Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 19/02/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Mia De Vits tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de begeleiding en advisering van kinderopvangvoorzieningen
- 739 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw De Vits heeft het woord.
Mevrouw Mia De Vits: Voorzitter, minister, geachte leden, een organiserend bestuur van kinderopvang heeft onlangs gesteld dat het agentschap Zorginspectie van de Vlaamse overheid wel langskomt als er eventueel een fout is begaan, maar dat men zelf moet uitzoeken hoe het wél moet. Daarom heeft dat bestuur zelf een studie- en adviescentrum opgericht. Ook in een filmpje van UnieKO op YouTube komt de inspectie regelmatig aan bod. Zo kunnen we er bijvoorbeeld een zelfstandige onthaalouder horen zeggen dat het accent te veel op inspectie ligt, en niet op begeleiding en advies. Een andere getuigenis gaat in dezelfde richting en is zelfs nog iets treffender. Een jonge ondernemer zit volop in de verbouwwerkzaamheden om een kinderopvangvoorziening uit de grond te stampen. Hij neemt contact op met Kind en Gezin, om zeker te zijn dat hij nog tijdens het hele bouwproces op alles is voorzien, zodat bij de opening alles volledig in orde is. Hij stelt echter vast dat hij ook daar ondermaats wordt behandeld. Hij krijgt te horen dat hij pas volledig kan worden geholpen nadat hij eigenlijk is gestart. Drie maanden na de opening krijgt hij dan inspectie, met een verbeterlijst en een aantal deadlines.
In het kader van het kaderdecreet Kinderopvang hebben we het gehad over dit onderwerp. We hebben toen ook gesteld dat meer moest worden ingezet op een betere begeleiding in de kinderopvangsector. Dat komt mijns inziens de kinderen, de ouders en de kinderopvangvoorzieningen ten goede.
Minister, op welke manier wordt er vandaag reeds ingezet op het begeleiden van de kinderopvangvoorzieningen? Op welke manier zal Kind en Gezin eventueel aanpassingen aanbrengen, naar aanleiding van het nieuwe decreet dat we hier hebben goedgekeurd? Binnen welke termijn zal dat gebeuren? Hoe staat u tegenover dat studie- en adviescentrum dat men heeft opgericht? Is dat niet een rol die veeleer toekomt aan Kind en Gezin dan aan een organiserend bestuur? Hebt u al contact opgenomen met dat centrum?
De voorzitter : Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght : Voorzitter, minister, geachte leden, ik sluit me uiteraard graag hierbij aan, al was het maar omdat we daarover in het verleden al meermaals hebben gedebatteerd in deze commissie. Ik heb de vragen bij me. Minister, het gaat over een aantal schriftelijke vragen, en ook over een aantal vragen om uitleg aan de voorgaande ministers, maar ook om vragen gericht aan u, in 2009. Ik wil toch even verwijzen naar uw antwoord toen. In dat antwoord verwees u naar het nieuwe ontwerp van kaderdecreet dat op dat ogenblik werd opgesteld. U zei dat u zou bekijken hoe een en ander kon worden geformuleerd en vertaald als het ging over de opdrachten die we zouden geven aan de inspecties, rekening houdend met de complexiteit, het aantal plaatsen dat zou moeten worden geïnspecteerd enzovoort. U zei toen ook dat u bij het opmaken van het ontwerp van decreet rekening zou houden met de voorwaarden waaronder de inspecties moeten worden georganiseerd om te voldoen aan de doelstellingen van de decreetgever. In 2009 hebt u dus zelf heel duidelijk gesteld dat u ter zake een en ander zou verduidelijken. U hebt toen trouwens ook gezegd dat u naar aanleiding van de incidenten zou suggereren aan Kind en Gezin een aanvullende regelgeving op te maken.
Mevrouw De Vits, ik sluit me hier dus bij aan, maar over één punt houd ik er een andere mening op na, namelijk als het gaat over uw vraag of we geen adviescentrum moeten oprichten om te vermijden dat iedereen zijn eigen orgaan opricht. Ik wijs erop dat onze financiële middelen beperkt zijn. Een dergelijk adviescentrum zal opnieuw geld kosten. Ik weet niet of dat geld er is. Wel volg ik u als u stelt dat we toch zouden moeten kunnen verwachten dat Kind en Gezin die taak op zich neemt. Er moet duidelijkheid komen ter zake. Dit moet worden verholpen. Minister, ik verwijs opnieuw naar uw antwoord van toen. Ofwel verleent Kind en Gezin daadwerkelijk advies, en als die voorzieningen dat advies naleven, dan lijkt het me logisch dat ook de inspectie dat aanvaardt. Is dat niet het geval, dan moeten we de opdracht van Kind en Gezin herbekijken. Hoe dan ook moeten we minstens rechtszekerheid geven aan de kinderopvangvoorzieningen, aan de onthaalouders. Daar wil ik heel sterk voor pleiten. Zij hebben het vandaag financieel al heel moeilijk. Het minste dat het beleid dan kan doen, is zorgen voor die rechtszekerheid.
De voorzitter : De heer Gysbrechts heeft het woord.
De heer Peter Gysbrechts : Voorzitter, minister, geachte leden, ik wil me hierbij aansluiten. Er is inderdaad een probleem. Mevrouw Van der Borght verwees naar een aantal vragen van voor 2009. Minister, ik ben pas in 2009 in deze commissie gekomen, maar het lijkt me bijzonder belangrijk om dit nog even aan te stippen, vanuit de praktijk van de gemeenten. Het is een enigszins andere invalshoek, maar u weet ook zeer goed dat diezelfde problemen rijzen als een gemeentebestuur een nieuwe buitenschoolse kinderopvang wil bouwen. We worden dan door iedereen op de vingers gekeken. Het mag niet te veel kosten en het moet meteen goed zijn, of we worden erover aangesproken. Dan nemen we contact op met Kind en Gezin en we vragen adviezen. We krijgen die adviezen en geven die door aan de architecten, waarna men begint te bouwen. Dan zitten we echter nog altijd met problemen, want dan komt de inspectie later, en die kan dan zeggen dat een deur of een lift op een andere plaats moet staan. We hebben zelf die problemen gehad met verbouwingen. Toen hadden we ook een advies, maar daarna hebben we bijna alles moeten herbouwen en hebben we moeten blijven argumenteren om die erkenning te behouden. Bij nieuwbouw is het nog veel schrijnender. Ik hoop echt dat in de zeer nabije toekomst iets kan worden gedaan aan deze onmogelijke situatie: we vragen adviezen aan Kind en Gezin, zoals dat moet, we krijgen die adviezen en daarna kan dat net zo goed opnieuw worden afgeschoten, en dan zegt Kind en Gezin dat haar adviezen niet bindend zijn. Dat vind ik echt niet kunnen. Ik hoop dat dit in de toekomst kan worden opgelost.
Minister Jo Vandeurzen : Collegas, er is vandaag al een uitgebreide begeleiding voor startende kinderopvangvoorzieningen. Deze begeleiding gebeurt niet via het Agentschap Zorginspectie, dat de opdracht heeft om de werking van de kinderopvangvoorzieningen te controleren. Om te vermijden dat het Agentschap Zorginspectie rechter en partij wordt, zal zijn rol nu en in de toekomst beperkt blijven tot controle. De begeleidende rol wordt ingevuld door andere actoren, waar Kind en Gezin nauw mee samenwerkt.
Sinds 2009 is er een samenwerking met het Agentschap Ondernemen en KidsInvest, dat wordt georganiseerd binnen de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV). Het Agentschap Ondernemen begeleidt de starters op het vlak van het organisatorisch en financieel management. Bij KidsInvest kan men onder bepaalde voorwaarden een lening of werkkapitaalkrediet krijgen.
In 2010 werd ook VoorZet opgestart. Deze organisatie biedt specifiek advies en begeleiding op het pedagogische vlak. Het Actieplan Zelfstandige Kinderopvang van 2011 voorzag in de verdere uitbouw van de geïntegreerde ondersteuning van de zelfstandige kinderopvang. De partners van deze ondersteuningsstructuur, onder meer de beroepsvereniging UnieKo, die we hiervoor financieren, werken samen bij het aanbieden van onder meer startersinformatie, vorming, werkinstrumenten en advies op maat, elk vanuit zijn specialiteit.
Startende organisatoren kunnen met hun vragen steeds terecht bij de Kind en Gezin-Lijn of bij de dossierbeheerders van Kind en Gezin. Daarenboven organiseert Kind en Gezin ook zelf al verschillende jaren startersessies. Tijdens deze sessies krijgen starters informatie over de regelgeving, de administratieve verplichtingen, de infrastructuur, het starten als zelfstandig ondernemer, enzovoort. Vanaf 2013 worden deze startersessies uitgebreid naar startertrajecten, die uit drie sessies bestaan. Naast Kind en Gezin zijn ook het Agentschap Zorginspectie, het Agentschap Ondernemen en een sociaal verzekeringsfonds aanwezig.
Kind en Gezin organiseert eveneens diverse vormingen op het vlak van kinderopvang of aanverwante themas. Een overzicht is te vinden op de website van Kind en Gezin, maar ook bij VoorZet.
Bij de infrastructuurdeskundigen van Kind en Gezin, ten slotte, kunnen starters terecht voor advies over gebouwen en inrichtingen, zelfs vooraleer er een beslissing over aankoop of huur van een pand is genomen. Op basis van een voorstel van plan geven zij advies en tips, berekenen ze de maximale capaciteit en doen ze in sommige gevallen een tegenvoorstel.
Als er andere ervaringen zijn dan deze die ik u vandaag als informatie meegeef, ben ik uiteraard altijd geïnteresseerd om de concrete casus te laten onderzoeken, en om te bekijken welke lessen eruit te trekken zijn en of een aantal zaken op dat vlak bijsturing verdienen.
Naar aanleiding van het decreet met betrekking tot de opvang van babys en peuters zal Kind en Gezin de begeleiding nog verder uitbreiden en uiteraard aanpassen aan de nieuwe regelgeving. Op de opmerking dat de eerste controle na de opstart van een voorziening te laat komt, wanneer alle investeringen al gedaan werden, geeft het decreet een antwoord door een onderscheid te maken tussen startvoorwaarden die onmiddellijk gecontroleerd worden en het uiteindelijke geheel van vergunningsvoorwaarden, die pas gecontroleerd kunnen worden op het moment dat een voorziening werkelijk van start is gegaan. Deze regeling wordt verder uitgewerkt in de procedures, waarbij het de doelstelling is om sneller duidelijkheid te geven aan de initiatiefnemers over de haalbaarheid om een vergunning voor kinderopvang te verkrijgen.
De reguliere begeleiding bij de opstart van een kinderopvangvoorziening zal universeel bruikbaar zijn voor het geheel van de kinderopvangsector. Zo komt er een volledig nieuwe, digitale en interactieve startersgids voor de kinderopvang. Alle beschikbare info en werkinstrumenten zullen hierin op een bevattelijke manier worden gebundeld en in de vorm van een stappenplan aangeboden. Zodra de vergunning is verkregen, ontvangt elke opvanglocatie de gratis Kinderopvang Infomap, die een kwaliteitsvolle werking ondersteunt. De uitbreiding van deze begeleiding hangt uiteraard samen met de inwerkingtreding van het decreet en de uitvoeringsbesluiten.
Specifiek voor de gezinsopvang wordt momenteel verder gewerkt aan een kennismakingsmodule voor startende onthaalouders. Ze krijgen er een goed inzicht in de verwachtingen en nodige competenties vóór ze van start gaan.
Ten slotte is het voor ons evident dat bestaande ondersteuningsstructuren op financieel-organisatorisch en pedagogisch vlak verder uitgebouwd worden. Pedagogische ondersteuning neemt in het decreet voor alle kinderopvangvoorzieningen een prominente plaats in. Er wordt hiervoor nagegaan in welke mate VoorZet de toebedeelde opdrachten kan en moet verder uitdiepen. Specifieke aandacht zal hierbij gaan naar het zoeken van manieren om de ondersteuning nog dichter bij de voorzieningen te brengen.
Wat het financieel-organisatorische aspect betreft, neemt Kind en Gezin het voortouw om samen met de verschillende partners, zoals het Agentschap Ondernemen, de sociale secretariaten, koepels enzovoort, in een verder gecoördineerde aanpak te voorzien zodat elke starter in de kinderopvang in een netwerk van begeleiding terechtkomt.
Wat het studie- en adviescentrum betreft waar u naar verwijst, mevrouw De Vits, gaat het om een initiatief van een grote organisator van kinderopvang, t Breugelkind. Kind en Gezin heeft regelmatig contact met deze organisatie. Dit centrum neemt echter vooral heel concrete begeleiding op het operationele niveau van het organiseren van kinderopvang voor zijn rekening. Dit kan gaan over de meest optimale inrichting van een voorziening, het opmaken van personeelsroosters, het zoeken van toeleveranciers, enzovoort. De rol die Kind en Gezin samen met haar partners opneemt in de begeleiding van kinderopvanginitiatieven, heeft een algemenere focus.
t Breugelkind is een gekende organisatie die zowel voorzieningen met erkenningen en subsidiëring als voorzieningen met een attest van toezicht omvat. Er is op korte termijn een gesprek gepland met deze organisatie.
Ik wil echt graag leren over de concrete casussen en de verantwoordelijken confronteren met uw informatie. Maar dan moet u mij voldoende concrete informatie bezorgen, zodat ik deze kan verifiëren.
De voorzitter : Mevrouw De Vits heeft het woord.
Mevrouw Mia De Vits : Minister, dank u voor uw antwoord. U hebt duidelijk aangegeven wat er op dit ogenblik al gebeurt en wat we met het nieuwe decreet nog zullen verbeteren. Uit de getuigenissen blijkt dat er op het terrein nog heel veel vragen zijn, dat de vragen en suggesties niet altijd op de juiste plaats toekomen.
Ik dank u ook, minister, dat u zegt bereid te zijn die getuigenissen verder van dichtbij te bekijken, om te zoeken naar oplossingen. We laten zeker niet na om u die over te maken.
Mevrouw Van der Borght, ik heb niet gezegd dat er noodzakelijk een centrum moet worden opgericht, maar wel dat de taak die nu wordt opgenomen, mij een rol lijkt voor Kind en Gezin. Ik pleit dus niet voor een nieuwe structuur, we hebben al structuren genoeg. Dank u wel voor het antwoord, minister.
Mevrouw Vera Van der Borght : Ook mijn dank aan u, minister. Ik heb aandachtig geluisterd. U hebt zeer uitvoerig toegelicht op welke manier er ondersteuning zal zijn voor de startende onthaalouders, alleen wil ik nog een pleidooi houden voor een betere samenwerking tussen Kind en Gezin en de inspectie, want dat luik mis ik nog een beetje. Er zijn voorbeelden van, of het voelt toch zo aan, dat ze naast elkaar verder blijven bestaan, zonder dat ze meer overleg hebben, om problemen te vermijden. Ik heb geen inzicht gekregen in de houding die u daarin wenst aan te nemen of hoe u dit wilt voorkomen.
De heer Peter Gysbrechts : Ik sluit me aan bij de laatste opmerking van mevrouw Van der Borght in verband met Kind en Gezin en de inspectie, en het advies. Daarop heb ik ook geen duidelijk antwoord gekregen, of het is me ontgaan. De kwestie staat misschien iets verder af van de vraag, maar het blijft een belangrijk aandachtspunt. Vandaag heb ik daarover geen duidelijkheid gekregen, maar dat is misschien niet mogelijk, minister.
Minister Jo Vandeurzen : Ik heb wel verwezen naar de dienst Infrastructuur bij Kind en Gezin, die die adviezen geeft, maar als u zegt dat u een casus hebt waarbij de diensten advies hebben gegeven, zou ik graag zien hoe dat geformuleerd was. Ik heb ook al ervaren dat de diensten in een advies duidelijk enkele voorwaardelijkheden opnemen. U zegt dat het advies achteraf door wie de inspectie heeft uitgevoerd, niet als juist is beschouwd in functie van de investering die moest gebeuren. Ik zou graag hebben dat u mij dat eens concreet geeft, dan confronteren we de twee agentschappen met de casus. Dan is de vraag wat men daaruit kan leren en of het juist is dat er niet voldoende afstemming is.
De afstemming tussen het agentschap Zorginspectie met zijn controlerende rol en het agentschap Kind en Gezin met zijn ondersteunende en erkennende rol, is vanuit het terrein gezien niet altijd zo evident om te begrijpen. Dat is een belangrijke optie die vroeger is genomen in het handhavingsbeleid voor het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Door die rolverdeling heeft iedereen een aparte verantwoordelijkheid.
Het is wel juist en daarnaar hebt u terecht verwezen dat het ook een zekere coördinatie tussen beide veronderstelt. Er bestaat een service level agreement (SLA) tussen de twee. Die moet regelmatig worden geëvalueerd. Wij proberen ook regelmatig, als we een vergadering hebben op het kabinet, de twee agentschappen samen te brengen, ook om ervaringen uit te wisselen. We moeten er inderdaad voortdurend op aandringen om zeker in de algemene benadering en de manier waarop men naar kinderopvang kijkt, te zorgen voor voldoende afstemming. Ik vind dat terecht een punt en het zal een werkpunt blijven. Er is ondertussen ook een leidend ambtenaar van het agentschap Zorginspectie aangesteld. Ik neem aan dat bepaalde initiatieven nu ook in een ander perspectief zullen komen.
De heer Peter Gysbrechts : Dank u wel, minister, voor de verdere toelichting. Het moet inderdaad een blijvend aandachtspunt zijn. Die SLA zou er moeten zijn. Bij de start al, op het moment dat je adviezen vraagt en je de simpele vraag stelt of het in orde zal zijn als je die adviezen volgt, wordt er letterlijk gezegd dat men dat niet kan garanderen, want het vervolgverhaal komt nog. Dat staat vrij ver van een SLA natuurlijk.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.