Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 24/01/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Lydia Peeters tot mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, over de gevolgen voor de sociale economie van de sluiting van Ford Genk
- 559 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Voorzitter, minister, geachte leden, ik heb deze vraag ingediend naar aanleiding van een antwoord dat ik heb gekregen op een schriftelijke vraag. Door de sluiting van Ford Genk, die werd aangekondigd op 24 oktober, worden ook heel wat toeleveranciers getroffen. Dat weten we allemaal. Een aantal van die toeleveranciers bevinden zich in de sociale economie. Zo is er onder meer de vzw BEWEL, die verantwoordelijk is voor het wassen van de werkkledij van de Fordwerknemers. Binnen de wasserijafdeling is 40 procent van de werknemers afhankelijk van de opdrachten die van Ford Genk komen.
Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag blijkt dat er op dit ogenblik ongeveer 25 werknemers tewerkgesteld zijn in die afdeling. Nadien is er nog een persartikel verschenen, waaruit blijkt dat, mocht Ford definitief sluiten, bijkomend nog eens 20 mensen hun baan zouden verliezen. Wat me verontrustte aan dat antwoord is dat er op dit ogenblik geen enkele lijst beschikbaar is van de onderaannemingscontracten binnen de sociale economie. Bijgevolg is het niet duidelijk hoeveel bedrijven en hoeveel werknemers binnen de sociale economie er precies zullen worden getroffen door deze sluiting.
We weten dat de Vlaamse Regering voor alle getroffen werknemers van de reguliere bedrijven in het kader van het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK) aan een taskforce heeft gevraagd de nodige studies te verrichten. Als we dan zien dat er eigenlijk niets specifiek voor de sociale economie gebeurt, dan baart ons dat toch wel wat zorgen. We weten immers allemaal dat net die mensen nog meer een begeleiding op maat nodig hebben als ze straks werkloos worden. In het antwoord dat ik heb gekregen op mijn schriftelijke vraag, wordt alleszins enigszins de indruk gewekt dat er op dit ogenblik niet veel wordt gedaan. Zo wordt gesteld dat de sociale economie op dit ogenblik geen deel uitmaakt van die naar aanleiding van de sluiting van Ford Genk aangekondigde taskforce. De kans dat in een apart reconversieplan zou worden voorzien voor sociale-economiebedrijven, is ook vrijwel nihil. We maken ons daar dus wat zorgen over. Waarom heeft men daar totaal geen rekening mee gehouden in heel de kwestie van de sluiting van Ford Genk?
Minister, waarom werd niet de opdracht gegeven om na te gaan welke bedrijven uit de sociale economie worden getroffen door de sluiting van Ford Genk en de wellicht daaraan gekoppelde sluiting van de toeleveringsbedrijven? Waarom weet men vandaag niet exact hoeveel werknemers in dezen hun baan zouden verliezen? Het lijkt me tegelijk goed om in dit verband ook te verwijzen naar de sluiting van Opel Antwerpen. Ik neem aan dat een aantal bedrijven in de sociale economie ook prestaties leverden voor Opel Antwerpen. Zijn er destijds wél maatregelen genomen ter zake?
Zult u alsnog een initiatief nemen om een inventaris op te stellen van de bedrijven en de werknemers in de sociale economie die worden getroffen? Zult u voor de getroffen werknemers, in samenspraak met uw collega van Werk, een activerend beleid op maat uitwerken, opdat die kansengroep een betere kans zou krijgen om een nieuwe job te vinden? Waarom maakt de sociale economie geen deel uit van de taskforce die werd opgericht en die ondertussen de laatste hand legt aan een plan naar aanleiding van de sluiting van Ford Genk? Bent u alsnog van plan om een apart reconversieplan op te stellen voor de getroffen sociale-economiewerknemers en sociale-economiebedrijven?
De voorzitter : Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Sonja Claes : Ik meen dat we de eerste resultaten van die taskforce op 1 februari zullen krijgen. De bezorgdheid die mevrouw Peeters uit, is terecht. Ik sluit me dus aan bij haar vragen. Dit is natuurlijk de meest kwetsbare groep. Door de sluiting van Ford Genk zullen in Limburg heel wat mensen opnieuw op de arbeidsmarkt komen. Voor mensen die hun werk in een sociale-economiebedrijf verliezen, zal het dus, doordat veel meer mensen nieuwe banen zoeken, zeker nog moeilijker worden. Men vraagt dus terecht aandacht voor die mensen die in een sociale-economiebedrijf werken. Ik ben zeker geen voorstander van een aparte reconversie voor de sociale economie. Dat lijkt me ook niet echt nodig. Aandacht voor die doelgroep lijkt me echter wel een terechte bezorgdheid.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Vooraf wil ik stellen dat het niet klopt dat niet zou zijn nagegaan wat de impact is van de aangekondigde sluiting op de sociale economie. De overheid volgt de economische situatie in die ondernemingen, ook die in de sociale economie, op regelmatige basis. Die opvolging van die ondernemingen gebeurt door het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. Daarnaast volgt ook mijn kabinet de economische situatie van die ondernemingen, weliswaar op sectorniveau, via contacten met de werkgeversorganisaties Vlaamse Federatie van Beschutte Werkplaatsen (VLAB) en Samenwerkingsverband Sociale Tewerkstelling (SST). Als blijkt dat er concrete probleemsituaties ontstaan, dan worden er ook gerichte contacten gelegd. De afgelopen jaren hebben we al regelmatig op die manier vrij snel signalen gekregen dat er ergens een probleem zou kunnen ontstaan. We hebben daar ook telkens snel op ingespeeld en we hebben geprobeerd telkens ook te zorgen voor een maximaal behoud van de tewerkstelling.
Naar aanleiding van de aangekondigde sluiting van Ford Genk zijn er contacten geweest met de sociale-economieondernemingen uit de regio. In Limburg is er één beschutte werkplaats, BEWEL. Dat is een grote beschutte werkplaats, met duizend werknemers. Die beschutte werkplaats heeft het signaal gegeven dat er een effect zou zijn. Andere ondernemingen in de sociale economie zouden volgens onze informatie niet getroffen zijn. Ik wil u wel alvast zeggen dat BEWEL er alles aan doet om geen enkele doelgroepwerknemer te moeten ontslaan. Het lijkt erop dat het bedrijf daarin zou kunnen slagen. Aangezien ze een duizendtal van die werknemers tewerkstellen, hebben ze immers ook mogelijkheden tot heroriëntatie en dergelijke. Het is belangrijk dat ik u daarop wijs.
Ten tijde van de sluiting van Opel Antwerpen heb ik geen verontruste signalen ontvangen van de ondernemingen in de sociale economie. Ook daar is er contact geweest met de betrokken federaties. Die sluiting bleek geen impact te hebben op de tewerkstelling in de sociale economie. Daar zijn dus geen specifieke maatregelen aan gekoppeld.
Vanzelfsprekend heb ik onze bezorgdheden ook meegedeeld aan de taskforce, en zeer specifiek aan de minister-president. Het lijkt me niet noodzakelijk dat iedereen, omwille van zijn specifieke bezorgdheid, apart vertegenwoordigd is in die taskforce. Wel moet die taskforce bestaan uit mensen die rekening kunnen houden met alle zorgen die terecht leven in de regio. Ik voel me niet miskend als ik daar dan niet zelf aan zou deelnemen. Ik weet dat ook de sociale economie daar wel degelijk wordt gevolgd. Ik heb vrij veel vertrouwen in de manier waarop die taskforce de zaken nu in goede banen leidt.
Ik kom tot de vraag over mijn samenwerking met de minister van Werk. Natuurlijk is het zo dat we samenwerken met de VDAB, om te zorgen voor een maximale hertewerkstelling van mensen die mogelijk zouden worden getroffen. Dat is het geval bij elke onderneming in de sociale economie die het moeilijk heeft of waar mogelijk een impact zou kunnen zijn. BEWEL telt immers niet enkel doelgroepwerknemers, maar ook niet-doelgroepwerknemers.
Het gebeurt in de sociale economie wel eens vaker dat een belangrijke klant wegvalt. We zijn er al vaak in geslaagd om de gaten in de orderboekjes tijdig op te vullen. Het gaat soms om delokalisatie van een bedrijf, het is niet altijd een sluiting. Dan is er plots toch een gat in die orderboekjes.
Ook binnen BEWEL wordt hier werk van gemaakt. Men probeert zich maximaal te heroriënteren. Het stukje dat moet worden geheroriënteerd, gaat specifiek over wasserij. Daar probeert men te heroriënteren. We proberen ook de organisaties te ondersteunen in hun zoektocht naar nieuwe opdrachten via de ondersteuning van een commerciële functie in het kader van economische uitdagingen. U weet dat daar nu een instrument voor bestaat.
Wat betreft uw specifieke vraag naar een apart reconversieplan voor de sociale economie, ben ik van mening dat men dat moet plaatsen binnen het kader van de totale aanpak voor die regio. Ik denk dat er in Limburg helaas veel mensen getroffen zijn door deze aangekondigde sluiting. Er moet een plan zijn voor maximale tewerkstelling van elk van die getroffen werknemers. Het ziet er vandaag naar uit dat er geen doelgroepwerknemers zullen moeten worden ontslagen, maar dat neemt niet weg dat de zorg voor elk van die mensen die getroffen zijn, zeer groot moet zijn binnen de Vlaamse overheid en de Vlaamse Regering en dat dat reconversieplan dus algeheel moet zijn en elk aspect moet kunnen omvatten.
Binnen BEWEL wordt gewerkt aan een intern reconversieplan waarbij in functie van opleiding en herscholing, begeleiding en heroriëntering de doelgroepwerknemers maximaal blijvend tewerkgesteld worden.
Is er nood aan een reconversieplan? Binnen die onderneming wel. Men is daar volop mee bezig. Maar er is geen algeheel overkoepelend Vlaams reconversieplan. Wat wij daarnaast en daarbovenop doen, is per sociale-economieonderneming op dit moment ziet het ernaar uit dat het om één specifieke onderneming gaat kijken of we hen op maat van de onderneming kunnen bijstaan. Dat is zinvoller.
Als er initiatieven kunnen worden genomen binnen mijn bevoegdheden, zal ik die maximaal ondersteunen. U mag daarop rekenen. Ik hoop dat getroffen werknemers maximaal opnieuw werk vinden, weze het binnen de sociale economie of daarbuiten. Op mij mag u in ieder geval rekenen om daar hard aan mee te werken, maar eerder binnen het geheel zoals dat op Vlaams niveau is afgesproken dan via een aparte weg, zij het dat voor bedrijven afzonderlijk wij telkens op maat trachten te werken. Dat doen we al een aantal jaren, en zeker ook nu voor deze regio.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Minister, het antwoord dat u nu geeft, stelt me veel meer gerust dan uw antwoord op mijn schriftelijke vraag, want dat was eigenlijk de aanleiding voor deze vraag. Ook mevrouw Claes zegt dat we terecht aandacht moeten hebben en bezorgd moeten zijn over deze specifieke doelgroep. Naar aanleiding van de eerste studies die er naar buiten zijn gekomen, weet u intussen dat de sluiting van Ford Genk 10.000 jobs zal doen verdwijnen en dat er een welvaartsverlies van ruim 800 miljoen euro zal zijn. Er wordt gesteld dat heel de provincie Limburg vijf jaar terug in de tijd wordt geplaatst. Dat zijn allemaal signalen die heel negatief zijn.
Wij kregen toen het signaal dat onder andere BEWEL daarbij getroffen werd, waarvan de wasserijafdeling voor 40 procent van haar omzet afhankelijk is van Ford Genk. BEWEL zegt zelf dat het al het mogelijk doet om niet te verdrinken in deze sociale problematiek. Maar op de vragen die ik toen stelde of het allemaal wordt opgevolgd en of men weet hoeveel werknemers in de sociale economie en hoeveel sociale-economiebedrijven er gevolgen zullen ondervinden van de sluiting van Ford Genk, kreeg ik als antwoord dat u daar totaal geen zicht op had, dat er geen oplijsting beschikbaar was en dat er niet in specifieke maatregelen wordt voorzien. Omdat dat antwoord zo negatief was en zo weinig betrokkenheid toonde, heb ik die vraag herschreven tot een vraag om uitleg. Nu zegt u dat er wel degelijk contacten zijn en dat er een apart reconversieplan zou moeten komen. Daar kan ik u volledig in volgen. We moeten inderdaad een globaal plan hebben om te kijken hoe we hieruit komen. Maar opnieuw: we moeten er heel alert voor zijn dat de sociale doelgroep in de toekomst waarschijnlijk nog veel groter zal worden.
Ik dank u voor het antwoord dat u vandaag geeft. Dat zet een en ander recht, in tegenstelling tot het antwoord dat ik op mijn schriftelijke vraag heb gekregen. Ik hoop dat alles goed wordt opgevolgd, tot ieders belang in deze commissie.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.