Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 10/01/2013
Vraag om uitleg van de heer Joris Van Hauthem tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het afsluiten van een cultureel samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap
- 441 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Yamila Idrissi tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over het cultuurakkoord tussen de Vlaamse en Franse Gemeenschap
- 444 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Willy Segers tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over het cultureel samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap
- 466 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Jean-Jacques De Gucht tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over het cultureel samenwerkingsakkoord met de Franse Gemeenschap
- 469 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Voorzitter, minister, dames en heren, sommigen zullen zeggen: eindelijk, het is er. De afwezigheid van het samenwerkingsakkoord was zon beetje de kiezelsteen in de schoen van dit politieke landschap. Nu zullen sommigen zeggen: oef, hij is eruit, we kunnen verder lopen.
Minister, mijn eerste vraag over de inhoud van het ontwerp van samenwerkingsakkoord vervalt eigenlijk. Ondertussen hebben we het kunnen bemachtigen. Wat me opviel en dat is helemaal terzijde , is dat het altijd over de Partijen gaat, namelijk de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. Het is de Partij hier en de Partij daar. Het woord Partij wordt altijd met een hoofdletter geschreven. Dat deed me een beetje denken aan communistisch China, waar de Partij ook met een hoofdletter geschreven wordt. Dat zal wel niet de bedoeling geweest zijn.
Minister, mijn vraag is niet zozeer gericht op de inhoud, artikel per artikel, van het samenwerkingsakkoord. Overigens, u moet hier namens de Vlaamse Regering nog met een ontwerp van decreet komen om dit hier te laten bekrachtigen. Het kan ook vandaag over de inhoud gaan, waarom niet, maar bij de bespreking van het ontwerp van decreet krijgen we nog de gelegenheid om op de specifieke inhoud in te gaan.
Mijn vraag is achterliggend: waarom is het samenwerkingsakkoord zo lang uitgebleven? We kennen de reden. We weten waarom het decennialang uitbleef. De Franse Gemeenschap wenste in de praktijk het territorialiteitsbeginsel niet te respecteren, of ze wilde toch geen engagement naar voren brengen om dat te doen.
Begin jaren 90 zijn er op het budget van de Franse Gemeenschap talloze keren bedragen ingeschreven die te maken hadden met het zich mengen op andermans territorium zoals subsidies voor Franstalige verenigingen inzake Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport, en niet zozeer om aan culturele uitwisseling te doen, maar wel om aan politiek te doen. Daar ging het in feite om. Dit Vlaams Parlement, minister dat zult u zich nog herinneren is daarvoor trouwens al verschillende keren naar het Grondwettelijk Hof, toen nog het Arbitragehof, getrokken. Dat was het voornaamste struikelblok. Men blijft van elkaars territorium af, samenwerking kan, maar dat was de prealabele die Vlaanderen stelde.
Ik lees het ontwerp van samenwerkingsakkoord, minister, en dan vraag ik mij af waar nu de garantie staat dat men datgene wat altijd het obstakel is geweest, het territorialiteitsbeginsel, vanaf nu, vanaf vandaag, vanaf gisteren, vanaf de ondertekening zou respecteren. Ik lees het niet. Er staat wel in dat men de wederzijdse bevoegdheden erkent. Ja, excuus, het zou er nog maar aan mankeren dat men, op welk vlak dan ook, een samenwerkingsakkoord zou sluiten met een andere gemeenschap of een ander gewest, en dat men ervan zou uitgaan dat men elkaars bevoegdheden niet zou respecteren. Als dat de libellé zou zijn, waarbij u ons zou willen geruststellen door te zeggen dat er geen probleem is met het territorialiteitsprincipe, als dat het antwoord zou zijn op de vraag hoe het er nu mee zit, dan zou dat effectief een lachertje zijn.
Het ontwerp van samenwerkingsakkoord was nog niet ondertekend of afgesloten, of wij hadden al gemerkt dat in de begroting van de Franse Gemeenschap, ook voor 2013, bedragen staan ingeschreven voor het bevorderen van het Franstalig onderwijs in Voeren, voor een bedrag van meer dan 700.000 euro. U kunt zich nu afvragen of we ons nu druk moeten maken over slechts 700.000 euro. Wel, waar anderen zich tientallen jaren geleden druk over hebben gemaakt, namelijk dat zoiets niet kan, daarover maak ik mij vandaag nog altijd druk. We zitten hier met de schizofrene situatie dat u enerzijds in Namen een cultureel samenwerkingsakkoord afsluit, en dat er tegelijkertijd in het Parlement van de Franse Gemeenschap een begroting wordt goedgekeurd waarin alweer, voor de zoveelste keer op rij, in middelen wordt voorzien om deze keer in Voeren de promotie van het Franstalig onderwijs, uiteraard met een politieke bedoeling, te promoten. Minister, u moet mij eens uitleggen hoe u dat met elkaar rijmt.
Los van de inhoud van het samenwerkingsakkoord, waarover anderen het misschien zullen hebben ik wil het daarover ook hebben , is mijn essentiële vraag: waar zit de garantie dat het territorialiteitsprincipe nu eindelijk ook niet alleen wordt erkend door de Franse Gemeenschap, maar ook zal worden toegepast door de Franse Gemeenschap?
De voorzitter : Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Mevrouw Yamila Idrissi : Een van de hete hangijzers van de laatste jaren op het vlak van cultuurbeleid is niet meer. In december sloten de Franse en Vlaamse Gemeenschap op de uitzonderlijke ministerraad een akkoord rond culturele samenwerking. Dit soort akkoorden sloot Vlaanderen ondertussen met de hele wereld, en uiteindelijk ook nu met onze buren ten zuiden van de taalgrens. Maar, minister, het wonder is geschied!
U stelt zelf dat dit akkoord alvast alle troeven heeft om de cultuursectoren van Vlaanderen en de Franse Gemeenschap te verbinden en sterker te maken. Ik ben dan ook verheugd met dit akkoord en met de bereidheid om op het vlak van cultuur te komen tot een win-winsituatie. Want die meerwaarde is er absoluut. Zo verwijst u samen met uw collega Lanaan op de complementariteit op het vlak van vertegenwoordiging op festivals als Cannes en Avignon.
Het akkoord gaat ook verder dan het traditionele kunstenveld. Het heeft betrekking op erfgoed, sociaal-cultureel werk, amateurkunsten en de creatieve industrie. Ik ben ervan overtuigd dat een samenwerking en kennisdeling door CultuurInvest en Start ook hier voor een win-winsituatie kan zorgen. De oprichting van een gedeeld platform moet dienst doen als ontmoetingsplek en zorgen voor de broodnodige goede afspraken en het formeel kader dat tot op heden ontbrak. Op het terrein werken sommige organisaties uit beide gemeenschappen al structureel samen, maar de nood aan een officieel en formeel cultureel samenwerkingsakkoord was hoog. Waar dit voorheen niet lukte, is men er nu in geslaagd om die leemte op te vullen.
Hoe zal het gedeelde platform worden samengesteld? Wie zal zetelen? Wanneer zal het operationeel zijn? Hoeveel middelen worden er door de beide gemeenschappen uitgetrokken voor de totstandkoming en werking van dit platform? Welke procedure zullen artiesten moeten volgen willen ze in aanmerking komen voor steun? Voorziet u een speciale communicatiecampagne ten aanzien van de doelgroepen om die nieuwe maatregelen bekend te maken? Hoe zal die campagne verlopen?
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Voorzitter, minister, collegas, ik zal niet de volledige vraagstelling hernemen en de hele historiek schetsen. De vier vragen gaan in dezelfde richting. Ik had het graag over het citaat op www.standaard.be over dit historisch akkoord. Minister, u zegt daar: In de praktijk is er altijd wel al sprake geweest van culturele samenwerking over de taalgrens heen, maar tot een formeel akkoord is het nooit gekomen. Dat had onder meer te maken met de strikte Vlaamse naleving van het territorialiteitsbeginsel, vooral in de Vlaamse Rand.
In die context sluit mijn vraag aan bij wat de heer Van Hauthem uitgebreid heeft toegelicht. Op welke manier wordt in het akkoord verzekerd dat het territorialiteitsbeginsel en de taalwetgeving niet geschonden worden? Wat zijn met het oog daarop de belangrijkste krachtlijnen? Wat is de rol van Brussel bij dit alles? Hoe verloopt de verdere procedure? Moet dit apart door het Vlaams Parlement en nadien naar het Parlement van de Franse Gemeenschap? Bestaat er een risico op eventuele wijzigingen boven en onder de taalgrens? Daarover had ik graag wat meer informatie gehad.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Ik sluit mij graag aan bij de vraagstellers. Ik begrijp enerzijds de vragen die worden gesteld over het territorialiteitsbeginsel, maar anderzijds is er het akkoord. Ik zit nu al vijf jaar in het parlement en stel vast dat om de zoveel maanden die vraag terugkomt. Het is een raamakkoord, dat is logisch. Ik wil ook het historisch belang van dat akkoord benadrukken.
Minister, ik ben benieuwd naar uw antwoord. Ik hoop dat ik uw antwoord zal kunnen smaken. Maar los daarvan wil ik in de eerste plaats benadrukken dat er na al die jaren een fundamentele doorbraak is gekomen, ondanks heel veel scepticisme en wantrouwen.
De voorzitter : De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens : Eindelijk is het er. We hebben er jaren en jaren over gesproken. Er is bij de begrotingsbesprekingen en bij allerlei culturele toestanden allusie op gemaakt en er werd expliciet gevraagd hoe het nu zit met dat cultureel akkoord.
Minister, u kent de réticence die bestaat bij Vlaams-nationalisten en mensen die gevoelig zijn voor het Vlaamse feit. Dat draait uiteraard rond dat territorialiteitsprincipe.
U hebt nu het akkoord in handen, maar het ontgoochelt een beetje. Er is zoveel over gesproken, en uiteindelijk blijft het allemaal nogal vaag en waterig. Men zou daaruit kunnen afleiden dat het een brede invulling kan krijgen. Ik hoop het. Misschien zijn er in het verleden te grote verwachtingspatronen gecreëerd en zien mensen in dit samenwerkingsakkoord een oplossing voor talrijke problemen of uitdagingen. We hebben in de laatste zitting van het parlement actualiteitsvragen gesteld over het Topstukkendecreet. Een van de problemen daarvan is natuurlijk wat men in Brussel gaat doen. De Franse Gemeenschap heeft ook zoiets als een Topstukkendecreet, maar het werkt volgens heel andere principes.
Wat kunnen wij nu doen om tot een samenwerking te komen in verband met dingen die in Brussel gebeuren? Dat is heel belangrijk op dat vlak. Dat werd trouwens vermeld in dat cultureel samenwerkingsakkoord.
Mijnheer Van Hauthem, ik deel volledig uw visie over het territorialiteitsprincipe. Ik heb dat altijd zo in deze commissie verwoord. Het verbaast mij ook dat er nu voor Voeren 700.000 euro wordt ingeschreven op de begroting van de Franse Gemeenschap. Daar rijst een groot probleem. We hebben in het verleden ook Carrefour gehad, we hebben de inspectie van Franstalige scholen, enzovoort. Men gaat hier een beetje licht over de zaken heen. De Vlaamse Regering heeft zich geëngageerd. De N-VA heeft zich ook geëngageerd. Bart De Wever heeft expliciet gezegd ik weet niet meer waar dat wij dat mee hebben onderhandeld en dat ook wij garant staan voor de uitvoering van het territorialiteitsprincipe. Daar zijn duidelijke uitspraken over gedaan. Ik reken op minister Muyters en op minister Bourgeois. Zij zijn zeker niet ongevoelig voor deze problematiek. De vraag is wat er concreet zal gebeuren. We zullen hier in de toekomst vanuit de oppositie vragen over blijven stellen.
In het akkoord is een bepaalde clausule opgenomen die er misschien toe kan leiden dat het akkoord meteen kan worden opgezegd. Dat is de laatste paragraaf van artikel 6. Ik wil het echter eerst nog over iets anders hebben.
Er is een samenwerkingsplatform. Wat dit precies is, lijkt me nu minder van belang. Ik vraag me vooral af wie daar deel van zal uitmaken en hoe dat platform in de praktijk zal worden ingevuld. Zo is gesteld dat de betrokkenen minstens tweemaal per jaar zullen samenkomen. Dit lijkt me bijzonder weinig. Indien we het akkoord ernstig nemen, moet er volgens mij een vorm van permanente samenwerking zijn. Dat lijkt me beter dan tweemaal per jaar vergaderen.
Er zijn verbindingsambtenaren. Indien ik het goed heb begrepen, treden hiervoor mensen naar voren uit de groepen van beide zogeheten partijen. Wat die mensen dan precies doen, blijft wat waterig. Het gaat blijkbaar om informatie-uitwisseling en dergelijke. Dit zou wat meer mogen zijn. Ik blijf wat op mijn honger. De precieze taak van de verbindingsambtenaren blijft wat waterig.
Over Brussel wordt in feite niets gezegd. We weten echter dat net over Brussel veel vragen worden gesteld. Er is een zeker verwachtingspatroon. Ik weet niet of het een goed denkspoor is zowel de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap bij Daarkom te betrekken. In hetzelfde verband wordt ook gesproken over de Botanique, over het Nederlandstalig stadstheater de Koninklijke Vlaamse Schouwburg en over het Franstalig stadstheater Théâtre National.
Dit akkoord kan een brede invulling krijgen. Het mag geen slapend akkoord worden. Veel akkoorden die de Vlaamse Gemeenschap met andere landen en gemeenschappen afsluit, worden slapende akkoorden.
Tot slot wil ik nog opmerken dat artikel 2 blijft steken in de sfeer van het uitwisselen van informatie, het op de hoogte stellen, het ter beschikking stellen van lijsten en het stimuleren. Ik mis een zekere dynamiek. Het is nu aan de minister om mij van deze denkbeelden af te helpen.
De heer Bart Caron : Ik wil hier nog een paar elementen aan toevoegen. Ik ben blij dat dit akkoord is afgesloten. Ik wil de minister hiermee gelukwensen. Hoewel de inhoud in alle eerlijkheid wat mager is, vormt dit toch een belangrijke stap.
Ik herinner me gesprekken over dit thema in het verleden. Het akkoord blijft in grote mate beperkt tot de uitwisseling van informatie en tot samenwerking op buitenlandse fora. Dat is wat smal, maar het is toch een heel belangrijke opstap. De symboolwaarde lijkt me buitengewoon groot. Zo is het zeer belangrijk de administraties te leren kennen.
Het territorialiteitsbeginsel is een mes dat aan twee kanten snijdt. Dit principe is historisch gegroeid. De Vlaamse Rand vormt hier het beste voorbeeld van. De overtredingen van het principe hebben in bepaalde regios van dit land tot een relatief imperialistische vorm van verfransing geleid.
Ik ben geboren in Wervik. Ik heb daar ook mijn jeugd doorgebracht. Ik kan ook wel iets over de verfransing van dat gebied zeggen. Nu woon ik in Kortrijk. In de richting van de Schelde is er daar ook heel wat verfransing. Ik herken dit zeker.
Langs de andere kant is dit ook een versmachtend element. Het territorialiteitsbeginsel laat Vlaamse theatergezelschappen niet toe om met steun van de Vlaamse overheid te spelen. Het principe werkt op verschillende elementen in. We zouden voor een open cultureel denken kunnen kiezen. We willen hier al Marokkaanse cultuur in Brussel brengen. Waarom zouden we onze Vlaamse theatergezelschappen niet in Wallonië laten spelen? Waarom kunnen Franstalige gezelschappen niet in Vlaanderen spelen? Met een wederzijds akkoord kunnen we hier natuurlijk voor zorgen. De interculturele dynamiek is echter van een heel andere aard dan het territorialiteitsbeginsel, dat in de enge politieke betekenis een versmachtend element vormt.
Dat het mes ook langs de andere kant snijdt, blijkt duidelijk uit de reacties die in de dagen na de afsluiting van het akkoord in Le Soir zijn verschenen. Er zijn veel opiniestukken en artikelen van journalisten verschenen die met scherp op de bevoegde minister van de Franse Gemeenschap hebben geschoten. Door impliciet het territorialiteitsbeginsel te erkennen, heeft minister Laanan blijkbaar een heilig principe overschreden. Er staat nergens hoe dat principe wordt erkend. Er staat vooral hoe het niet kan worden overschreden. Dat is in feite een omgekeerde dynamiek. In Le Soir is relatief negatief gereageerd. Veel Franstaligen hebben de indruk dat hiermee een aantal mogelijkheden voor Franstaligen in Vlaanderen worden afgesloten. Er zijn twee dynamieken aan het werk.
Indien het om twee volwassen culturen zou gaan, zouden we allemaal sterk genoeg staan en een voldoende open mentaliteit hebben om de linguïstische interactie veeleer boeiend dan bedreigend te vinden. We leven echter nog in een tijdperk waarin we dat in Vlaanderen als bedreigend en in Wallonië als beperkend ervaren.
Ik had graag wat meer gezien. Ik had graag gezien dat men op buitenlandse festivals meer zou kunnen samenwerken. Het akkoord voorziet in die mogelijkheden. Er kan over worden gepraat en er kunnen afspraken worden gemaakt. Dit moet echter nog met een grotere kracht en een grotere dynamiek gebeuren.
Ik veronderstel dat we de inhoudelijke discussie nog zullen voeren als het ontwerp van decreet hier voorligt. Ik zal dan nog een aantal voorstellen doen en eventueel amendementen indienen. We zouden ons kunnen afvragen of het glas nu halfvol of halfleeg is. Vroeger was er enkel een leeg glas. Ik kan dus enkel stellen dat het glas nu halfvol is. We hebben een stap vooruit gezet. Zoals bekend, bevordert mijn partij graag de samenwerking.
Aangezien ik slechts de ondervoorzitter van deze commissie ben, zal ik mijn volgende voorstel aan de commissievoorzitter voorleggen. In het licht van dit akkoord stel ik voor dat we een gemeenschappelijke vergadering houden met onze collegas van de Franse Gemeenschap en met de twee bevoegde ministers van de gemeenschappen. Die vergadering zou ons, wars van elk territorialiteitsbeginsel, in staat stellen eens over het cultureel samenwerkingsakkoord en over de samenwerking op het terrein te spreken. Gezien de symboliek moeten we die vergadering misschien in het buitenland organiseren. Mij maakt dat niet uit.
Ik zou het in elk geval fantastisch vinden mijn collegas van de Franse Gemeenschap te ontmoeten. Ik ken die mensen absoluut niet. In het licht van een studiedag over de Eurometropool in mijn regio heb ik Franstaligen uit Wallonië en uit Frankrijk moeten uitleggen hoe het Vlaams cultuurbeleid in elkaar zit. Ik heb met nog meer interesse naar de uiteenzetting van mijn Waalse collega geluisterd. Ik wist totaal niet meer hoe het cultuurbeleid van de Franse Gemeenschap in elkaar zit. Dat is eigenlijk jammer. In feite ken ik het cultuurbeleid in Frankrijk of in Nederland beter dan in Wallonië.
Ik heb alle respect voor het territorialiteitsbeginsel. Tegelijkertijd mogen we onszelf niet in ons territorium opsluiten. We moeten openheid aan de dag leggen. De vraag is dus of we met deze commissie, bij monde van de voorzitter, een uitnodiging tot de Franse Gemeenschap kunnen richten om gezamenlijk over dit thema een gesprek te voeren.
We zouden hetzelfde kunnen doen ten aanzien van een aantal grensoverschrijdend werkende kunstenaars. Dit zou ons in staat stellen om, vertrekkend vanuit de praktijk van hun werk, kennis te maken met de zin van het akkoord en om niet louter in een politieke discussie te vervallen.
De voorzitter : Ik merk dat de heer De Gucht alsnog is aangekomen. Aangezien ik de laatste in het rijtje was en wat langer heb gesproken, zal ik hem onmiddellijk het woord geven.
De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Jean-Jacques De Gucht : Voorzitter, allereerst verbaast het me dat u lang hebt gesproken. Dat gebeurt bijna nooit. Daarnaast wil ik me verontschuldigen dat ik wat later ben. Ik moest aan de overkant van de straat zijn. Ik heb dus het voorgaande niet kunnen volgen. Als er herhalingen komen, mijn excuses daarvoor.
Minister, u hebt een cultureel samenwerkingsakkoord afgesloten met de Franse Gemeenschap. De vraag is nu hoe u dat concreet gaat invullen. Er is in het akkoord nergens sprake van bepaalde financiële middelen. Ik heb dat ook al aangehaald in de plenaire zitting. Welk bedrag zult u hiervoor vrijmaken in 2013? U hebt daar in de plenaire zitting een nogal flou antwoord op gegeven. De vraag is nu: hoe gaat u dat concreet in 2013 invullen? Waar zullen deze middelen vandaan komen? Komen die vanuit het bestaande budget voor cultuur of zal de Vlaamse Regering hier extra middelen voor vrijmaken?
Volgens artikel 3 van het samenwerkingsakkoord zal er een samenwerkingsplatform worden opgericht om uitvoering te geven aan het akkoord. Net zoals de Franse Gemeenschap, zal de Vlaamse Gemeenschap vier afgevaardigden hiervoor aanstellen. Hoe zult u dat samenstellen? Zullen dit voornamelijk afgevaardigden uit de administratie zijn of zullen dat vertegenwoordigers uit de kunst- of academische wereld zijn, of beide?
Er staat weliswaar onder paragraaf 2 van artikel 3 dat in functie van de agenda er steeds een beroep kan worden gedaan op derden, maar zou het geen uitgelezen opportuniteit zijn om een aantal experts ter zake op te nemen in het vaste platform? Staat er een vergoeding tegenover dit mandaat? Wanneer kan een eerste vergadering ten vroegste plaatsvinden, of wanneer hebt u dat gepland?
Er wordt in het akkoord met geen woord over Brussel gerept. Wel haalt u in een perscommuniqué aan dat het akkoord samenwerking moet bevorderen op het vlak van de aanwezigheid op bijvoorbeeld het filmfestival van Cannes of op het festival van Avignon. Toch kan niet worden ontkend dat beide gemeenschappen zich letterlijk en figuurlijk ontmoeten in Brussel. Vormt structurele samenwerking op Brussels grondgebied een onderwerp van dit akkoord?
Misschien is het ook interessant te weten op welke manier zowel u als uw collega van de Franse Gemeenschap staat ten opzichte van de federale instellingen, zoals BOZAR of De Munt. Kan er eventueel een verregaande samenwerking worden bevorderd vanuit beide gemeenschappen, om tot een nog mooier aanbod te komen?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Ik wil eerst en vooral nog eens duidelijk stellen dat dit akkoord een kaderakkoord is. Ik geef dat toe. Het bevat de grote lijnen, geen details. Dat is ook niet zo uitzonderlijk voor een cultureel samenwerkingsakkoord. De andere culturele samenwerkingsakkoorden die we hebben afgesloten, zijn ook altijd raamakkoorden die nadien moeten worden uitgewerkt. Zo uitzonderlijk of flou of algemeen is dat niet. Het is gewoon een cultureel samenwerkingsakkoord zoals dat ook met andere landen bestaat.
Er staat in dat we gemeenschappelijke standpunten willen formuleren ten aanzien van derden, zoals de federale staat, de Duitstalige Gemeenschap en internationale organisaties. We willen stages en uitwisselingen in de cultuursector stimuleren, de deelname aan elkaars cultuuraanbod verhogen en de administratieve uitwisseling versterken. Er wordt inderdaad ook gezegd dat er een platform voor duurzame samenwerking tussen de overheden wordt opgericht. De opdracht daarvan is concreet algemene uitvoering te geven aan dit akkoord. Dit platform zal voorstellen formuleren over specifieke samenwerkingsverbanden.
Het is de bedoeling om snel een aantal zaken op te starten. Er zijn al een aantal contacten geweest. De komende weken loopt het overleg verder om dat te verfijnen. Uiteraard moeten wij eerst naar het parlement om die tekst formeel goedgekeurd te krijgen. De procedure is opgestart. De teksten worden opgemaakt en zullen aan het parlement worden overgemaakt. Dan hopen wij uiteraard dat jullie daarmee kunnen instemmen.
Hoe zit het nu met de samenstelling van het platform? Dat bestaat uit vier afgevaardigden van elke gemeenschap, vier uit Vlaanderen en vier uit de Franse Gemeenschap, waarvan er minstens één persoon zal optreden als permanente verbindingsambtenaar die instaat voor de dagelijkse opvolging van het akkoord. Dat wil zeggen dat die het vaste aanspreekpunt is. Je kunt je niet voorstellen hoe belangrijk dat is. De heer Caron heeft al aangegeven dat we niet zoveel weten van elkaar. Als je meer informatie-uitwisseling wilt hebben, is het ook goed dat je terechtkunt bij een aanspreekpunt voor alle vragen en informatie. Dat is die permanente verbindingsambtenaar. Dat is het officiële aanspreekpunt voor de dagelijkse uitvoering.
Daarbovenop moet er per gemeenschap minstens één ambtenaar worden aangeduid. De andere afgevaardigden kunnen, maar hoeven geen ambtenaren te zijn. Dat ligt nog open. Er wordt nu aan gewerkt om dat op te richten. Er zijn heel wat mensen die heel relevante expertise en ervaring hebben, ook in de culturele en de academische wereld, die we daarin zouden kunnen opnemen. Dat zal zo spoedig mogelijk gebeuren.
Over de middelen zijn er ook heel wat vragen gesteld. Uiteraard zal in de nodige budgettaire ruimte moeten worden voorzien. In 2013 hebben we geen aparte begroting. Die was trouwens al in de Vlaamse Regering gepasseerd voor dit akkoord een feit was, en het is overigens nog niet officieel bekrachtigd in het parlement. Als de procedure is afgerond, zullen we moeten zien hoe we dat zullen doen. Als er vragen komen, zullen we dat voorlopig financieren vanuit de middelen die we hebben. Bijvoorbeeld in het Kunstendecreet hebben we meer extra projectmiddelen. Dat kan ook van daaruit mee worden ondersteund. Dat is eigenlijk de bedoeling.
Mijnheer Van Hauthem, u verwijst naar de 700.000 euro waarin is voorzien. Ik heb begrepen dat dat meer iets is vanuit Onderwijs en dat dat niet expliciet geoormerkt is voor dit cultureel samenwerkingsakkoord. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Ik zal straks met veel aandacht naar uw repliek luisteren, mijnheer Van Hauthem.
Wat betreft de communicatiecampagne, zullen we te gepasten tijde de nodige toelichting geven bij de uitvoering van dit samenwerkingsakkoord, maar zoals gezegd willen we dit graag eerst door het parlement bekrachtigd zien. Het gaat over steunpunten, koepelorganisaties en natuurlijk ook de sectorale netwerken.
En dan dé hamvraag, het belangrijke punt: het territorialiteitsbeginsel. Wat die bezorgdheden betreft, respecteren wij absoluut het territorialiteitsbeginsel. Ik kan u geruststellen, voor zover dat mogelijk is, mijnheer Van Hauthem, dat zowel dat beginsel als de taalwetgeving aan Vlaamse zijde als effectieve premisse is meegenomen in de onderhandelingen over dit akkoord. Het staat ook heel uitdrukkelijk in de aanhef van het akkoord. Daar wordt uitgebreid en gedetailleerd verwezen naar de Grondwet en naar de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen. Dat beginsel staat daar ook expliciet in. Er staat: Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen ( ). Er wordt ook heel expliciet verwezen naar de artikelen 4, 6bis en 92bis, paragraaf 1. Ik denk dat we daarmee een heel concrete verwijzing hebben.
In de aanhef staat ook: Overwegende dat dit samenwerkingsakkoord en de toepassing ervan geen afbreuk mogen doen aan de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de gemeenschappen zoals vastgelegd in de toepasselijke wetgeving en gepreciseerd door de relevante rechtspraak. We gaan dus zo ver dat we zeggen dat daar niet aan kan worden geraakt. Er werd in de formulering van de tekst zelf ook rekening gehouden met de principes die u aanhaalt. U leest dat onder meer in artikel 2, paragraaf 7. We hebben dat laten nalezen door juridische experts, die ons hebben gezegd dat dit op die manier voldoende is verankerd en uitdrukkelijk voorzien in het akkoord.
Brussel is uiteraard zeer belangrijk omdat de beide gemeenschappen elkaar daar dagelijks ontmoeten. Het is niet de bedoeling om alleen op Brussel te focussen. Brussel is belangrijk, maar het gaat ruimer dan Brussel. Het gaat over heel Vlaanderen en de hele Franse Gemeenschap.
De heer Arckens vroeg of dat comité maar twee keer per jaar samenkomt. Dat is een minimum maar dat kan uiteraard meer samenkomen. Het is ook de bedoeling dat die permanente verbindingsofficier meer wordt aangesproken.
Sommige collegas zeggen dat het te weinig concreet is en vragen wat er allemaal zal gebeuren. Wij hebben het kader gemaakt, maar de samenwerking zelf zal vanuit de sector moeten komen. Het is niet zo dat we de sector van bovenaf gaan dwingen of verplichten om samen te werken. We hebben het kader en we zullen instrumenten geven, maar de sector zal met concrete voorstellen moeten komen, die wij dan kunnen goedkeuren. We gaan niet van bovenaf zeggen wat we samen gaan doen. We gaan gezamenlijk standpunten innemen, bijvoorbeeld over de Auteurswet. Dat kan een voorbeeld zijn van een gezamenlijk standpunt. Maar de concrete initiatieven op het veld op het vlak van cultuur zullen van onderuit moeten groeien.
Hoe moet het nu verder? We moeten met de tekst naar het parlement en we hopen dat u die grondig zult bestuderen zodat we er grondig over kunnen discussiëren. We hopen dat die dan ook zal worden aanvaard en bekrachtigd. Zo is er een nog breder politiek draagvlak.
Er is ook verwezen naar uitspraken en reacties van parlementsleden aan de zijde van de Franse Gemeenschap. Er is een zeer goede verstandhouding, zowel met minister-president Rudy Demotte als met minister van Cultuur Fadila Laanan. Er zijn goede gesprekken geweest. Er is gesproken over de bezorgdheid van het territorialiteitsbeginsel en er is een goede basis om op samen te werken. Dat is het belangrijkste. Als men aan de andere kant van de taalgrens zegt dat het een schande is dat we het territorialiteitsbeginsel hebben aanvaard, en als men hier zegt dat het een schande is dat we het territorialiteitsbeginsel hebben verlaten, dan denk ik dat we een goed akkoord hebben onderhandeld. Daarin is uitdrukkelijk verwezen naar de principes die dat overeind houden. We hebben voldoende garanties dat dat zo is. Ik kan me voorstellen dat daar nog reactie op komt. Als de tekst hier ter bekrachtiging wordt voorgelegd, kunnen we daarover nog verder van gedachten wisselen.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Minister, ik had in mijn vraag om uitleg uitgedrukt te hopen dat u niet zou verwijzen naar het feit dat er in de Grondwet een aantal bevoegdheidsdomeinen zijn afgebakend. U hebt dat dus toch gedaan. U hebt gezegd dat er inzake het territorialiteitsprincipe niets aan de hand is.
Minister, het gaat er niet over dat we ons moeten opsluiten, ook niet cultureel. Het enige dat Vlaanderen vroeg was: respecteer het territorialiteitsprincipe. Nu moet u niet zeggen dat men langs beide kanten van de taalgrens boos is, en dat het dus wel goed zal zijn. Dat was uw besluit.
Mijn stelling is dat u geen garantie heeft dat de Franse Gemeenschap dat principe gaat toepassen. Dat principe sloeg en slaat niet alleen op het domein Cultuur. Het slaat ook op Sport, Jeugd en Onderwijs. Op het moment dat u dat ondertekent, keurt het parlement van de Franse Gemeenschap een begroting goed waarin middelen zijn gepland voor het promoten van het Franstalig onderwijs in Voeren. Dat is een vaststelling. U kunt dat wel of niet jammer vinden. U knikt neen, u vindt het dus niet jammer. Maar het is wel de realiteit.
U kunt 25 keer zeggen: dit is de Grondwet. Er wordt zowaar verwezen naar artikel 1 van de Grondwet. Kijk eens aan. België is een federale staat bestaande uit gemeenschappen en gewesten. Dat moet dan een soort garantie zijn. Het is niet omdat iets in de Grondwet en de Bijzondere Wet staat, dat het ook in de praktijk wordt toegepast. Daar gaat het over. Het heeft niets te maken met zich opsluiten, voorzitter. Je komt het best overeen met je buren in uw wereldbeeld kan dat wat contradictorisch lijken als er heel duidelijke grenzen zijn. Als je buurman zijn tuinhuis op jouw grond zet, dan ga je die niet graag zien. Als hij zijn tuinhuis bij zich houdt, zul je hem waarschijnlijk vlugger uitnodigen voor een aperitief. Zo is dat. Grenzen kunnen soms duidelijkheid creëren en daardoor wederzijds respect afdwingen.
Los van de inhoud het is nog een ander paar mouwen hoe dat wordt ingevuld hebt u me niet gerustgesteld over het feit dat de Franse Gemeenschap het territorialiteitsprincipe zal respecteren, ten bewijze waarvan ze een begroting hebben goedgekeurd die dat flagrant overtreedt.
De voorzitter : Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Mevrouw Yamila Idrissi : Minister, wat is de financiële ambitie? Welk bedrag wordt er vooropgesteld? U zei dat er nog geen begroting was, maar er moet toch aan beide kanten gesproken zijn over een marge. Nu is er helemaal geen duidelijkheid, ook niet over de procedure. U zei dat dat eventueel via de projectsubsidies kan. Is dat dan de procedure? Hoe zal men dat aanvragen? Wordt er een apart fonds opgericht? Dat blijft allemaal wat vaag.
In verband met Brussel blijf ik wat op mijn honger zitten, maar het zou kunnen dat ik uw antwoord niet heb gehoord.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Het heeft te maken met de basisvraagstelling inzake territorialiteit. Als er ergens een laboratorium zou kunnen zijn van samenwerking tussen Franse en Nederlandstalige cultuur, dan is dat Brussel. Het zou perfect zijn om dat erbij te betrekken. Maar ik heb het antwoord ook niet goed begrepen of het is me ontgaan.
Ons verhaal is een en-enverhaal. Minister, in uw antwoord had u het over dit beginsel in de culturele materie. Laten we duidelijk zijn, wij zijn blij met dit historisch akkoord, maar het is een en-enverhaal.
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Jean-Jacques De Gucht : Minister, u hebt gezegd dat u een kaderakkoord hebt gemaakt en dat het nu aan de mensen in het veld is om dat in te vullen. Het is juist, u hebt een akkoord gemaakt, maar u hebt er bijzonder lang over gedaan. Ik zeg niet dat dat alleen aan u ligt. Het ligt ook aan uw voorgangers. Het kaderakkoord gaat niet echt ver, het is gewoon een samenwerking. Inzake het territorialiteitsbeginsel zegt het niets over Brussel omdat ze schrik hebben omdat het op dat punt misschien weer zou afspringen. Dat is compleet absurd, want dat is net waar de twee gemeenschappen samenkomen.
Het was wel interessant geweest om daarover door te praten met uw collega om na te gaan hoe u daar verder op zou kunnen doorwerken, en hoe de twee culturele gemeenschappen er rijker van zouden kunnen worden. Het zou toch interessant zijn om daar in de toekomst verder gesprekken over te voeren, niet zoals de heer Van Hauthem bedoelt, maar veeleer vanuit de vraag hoe we er kunnen voor zorgen dat we op het culturele vlak in dit land, dat maar een stipje is op de wereldbol, vooruitgaan. We moeten niet constant bezig zijn met grenzen en muren te bouwen, zoals de heer Van Hauthem geregeld aanhaalt.
De voorzitter : De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens : Als de heer Van Hauthem uitvoerig en indringend betoogt, dan is dat niet omdat hij een slecht karakter heeft. Daarvoor ken ik hem te lang. Hij doet dat uit oprechte bezorgdheid, minister, daar mag u zeker van zijn. Zijn argumenten zijn overtuigend voor de stelling dat de Franse Gemeenschap op dit ogenblik eigenlijk al in overtreding is terwijl dit akkoord moet worden ondertekend. Mijnheer Segers van de N-VA, daarom begrijp ik niet dat uw partijvoorzitter zich op de borst klopt en zegt dat uw partij heeft gezorgd voor dat territorialiteitsprincipe. In de tekst is dat onvoldoende duidelijk. Er zijn enkele stukken die daar min of meer op wijzen. De heer Van Hauthem is een communautair spitstechnoloog. Hij zal dat natuurlijk blijven volgen, net als ik. Ik hoop dat u van uw kant daar in de toekomst verder werk van zult maken.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Ik hoor de vragen over de toepassing van dat akkoord hier in Brussel en het feit dat Brussel niet apart wordt vermeld in het akkoord. Eerlijk gezegd begrijp ik dat niet zo heel goed. In Brussel hebben de culturele actoren gelukkig niet gewacht op de twee regeringen om de handen in elkaar te slaan. Ze hebben jaren geleden al samen een cultuurplan uitgetekend. We hebben dat in deze commissie samen bestudeerd en besproken. De minister heeft haar steun uitgesproken voor dat cultuurplan. Voor de rest is het natuurlijk zo dat net in Brussel de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap de bevoegdheid hebben om een beleid te kunnen ontwikkelen. Het spreekt dus vanzelf dat dit akkoord ook in Brussel positieve gevolgen zal hebben. Het is dus absoluut niet noodzakelijk om Brussel expliciet te vermelden, in welke hoedanigheid dan ook, om dat akkoord volheid van gevolgen te geven in onze hoofdstad. Wat de minister zegt, is heel terecht: dit akkoord geldt voor een veel ruimer gebied dan alleen maar Brussel. Gelukkig maar. Dat Brussel daar niet apart in wordt vermeld, is voor mij geen enkel probleem. Echt niet.
De heer Bart Caron : Ik wil alleen nog even meegeven, ter informatie, dat onze Brusselse collegas soms toch wel wat kribbig hebben gereageerd op het feit dat ze op geen enkele manier waren betrokken in deze discussie. Dat ligt toch wat gevoelig. Dat ze niet werden betrokken, is ook logisch. Ik begrijp dat ook wel. Institutioneel is dit gemeenschapsmaterie, dus Brussel moet ook niet eens worden vermeld. Op cultureel vlak is Brussel echter geen onbenullige stad. Het feit dat net hier die twee gemeenschappen elkaar ontmoeten, verhoogt die gevoeligheid. Dat ze daar niet bij werden betrokken, kleurt enigszins hun perceptie ter zake. Ik stel dat maar vast.
We zullen nog ruim de tijd hebben om daarover te discussiëren.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Mijnheer De Gucht, u stelt dat ik een kaderakkoord heb gesloten en dat de sector de rest maar zelf moet invullen. Ik denk dat u toch niet goed hebt geluisterd. Ik heb niet gezegd dat de sector dat zelf moet invullen. Ik heb gezegd dat wij verder verfijnen, dat we dat concreter zullen maken, maar dat de heel concrete voorstellen op het terrein uit de sector moeten komen. Het zijn de beide dingen die gebeuren. We zijn nu verder aan het overleggen om dat te verfijnen en een aantal afspraken te maken.
Mevrouw Idrissi, ik kom dan tot uw bijkomende vraag over de procedure. Als we een heel aparte procedure willen maken met een specifieke ondersteuning op basis van dit akkoord, dan moeten we daar ook een reglement voor maken, of moeten we dat zelfs decretaal verankeren. Daarom is het de bedoeling dat we dit nu in eerste instantie vanuit het Kunstendecreet doen. We zullen dat volgen, projectmatig, tot er een alternatief is. We bekijken dat nu ook verder, samen met de Franse Gemeenschap.
Op de vraag naar de financiële ambitie kan ik ook nog niet antwoorden. Dat moeten we samen met de Franse Gemeenschap bekijken.
De heer Delva heeft perfect geantwoord op de vraag over Brussel. Dit akkoord is ook in Brussel van toepassing. Die samenwerking kan ook daar gestalte krijgen. Brussel staat niet expliciet vermeld omdat dit een akkoord tussen twee gemeenschappen is, die samenwerken en die ook gezamenlijk naar derden kunnen gaan. Het lijkt me duidelijk dat het niet nodig is dat er heel expliciet specifiek over Brussel wordt uitgeweid. Dat was ook niet de bedoeling. We hebben niet echt een specifieke uitzondering willen maken. Wel bestaan er, in uitvoering van de gesprekken die we nu hebben, een aantal goede voorbeelden in Brussel van hoe het moet. Toen we dat akkoord hebben gesloten, hebben we er vanaf het begin op gewezen dat een en ander al in de praktijk gebeurt. Het is niet omdat Brussel niet uitvoerig in het akkoord staat, dat het wordt genegeerd of geen meerwaarde heeft, integendeel. We gaan er gewoon van uit dat dit op die manier gestalte kan krijgen, wat in de praktijk bewezen is.
Mijnheer De Gucht, u vroeg ook nog wat er gebeurt met die instellingen, zoals de federale instelling BOZAR. BOZAR is niet echt een federale instelling. Het is een bicommunautaire instelling. Eigenlijk is het de beide, maar het is ook geen zuiver federale instelling. Daar gebeurt dat eigenlijk al in de praktijk: er is het federale, maar ook een specifieke inbreng van de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap. Daar gebeuren eigenlijk al heel mooie samenwerkingen. Op dat vlak loopt dat daar dus wel goed. Dat is een voorbeeld van hoe het kan. Dat kan alleen maar worden versterkt.
De voorzitter : Ik stel voor het debat af te ronden. We zullen nog ruim de gelegenheid hebben om het daar verder over te hebben, in de commissie Buitenlands Beleid. Ik stel wel voor dat de secretaris mee in de gaten houdt dat de leden van deze commissie uiteraard mee worden uitgenodigd als het daar op de agenda komt. Het zal nog wel een tijdje duren voor we een decretale basis krijgen.
Mevrouw Yamila Idrissi : Minister, wanneer zou dit aan het parlement worden voorgelegd?
Minister Joke Schauvliege : We zijn ermee bezig. Ik hoop dat ik snel de teksten heb en dat snel kan doen.
De heer Jean-Jacques De Gucht : Voor zover ik weet, is er een federaal minister die bevoegd is voor BOZAR, hoewel het kan dat dit gemengd is.
Los daarvan, minister, klopt het wat u zegt. In die instellingen, maar in het algemeen ook in instellingen in Brussel die behoren tot de Vlaamse Gemeenschap, ten opzichte van instellingen die behoren tot de Franse Gemeenschap, zijn er al verregaande vormen van samenwerking. De heer Delva zegt dat het op zich niet verkeerd is dat Brussel niet expliciet wordt vermeld. Neen, maar Brussel is een stad waar die twee gemeenschappen en de instellingen onderling verregaande samenwerkingsvormen hebben. Het ware goed geweest dat extra te benadrukken bij het sluiten van dat cultureel akkoord. U hebt dat niet gedaan, om de eenvoudige reden dat daarover politiek nog altijd een twistpunt bestaat, dat niet opgelost raakt. Volgens mij heeft de politiek daar gewoon gefaald.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.