Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 17/01/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Lydia Peeters tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het W²-decreet en de gevolgen ervan voor de VDAB
- 487 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Güler Turan tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de activering van werkloze huishoudens en de strijd tegen armoede
- 502 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Minister, ik heb een vraag over het W2-decreet of het Werk-Welzijnsdecreet. Ik heb de vraag om uitleg ingediend op 14 december, intussen is er in de plenaire vergadering een actuele vraag over gesteld aan minister Vandeurzen. Ik schets de problematiek nog even.
De toeleiding van mensen naar werk is dé uitdaging van de komende decennia, daar zijn we het wellicht over eens. Met het W²-decreet wil de Vlaamse Regering daar werk van maken en daar kunnen we alleen maar blij mee zijn. De activering zal volgens de nota Van arbeidszorg naar een geïntegreerd beleidskader: W² die op 1 juli 2011 werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering, gebeuren op basis van de participatieladder waarbij in functie van de participatiegraad van de mensen bekeken wordt welke stappen kunnen worden gezet naar participatie aan de arbeidsmarkt. Is iemand klaar om onmiddellijk een activeringstraject te volgen, dan gebeurt de toeleiding door de VDAB en Gespecialiseerde Trajectbegeleiding (GTB). Zijn mensen daarvoor nog niet klaar, dan worden ze eerst begeleid door welzijns- en zorgactoren.
Het principe is zeer lovenswaardig en past in het streven van alle overheden om meer mensen toe te leiden naar werk. Er wordt volop gewerkt aan het W²-decreet, dat op 1 januari 2014 in werking moet treden. Minister, u werkt er samen met de ministers Van den Bossche en Vandeurzen aan. We horen wel kritische uitlatingen, meer bepaald over de conceptnota die u op 7 december 2012 naar buiten bracht. Een aantal actoren vragen zich af waarom de OCMWs geen rol van betekenis krijgen in dit W²-decreet. Het zijn net de OCMWs die vandaag mensen toeleiden naar werk én welzijn. Ze worden heel vaak geconfronteerd met mensen met problemen en vooral mensen met een leefloon. De OCMWs zijn ook de instanties die de afgelopen jaren enorm veel knowhow hebben opgebouwd in het begeleiden van moeilijk te bemiddelen mensen naar een arbeidsmarkt.
Nog een troef van de OCMWs is hun nabijheid. De mensen die men viseert, hebben vaak de grootste mobiliteitsproblemen. Ze kunnen niet gemakkelijk de stap zetten naar een instantie. Bij het OCMW kunnen ze zeer goed terecht, vaak nog beter dan bij het centrum algemeen welzijnswerk (CAW).
Minister Vandeurzen heeft in de plenaire vergadering geantwoord dat er contacten zijn geweest met de VVSG om de OCMWs erbij te betrekken. In de conceptnota staan volgens ons te weinig taken voor de OCMWs, terwijl zij juist een activeringsfunctie hebben die complementair is aan de VDAB. De VDAB heeft telkens weer meer cliënten, meer werklozen en moet het toch met minder middelen en personeel stellen. Een taak voor de OCMWs in het W2-decreet zou voor de VDAB een voordeel zijn.
Minister, wat is de stand van de conceptnota van het W²-decreet? Wat zijn de belangrijkste knelpunten?
Hoe ziet u de rol van de OCMWs in het geheel, rekening houdend met hun wettelijk opgelegde activeringsfunctie en complementariteit aan de VDAB om mensen toe te leiden naar werk? Kant u zich tegen een extra rol voor de OCMWs? Ziet u eerder een rol weggelegd voor de CAWs? Mijn standpunt ter zake is wel duidelijk, gelet op de bereikbaarheid en nabijheid van de OCMWs. We moeten daarvoor pleiten.
Welke gevolgen zal het W²-decreet hebben voor het takenpakket van de VDAB? Zal de VDAB hiervoor aanvullende middelen krijgen? Ik heb deze morgen het interview met u gehoord. Er zullen extra besparingen nodig zijn, gelet op de nulgroei die voorspeld wordt. We gaan van 0,7 naar 0 procent. Volgens de SERV zal er 600 miljoen euro te weinig zijn. Daarmee is bij deze al antwoord gegeven op de vraag.
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Minister, ik vertrek van een iets andere invalshoek, om eenzelfde antwoord te kunnen krijgen. Ik ga uit van kinderarmoede en armoede in gezinnen waar geen van de gezinsleden een inkomen uit arbeid heeft.
Werk is de beste buffer tegen de torenhoge armoederisicos. Uit de cijfers blijkt dat werkintensiteit in het huishouden een erg belangrijke determinant vormt voor armoederisico: hoe minder men werkt, hoe hoger het armoederisico. De factor kinderlast invoegen, leidt tot erg zorg- en angstwekkende cijfers. Personen die in een huishouden wonen met kinderen waar niemand het afgelopen jaar heeft gewerkt, hebben in Vlaanderen een armoederisico van maar liefst 65,5 procent. Ter vergelijking: in een gezin waar beide ouders het afgelopen jaar wel aan het werk waren, bedraagt het risico op armoede slechts 2,3 procent. Dat is frappant en sluit aan bij uw vraag, mevrouw Peeters.
In Vlaanderen gaan we uit van een inclusieve benadering van het armoedebeleid, met activering. We hebben daarvoor de werk-welzijntrajecten opgestart, minister. Vanaf het begin van de legislatuur hebben we gezegd dat die zouden worden geëvalueerd en structureel aangepakt. U bent daar ook mee bezig, in het kader van de individuele maatpakfilosofie.
Minister, gezien de hallucinante cijfers van armoede in gezinnen met kinderlast en zonder inkomen, wil ik u vragen welke aandacht u in uw beleid expliciet geeft aan eenoudergezinnen. In uw beleidsbrief geeft u aan dat u bezig bent aan een conceptnota van W². Die zou in november worden voorgelegd. Bepaalde feiten gebeuren in samenspraak met minister Van den Bossche, denk ik. W² werd gecreëerd in het kader van een bredere empowerment van mensen die moeilijker kunnen worden ingeschakeld. Hoe evalueert u tot nu toe deze trajecten? Wat zijn uw criteria voor deze evaluatie? Bereiken de trajecten de beoogde doelgroepen? Bent u tevreden met het resultaat tot nu toe?
In 2012 werden de curatieve individuele beroepsopleidingen (IBOs) opgestart voor werkzoekenden met een gecombineerde problematiek. In uw beleidsbrief gaf u aan dat de realisaties in de eerste jaarhelft nog beperkt waren, zodat extra inspanningen nodig zijn om de jaardoelstelling van 300 curatieve IBOs te behalen. Waarom was er een moeilijke opstart? Aan hoeveel zitten we uiteindelijk voor 2012? Wat gaat u anders aanpakken of niet?
De voorzitter : De heer Bothuyne heeft het woord.
De heer Robrecht Bothuyne : Ik sluit me aan bij de interessante vragen die zijn gesteld. In deze problematiek zijn veel partners betrokken. De OCMWs zijn een heel belangrijke schakel. In het verleden hebben we ook al gediscussieerd over de samenwerking tussen VDAB en OCMW. U gaf toen aan dat er een Vlaamse werkgroep was voor OCMW en VDAB, die toen niet meer samenkwam, minister. Ik vroeg me af hoe u het overleg met de OCMWs structureert. U kunt moeilijk een vergadering beleggen met 308 OCMWs. Op welke manier structureert u dit en hoe verloopt het overleg tussen VDAB en OCMW op dit moment?
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Ik sluit me vooral aan bij de vraag van mevrouw Turan. Ik heb in maart 2012 ook een vraag gesteld over alleenstaande moeders met jonge kinderen. Uw antwoord was dat het zeker niet de bedoeling was om hen als een aparte doelgroep te zien. Het zijn ook verschillende profielen: allochtonen, 50-plussers, laaggeschoolden. Wel vindt u dat er meer maatwerk moet zijn, per individu. Daar sta ik natuurlijk volledig achter.
Het probleem is: hoe bereiken we die mensen? Hoe kunnen we die mensen naar de VDAB leiden? Ik verwijs naar de vraag van mevrouw Peeters. Het OCMW is de belangrijkste organisatie om die mensen gemakkelijker werk te kunnen geven, maar soms ontbreekt het het OCMW aan middelen om die mensen te begeleiden. In mijn eigen stad Menen wordt 24 procent van onze kinderen geboren in kansarme gezinnen, een op vier dus. Dat is een pak mensen. Vanuit het OCMW komen er signalen dat, als ze die mensen kunnen bereiken en toeleiden naar werk, die kinderen eventueel ook uit de kansarmoede kunnen geraken. Ik luister vol aandacht naar uw antwoord, minister.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voor de stand van zaken van W², verwijs ik naar de actuele vraag van mevrouw Van der Borght aan minister Vandeurzen op 19 december 2012. Dat is echt nog niet zo lang geleden. Minister Vandeurzen zei toen dat we een ontwerp van conceptnota hebben en dat we signalen hebben ontvangen vanuit de afdeling OCMW van de VVSG dat er rond een aantal concrete punten nog bijkomend overleg gewenst is. Op die manier wordt er gewerkt, via de VVSG, mijnheer Bothuyne. Concreet vindt dat overleg trouwens deze namiddag plaats op het kabinet van minister Vandeurzen. Ook wij zullen aanwezig zijn.
U vraagt naar de knelpunten. U hebt er zelf enkele naar voren gebracht. Ik zou het in plaats van over knelpunten eerder over signalen hebben. Naar aanleiding van een ontwerptekst krijg je signalen, waar je dan verder over moet spreken, waarna de tekst wordt aangepast. Het is en blijft natuurlijk de bedoeling dat ook de OCMWs zich daarin terugvinden. Ik wil de discussie niet inhoudelijk aangaan, want daarover moeten we juist nog overleggen, maar ik wil ze wel duiden.
Een eerste element is het werkingsgebied van W². Vandaag spelen heel wat voorzieningen en organisaties een rol: de OCMWs, zoals u zelf aangeeft, en uiteraard de VDAB, maar ook de GTB, de beschutte en sociale werkplaatsen, de CAWs, de psychische ziektezorg, de centra voor geestelijke gezondheidszorg, de voorzieningen voor personen met een handicap enzovoort. Dat is dus vrij ruim. De werkingsgebieden en de spreiding over Vlaanderen van deze organisaties zijn zeer uiteenlopend.
In het gesprek dat vandaag wordt gevoerd, moet worden gekeken naar het juiste werkingsgebied. Er zijn meerdere mogelijkheden. We kunnen de lokale entiteit nemen als werkingsgebied, de zorggebieden van de werkwinkels, het regionaal-stedelijke niveau of het niveau van de provincie. Het zou in elk geval niet goed zijn om een nieuw mesoniveau bij te creëren om dit te organiseren. Het aandachtspunt moet natuurlijk zijn: de bereikbaarheid en nabijheid van de diensten voor de kwetsbare cliënten. Dat brengt u ook naar voren. Zo moeten we kijken wie welke rol krijgt toebedeeld.
Een tweede signaal gaat over de rol van de casemanager welzijn. Als iemand wordt toegeleid naar een W²-activeringstraject of naar een traject maatschappelijke oriëntatie, wordt er een casemanager werk aangesteld. De regisseur is daar duidelijk en eenvoudigweg de VDAB. Er zou ook een casemanager welzijn moeten zijn, als aanspreekpunt over welzijn. Deze beslissing komt toe aan het beleidsdomein Welzijn. Ook dat element moet worden besproken: wie neemt welke rol op? Uiteraard is het OCMW opnieuw een belangrijke partner en opnieuw is het bewaken van de nabijheid en de bereikbaarheid van de diensten voor de kwetsbare cliënten zeer belangrijk.
Een derde signaal dat we hebben gekregen, betreft het W²-platform. Dat komt voort uit de noodzaak om zaken te kunnen afstemmen op een hoger niveau. De VDAB moet daar zeker deel van uitmaken, het OCMW uiteraard ook. De GTBs en CAWs lijken ons ook organisaties die er structureel deel van moeten uitmaken, maar misschien nog andere casemanagers. Concreet moeten we dan kijken wat de rol is van het platform rond de regionale afstemmingsafspraken, maar ook rond het verzekeren en controleren van een gebiedsdekkend aanbod of het bespreken van knelpuntdossiers enzovoort. Het is duidelijk dat de exacte taakomschrijving van dat platform nog goed moeten worden besproken. Dat is het signaal dat we hebben gekregen.
Over de rol van de casemanager welzijn, de rol van het W2-platform en het werkingsgebied van W2 moet nog verdere discussie worden gevoerd.
Wat de rol van het OCMW betreft, sluit ik me volledig aan bij het antwoord dat minister Vandeurzen heeft gegeven. Het is absoluut niet de bedoeling om te evolueren naar een systeem waarin de OCMWs zich niet erkend zouden zien. Maar de W2-doelgroep waar we het over hebben, is toch wel ruimer dan de groep van leefloners en OCMW-cliënten. Daar mag geen misverstand over bestaan. Met betrekking tot complementair werken denk ik dat er al een heel traject is afgelegd.
Puur inhoudelijk zal het takenpakket van de VDAB door de komst van een W2-decreet niet fundamenteel wijzigen. Het W2-decreet gaat over het bieden van een passende begeleiding aan personen die niet, niet meer of nog niet op de arbeidsmarkt kunnen participeren. We stellen vandaag vast dat een beperkt deel van de werkzoekenden bij de VDAB niet of niet meer kan participeren aan de arbeidsmarkt. De begeleiding wordt hen nu via allerlei projecten geboden maar die projecten zijn niet structureel. Ik heb het dan over de tender activeringszorg (TAZ), arbeidszorg, trajecten personen in armoede. Het is de bedoeling om die projecten via het W2-decreet structureel te maken.
We stellen vast dat personen binnen andere uitkeringsstelsels van de sociale zekerheid stappen naar betaalde arbeid zouden kunnen zetten en dat organisaties op het terrein op zoek zijn naar partners. De VDAB heeft de expertise in huis om hier de matching naar de werkgevers te doen, en indien nodig aangepaste ondersteuning te bieden. Mevrouw Fournier, u hebt gelijk wanneer u vraagt naar extra middelen. Dit kan echter worden opgenomen binnen de werking van de VDAB.
Mevrouw Turan, ik ben het 100 procent met u eens dat werk een essentieel instrument is in de strijd tegen armoede. Via sluitend maatwerk moet maximaal rekening worden gehouden met de concrete individuele situatie van de werkzoekende. De VDAB-consulenten moeten oog hebben voor de competenties en zelfredzaamheid van de werkzoekende, maar dus ook en vooral voor de randvoorwaarden die eigen zijn aan elke individu. Tijdens de begeleiding zetten de consulenten vooral in op een aantal aspecten die de kans op werk voor deze groep kunnen vergroten. Dat kan onder bepaalde voorwaarden betekenen dat er een tegemoetkoming is in de kosten voor kinderopvang of transport. Dat zijn twee maatregelen die zeker een impact hebben binnen de groep van eenoudergezinnen.
Specifiek voor personen in armoede zijn er binnen de VDAB trajecten opgezet waarbij we ervaringsdeskundigen in de begeleiding inschakelen en samenwerken met een gespecialiseerde partner om empowerende groepsmodules op te zetten. Het is trouwens de bedoeling om deze trajecten in de toekomst structureel te maken door ze te integreren in het toekomstige W2-kader.
We hebben hier meestal te maken met mensen met een multiproblematiek. Zij kampen vaak met meerdere problemen tegelijk zoals armoede en competentieachterstand. Maatwerk is dan ook essentieel.
Er zijn in het verleden een aantal werk- en welzijnsprojecten binnen de werkzoekendenbegeleiding geweest. Een daarvan is de tender zorgbegeleiding. De eerste dateert van 2006, ondertussen zijn we aan de derde met TAZ bis. In het kader van het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) was er ook de uitbreiding naar OCMW- en het RIZIV-trajecten (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) die wie intussen hebben gerealiseerd in die tender zorgbegeleiding.
Er zijn ook trajecten voor personen in armoede. Zo is er het WAW-traject (een geïntegreerde aanpak van Werk, Armoede en Welzijn) in Aalst en het experiment in Antwerpen. Er is voorzien in de veralgemening daarvan in het kader van het WIP, nu het groeipad in het kader van de alternatieve jobkorting. Onlangs was er daarover nog een vraag om uitleg van mevrouw Van der Borght. We hebben toen ook de evaluatie besproken.
Binnen de Sociale Economie zijn er de arbeidszorg en de doorstroom van arbeidszorg waarbij de VDAB en de partners betrokken zijn. Algemeen gezien zijn deze verschillende projecten positief. Ze zijn vooral essentieel gebleken om een betere kennis van de doelgroep en hun noden te krijgen.
Doorheen de jaren merk ik dat de weerstand die we zowel vanuit ons eigen werkveld als vanuit welzijn ervaren hebben, langzaam wegebt en dat de neuzen in dezelfde richting staan. Het gaat niet om concurrentie, maar om samenwerking.
Aangezien het altijd om projecten gaat, is er geen allesomvattende evaluatie gebeurd. Er vindt wel altijd een evaluatie en bijsturing plaats met het oog op een vervolgtraject. De doelgroepen worden bereikt met steeds bijna 100 procent invulling van de trajecten.
Cijfermatig kan de tender zorgbegeleiding goede resultaten voorleggen. De bedoeling van die tender zorgbegeleiding is altijd geweest de niet-arbeidsmarktgerelateerde drempels weg te werken waardoor de persoon wel minimaal twaalf uur arbeidszorg zou aankunnen. Wanneer er meer mogelijk is, krijgt die persoon een ander advies. Na die zorgbegeleiding krijgt ongeveer 35 procent betaalde arbeid, al dan niet in het beschermde circuit. Dat percentage van 35 procent blijft doorheen de jaren relatief stabiel, soms is het 34 procent, soms 36 procent. Dat betekent dat ongeveer 35 procent van de mensen die deze begeleiding heeft gekregen op een of andere manier naar betaalde arbeid kan doorstromen.
Van die 35 procent zijn voor 65 procent stappen mogelijk naar meer participatie richting arbeidsmarkt. Voor 35 procent van die 35 procent is zelfs betaalde arbeid mogelijk, en niet enkel in het beschermde circuit.
De doelstelling van driehonderd curatieve individuele beroepsopleidingen (C-IBOs) voor 2012 zal niet behaald worden. Het resultaat eind december 2012 wordt geraamd op ongeveer honderd opgestarte C-IBOs. Er spelen zeker twee factoren.
Ten eerste is er een trage opstart geweest, wat eigen is aan een nieuwe maatregel. Er is nood aan informatie en promotie, zowel bij consulenten, bij werkgevers als bij intermediairen. De C-IBO vraagt specifieke vaardigheden. De VDAB-consulenten hebben daarvoor een opleiding gehad en de VDAB zal ook nauwer samenwerken met derden, organisaties en tenderpartners die daar al meer ervaring mee hebben. Het is de bedoeling werkgevers te overtuigen om te sleutelen aan jobs zodat ook werkzoekenden met een C-IBO daarin kunnen stappen.
Ten tweede is IBO op zich een sterk merk. Het was verkeerd om C-IBO apart te gaan promoten. Je moet gewoon IBO promoten en daarbinnen de C-IBO meenemen. Dat is de weg die we verder zullen volgen, namelijk C-IBO meenemen met de reguliere IBOs naar de bedrijven.
Ik heb het eergisteren nog ten gronde besproken op de beleidsraad, dus met alle hoofden van agentschappen en het departement. Iedereen bleef achter de idee van de C-IBO staan. We hebben daar ook besproken op welke manier in 2013 de doelstelling van zeshonderd C-IBOs kan worden bereikt. Fons Leroy heeft daar onder meer het sterker betrekken van die derde naar voren gebracht, maar ook het element van het samen met IBO promoten en het duidelijk meenemen binnen het IBO, wat een gekend merk is. Hij was ervan overtuigd dat die stappen moeten worden gezet. We zullen dat uiteraard bij elke beleidsraad opnieuw opnemen. Aangezien we het als een nuttig instrument beschouwen, ga ik dat zeer sterk opvolgen dit jaar.
De voorzitter : Mevrouw Peeters heeft het woord.
Mevrouw Lydia Peeters : Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik ben blij dat u onze bekommernissen rond het OCMW deelt. Ik ben ook blij dat we de indruk hebben dat alle collegas die bekommernissen delen.
Die bekommernis is er vooral gekomen omdat in de conceptnota van 7 december 2012 het CAW als enige casemanager welzijn werd vernoemd. Er zijn elf CAWs in Vlaanderen. We hebben in elke gemeente een OCMW en iedereen is het erover eens dat de OCMWs veel laagdrempeliger zijn en dat de nabijheid een bijkomende troef is. Er is ook het feit dat de OCMWs op dit ogenblik al een taak hebben voor het begeleiden van en bemiddelen voor werkzoekenden. We moeten er bijgevolg eens te meer de nadruk op leggen dat er een belangrijke rol is weggelegd voor de OCMWs, eerder dan voor de CAWs of de GTBs of de cggs. We weten wel dat al die instanties ook actief zijn met dezelfde mensen in problematische situaties. Maar opnieuw, ik denk dat de belangrijkste rol is weggelegd voor de OCMWs. Ik kan alleen maar toejuichen dat iedereen hier aan het hetzelfde zeel trekt en tot dezelfde conclusie komt, namelijk dat hier voor de OCMWs een belangrijke rol is weggelegd.
Ik heb begrepen dat er vanmiddag weer een overleg zou zijn. Minister Vandeurzen heeft zelf tijdens de plenaire vergadering van 19 december, nadat ik mijn vraag om uitleg had ingediend, gezegd dat er inderdaad een signaal kwam van de VVSG omtrent de bekommernissen van de OCMWs. Ik hoop alleszins dat het nog kan worden bijgestuurd en dat er zeker voor de OCMWs een rol als casemanager welzijn kan worden weggelegd.
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Minister, hartelijk dank voor uw zeer uitgebreid antwoord. Ik ben het met de collegas en met u volledig eens dat de OCMWs hier een belangrijke rol te vervullen hebben. De sterkte en de grootte van een OCMW is natuurlijk erg afhankelijk van de regio of de stad. In een stedelijke omgeving is een OCMW veel sterker aanwezig. Het OCMW is niet de enige zorginstantie voor de mensen die het verste van de arbeidsmarkt staan, maar het is wel een laatste vangnet waarmee je veel mensen kunt ondervangen. Het proefproject in Antwerpen liep ook in samenwerking met het OCMW.
Minister, ik dank u ook voor het antwoord om de empowerment in de werk-welzijnstrajecten verder op te nemen. Ik deel uw zorg wat betreft de C-IBOs. Ik ben blij dat tijdens de vergadering van de beleidsraad opnieuw naar voren is gekomen dat we dat belangrijk vinden en dat we daar met zijn allen verder op willen inzetten. We zijn eind december op amper honderd geëindigd. Dat is natuurlijk maar een derde van driehonderd trajecten. We weten hoe groot het probleem is, en toch hebben we een groot probleem met de toeleiding. Ik hoop dat de moeilijke start in 2012 een goed leerproces is geweest. We moeten er dit jaar nog zeshonderd halen.
Ik vraag me ook af wat u zult doen met het budget van de tweehonderd waarin nog was voorzien voor vorig jaar. Gaat u dat erbij plakken? Dat zal misschien moeilijk zijn. Ik zie dat u dat belangrijk vindt, maar we moeten het nu ook wel waarmaken. We zitten in de diepste momenten van de economische crisis, met de afstand van de arbeidsmarkt, de werkloosheid, de jobs die verdwijnen en mensen die steeds langer werkloos zijn. Ik denk dat u eens grondig met uw team moet overleggen en bekijken hoe we die zeshonderd voor dit jaar zeker zullen halen.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.