Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 24/01/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Annick De Ridder tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het tekort aan middelen voor de bouw van nieuwe scholen
- 622 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Ann Brusseel tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het capaciteitsprobleem in het onderwijs
- 634 (2012-2013)
De voorzitter : Collegas, aanvankelijk was aan deze vragen om uitleg ook nog een vraag om uitleg van mevrouw Van Steenberge gekoppeld. Die vraag is echter uitgesteld. Blijkbaar heeft men op het kabinet van de minister daaruit afgeleid dat de andere twee vragen ook werden uitgesteld. Daar is dus enige onduidelijkheid over ontstaan.
Mevrouw De Ridder, mevrouw Brusseel, u hebt het recht om uw vragen te stellen. U mag de afweging maken of u dat doet of niet, maar de minister is dus niet voorbereid.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder : Voorzitter, we hebben intens gezocht naar andere momenten, maar er was geen enkel ander moment mogelijk. Ik heb dan ook heel expliciet gezegd dat ik mijn vraag vandaag wil stellen, omdat ik het debat belangrijk genoeg vind.
Het is ook niets nieuws, minister, de cijfers zijn al lang bekend. De bevolkingstoename is voorspeld. Iedereen weet al zeer lang dat dit op ons afkomt. Ik vermoed ook wel, de aard van het beestje kennende, dat u nu al zult weten wat u morgen op de ministerraad van de Vlaamse Regering zult zeggen. Het zal u dus niet echt voor gigantische problemen stellen om ons nu al een kleine inzage te geven en de richting aan te duiden waarin u in dit belangrijke dossier wilt gaan.
Ik heb gisteren nog een bijkomend artikel gevonden over deze problematiek. Mijn insteek betreft natuurlijk vooral Antwerpen, waar de situatie stilaan schrijnend wordt. De problemen zijn al langer bekend, maar het is pas door het aan de alarmbel trekken van vorige week, met artikels in de lokale media en diverse getuigenissen van directies en getroffen ouders, dat alles nu blijkbaar in een stroomversnelling kan komen en dat u naar de Vlaamse Regering gaat. Dat is een goede zaak. Eindelijk, zou ik zo zeggen.
Het artikel van gisteren betrof een getuigenis van mensen uit Borgerhout die hun kinderen trachtten in te schrijven, en nu noodgedwongen hun huis verkopen en naar de rand trekken, omdat de capaciteit dramatisch is en ze hun kleuter bijna tien kilometer verder naar school moeten brengen. U kunt dat verhalen in de marge noemen, maar voor veel ouders raakt dat aan de core van waar ze dag in, dag uit mee bezig zijn, namelijk hun kinderen een goede opleiding proberen te gaan, iets waar we in dit parlement en deze commissie allemaal mee bezig moeten zijn.
De cijfers lopen wat uiteen. Berichten spreken over 100 miljoen euro die nodig zou zijn om in Antwerpen, Brussel en Gent op 1 september alle kinderen een plaats te kunnen garanderen. Ik vind dat niet echt luxe. Het gaat gewoon over kinderen een plaats te kunnen garanderen. In Antwerpen alleen al zijn er 3400 kinderen waarvoor er op 1 september een plaats bij moet komen. De Open Vld-schepen voor Onderwijs trekt dan ook aan de alarmbel in Antwerpen. Voor Antwerpen alleen zou het dit jaar gaan over 51 miljoen euro. Wij horen dan dat er 30 miljoen euro extra wordt vrijgemaakt om een verhoging van de capaciteit te creëren, en dat is dus bijlange niet voldoende.
Maar de Vlaamse Regering heeft blijkbaar wel geld. U weet dat wij als liberalen streven naar een begroting in evenwicht en dat we ook, waar mogelijk, op zoek gaan naar besparingen en rationaliseringen. Intussen heeft de Vlaamse Regering wel tijd en geld voor allerlei spielereien. Ik noem er eentje: het Vlaams Energiebedrijf. Ik verneem dat het echt zou optreden als een energieleverancier en een energieproducent. Daarvoor is wel geld, maar voor kerntaken en als er één is, dan is het wel onderwijs trekt de Vlaamse Regering niet, laattijdig en onvoldoende geld uit, met alle gevolgen van dien.
Er was gezegd dat u tegen november aan alle netten een duidelijk overzicht zou geven van het geld waarover ze zouden kunnen beschikken om de noodzakelijke uitbreiding te kunnen realiseren. We vernemen dat u deze maand uw plannen aan de regering zult voorleggen, en nu zou het zelfs morgen zijn. Beter laat dan nooit, zou ik zeggen. Ik ben natuurlijk zeer benieuwd naar de inhoud van deze plannen, maar door het blijvend getalm wordt het natuurlijk zeer moeilijk om over een zestal maanden een beeld te hebben maar vooral capaciteit te hebben gecreëerd.
Minister, de concrete vragen zijn duidelijk en zullen zo dadelijk ook nog worden aangevuld door mijn goede collega. Is er al een concreet plan over hoe die extra capaciteit zal worden gefinancierd? Ik neem aan van wel omdat u er blijkbaar morgen mee naar de regering wilt gaan. Zo ja, wanneer zult u die plannen bekendmaken? Ik hoop dat dat in de commissie of in het parlement gebeurt en niet in een persconferentie. Het belangrijkste is dat de plannen er zijn. Hoe zal de strakke planning eruitzien als de nodige middelen worden vrijgemaakt?
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Voorzitter, minister, collegas, door de bevolkingsaangroei is er in heel Vlaanderen en Brussel nood aan extra capaciteit in het onderwijs. Ook nu weer trekken de onderwijsnetten aan de alarmbel. Vooral in centrumsteden zoals Antwerpen, Gent en Brussel is de nood zeer groot.
In oktober raakte bekend dat de Vlaamse overheid in haar begroting voor 2013 slechts 30 miljoen euro uittrekt voor capaciteitsuitbouw in heel Vlaanderen. Zoals mevrouw De Ridder zegt, zou dat wel eens te weinig kunnen zijn, en is dat gewoon te weinig. In Antwerpen, waar het probleem het nijpendst zou zijn, zijn er tegen 1 september 2013 al 3400 extra plaatsen nodig in het basisonderwijs, wat neerkomt op bijna 51 miljoen euro. In Gent hebben alle schoolnetten samen 24 miljoen euro nodig om voldoende schoolplaatsen te kunnen creëren. In Antwerpen staan er voor 2013 alleen al 22 projecten op touw in totaal 86 , maar zolang de onderwijsnetten niet weten hoe dat gefinancierd zal worden, kan er niets gebeuren. Ook Brussel heeft nog steeds een capaciteitsuitbreiding nodig, ook al is de situatie daar enigszins anders.
Ondertussen wordt het stilaan onmogelijk om de geplande projecten nog te realiseren voor het begin van het volgend schooljaar. Er is dringend nood aan structurele oplossingen en vooral en dat wens ik toch te benadrukken een langetermijnvisie. Tot nu toe lukte het met containerklassen en allerhande noodoplossingen om alle kinderen op tijd onder te brengen, maar om mee te groeien met de bevolkingsgroei is er dringend nood aan nieuwe scholen. Daarnaast is er ook nood aan meer middelen, maar de onderwijsnetten hebben dat geld niet. In de pers lezen we dat u tegen november 2012 een overzicht van de mogelijkheden had beloofd, maar de onderwijsnetten weten half januari 2013 nog niet waar ze aan toe zijn.
De Antwerpse onderwijsnetten weten wel dat de schoolpopulatie tegen 2025 met ongeveer 50 procent zal vermeerderen. Om die groei op te vangen, is naar schatting een miljard euro nodig. Ook in Brussel staat de bevolkingsaangroei buiten kijf. Brussel heeft de voorbije jaren veel middelen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) ingezet voor uitbreiding en optimalisatie. (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
Als Vlaanderen een grotere spaarpot heeft, minister, als er meer middelen zijn U weet dat de VGC een klein budget heeft, dat weet u beter dan ik. (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
Een overschot? Ja, omdat daar al tien jaar lang een visie wordt ontwikkeld! Dat is wel een ander paar mouwen! Daarom heb ik het over een langetermijnvisie. (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
Doe verder, doe verder, zegt u! Een beetje beleefdheid tegen de parlementsleden, minister! Ik ga zeker verder.
Ook de Vlaamse Gemeenschap trok centen uit voor de Brusselse capaciteitsuitbreiding ziet u wel, had u maar eerst geluisterd naar de rest van mijn verhaal. Ik ga ervan uit dat bij het toebedelen van middelen voor extra capaciteit in Gent en Antwerpen, ook een bedrag vrijgemaakt wordt voor het Brussels Nederlandstalig onderwijs, want dat hoort proportioneel te gebeuren.
Minister, welke dringende maatregelen zult u nemen om ervoor te zorgen dat elk kind op 1 september 2013 een plaats heeft in een school? Wanneer zullen de onderwijsnetten op de hoogte gebracht worden van de beschikbare middelen voor volgend schooljaar? Hoe zullen de beschikbare middelen verdeeld worden en om hoeveel geld gaat het nu juist? In welke structurele maatregelen voorziet u om de komende jaren tegemoet te komen aan de noden van de onderwijsnetten?
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, ik begin met een tikkeltje humor, niemand zal mij dat kwalijk nemen. Ik merk dat de schepen van onderwijs van Antwerpen niet langer van dezelfde partij is, maar de traditie dat Antwerpen de toon wil zetten in dit dossier, blijft bestaan.
Mevrouw Annick De Ridder : Het ligt dus niet aan ons, is uw boodschap.
De heer Jos De Meyer : Ik heb eerst een algemene opmerking, daarna zeg ik iets punctueel. We weten allemaal dat de financiële middelen voor onderwijsinfrastructuur op dit moment werkelijk onvoldoende zijn, dat we met een structureel probleem zitten dat legislatuuroverschrijdend is. Bijkomend hebben we deze legislatuur natuurlijk nog de capaciteitsproblemen. We weten ook, minister, dat er voor complexe problemen geen eenvoudige oplossingen zijn.
Anderzijds denk ik dat de meesten onder ons weten, en ik hoop dat u en de Vlaamse Regering zich dat ook realiseren, dat deze problemen onoplosbaar zijn met de financiële middelen waarin de laatste jaren werd voorzien voor onderwijsinfrastructuur.
Capaciteitsproblemen zijn niet de problemen van de 3 grootsteden, van de 12 centrumgemeenten of van 29 gemeenten. Het zijn problemen die zich in heel Vlaanderen voordoen, weliswaar niet met dezelfde intensiteit en met dezelfde absolute cijfers.
Ik heb enkele heel concrete vragen naar aanleiding van de beslissing die u morgen zult nemen, minister. Ik ga ervan uit dat de middelen voor de capaciteitsproblemen die de voorgaande jaren werden goedgekeurd, en die soms een kleine correctie nodig hebben, effectief ook in 2013 beschikbaar zullen zijn, dat er uitvoering komt voor de middelen die reeds principieel werden goedgekeurd.
Ik ga er ook van uit dat de projecten over alle netten heen op dezelfde wijze beoordeeld worden.
Ik vraag u dat er heel snel informatie zou zijn. Op dit moment is er immers een bijzonder grote bezorgdheid in verband met informatie en transparantie inzake de capaciteitsproblemen van 2013. Hoe stellen die zich juist in de verschillende steden en in de verschillende netten? Op welke manier zult u ze aanpakken?
Er zijn ook vragen die mijns inziens moeten worden beantwoord. Welke projecten werden tot nu toe gerealiseerd en met welke middelen? In welke mate zijn deze plaatsen effectief ingevuld? Daar kunnen we gerust wat meer transparantie gebruiken.
Ten slotte, 30 miljoen euro om de capaciteitsproblemen aan te pakken, is onvoldoende. U weet dat ook, minister. Als u daar meer middelen voor krijgt, en dat kan eigenlijk niet anders, mogen die niet worden afgenomen van het budget voor de reguliere wachtlijsten. Dat is mijn grote zorg. Dat zou onrechtvaardig zijn ten aanzien van de scholen die al meer dan tien jaar op de wachtlijst staan en effectief bijzonder grote problemen hebben.
Om de onderwijsinfrastructuur op een ernstige manier aan te pakken, hebt u meer geld nodig. Zijn er mogelijkheden binnen Onderwijs? Moeten er extra middelen bij komen? Dat is uw beslissing. Volgens mij zal het een beetje van beide moeten zijn.
De voorzitter : Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Goedele Vermeiren: Voorzitter, ik sluit me aan bij de vraag. Het probleem dateert niet van vandaag. Het gaat ver terug, het dateert evenmin van deze legislatuur. Het zat eraan te komen. Het is een heel groot probleem, het zal niet beperkt blijven tot de centrumsteden. Zoals de heer De Meyer zegt, zal het uitdeinen, eerst naar de randgemeenten rond die centrumsteden en dan verder over Vlaanderen. We zullen daar iets moeten aan doen.
We moeten op korte termijn een probleem oplossen. Dat is nodig, minister. U gaat daarmee morgen naar de regering, heb ik begrepen. Ik heb ook dat artikel gelezen. Ik vermoed dat u daar zo snel mogelijk over zult communiceren.
Op lange termijn hebben we een visie en een plan nodig. We kunnen dat niet laten aanslepen tot de volgende legislatuur, ik bedoel dan het probleem. We moeten nu misschien geen oplossing op tafel hebben, maar we moeten daar toch aan beginnen te denken.
Er is niet alleen een capaciteitsprobleem. Ik sluit me aan bij de heer De Meyer: er zijn niet alleen tekorten, veel scholen moeten ook worden vernieuwd. Veel klassen zijn verouderd. We mogen de reguliere aanvragen niet vergeten.
Op de lange termijn moeten we nagaan of er niet netoverschrijdend kan worden samengewerkt. Als er nieuwe scholen komen, moeten ze multifunctioneel zijn. Dat is iets voor later.
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman: Minister, collegas, ik sluit me aan bij de sprekers. Er zijn twee problemen: het grote infrastructuurprobleem, dat legislatuuroverstijgend is en zeer moeilijk op te lossen, en het capaciteitsprobleem, dat zich vooral deze legislatuur heeft gemanifesteerd. Dat laatste moet op heel korte termijn worden opgelost.
Het capaciteitsprobleem gaat over voldoende plaatsen, een plaats voor elk kind. Het is nog altijd een recht om naar school te gaan, een basisrecht, een plicht zelfs. Daar moet de overheid in voorzien. We hebben geen keuze.
We kennen de noden zeer goed, ze zijn in kaart gebracht. Er is 24 miljoen euro nodig voor Gent, 51 miljoen euro voor Antwerpen, en dan hebben we het nog niet gehad over de rest van Vlaanderen. Dan hebben we het ook nog niet gehad over de kinderen die allang in containers zitten, waarvan de houdbaarheidsdatum eigenlijk allang overschreden is. Het is een simpel rekensommetje. Iedereen ziet dat we er met de 30 miljoen euro die is vrijgemaakt, absoluut niet komen.
Ik ben zeer benieuwd naar uw antwoord, minister. Ik hoop dat u kunt bevestigen dat er meer geld zal worden vrijgemaakt. Het is niet uw probleem, minister, maar dat van de hele Vlaamse Regering. Ik wil u absoluut steunen. Ik denk dat er niet binnen Onderwijs moet of kan worden gezocht naar extra middelen. We hebben het bij de begrotingsbesprekingen al gezegd: als u er niet in slaagt om morgen inderdaad voldoende middelen vrij te maken, dan zit er iets fundamenteel fout met de begroting van de Vlaamse Regering. Dan kunnen we de nodige investeringen om dat basisrecht van kinderen te garanderen, niet realiseren. Dat bevestigt dan wat we gevraagd hebben bij de begrotingsbespreking, namelijk een grondige begrotingsherziening.
We moeten het fundamentele recht van kinderen om een plaats op school te krijgen, garanderen. Ik ben zeer benieuwd naar uw antwoord. Als er onvoldoende middelen zijn, zullen we de regering verder moeten ondervragen.
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan: Het probleem doet zich in heel Vlaanderen voor, maar in de grote steden is het heel erg.
Twee collegas van de meerderheid, één van CD&V en één van de N-VA, kaarten ook het probleem aan. Dat is belangrijk voor de oplossing die de regering moet uitdokteren. Minister, het is niet alleen uw verantwoordelijkheid, maar die van de hele Vlaamse Regering. Mevrouw Meuleman heeft gelijk: wij kunnen enkel het probleem duiden, u gaat ermee naar de regering. Ik hoop dat die twee commissieleden van de meerderheid een signaal geven aan hun ministers in de Vlaamse Regering. Ik hoop dat onze vraag een draagvlak krijgt. Ik hoop dat heel het Vlaams Parlement zich verantwoordelijk voelt.
U hebt het al gezegd, vorig jaar hebt u beloofd dat alle kinderen op 1 september een plaats zouden krijgen. U bent uw belofte nagekomen. Dat is vorig jaar gelukt, het jaar daarvoor ook. Ik hoop dat het op 1 september 2013 opnieuw lukt. We zullen allemaal onze verantwoordelijkheid moeten nemen.
Ik ben natuurlijk ook benieuwd wat er voor Gent op stapel staat.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet: We moeten inderdaad een onderscheid maken tussen de reguliere problemen in de schoolbouw die we uit het verleden geërfd hebben en de capaciteitsproblematiek. Ik heb nooit beloofd dat ik de schoolbouw in deze legislatuur volledig zou oplossen. De capaciteitsproblematiek staat niet in het regeerakkoord; daar werden we tijdens deze legislatuur mee geconfronteerd. Dat onderscheid is belangrijk. Nu hebben we het over de capaciteit.
Voorzitter, ik zou bijna kunnen zeggen dat ik blij ben dat mevrouw De Ridder na drieënhalf jaar problemen in het Antwerpse onderwijs plots ontdekt dat er iets scheelt en zich daar dan voor interesseert. Sta me toe om dat even te onderstrepen. Plots is er een awareness ze spreekt graag Engels , plots schrikt ze wakker en ziet het capaciteitsprobleem. Het lijkt wel alsof de tijd daar is stil blijven staan.
Goed, we hebben er de afgelopen drieënhalf jaar wel aan gewerkt, mevrouw De Ridder. Antwerpen heeft het nodige budget gekregen. We zijn erin geslaagd, samen met de toenmalige schepen van Onderwijs, om alle kinderen een plaats te geven. Ik kijk uit naar de samenwerking met uw partijgenoot. Ik hoop dat hij het nodige werk op het terrein zal doen om ervoor te zorgen dat er in september inderdaad geen problemen zijn.
Laat me heel duidelijk zijn, de oprichting van scholen is niet de corebusiness van de minister van Onderwijs in ons systeem. In normale omstandigheden geeft onze minister van Onderwijs pas later geld. We hebben heel die regelgeving gewijzigd om al vroeger geld te kunnen geven.
Ik heb uw partijgenoot nog niet ontmoet, dat is iets voor binnenkort. Ik maak geen onderscheid tussen mensen op basis van hun politieke kleur. Voor mij tellen de kinderen en de mensen op het terrein. We zullen volledig samenwerken. De coördinatieopdracht en de uitvoering zijn de bevoegdheid van de lokale schepen, niet van de minister van Onderwijs. De schepen moet met de onderwijsverstrekkers de nodige inspanningen doen. Ik ben blij dat de vorige schepen van Onderwijs van Antwerpen en ik er samen in geslaagd zijn om elk kind een plaats te geven. Ik hoop dat we dat opnieuw kunnen doen, in alle steden, met de nieuwe schepenen.
Mijnheer De Meyer, uw opmerking is terecht. We hebben in het verleden geld gegeven, maar dat wil niet zeggen dat al dat geld effectief geresulteerd heeft in plaatsen. Die plaatsen zullen in 2013-2014 moeten vrijkomen en een natuurlijke buffer vormen.
We hebben inderdaad bij de begrotingsopmaak in 30 miljoen euro voorzien. We zullen meer geld geven aan de capaciteit. Het zal een hoger bedrag zijn. Ik zal dat bedrag niet noemen. De regering zal dat eerst beslissen. Wij hebben meteen ook gezegd dat wij verder moeten objectiveren. We zullen in de begrotingscontrole zien of er al dan niet effectief extra geld nodig is op het terrein. U bent al lang genoeg in de politiek om te weten dat de vragen soms groter zijn dan men effectief nodig heeft. Onder andere de heer De Meyer maar ook anderen hebben mij in deze commissie gevraagd om daar heel nauwgezet op toe te zien. Dat doen we dan ook.
We hebben uiteraard zicht op de zaak. We hebben daarvan een objectivering gemaakt. Het is belangrijk om die gegevens te objectiveren. Dat zal worden voorgelegd aan de regering. Dan zal de regering beslissen voor dit jaar en misschien ook voor de toekomstige jaren. Maar ik wil er ondertussen wel even op wijzen dat er ondertussen in de wereld wel iets gebeurd is. Sommigen in Vlaanderen gaan er gemakkelijk aan voorbij, maar er is wel een financieel-economische crisis met een zware impact op de Vlaamse begroting.
Mevrouw De Ridder, nu u toch geïnteresseerd bent in onderwijs, u weet misschien nog niet dat wij de afgelopen drie en een half jaar 1,5 miljard euro extra voor onderwijs hebben bijeengezocht. En nu u dan toch een grote expert bent, zou ik u willen vragen of u weet hoeveel extra geld wij de afgelopen drie jaar voor capaciteit hebben gevonden, in weerwil van de budgettaire crisis, en hoeveel van dat geld naar Antwerpen is gegaan. U zegt dat u zich goed geïnformeerd hebt, ik neem aan dat u dan ook die cijfers kent? (Opmerkingen van mevrouw Annick De Ridder)
U kent ze dus niet, want anders zou u ze noemen.
Mevrouw Annick De Ridder : Minister, moet ik u bij iedere belediging die u richting parlement stuurt, onderbreken?
Minister Pascal Smet : Dat is geen belediging, mevrouw De Ridder. U bent begonnen met een vraag te stellen, dat ik te laat ben wakker geworden, dat we het niet weten U stort hier een karrenvracht beledigingen uit.
Mevrouw Annick De Ridder : U hebt nooit in het parlement gezeten. Het gebrek aan parlementaire reflex wordt hier mooi geëtaleerd.
Minister Pascal Smet : Dat heeft daarmee niets te maken.
Mevrouw Annick De Ridder : Ik zou graag hebben dat u zich beperkt tot het antwoord.
Minister Pascal Smet : Mevrouw De Ridder, ik behandel u op de wijze waarop u mij behandelt.
Mevrouw Annick De Ridder : Minister, ik zou graag hebben dat u antwoordt op de vraag en dat u stopt met parlementsleden belachelijk te maken.
Minister Pascal Smet : Ik maak u niet belachelijk.
Mevrouw Annick De Ridder : Ik heb vier jaar als fractieleider in de gemeenteraad allround alles opgevolgd. Nu ben ik geen fractieleider meer.
Minister Pascal Smet : En u zit ook in het parlement.
Mevrouw Annick De Ridder : Als ik problemen vaststel in Antwerpen, kaart ik ze aan waar ik verkozen ben: in het Vlaams Parlement. Dat is mijn goed recht. Ik zal dat blijven doen.
Minister Pascal Smet : Drie en een half jaar later.
Mevrouw Annick De Ridder : Of u dat nu graag hebt of niet, ik zal dat blijven doen.
Minister Pascal Smet : Daar gaat het niet over.
Mevrouw Annick De Ridder : Ik zou graag hebben dat u nu een antwoord geeft op de vragen en stopt met in het wilde weg commentaartjes te geven over parlementsleden, wat u trouwens zelf nooit geweest bent.
De voorzitter : Minister, kunt u verder gaan? Ik zou u toch willen vragen om dit soort persoonlijke opmerkingen achterwege te laten. Mevrouw De Ridder komt uit een andere commissie, zij heeft het recht om hier vragen te stellen. Verscheidene parlementsleden doen dat ook. Als zij op bepaalde vlakken misschien een beetje minder geïnformeerd is dan de andere commissieleden, kan dat haar niet per se ten kwade worden geduid.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, het gaat mij hier om de toon.
De voorzitter : Iedereen heeft een toon. Minister, u hebt ook een toon. Laat ons de tonen achterwege laten en laat ons zakelijk antwoorden op de vraag.
Minister Pascal Smet : Mevrouw De Ridder, ik heb een heel grote parlementaire reflex. Maar u moet eens bekijken hoe u uw vraag hebt ingeleid. Ik heb de reacties gezien van vele parlementsleden, zowel van de oppositie als van de meerderheid. U zegt dat vorige week alles in een stroomversnelling is gekomen en dat ik plotseling wakker ben geworden en dat ik plotseling heb geagendeerd. Dat is dan geen belediging?
Mevrouw Annick De Ridder : Het is de taak van het parlement om de regering te controleren. Wilt u daar nu eens mee stoppen?
Minister Pascal Smet : Mijn houding is in het parlement heel simpel.
Mevrouw Annick De Ridder : Kunt u nu eens antwoorden op de vragen die worden gesteld? U moet als minister de vragen van de parlementsleden beantwoorden. Ik kan mijn vraag ronddelen. Hij is beschikbaar. Lees hem maar. Hij staat op de website. Er staat geen enkele belediging in. Het is een vraag om informatie, uitleg en een stand van zaken van een probleem dat gigantisch is in de Vlaamse centrumsteden. In geen enkele stad, en ook niet in het onderwijsveld, wordt men beter van dit soort kleine discussies. Dat kan ik u nageven. Dus graag een antwoord op mijn vragen, alsjeblieft.
Minister Pascal Smet : Mevrouw, het werd mij gisteren door een van uw collegas aangekondigd dat u vandaag cinema ging brengen. Het is uw recht om dat te doen. U hebt die termen gebruikt. Dat is allemaal uw recht om dat te doen. Mijn regel in het parlement is zeer simpel. Ik antwoord op de toon
Mevrouw Annick De Ridder : Voorzitter, kunt u ingrijpen? Gaat dat hier altijd zo in deze commissie? (Opmerkingen van mevrouw Ann Brusseel)
Minister Pascal Smet : Ik antwoord op dezelfde toon als waarin u uw vraag stelt. Dat is mijn zeer simpele regel.
De voorzitter : Minister, dat is een goede regel.
Minister Pascal Smet : Ja. Ik antwoord op dezelfde toon. U kunt daar moeilijkheden mee hebben, maar goed. U zegt dat dat uw toon niet is, wel, dan zal ik nu mijn toon veranderen. Zo simpel is dat. U doet alsof wij plotseling een probleem ontdekken en dat wij in een stroomversnelling komen omdat u een vraag stelt, terwijl dat een ongelooflijke belediging is voor mij en voor alle mensen in Antwerpen en andere plaatsen.
Goed. U vindt dat u beledigd bent. Ik ben ook beledigd. We zijn allebei beledigd. Dus laat ons nu neutraliseren en verder gaan.
Wij hebben de afgelopen drie jaar, in die moeilijke budgettaire situatie, 1,5 miljard euro extra voor onderwijs ingezet omdat er heel veel noden zijn. 64 miljoen euro extra werd de afgelopen drie jaar uitgetrokken voor de capaciteit. Daarvan ging ongeveer 24 miljoen euro het zijn allemaal afgeronde cijfers naar Antwerpen. Met dat geld is er tot op heden altijd voor gezorgd dat kinderen op 1 september een plaats hebben. Er is een vraag van Antwerpen, net zoals er ook van andere steden een vraag is en dat blijft niet beperkt tot de klassieke centrumsteden, de vraag is er ook in andere steden. Bij die moeilijke begrotingsopmaak hebben wij heel duidelijk gesteld dat wij het geld zouden toewijzen. We hebben in de begroting uitdrukkelijk voorzien in 30 miljoen euro. Daarnaast zullen we in de begroting nog wat geld vrijmaken. Dan moeten wij de vraag objectiveren, om dan in de begrotingscontrole te bekijken wat er nog extra nodig is.
Er was in Antwerpen in december een taskforce gepland. Hij werd twee uur voor de vergadering geannuleerd. Niet door ons. Had hij plaatsgevonden, dan hadden we al meer informatie gegeven.
Wij zullen Antwerpen informeren. Had dat sneller gekund? Ja, het kan altijd sneller. De Vlaamse Regering zal hopelijk morgen of ten laatste volgende week een beslissing nemen, om op basis daarvan vooraf het nodige geld ter beschikking te stellen. De normale regelgeving vraagt ons om het nadien te doen. Wij hebben die regelgeving aangepast. Wij hebben tot heden al het geld gegeven. Maar, voorzitter, dat is een duidelijke regel.
En als je dan toch over collegialiteit spreekt, er is een collega en het is niet mevrouw Van Steenberge die dat wel begrijpt: er is ook altijd afgesproken dat ministers niet antwoorden alvorens de regering beslissingen heeft genomen. Ik heb vorige week dit parlement ingelicht dat de regering ofwel deze week ofwel dan toch ten laatste volgende week een beslissing zal nemen en dat ik dan alle antwoorden zal geven.
Mevrouw De Ridder, dat moet u ook begrijpen. Als u uw vraag per se vandaag wilt stellen om dan te kunnen zeggen dat ik het antwoord niet kan geven, moet ik u zeggen: ik kan het antwoord wel geven, alleen is er een regel of een afspraak die heel duidelijk stelt dat een minister pas over beslissingen spreekt als ze genomen zijn en niet vooraf.
De regering moet het exacte bedrag nog bepalen. Het zal hoger zijn dan 30 miljoen euro. Zij moet het dan ook nog verdelen. Dat zullen we doen. Dan komt er nog een volgende stap bij de begrotingscontrole rond de paasvakantie, en dan bij de begrotingsopmaak. Toen wij in 2010 voor het eerst geconfronteerd werden met het probleem, hebben wij het geld vrijgemaakt in mei. In september hadden alle kinderen een plaats.
De voorzitter : De gemoederen zijn wat gekalmeerd.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder : Minister, uw antwoord is wat te gemakkelijk. Ik pik er een aantal puntjes uit omdat ik het debat tot de hoofdzaak wil beperken. U zegt dat u niet antwoordt voor de beslissing. Welnu, talm daar dan niet zo mee. Ik vraag mij af en toe af hoe jullie binnen de Vlaamse Regering communiceren. Gebeurt dat nog met rooksignalen of iets dergelijks? Het lijkt mij toch wel redelijk evident om het sneller te doen. Er zijn twee telefoontjes nodig: eentje naar minister Muyters en eentje naar minister-president Peeters. Dan heb je het gehad. Dan zou u wel een en ander aan dit parlement kunnen vertellen.
In het eerste deel van uw antwoord schuift u de volledige verantwoordelijkheid door naar de lokale bevoegde schepen. U zegt dat het geen corebusiness is van de regering en van de minister, enzovoort. De lokale schepen kan uiteraard ook maar het beleid voeren waarvoor hij het geld heeft. Als u de schepen van Onderwijs in elke centrumstad wilt muilkorven en de handboeien omdoen door als Vlaamse Regering niet in voldoende middelen te voorzien, is dat uw beslissing. Maar leg de schuld dan niet bij die schepenen.
De boodschap dat het meer zal zijn, is het enige positieve puntje dat ik in uw uiteenzetting heb kunnen opmerken. Gelukkig maar, zou ik zeggen, want anders zou u hier koudweg komen verklaren dat er een probleem is en dat u het niet oplost. Ik zou natuurlijk graag weten hoeveel meer dat dan is. U gaat dan meteen in de verdediging door te stellen dat er een financieel-economische crisis heerst en dat er de afgelopen jaren al gegeven is, en dat het daardoor allemaal wat moeilijker is in de begroting.
Ik stel alleen vast dat de Vlaamse Regering wel geld blijft hebben voor spielereien, voor dingen die haar kerntaken niet zijn: uitbreiding van de overheid, uitbreiding van het aantal ambtenaren, het invoeren van een zorgpremie, Vlaams kindergeld, een Vlaamse ongevallenanalyse, terwijl er op federaal niveau al een ongevallenanalyse bestaat. Ook een Vlaams energiebedrijf is niet de corebusiness van de Vlaamse Regering. Een pak spielerei, terwijl er kerntaken zijn waar mensen momenteel in de kou blijven staan. En als er een kerntaak is die erbovenuit springt, is het wel Onderwijs. Oké, de economische crisis speelt mee, maar het is een kwestie van kerntaken bepalen en prioriteiten stellen, iets waar deze Vlaamse Regering opnieuw niet in slaagt.
Kortom, ik blijf op mijn honger zitten. Ik hoop dat u spoedig met een concreet plan komt, en niet aankondigt dat u eindelijk extra middelen uittrekt. De cijfers zijn al lang bekend, de bevolkingscijfers zijn al lang bekend. Men weet dat deze problemen naar voren komen, men weet dat we hiermee worden geconfronteerd. Op 1 september moet de capaciteit er zijn, minister.
Ik heb in het verleden een aantal dossiers van a tot z opgevolgd in de gemeenteraad. Ik zetel daar momenteel niet in, maar dat zal mij niet beletten om de pijnpunten waar de bevolking mee wordt geconfronteerd naar hier te brengen, als ik het niet meer kan doen in de gemeenteraad in Antwerpen. Dit is nu wel een dossier waarbij u niet het verwijt kunt maken dat het te lokaal is. Het is een dossier waar alle ouders met schoolgaande kinderen wakker van liggen. Elk parlementslid heeft het recht om in deze commissie, net als in andere commissies, de bevoegde minister te interpelleren. En of u het nu graag hoort of niet, ik kan u nu al aankondigen dat ik dat zal blijven doen. Ik verwacht op mijn vraag, die mijns inziens zeer beleefd is, ook een beleefd en correct antwoord.
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel : Minister, u verwijst naar de verantwoordelijkheid van de schepenen, maar het staat mij voor de geest dat niet overal waar er capaciteitsproblemen kunnen optreden, een schepen die problemen moet oplossen. Waar geen schepen bevoegd is voor een dergelijk plan, moet er toch ook een oplossing komen? U verwees daarnet naar de verantwoordelijkheid van de schepen van Antwerpen, die u nog niet gehoord hebt. Ik vond dat een verwarrende communicatie.
Minister Pascal Smet : Ik zeg hier al tweeënhalf jaar dat de regierol in het analyseren en aanpakken van het probleem en het aanbieden van capaciteit, nooit door Vlaanderen kan worden opgenomen, maar dat dat door de lokale schepen moet gebeuren. We hebben inderdaad moeten sensibiliseren. We hebben moeten vaststellen dat het in sommige gemeenten niet in Antwerpen, Gent of Brussel, maar elders inderdaad nodig was om erop te wijzen dat de schepen voor Onderwijs en bijna elke gemeente heeft een schepen van Onderwijs, zeker waar er een probleem is of de burgemeester die rol moet opnemen.
We stellen ook vast dat de data die men geeft, niet altijd kloppen, en dat ook over de opvolging vragen kunnen worden gesteld. Bovendien is het nog ingewikkelder doordat je soms op wijkniveau een probleem hebt, maar daarom nog niet op het niveau van een deelgemeente of een stad.
Ook het oprichten van scholen gebeurt nooit door een minister van Onderwijs.
Mevrouw Ann Brusseel : Zo ver zijn we wel, minister, dat hoeft u niet uit te leggen. Maar er zijn ook gemeenten waar men geen of amper onderwijs inricht.
Minister Pascal Smet : Maar dan nog heb je, op basis van lokaal flankerend beleid, een schepen van Onderwijs die kan coördineren. Ik denk niet dat er veel gemeenten zijn waar men geen stedelijk of gemeentelijk onderwijs heeft, en dus wel alles in handen heeft. Het gaat dan over basisonderwijs, waar de gemeente of stad rechtstreeks kan oprichten. Dat is dan nog een andere situatie. De Vlaamse overheid kan dat niet doen.
Er zullen in elk geval weinig gemeenten te vinden zijn waar er een capaciteitsprobleem is en waar de situatie voorkomt die u nu schetst.
Mevrouw Ann Brusseel : Ik had ook graag wat meer informatie gehad over wat u op lange termijn plant.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Minister, u zei dat de afspraken uit het verleden gehonoreerd zullen worden. Dat is evident, maar het is goed dat u dat nog eens bevestigt. U weet ook dat ten gevolge van de prijsstijgingen sommige bedragen gecorrigeerd zullen moeten worden.
Ik kijk met bijzonder grote belangstelling uit naar de beslissing die u morgen of volgende week vrijdag zult nemen, en met nog meer belangstelling naar de begrotingscontrole. Waar zullen de bijkomende middelen vandaan komen? Ik begrijp dat de 30 miljoen euro zal worden opgetrokken. Veronderstel dat het bijvoorbeeld 50 miljoen euro wordt, dan komt er voor 20 miljoen euro aan middelen bij. Mochten die weggenomen worden van de middelen voor de financiering van de reguliere projecten, is dat problematisch. We weten immers allemaal dat de wachtlijst daar jaar na jaar aangroeit. Als u daar nog eens middelen moet wegnemen, zal die zelfs nog exponentieel toenemen. En dat zou zorgwekkend zijn.
Ik begrijp de bemerking van mevrouw Pehlivan, die stelt dat dit niet alleen de verantwoordelijkheid van de minister van Onderwijs is. Maar het is wel zo, mevrouw Pehlivan, dat de vakminister, in welke bevoegdheid dan ook, altijd de eerste verantwoordelijke is.
Als u aandringt op een suggestie van mijnentwege, geen enkel probleem. Ik persoonlijk zou meer investeren in onderwijsinfrastructuur en bijvoorbeeld minder in gratis rijden met De Lijn voor 65-plussers. (Applaus bij Open Vld en het Vlaams Belang. Opmerkingen)
Ik ben vrij om te denken en om dit te verwoorden. En dan stel ik dat dit meer prioritair is. Maar ik zeg dat ten persoonlijken titel.
In de eerste plaats is de vakminister verantwoordelijk. Als sp.a bij de besprekingen naar aanleiding van de begrotingscontrole een prioriteit maakt van onderwijs, zullen er daarvoor ook middelen bij komen.
Mevrouw Annick De Ridder : Wij steunen die verschuiving van middelen, minister. (Opmerkingen)
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Voorzitter, ik heb zelf geen vraag ingediend, maar ik vind de vraag van de collegas terecht. Er was al sinds november beloofd dat er zicht zou komen op de middelen en de verdeling ervan. Het is intussen drie keer uitgesteld binnen de regering. Ik kan wel begrijpen dat het een ongeschreven regel is dat de beslissingen van de regering worden afgewacht, maar als die op zich laten wachten, hebben wij als parlementsleden het recht om er een vraag over te stellen in de commissie. Ik vind de vragen dus op hun plaats.
Ik vind het antwoord van de minister wel frappant, zeker het laatste zinnetje waarin hij zei dat er een begrotingscontrole komt in april, waarna we wel weer zien, dat het geld er dan in mei is en dat het de vorige keer ook zo gelukt is, dat de kinderen in september een plaats hadden.
Ik meen dat die werkwijze absoluut niet voor herhaling vatbaar is. Als de steden, de gemeenten en de onderwijsverstrekkers dat horen, zullen hun tenen absoluut krullen en dit op zijn zachtst gezegd. Vorige keer hebben ze inderdaad hun allerbeste beentje voorgezet om ervoor te zorgen dat elk kind een plaats kreeg.
Minister, u zegt altijd: Ik heb ervoor gezorgd dat elk kind een plaats heeft. Ik vind dat de evidentie zelf, het is niet iets om mee uit te pakken. Het gebeurde volgens mij dankzij de grote inspanningen van de scholen die extra kindjes hebben aangenomen, ook al vonden ze dat de limiet van de klassen al bereikt was. Ze hebben lokalen omgebouwd die eigenlijk geen klaslokalen waren we kennen allemaal de metafoor van het bezemhok. De vorige ronde hebben de scholen hun limieten absoluut al bereikt. Ze kunnen niet nog een keer dezelfde oefening maken. Als ze van u zullen vernemen dat u in mei wel zult zien en dat het wel weer zal lukken tegen september, zullen ze heel boos worden. Wellicht zullen ze de kinderen op de stoep zetten, misschien wel op de stoep voor uw kabinet.
Het antwoord we zullen wel zien in april bij de begrotingscontrole, we zullen in mei wel voor extra middelen zorgen indien het volgende week niet genoeg zal zijn is een heel problematisch antwoord, minister. Ik verwacht dan ook serieuze reacties van op het werkveld.
Minister Pascal Smet : Misschien moet u eerst de cijfers afwachten, mevrouw Meuleman.
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : Voorzitter, het is heel lang geleden dat er hier nog zon pittige sfeer was. Ik weet de tandem De Ridder-Brusseel wel te pruimen: zo komt er wat sfeer in dit gremium.
Ik heb maar één bijkomende vraag. Als we intellectueel eerlijk zijn, weten we dat de verantwoordelijkheid voor het capaciteitsprobleem niet zozeer bij de minister of bij de schepen ligt, maar wel bij een faliekant immigratiebeleid dat in dit land al twintig, dertig jaar wordt gevoerd. Dat is de kern van dit probleem. Maar bon, we hebben dit probleem nu en we moeten ermee omgaan.
Opmerkelijk in uw antwoord vond ik dat de vergadering in Antwerpen, de taskforce, door Antwerpen werd afgelast, dat er een nieuwe datum voor moet worden gezocht. Ik vraag me af of er verandering is gekomen. Hebt u weet van een veranderde houding van het stadsbestuur van Antwerpen tegenover de manier waarop de problemen tot nu toe werden aangepakt? Mevrouw De Ridder en ik hebben gemeen dat we allebei niet langer in de gemeenteraad zitten, al was mijn vertrek niet vrijwillig, dat van haar wel. We hebben allebei een hart voor Antwerpen en we beseffen dat in de mate van het mogelijke inspanningen werden geleverd om voor elke leerling een plaats te vinden in de scholen. De situatie was moeilijk en vaak werden de feiten achternagelopen. Vandaar mijn vraag. De taskforce zou zijn afgelast en er is nu een nieuwe schepen van een andere partij. Er is een nieuwe coalitie. Is er verandering gekomen in de houding van Antwerpen tegenover de manier waarop we de afgelopen drie jaar hebben gewerkt?
De voorzitter : Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Ik heb een bedenking en een vraag. De bedenking heb ik vorige week ook al naar voren gebracht. Ik las vorige week: Als N-VA-voorzitter vond Bart De Wever dat Smet het geld op zijn eigen budget moet zoeken. Als burgemeester liet hij zich over de kwestie nog niet uit. Ik wens u dus veel plezier in de discussies hierover die nog volgen in de Vlaamse Regering.
Ik heb ook nog een vraag over het flankerend onderwijsbeleid. Het is niet zo evident. Er zijn nogal wat gemeenten en steden in Vlaanderen die geen gemeentelijk of stedelijk leerplichtonderwijs hebben. Zij hebben geen onderwijsdiensten. Ze zullen met plezier een regierol op zich nemen. Ze doen dat nu al en ze zullen die wellicht nog uitbreiden en ze zullen wel iemand hebben om te coördineren, maar die rol kan beperkt zijn of heel uitgebreid.
Ik weet dat u in uw beleidsbrief een nota flankerend onderwijsbeleid hebt aangekondigd. Ik denk dat die er nog niet is, maar voor de nieuwe gemeentebesturen is dat een heel belangrijke nota. Ik zou daar toch graag meer duidelijkheid over willen, daarom niet nu, maar wel tegen een volgende keer. Ik vraag dit heel specifiek voor de gemeenten van wie toch iets verwacht wordt, maar die zelf geen onderwijs hebben. Het zijn onder meer gemeenten die hun onderwijs hebben afgestoten ten aanzien van het gemeenschapsonderwijs of het vrij onderwijs, vaak om budgettaire redenen. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat ze gaan investeren in schoolgebouwen?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Mijnheer Wienen, ik heb nog geen verandering gemerkt, de schepen is ook nog maar een maand bezig, ik zal hem binnenkort ontmoeten.
We zullen trouwens, mevrouw Vanderpoorten, alle schepenen van centrumsteden en would-be centrumsteden uitnodigen alvorens we de nota finaliseren, om te horen wat zij ervan vinden. Het lijkt me een teken van respect te zijn om te luisteren naar mensen die een functie opnemen. De vergaderingen worden gepland. We zullen de schepen van Antwerpen en van Gent apart ontmoeten, omdat er specifieke situaties zijn. Daarnaast zullen we dus de centrumsteden en bijna gelijkgestelde steden uitnodigen om met de schepenen van gedachten te wisselen voordat we de nota finaliseren. Dat lijkt me niet meer dan evident. Zo kunnen die mensen hun bekommernissen uiten.
Voor de rest, voorzitter, verwijs ik naar wat ik eerder heb gezegd. We hebben de kwestie tot hier toe aangepakt en we zullen dat blijven doen. Ik herhaal nogmaals dat de Vlaamse Regering geen scholen opricht. We stellen middelen ter beschikking, normaal gezien achteraf, maar we doen dat nu vooraf. Dat is al een afwijking op de regelgeving die we toepassen. Het is in al die steden met de voorgaande schepenen gelukt. Ik ga ervan uit dat het ook in de toekomst zal blijven lukken.
De voorzitter : U hebt nog niet gereageerd op de opmerking van mevrouw Vanderpoorten over het interview met de heer De Wever.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Het was een bedenking. Ik wens de minister veel plezier met de discussies over dit thema.
Minister Pascal Smet : U weet ook hoe het in een regering gaat. De ministers vragen geld en de minister van Financiën en Begroting geeft geld of geeft geen geld. De regering moet dan beslissen over het geheel.
Sommigen gaan er nogal lichtzinnig over, maar wij hebben de afgelopen drie jaar in een budgettaire crisis anderhalf miljard euro extra kunnen vinden voor het onderwijs. Dat is niet zonder slag of stoot gegaan, er waren heel wat inspanningen voor nodig. Mijn collegas in het buitenland kijken er met grote bewondering naar dat wij erin slagen om dit te doen. Er zal trouwens binnenkort een rapport uitkomen waarin zal staan dat wij in Vlaanderen niet besparen op onderwijs in tijden van crisis, terwijl dat in andere landen wel gebeurt. We hebben tot nu toe voor de capaciteit de nodige middelen uitgetrokken en we proberen om dat te blijven doen. Het is een collectieve verantwoordelijkheid van een regering, en op het terrein is het een verantwoordelijkheid van een regering samen met lokale mensen.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten : Het is belangrijk dat dat een collectieve verantwoordelijkheid van de Vlaamse Regering is. Ik ben dus benieuwd hoe dat gesprek zal verlopen en wie er geld voor over zal hebben.
De voorzitter : Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder : Minister, ik noteer dat u zegt dat de Vlaamse Regering geen scholen bouwt. Zo ver waren we al. Ik herhaal mijn vraag om ervoor te zorgen dat de centrumsteden of de steden waar de tekorten zitten en de schepenen die daar aan de kar van het beleid moeten trekken, de nodige ruimte en middelen krijgen.
Net zoals mevrouw Vanderpoorten kijk ik met veel belangstelling uit naar het debat in de Vlaamse Regering. We hebben de uitspraken van voorzitter De Wever, die werden geciteerd, maar er is ook de heer De Meyer die zegt dat er extra middelen zullen moeten worden gezocht, zowel op de reguliere begroting van Onderwijs als via een overheveling van middelen van andere domeinen. Hij gaf zelfs een concreet voorbeeld: het gratis vervoer bij De Lijn. We kijken uit naar de discussie.
We gaan ervan uit dat de Vlaamse Regering knopen zal kunnen doorhakken. Het is een te belangrijk dossier. Er zijn te veel betrokken gezinnen die wachten op enige daadkracht van de Vlaamse Regering. Tot nu toe is daar nog niet veel van in huis gekomen. Bewijs het tegendeel morgen en kom met een plan waar u ons mee overtuigt, dat sluitend is, dat een uitbreiding van middelen inhoudt. Schuif dit niet vooruit naar begrotingscontroles in maart, mei enzovoort, want dan zijn we in september natuurlijk niet klaar om alle kinderen op te vangen.
De voorzitter : Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Mevrouw Ann Brusseel: Ik zal het kort houden, want ik heb al verschillende keren gemerkt dat de minister ongemakkelijk werd. Ik zal u snel verlossen, minister.
Ik hoop net als mevrouw De Ridder op een degelijk plan. Tart het geduld van de onderwijswereld en de ouders niet langer. Zoals mevrouw Meuleman al zei, de begrotingscontrole, dat duurt nog veel te lang.
Ik wil vooral benadrukken, minister, dat u de geschiedenis zou kunnen ingaan als de minister die het plan met een langetermijnvisie op poten zette. Daar dring ik op aan, niet alleen voor de steden maar voor heel Vlaanderen.
De heer Jos De Meyer : Om misverstanden te voorkomen: ik neem niets van mijn woorden terug. Ik heb algemene principes uiteengezet, maar ik heb niet gezegd dat er middelen van minister Crevits naar Onderwijs moeten gaan. (Rumoer)
Mevrouw Annick De Ridder : Jawel!
U hebt letterlijk gezegd: het budget voor 65-plussers (Rumoer)
De heer Jos De Meyer : Collega, ik heb gezegd dat dat voor mij wat uitgaven betreft (Rumoer)
Mevrouw Annick De Ridder : Het was een persoonlijke indruk
De heer Jos De Meyer : Ik kan nog zulke voorbeelden geven.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.