negatieve beklemtoond wordt, en nooit het positieve.
Ik zal opnieuw een concreet voorbeeld geven. Er waren dit jaar 1350 nieuwe leerkrachten in het kleuteronderwijs. En hoe begint men dan op 1 september het nieuws? De scholen starten zonder leerkrachten. Men desinformeert dus ook nog eens.
Wat mij intrigeert en na het bezoek aan Canada nog meer is het volgende. Als jongeren na twaalf jaar in een onderwijssysteem te hebben gezeten, geen zin hebben om zelf in dat systeem te werken, moet het systeem misschien wel eens in vraag worden gesteld. Dat hebben ze ook in Canada gedaan. Door systeemingrepen en door de manier waarop men lesgeeft en omgaat met jongeren, is daar nu blijkbaar wel veel zin om voor de klas te gaan staan. Maar over hoe men met lesgeven omgaat, mag een minister niets zeggen. Dat weet u ook. De Grondwet bepaalt dat.
Wil ik mijn verantwoordelijkheid ontlopen? Neen. Wil ik de verantwoordelijkheid naar de anderen schuiven? Neen. Ik wil enkel de puntjes op de i zetten.
Ik ben het niet eens met de stelling van de heer De Meyer dat een leerkracht uit West-Vlaanderen niet kan worden gevraagd om in Brussel les te geven. Mochten we de redenering toepassen dat leerkrachten enkel in hun eigen streek mogen werken, dan kunnen we de helft van de Brusselse scholen sluiten, want vandaag komt meer dan de helft, zo niet twee derde van de leerkrachten uit Limburg of Antwerpen. Dat je aan een leerkracht niet kunt vragen om op één dag s morgens in West-Vlaanderen en s namiddags in Limburg les te geven, is natuurlijk iets anders. Daarover ben ik het met u eens.
Je kunt wel van iemand die een interimopdracht moet doen, vragen dat die wat meer kilometers doet. CD&V en Open Vld, maar ook mijn partij, hebben op federaal vlak enorm aangedrongen op de regeling om mensen aan te zetten om te gaan werken waar werk te vinden is. En dat geldt ook voor leerkrachten, want er is een probleem om interimleerkrachten te vinden. Dan zullen mensen inderdaad wel wat grotere afstanden moeten afleggen. Het kan wel zijn dat dat allemaal niet zo leuk is, maar in de samenleving waarin we ons vandaag bevinden, zal men het toch gewoon moeten worden om grotere afstanden te doen. Je kunt niet vragen dat iemand op dezelfde dag van de ene uithoek van het land naar de andere gaat, maar wel dat iemand de ene dag hier en de andere dag daar werkt.
Mijnheer Sauwens, we moeten die cijfers inderdaad opvolgen. Ik heb aan de administratie de opdracht gegeven om dat nauwgezet op te volgen. Ik krijg een formeel advies om het nu niet te doen, omdat het een averechts effect zou hebben op het lerarentekort. Ze moeten er juist toe aangezet worden om in andere streken te gaan werken. We zullen het opvolgen. Blijkt dat er problemen zijn, dan zullen we naar het federale niveau stappen om die regelgeving aan te passen, zoals ik ook in de plenaire vergadering heb gezegd. Alleen kan ik op basis van de nota van de administratie en het formele advies niet stellen dat we die uitzondering moeten aanvragen.
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Minister, ik vind het bijzonder jammer dat u niet drieënhalf jaar eerder naar Canada was geweest. Dan had u nu misschien al wat verder gestaan.
Minister Pascal Smet : Het heeft gewoon bevestigd wat ik al twee jaar zeg, mevrouw Vanderpoorten. Misschien hadden jullie naar Canada moeten gaan.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Maar er is nog niets gebeurd. Waarom moeten we eerst naar Canada gaan, om dan te beseffen dat hier zaken niet in orde zijn?
Minister Pascal Smet : Nu bent u toch een beetje simplistisch bezig, mevrouw Vanderpoorten. We weten al twee jaar waar het aan ligt. Iedereen heeft deze morgen nog eens kunnen vaststellen wat de moeilijkheden zijn. We moeten systeemingrepen in het onderwijs uitvoeren. Die ingrepen zullen heel fundamenteel zijn. We hebben tijd nodig gehad om de mensen hiervan te overtuigen. We zijn hier nu nog mee bezig. Ik hoop dat de Vlaamse Regering op heel korte termijn de nodige beslissingen zal nemen.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Sinds de minister uit Canada is weergekeerd, verwijst hij elke dag naar de situatie in Canada. Dat is volgens hem de oplossing. We moeten echter niet naar Canada gaan om te weten wat er mis is. Dat hebben we hier al heel vaak gezegd.
Minister Pascal Smet : Als ik ergens heen ga, ga ik niet op vakantie. Ik ga daar kijken hoe ze het doen. Dit kan relevant zijn met betrekking tot de vragen die me hier worden gesteld.
Volgens mij heb ik een heel intelligente opmerking gemaakt. Het gaat om mensen die twaalf jaar in een systeem zitten, maar niet in dat systeem willen werken.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Dat zegt UNICEF ook. (Rumoer)
Minister Pascal Smet : Mevrouw Vanderpoorten, waarom hebt u er dan niets aan gedaan? Ik kan ook zo beginnen.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : We hebben het geprobeerd.
Minister Pascal Smet : Het is mislukt. (Opmerkingen)
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Dat vind ik heel kort door de bocht.
Minister Pascal Smet : Ik wil niet op dat niveau praten. Ik vind dat te simplistisch.
Mevrouw Ann Brusseel : Het gaat ons niet enkel om het praten. We hebben het hier over wat de minister tot nu toe al heeft gedaan. Dat is iets minder.
Minister Pascal Smet : Ik heb al heel veel gedaan. Ik heb, bijvoorbeeld, de leerkrachten langer doen werken. Dat is zonder staking gebeurd.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Ik wil het even op een ander niveau brengen. Als ik het goed begrijp, verwacht de minister alle heil van de scholenassociaties. Hij heeft het daarnet over de scholengemeenschappen gehad.
Minister Pascal Smet : Dat klopt. Volgens mijn analyse is dat het grote verschilpunt.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Ik vind dat een belangrijk standpunt. Wat we tijdens de hoorzittingen over de scholenassociaties hebben gehoord, was echter niet eenduidig positief. De voorzitter kan dit beamen.
Minister Pascal Smet : Ik ga uit van wat ze tegen mij in mijn gezicht zeggen.
De heer Boudewijn Bouckaert : De vakbonden hebben zich uitgesproken tegen Vlaanderen-brede associaties. Dat is volgens hen absoluut onhaalbaar. Ze zijn voorstander van regionalere schoolassociaties. Dat is tijdens de uiteenzettingen van de vakbonden constant aan bod gekomen.
Dit is ook een kwestie van gezond verstand. De minister zou natuurlijk ook in een budget voor helikopters kunnen voorzien. Op die manier zouden leerkrachten van West-Vlaanderen naar Limburg kunnen vliegen. Volgens mij moet de minister zijn voorstel op dit vlak bijsturen. De kritiek van de vakorganisaties over het territoriaal aspect lijkt me sterk gedragen.
Minister Pascal Smet : Hoewel ik hier nu niet verder op wil ingaan, wil ik toch even opmerken waarom de vakbonden dit standpunt hebben ingenomen. Het gaat om de inzetbaarheid. De vakbonden zijn tegen Vlaanderen-brede associaties. We zullen dat debat nog verder met hen voeren. Ze willen niet dat leerkrachten 5 kilometer, 10 kilometer of 20 kilometer verder moeten gaan werken. (Opmerkingen)
Het gaat niet om de afstand van 5 kilometer. Het gaat om het principe. We moeten dat debat nu niet voeren. We zullen dat op de juiste plaatsen op de gepaste manier voeren. Het debat gaat sowieso nog verder. Het is ondertussen trouwens al geëvolueerd.
De voorzitter : Het was gemakkelijker geweest indien we dit debat twee of drie jaar eerder hadden kunnen voeren.
De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Ik ben tevreden dat ik nog even mag reageren. Het klopt dat ik een legalist ben. Ik vind dat de Grondwet moet worden toegepast. Ik veronderstel dat daar niets op tegen is.
Ik ben ten gronde niet ongelukkig dat de minister van Onderwijs niet de werkgever in het onderwijs is. Dat is niet persoonlijk bedoeld. Ik vind dit een goede zaak en ik hoop dat dit in de toekomst zo zal blijven. (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
De minister heeft een oplossing gesuggereerd. Ze moeten maar verhuizen. Ik ben blij dat hij dit nu wat nuanceert. (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
Minister Pascal Smet : Mijnheer De Meyer, ik heb het woord verhuizen nooit gebruikt. Ik heb gesproken over pendelen en over verplaatsen.
De heer Jos De Meyer : Ik zal even een stom voorbeeld van een huidige situatie geven. Door de Vlaamse reaffectatielijst moet een personeelslid zich 58 kilometer verplaatsen om gedurende een uur les te geven. Is dat nog van deze tijd? Ik hoop dat iedereen inziet dat we dergelijke stommiteiten best onmogelijk maken. We moeten genuanceerd blijven. Iemand kan moeilijk in de voormiddag in West-Vlaanderen en in de namiddag in Brussel lesgeven. Gelukkig ziet de minister dit zelf ook in.
Indien we de verplaatsing naar de werkgelegenheidszones willen bevorderen, lijkt het me nuttig ook eens te kijken naar het systeem waarmee leerkrachten anciënniteit opbouwen. Dit systeem is momenteel aan de scholengemeenschap gekoppeld en zou best worden herzien. Het is vrij logisch dat iemand die in een scholengemeenschap anciënniteit opbouwt ernaar streeft die anciënniteit in die scholengemeenschap verder op te bouwen. Dit biedt hem immers de kans daar vast te worden benoemd. In het licht van die kans op werkzekerheid moet dat systeem worden herbekeken en versoepeld.
Ik merk nogmaals op dat de minister om een of andere reden op dit ogenblik geen oordeel wil vellen over de idee van een vervangingspool met ervaren leerkrachten.
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Ik krijg hier een benauwd gevoel. Het lijkt wel alsof iedereen plots vindt dat de minister geen oplossingen voor de grote problemen kan bieden. Er wordt dan geschermd met wat de vakbonden tijdens de hoorzittingen hebben verklaard.
Ik heb zelf ook iets onthouden van wat de vakbonden toen hebben verklaard. Ze hebben gesteld dat het garanderen van werkzekerheid aan leerkrachten zowat het moeilijkste is wat bestaat. Indien hier een gepaste en gemakkelijk haalbare oplossing voor zou bestaan, zouden we die oplossing al lang hebben toegepast. Dat mag ook wel eens worden vermeld.
Het is allemaal snel gezegd. Volgens mij hebben we al heel wat vorderingen gemaakt. De nota is nog niet af. Dat hebben we allemaal toegegeven. Het was zelfs niet de bedoeling dat die nota op dat moment naar voren zou worden gebracht. Het lijkt me maar logisch dat die nota nog niet helemaal rijp is. Daar moet nog over worden gediscussieerd. Ik heb in elk geval duidelijk begrepen dat de vakbonden ook niet zomaar alle oplossingen kunnen aanreiken. Dat mag ook worden gezegd.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.