Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 07/02/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Elisabeth Meuleman tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de steun voor het flankerend onderwijsbeleid
- 713 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Minister, ik stel mijn vraag naar aanleiding van een brief van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) aan u waarin een aantal terechte vragen worden gesteld over de prioriteiten voor het flankerend onderwijsbeleid.
In het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2012 zijn de beleidsprioriteiten en de regeling van de procedure voor de toekenning van subsidies in het kader van het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau bekendgemaakt. Maar dit besluit roept blijkbaar nieuwe vragen op, bijvoorbeeld in de open brief die de VVSG u stuurde op 11 januari jongstleden.
Zo wordt gevraagd waarvoor subsidies in het kader van capaciteitsproblematiek concreet kunnen dienen, gelet op het reeds erg beperkte budget voor flankerend onderwijsbeleid. Het is duidelijk dat dit geld niet bedoeld is om rechtstreeks nieuwe scholen mee te bouwen, maar eerder gericht is op omkaderende of coördinerende taken, bijvoorbeeld om een netoverschrijdende studie te maken over het tekort aan capaciteit lokaal.
Het oordelen over een capaciteitsprobleem van een school of van verschillende scholen is echter niet evident. Zo bestaan er geen regels om de capaciteit van een school goed in te schatten. Bovendien moet een gemeente, gelet op het huidige bouwtempo, de evolutie van haar capaciteitsbehoeften over een periode van minstens 10 jaar goed kunnen inschatten. Momenteel beschikken gemeenten echter nog niet over het aangekondigde interactief sjabloon om deze analyse te maken. De vraag is ook hoe performant dat sjabloon zal zijn.
Ook de procedure voor de toekenning van subsidies doet vragen rijzen. De VVSG betreurt dat de criteria voor de verdeling van het budget ontbreken, wat in strijd is met artikel 4, paragraaf 1 van het Planlastendecreet. Dergelijke criteria werden nochtans aangekondigd in de memorie van toelichting bij het decreet van 29 juni 2012 tot wijziging van het decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau. Voor centrumsteden zou bijvoorbeeld een groter budget worden uitgetrokken dan voor niet-centrumsteden. Er zou ook een indicatief bedrag komen per gemeente. Gezien het beperkte budget voor flankerend onderwijsbeleid waardoor veel gemeenten dreigen uit de boot te vallen, is het van belang dat de verdeling gebeurt op basis van duidelijke principes.
Tot slot is het ook compleet onduidelijk op basis van welke richtlijnen de subsidiecommissie zal oordelen over de kwaliteit van de actieplannen van de verschillende gemeenten en hoe deze informatie uit het strategisch meerjarenplan zal worden gehaald.
Minister, kunt u verduidelijken waarvoor de subsidies in het kader van de lokale capaciteitsproblematiek juist kunnen dienen?
Wanneer komt het beloofde sjabloon om een uniforme analyse van de voorhanden capaciteit per school te kunnen maken?
Wanneer worden de criteria uitgevaardigd voor de verdeling van het voorziene budget?
Op basis van welke richtlijnen zal geoordeeld worden over de actieplannen van de gemeenten?
De voorzitter : Mevrouw Martens heeft het woord.
Mevrouw Katleen Martens : Ik sluit me aan bij deze terechte vraag. Ik heb nog een aantal bijkomende vragen. Welke veranderingen in het besluit zijn er ten opzichte van de oorspronkelijke doelstellingen?
Het is duidelijk wat men met subsidies kan doen, met uitzondering van het geval dat mevrouw Meuleman hier heeft geschetst. Wat men ermee kan doen, is echter maar de helft van het verhaal. Waarvoor ze bedoeld zijn en in welke mate de doelstellingen worden bereikt, is de andere helft van het verhaal. De mogelijkheid van controle ter plaatse bestaat, zowel van inhoudelijke als van financiële aspecten, door de gemachtigde ambtenaar van het departement of het Rekenhof. Is er al onderzoek verricht naar de mate waarin de oorspronkelijke doelstellingen zijn gehaald, en dus naar de effecten van het flankerend onderwijsbeleid?
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Ik sluit me aan bij deze vraag. Ik stel ook vast dat het flankerend onderwijsbeleid echt wel aan belang wint, overal in de Vlaamse steden en gemeenten.
In die zin heb ik een bijkomende vraag. Minister, u hebt een conceptnota aangekondigd. Enkele weken geleden hebt u gezegd dat die onderweg was en dat u in het kader van het capaciteitsprobleem een ontmoeting zou hebben met schepenen van Onderwijs. Hoe ver staat het met de conceptnota? Is de ontmoeting met de schepenen van Onderwijs al achter de rug?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Door van de aanpak van de capaciteitsproblematiek een beleidsprioriteit te maken, wil ik steden en gemeenten die met deze problematiek geconfronteerd worden, aanmoedigen om bij de opmaak van hun strategische meerjarenplanning de capaciteitsproblemen in hun gemeente planmatig en netoverschrijdend aan te pakken en een coördinerende functie op te nemen.
De problematiek inzake capaciteit doet zich infrastructureel en organisatorisch voor op het raakvlak van verschillende beleidsdomeinen. Een planmatige aanpak over meerdere beleidsdomeinen heen kan in de toekomst een meerwaarde zijn en een middel vormen om verkokering tegen te gaan. In de filosofie van het Planlastendecreet wordt er gestuurd op output. De gemeente moet in haar strategisch meerjarenplan uitleg geven over de lokale invulling van de Vlaamse beleidsprioriteit, in casu het opzetten van actieplannen die gericht zijn op de aanpak van de capaciteitsproblematiek in samenwerking met lokale actoren. De wijze waarop de gemeente de middelen wil inzetten om dit doel te bereiken, staat vrij, hetzij via het breed inzetten van personeel voor bijvoorbeeld omkaderende of coördinerende taken, hetzij via het uitbesteden van een onderzoek, hetzij op een andere manier.
Net als alle andere subsidieaanvragen in het kader van het flankerend onderwijs, zal een selectiecommissie oordelen over de kwaliteit van de actieplannen en dus de concrete invulling van de subsidieaanvraag.
Sinds 2010 hebben Vlaamse fusiegemeenten de mogelijkheid om bij het departement Onderwijs en Vorming een sjabloon voor sleuteldata aan te vragen via een centraal mailadres. Bedoeling is onder meer om via de sleuteldata een beeld te krijgen van de beschikbare capaciteit en van eventuele capaciteitsbehoeften. Aan de gemeenten waar zich vervolgens op basis van deze sleuteldata een capaciteitsproblematiek lijkt te stellen, wordt voorgesteld een lokale taskforce samen te roepen die de lokale situatie ten gronde onderzoekt en vervolgens concrete oplossingen verzamelt. Dat is wat we de afgelopen twee jaar allemaal gedaan hebben.
Bij het maken van een grondige analyse is het opportuun dat ook geplande woonuitbreidingsgebieden in rekening worden gebracht. Wat het opstellen van een grondige analyse betreft, zijn er reeds heel wat gemeenten die ter zake een zekere expertise hebben ontwikkeld, we moedigen de gemeenten met een lokale taskforce alvast aan om hun ervaringen uit te wisselen. Om het uitwisselen van ervaringen te faciliteren is er bijvoorbeeld in juni 2012 een workshop georganiseerd door het departement Onderwijs en het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn) met als doelgroep de coördinatoren van de lokale taskforces.
In 2012 is de haalbaarheidsstudie voor een monitoringsysteem voor capaciteitsbehoeften in het leerplichtonderwijs afgerond. In 2013 zetten we verdere stappen in functie van de uitbouw van een effectief monitoringsysteem. In afwachting van de uitbouw van een capaciteitsmonitor wordt gebruikgemaakt van het bestaande sjabloon voor sleuteldata dat we waar nodig verder zullen optimaliseren.
In het besluit van 19 oktober 2012 betreffende de bepaling van de beleidsprioriteiten en de regeling van de procedure voor toekenning van subsidies in het kader van het decreet van 30 november 2007 betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal niveau zijn de criteria voor de verdeling van de subsidies inderdaad nog niet opgenomen. Dat is in voorbereiding en zal binnenkort door de Vlaamse Regering worden goedgekeurd.
De plannen moeten voldoen aan de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 19 van het decreet, en die zijn: neutraal school- en netoverschrijdend zijn en opgenomen zijn in de strategische meerjarenplanning. Die strategische meerjarenplanning moet een aantal elementen bevatten: een beschrijving van de gewenste effecten en indicatoren van het flankerend onderwijsbeleid, de actieplannen moeten gericht zijn op beleidsprioriteiten en worden opgezet in samenwerking met lokale actoren, en de manier waarop de gemeente samenwerking en overleg faciliteert voor lokale actoren moet er ook in zitten. Artikel 6 van het uitvoeringsbesluit voegt daar nog de vereiste van cofinanciering van 20 procent aan toe. Het besluit zal ook een aantal bepalingen bevatten waaraan een kwaliteitsvol actieplan moet voldoen. De werkwijze die de commissie zal hanteren, zal worden vastgelegd in een huishoudelijk reglement. Op basis daarvan zal ze een beoordeling en motivatie maken.
Het lokaal flankerend onderwijsbeleid is aan het veranderen. We werken daaraan.
De ontmoeting met de schepenen wordt gepland in de periode februari-maart. We kregen het signaal dat ze zich eerst wilden inwerken.
De heer Boudewijn Bouckaert : Welke schepenen zijn dat?
Minister Pascal Smet : De schepenen van de centrumsteden en de would-becentrumsteden of bijna-centrumsteden.
De heer Boudewijn Bouckaert : Is dat het lijstje van vorige woensdag?
Minister Pascal Smet : Neen, ook nog andere steden. Het is ruimer. Ik heb de schepen van Antwerpen al gezien. Ik zie binnenkort de schepen van Gent, ik denk dat die afspraak vastligt. Mijn secretariaat legt verder afspraken vast met de schepenen van alle centrumsteden en bijna-centrumsteden, zoals Vilvoorde dat er geen is maar er wel één wil zijn.
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman: Minister, hebt u al teruggeschreven naar de VVSG? Of de antwoorden al overgemaakt?
Minister Pascal Smet : Neen, we zullen dat wel bespreken.
Mevrouw Elisabeth Meuleman: Ik vat samen. We kunnen dat dus inzetten voor nieuw onderzoek en voor de financiering van het personeel met een coördinerende rol.
Er is nu een sjabloon voor sleuteldata, maar er komt een uitgebreider monitoringsysteem in de loop van 2013. De criteria worden binnenkort besproken door de Vlaamse Regering. Wat betekent binnenkort?
Minister Pascal Smet : Binnenkort. U weet dat ik geen concrete datums meer geef omdat mevrouw Vanderpoorten dat allemaal noteert. Ik heb geleerd dat dat niet wijs is. Ik breng mezelf daarmee alleen maar in moeilijkheden. Ik ben een lerende minister. Ik heb geleerd dat men niet te eerlijk mag zijn.
Mevrouw Elisabeth Meuleman: U zegt dat er een huishoudelijk reglement wordt opgemaakt voor de selectiecommissie. Dat wordt ook overgemaakt aan de steden en gemeenten, veronderstel ik?
Minister Pascal Smet : Wij motiveren al onze beslissingen. Hebt u ooit al klachten gekregen over onze motivatie?
Mevrouw Elisabeth Meuleman: Ik probeer gewoon uw antwoorden samen te vatten.
Minister Pascal Smet : Ik zei het al: wij motiveren.
De voorzitter : Mevrouw Martens heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Martens: Ik vroeg of er al evaluaties zijn geweest. U zei dat het Rekenhof financiële of inhoudelijke aspecten kan evalueren.
Minister Pascal Smet : Ik heb het al aangegeven bij de bespreking van de beleidsbrief. Er zal een moment komen dat we ons moeten afvragen of de Vlaamse overheid wel financiële middelen moet geven voor het lokaal flankerend onderwijsbeleid. Is dat geen kerntaak van de gemeente? We hebben de financiering tot nu toe behouden, maar dat is een pertinente vraag. Is dat geen normale taak van de gemeente? We hebben dat behouden omdat we geen nodeloze discussie wilden. Intellectueel bekeken, doet dat vragen rijzen. Ik begrijp uw vraagstelling, daarom geef ik u een duidelijk antwoord, misschien was ik iets te eerlijk.
De heer Boudewijn Bouckaert : Vorige week woensdag hebben we de vragen van de steden en gemeenten gezien. U hebt gezegd dat u de capaciteit ging onderzoeken buiten Antwerpen, Gent en Brussel. Hoe hangt dat samen met de effectieve monitoring?
Minister Pascal Smet : Dat is nog iets anders. We hebben al een heel duidelijk zicht op de capaciteit, maar daarna kwam de vraag naar een meer verfijnd monitoringsysteem. Dat is niet zo evident, want er zijn heel veel parameters. We zullen het systeem dus nog verder verfijnen, maar we hebben er nu al een vrij goed zicht op.
Ik heb al geprobeerd om uit te leggen en de ene hoort dat dan al wat beter dan de andere dat we alles zijn gaan opvragen bij de gemeenten. Sommige gemeenten hebben we daartoe wakker moeten maken. We brengen samen en we bieden ondersteuning. Ons doel is om er zicht op te krijgen. Afgelopen vrijdag hebben we via mail en maandag per brief aan alle gemeenten, ongeacht of ze geld hebben gekregen, uitgelegd wat de situatie is en dat we een taskforce zullen organiseren om alles samen met hen te bekijken, om te bekijken wat het reële probleem is.
Zo zijn er bijvoorbeeld gemeenten, zoals Mechelen, die vorig jaar geld gekregen hebben, maar die nogal terughoudend zijn om mee te delen hoeveel plaatsen ze effectief gemaakt hebben met dat geld. Dat is interessante informatie. We moeten daarover de komende weken kunnen beschikken om op basis daarvan een juiste inschatting te kunnen maken van waar er zich nog een probleem kan voordoen.
Laat me van de gelegenheid gebruikmaken om nog eens te vertellen dat hier natuurlijk wel een lijn in zit. Het is niet omdat we jaar per jaar geld geven, dat we de situatie niet bekijken over meerdere jaren. We hebben in 2010, 2011, 2012 en nu ook in 2013 geld gegeven, maar daar zit natuurlijk wel een lijn in. U moet het geheel bekijken, niet per jaar, dat vergeten sommigen. In de toekomst zal er nog een hoofdstuk moeten bijkomen.
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Minister, ik heb misschien nog één opmerking. U zegt dat het niet zo evident is om een sluitend monitoringsysteem op te zetten, dat u ermee bezig bent, dat u begonnen bent met het verzamelen van sleuteldata, maar dat sommige gemeenten terughoudend zijn om ze te geven. Ik meen dat het misschien niet zozeer een kwestie van terughoudendheid is, maar dat het niet evident is voor gemeenten om die gegevens te verzamelen. Het is een kwestie van de kip of het ei, want als er geen monitoringsysteem is, is het niet zo gemakkelijk om die gegevens te verzamelen en om in kaart te brengen welke school hoeveel extra heeft gecreëerd. Het is geen gemakkelijke oefening voor de steden en de gemeenten, vandaar ook de vraag naar het monitoringsysteem. Het is misschien een beetje een geval van naar elkaar kijken
Minister Pascal Smet : Neen, mevrouw Meuleman. U moet u dringend eens goed laten informeren hoe dit alles gebeurt. U moet niet zo conflictgedreven zijn. Ik kaats de bal niet terug, naar niemand. We hebben de afgelopen twee, drie jaar een hele inspanning gedaan. Ik had me er gemakkelijk vanaf kunnen maken, maar dat heb ik niet gedaan. Wel hebben we de afgelopen jaren de manier waarop scholen gebouwd worden in Vlaanderen, revolutionair omgedraaid.
Ik kaats de bal naar niemand terug. Ik stel vast dat er een aantal politici zijn die dat heel graag doen. Ik heb daar een opmerking over gemaakt tijdens de plenaire vergadering betreffende andere collegas van andere niveaus, maar die is een beetje verloren gegaan. Ik heb gezegd dat sommige politici beter wat meer games zouden spelen in plaats van politieke spelletjes.
Ik kaats de bal niet terug, daarmee ben ik niet bezig. Ik probeer iedereen samen te zetten om de kwestie op te lossen. Ik merk dat er zijn die dit perfect kunnen. Gemeenten die het willen weten, kunnen het perfect weten. Gemeenten die het liever niet willen weten, zullen het niet weten. Gemeenten die niet goed weten hoe ze het moeten doen, die moeten wij ondersteunen, en die ondersteuning bieden we vanuit het ministerie.
Noch ik noch mijn ambtenaren zijn bezig met conflicten over wie verantwoordelijk is. Neen, wij gaan ervan uit dat we het samen gaan doen. Ik doe niet mee aan: het is de fout van minister als het misloopt en als het goed loopt, is het dankzij ons. U moet eens objectief analyseren wat er gebeurt en wat er niet gebeurt, want dan zult u versteld staan en misschien komt die dag ooit.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Minister, ik moet hier nog even op reageren. Ik stelde u een heel neutrale vraag op basis van een brief. Ik heb gewoon de puntjes gevolgd die erin stonden. De vraag was mijns inziens totaal niet conflictgedreven. Ik probeer gewoon informatie te krijgen met het oog op een mogelijke verbetering.
Ik dacht: Het kan bijna niet dat de minister nu nog een reden zou vinden om uit te vallen naar mij, maar kijk, u hebt weer iets gevonden.
Minister Pascal Smet : Het gaat over uw laatste opmerking. U had het erover dat ik de bal zou terugkaatsen naar de gemeenten, maar dat doe ik niet.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Neen, ik heb gezegd dat het voor gemeenten misschien even moeilijk is om de gegevens te verzamelen. Ik heb gezegd dat daarbij misschien een beetje naar elkaar wordt gekeken. De ene partij vraagt een monitoringsysteem om de gegevens te verzamelen en de andere partij vraagt daartoe eerst gegevens. Ik heb dus niemand met de vinger gewezen, ik stel gewoon vast dat het niet zo evident is als het lijkt en ik vroeg me af hoe we hieruit konden geraken, dat was alles.
Minister Pascal Smet : Des te beter!
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.