Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 15/01/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Fatma Pehlivan tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over het rapport van de OESO en de integratie van migranten in België
- 394 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Joris Van Hauthem tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over het OESO-rapport over de integratie van migranten
- 395 (2012-2013)
Vraag om uitleg van mevrouw Khadija Zamouri tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de strengere taaleisen voor migranten en het rapport van de OESO en de integratie van migranten in België
- 565 (2012-2013)
Vraag om uitleg van de heer Ward Kennes tot de heer Geert Bourgeois, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, over de verklaringen van de minister met betrekking tot de lessen Nederlands voor anderstaligen
- 568 (2012-2013)
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Volgens de OESO scoort België slecht inzake integratie van migranten. Er wordt zelfs aan de alarmbel getrokken. Dit is in belangrijke mate oorzaak van de hoge armoedegraad bij migranten. Het is bijzonder pijnlijk om vast te stellen dat in ons welvarend land de sociale ongelijkheid boven de gemiddelde armoedegraad van alle OESO-landen ligt. Er dreigt een nieuwe generatiearmoede te ontstaan, ditmaal bij etnische minderheden.
Minister, in een artikel in De Morgen van 3 december 2012, dus al een tijdje geleden, hebt u het probleem al erkend. U legt daarin de verantwoordelijkheid bij de federale overheid voor het gebrek aan migratiebeleid en bij de EU voor het vrij verkeer dat op een gespannen voet staat met een efficiënt integratiebeleid. U haalt aan dat de EU-burgers immers niet verplicht zijn om het inburgeringstraject te volgen.
De kennis van het Nederlands voor nieuwkomers is essentieel voor hun integratie. Het is derhalve een goede maatregel om het taalniveau in de inburgering op te trekken van niveau A1 naar A2. Dit is inderdaad een noodzakelijke maatregel, maar niet voldoende om aan de armoedeval te ontsnappen.
In het dagbladartikel roept u bedrijven, middenveld en scholen op om hun verantwoordelijkheid op te nemen. In het kader daarvan wil ik u vragen wat u concreet bedoelt met uw oproep aan bedrijven, middenveld en scholen om hun verantwoordelijkheid op te nemen. Hoe moeten ze dat doen?
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Voorzitter, ik wil eerst mevrouw Pehlivan danken voor het feit dat, toen ik ziek was, zij bereid was om deze vraag om uitleg te verdagen naar vandaag. Daarvoor mijn welgemeende dank.
Minister, dit land komt niet goed uit een OESO-studie rond de integratie van migranten, zeker niet wanneer het gaat over werkgelegenheid en armoede. Om dit even te situeren, geef ik een paar cijfers. België hinkt vooral achterop op het vlak van werkgelegenheid bij migranten. Enkel in Turkije en Polen is de tewerkstellingsgraad van de migranten nog lager dan in België. Het OESO-gemiddelde bedraagt 64,9 procent, terwijl dat in België maar 52,6 procent is. In OESO-termen spreekt men natuurlijk altijd over België. Ook op het vlak van de armoede is dit land slechter af dan de andere OESO-landen. In alle OESO-landen samen ligt de gemiddelde armoedegraad van migrantengezinnen op 17,3 procent, terwijl dat bij de autochtone gezinnen 8,7 procent is. In België is de sociale ongelijkheid, als men het in die termen mag stellen, meer uitgesproken. Hier ligt de armoedegraad bij migranten op 21,9 procent, of 3,8 keer hoger dan bij de autochtone gezinnen. De armoedegraad bij migrantenkinderen ligt het hoogst in Spanje, gevolgd door de VS, en dan komt ons land, op een weinig benijdenswaardige derde plaats.
Minister, u hebt daar uiteraard een reactie op gegeven. Die is tweeërlei. U zegt dat u nog iets meer zult doen inzake inburgering en integratie. U verwijst naar het ontwerp van decreet dat op stapel staat. Tegelijkertijd zegt u daar een aantal zaken over die niet in het ontwerp van decreet staan, maar dat zullen we ongetwijfeld bij de bespreking ervan kunnen merken en dat zal dan ook wel duidelijk worden. Men zou daaruit kunnen afleiden dat u toegeeft dat het inburgeringsbeleid zoals u dat tot nog toe hebt gevoerd, gefaald heeft. Dat is een eerste element.
Ten tweede wijst u en u hebt daarin gelijk enerzijds richting Europese Unie en anderzijds naar het federale België dat nog altijd exclusief bevoegd is voor de migratiepolitiek als dusdanig. U wijst de Europese Unie met de vinger: Het vrij verkeer in Europa staat op gespannen voet met het voeren van een efficiënt integratiebeleid. Het laat immers niet toe dat EU-onderdanen verplicht worden om zich in te burgeren. Minister, u hebt daarin gelijk, maar u had al na de eerste zin kunnen stoppen. Het vrij verkeer in Europa staat op gespannen voet met het voeren van welk integratiebeleid dan ook, denk ik. U verwijst dan nog naar een aantal cijfers en naar de inspanningen die u zult doen om de kennis van het Nederlands op te krikken. U geeft langs de ene kant toe dat uw inburgeringsbeleid tekortschiet, maar langs de andere kant en daarover moeten we het ook hebben, minister heeft niet enkel de Europese Unie, maar ook de federale overheid de sleutel in handen. De federale overheid heeft de exclusieve bevoegdheid. Er is dus iets fundamenteel fout met het migratiebeleid zoals het tot vandaag gevoerd wordt.
U hebt terecht gewezen op het feit dat de passieve migratie bij ons zeer groot is. We hebben ook de cijfers van 2010, niet over de OESO-ruimte maar over de ruimte van de Europese Unie, al zijn die ongeveer gelijklopend, denk ik. De passieve migratie bedroeg in 2010 63,6 procent, terwijl het EU-gemiddelde 32,6 procent was. Dan ging het vooral over gezinshereniging, erkende vluchtelingen en regularisaties. Er is in dit land weinig actieve migratie. Arbeidsmigratie is maar goed voor 6,1 procent, terwijl het EU-gemiddelde 33 procent bedraagt. De studentenmigratie bedraagt 8,4 procent, waar het gemiddeld in de EU over meer dan 20 procent gaat. In feite hebben we in OESO-termen maar 14 of 15 procent actieve migratie. In die cijfers zijn nog geen vreemdelingen in de asielprocedure, illegalen en dergelijke opgenomen.
In Europa scoren wij het hoogst in asielvragen, veel hoger dan het Europese gemiddelde, dat weten we. We scoren ook veel hoger inzake regularisaties. Het een is het gevolg van het ander, minister. De immigratie in dit land is te groot en de absorptiecapaciteit van onze samenleving is ruimschoots overschreden, precies omdat vooral passieve immigratie bij ons het geval is, wat leidt tot slechtere scores van immigranten op het gebied van tewerkstelling, inkomen, huisvesting en dergelijke.
Men moet toch eens weten wat men wil. Minister, met uw antwoord dat u nog meer inspanningen gaat doen weliswaar verwijzend naar een falend migratiebeleid tout court wekt u toch de indruk dat de integratie wel zal lukken zolang er maar voldoende inburgeringscursussen worden aangeboden, er voldoende wordt geïnvesteerd in integratie en dergelijke. Wij zijn het daar fundamenteel mee oneens. Men moet naar de oorzaken en de aard van de immigratie in dit land kijken en daaraan iets proberen te doen. Als we dat niet doen en we stellen het migratiebeleid niet bij, zoals het tot nu toe werd gevoerd en nog altijd wordt gevoerd, ondanks een aantal lichte verbeteringen en verstrengingen, blijft het dweilen met de kraan open, minister.
Hoe dikwijls hebben we hier in het parlement nu al gezegd, u ook trouwens, dat wij het slachtoffer zijn van het lakse immigratiebeleid dat op Belgisch niveau wordt gevoerd. Ook de migratiepolitiek die op Europees vlak wordt gepropageerd, met alle gevolgen en beperkingen van dien, is niet bepaald van aard om hier de integratie vlot te doen lukken. De multiculturele samenleving is mislukt, dat zegt zelfs de heer Leterme, gewezen premier van dit land, die nu trouwens werkt voor de organisatie die dit rapport heeft afgeleverd. Dat zegt toch wel ongeveer alles.
Minister, kunt u wat duiding geven bij het OESO-rapport? Als u zegt dat de oorzaken elders liggen dan op het Vlaamse niveau, moet u daar ook iets aan doen. Ik heb u bij de begrotingsbesprekingen gevraagd om het migratiebeleid als dusdanig op de agenda van het Overlegcomité te plaatsen, waarbij de Vlaamse Regering als regering, niet als individuele ministers, zou zeggen: federale overheid, uw migratiebeleid trekt op niks en wij zitten met de gevolgen. Uw partijvoorzitter, die nu burgemeester is in Antwerpen, heeft in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen ook terecht gezegd dat Antwerpen kampt met de gevolgen van een bijzonder slecht en laks Belgisch migratiebeleid. De OCMW-cijfers over wie daar steuntrekker is, zeggen wat dat betreft alles.
Dat gaat u niet oplossen met nog meer maatregelen, maar wel wanneer u aan de bron gaat remediëren. Ik vraag u dus nog eens om dat op het Overlegcomité voor te leggen. Ik weet dat mevrouw Vissers u daarover een schriftelijke vraag heeft gesteld, om na te gaan of u dat al hebt gedaan. U hebt veel kritiek op het immigratiebeleid, en terecht. De immigratie bestaat vooral uit passieve immigratie, wat een enorme kost betekent qua inburgering, integratie en sociale voorzieningen, en veel te weinig uit actieve immigratie, als geheel in vergelijking met de andere landen.
U hebt geantwoord op de vraag van mevrouw Vissers dat dit niet geagendeerd is omdat het een exclusief federale bevoegdheid is. Minister, niets belet u om met de Vlaamse Regering alsnog naar dat Overlegcomité te gaan en ten aanzien van de federale overheid te zeggen dat het zo niet verder kan, want de absorptiecapaciteit van onze gemeenschap is al ruimschoots overschreden.
Minister, kunt u meer duiding geven bij dat OESO-rapport voor wat uw eigen beleid betreft? Wanneer gaat de Vlaamse Regering dat lakse en verkeerde Belgische migratiebeleid, waarvan wij met de gevolgen zitten de gemeenschap en de mensen zelf ook , op de politieke tafel leggen?
De voorzitter : Mevrouw Zamouri heeft het woord.
Mevrouw Khadija Zamouri : Minister, de heer Van Hauthem heeft dit probleem heel ruim bekeken. Ik zal zeer concreet zijn omdat de vragen heel pertinent en interessant zijn. Ik baseer me op het voorpaginanieuws in De Standaard van twee weken geleden. U zegt dat de kennis van het Nederlands omhoog moet. Daarom gaat de Vlaamse Regering extra investeren in taallessen voor anderstalige nieuwkomers.
Minister, vooralsnog is er geen resultaatsverbintenis, maar dat moet veranderen, laat u optekenen in De Standaard van 5 januari 2013. Het huidige taalniveau A1-basisniveau is onvoldoende om een cursus beroepsopleiding bij de VDAB of elders te volgen. U pleit voor het optrekken van het taalniveau. U luidt de alarmbel. U zegt dat zonder gedegen kennis van het Nederlands migranten gewoonweg niet mee kunnen, en ze kansen missen. Er valt geen tijd te verliezen. Eindelijk bent u tot de vaststelling gekomen dat er al heel veel tijd verloren is gegaan.
Minister, u verwijst naar het slechte OESO-rapport van België. Daarin kwam tot uiting dat België vooral achterop hinkt inzake tewerkstelling van migranten. Bovendien zijn migranten oververtegenwoordigd in laaggeschoolde jobs en vaak blijkt dat ze overgekwalificeerd zijn voor het werk dat ze uitoefenen.
Het OESO-rapport geeft verder aan dat een op vijf migranten in de armoede belandt, vier keer zoveel als autochtonen. België behoort tot de zes landen waar werkloosheid onder migrantenjongeren hoger is dan 30 procent. U wijst, zoals meestal, met de vinger naar het federale niveau voor dit slechte rapport en naar het Europese niveau voor het vrij verkeer dat op gespannen voet zou staan met het voeren van een efficiënt integratiebeleid. EU-onderdanen worden niet gevat onder de verplichte inburgering.
In uw persmededeling van 4 december 2012 gaf u ook aan dat integratie van mensen met een migratieachtergrond een verantwoordelijkheid is van de hele samenleving. Wederkerigheid is hier het codewoord. Als een hoogopgeleide die Nederlands spreekt, geen werk vindt, dan is er een probleem.
Minister, hebt u dit rapport al besproken met de ministers van Werk, Armoedebestrijding en Onderwijs en bij uitbreiding met de hele Vlaamse Regering? Welke resultaten zijn hieruit voortgekomen? Hebt u met minister Muyters reeds gesproken over de rol van de VDAB ik ga ervan uit dat als ze uitstromen, ze ook zullen instromen in een tewerkstellingsopleiding en de effectieve tewerkstelling van succesvolle inburgeraars? Er zijn er die toch goed inburgeren en uitstromen? Waar gaan die naartoe? Welke maatregelen gaat u bij hoogdringendheid nemen op korte termijn, aangezien u de alarmbel hebt geluid? Is het nieuwe Integratiedecreet al ingediend? Ondertussen zijn we vier jaar verder. U pleit voor het optrekken van het taalniveau en het implementeren van een resultaatsverbintenis. Dat komt keer op keer terug. Hebt u hierover een akkoord in de Vlaamse Regering?
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : De voorbije weken heb ik de materie van inburgering en taalvereisten gevolgd, en ik heb veel verklaringen gelezen. Er waren verkiezingsprogrammas, interviews en rapporten. Er is discussie over drie zaken: over het attest en het certificaat, over een resultaatsverbintenis of inspanningsverbintenis, en over het basisniveau dat we nastreven. Dat is uiteraard een materie die velen bezighoudt, omdat er veel raakvlakken zijn met andere domeinen, zoals onderwijs, maar ook arbeidsmarkt, samenleven, huisvestingbeleid en het ruime aspect van de integratie.
Minister, u pleitte recentelijk voor het verhogen van het niveau, dat nu is bepaald op A1, naar A2 en voor de invoering van een resultaatsverbintenis, waarbij de effectieve kennis van het Nederlands wordt getest. A1 en A2 zijn twee verschillende zaken en kunnen allebei worden getest. De beleidsbrief Inburgering stelt dat u dit jaar de intentie hebt in uitvoering van het regeerakkoord het inburgeringscertificaat in te voeren. Ik veronderstel dat u dat ook in uw nieuwe ontwerp van decreet hebt opgenomen.
De inburgeraar ontvangt dit certificaat wanneer hij zowel het deelcertificaat NT2 als het certificaat maatschappelijke oriëntatie (MO) heeft behaald. Het streven is dat zoveel mogelijk inburgeraars dit certificaat behalen. Het is geen verplichting, maar een streefdoel. In het kader van de inburgeringsplicht en bijhorende sanctiebeleid blijven de inspanningsverbintenis en het inburgeringsattest behouden. Er is een inspanningsverbintenis, men moet 80 procent van de lessen bijwonen, maar als men die inspanning heeft gedaan, kan men op dit moment niet meer worden getroffen door een sanctie.
Minister, er is hier verwezen naar het OESO-rapport, maar zijn er ook nog andere feiten, evaluaties of rapporten waarop u zich hebt gebaseerd om uw recente verklaring te doen? Of gaat het enkel om het OESO-rapport?
Voor welke categorieën van inburgeraars en/of anderstaligen wilt u het niveau van de cursussen verhogen van A1 naar A2, en voor welke categorieën wilt u een resultaatsverbintenis invoeren? Hebt u een akkoord met uw collega bevoegd voor het onderwijs over de extra investeringen in taallessen voor anderstaligen? Op een bepaald moment was er een discussie of de Huizen voor het Nederlands in de toekomst onder de inburgeringsbevoegdheid zouden vallen of onder de onderwijsbevoegdheid. Men heeft ervoor gekozen om ze bij Onderwijs te houden. Maar dat betekent natuurlijk dat er een goed overleg nodig is tussen de minister bevoegd voor de inburgering en de minister bevoegd voor het onderwijs. Anders zit men naast elkaar te praten en kan men de doelstellingen niet operationaliseren.
Minister, welke rol ziet u voor de Centra voor Leerloopbaanbegeleiding? Als men het heeft over taallessen, kunnen ook die voor de mensen die niet voldoen aan het beoogde niveau mee tot een oplossing leiden. Welke gevolgen wilt u koppelen aan het niet bereiken van de resultaatverbintenis? Men zegt dat men wil gaan van een inspannings- naar een resultaatverbintenis. Maar dat moet dan ook een gevolg hebben. De logica zelf van een resultaatverbintenis is dat die niet vrijblijvend is. Wil men dan opleggen dat men de cursus opnieuw moet volgen? Wil men daar een voorwaarde van maken om een traject bij de VDAB aan te vatten? Verwacht men dat de OCMWs er op het lokale niveau bepaalde gevolgen aan koppelen? Wil men daar administratieve sancties aan koppelen? Heeft men de intentie om een waarborg te vragen bij het inschrijven, die men terugkrijgt als men de opleiding met vrucht heeft gevolgd? Daarover zou toch op een bepaald moment meer duidelijkheid moeten ontstaan. Op zich een resultaatverbintenis poneren, is wel nuttig, maar we moeten bekijken waarover het dan gaat: gaat het over het hernemen van een cursus of gaat het over andere zaken? Dit zou het debat dat we voeren, kunnen verhelderen.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Voorzitter, minister, collegas, dit is een delicate materie en een OESO-rapport is wat het is. Het zijn naakte cijfers, die in contrast staan met de buurlanden of met andere landen in de wereld, en die vaak met een harde realiteit confronteren. Het rapport gaat over België, de cijfers zijn Belgisch. Het gaat vaak over cijfers van 2009 en 2010. Het is wat gissen naar de accuratesse van die cijfers en naar de evolutie sindsdien. Minister, ik kan aan de hand van die cijfers eigenlijk uw beleid niet eens evalueren, want ze zijn niet recent genoeg. Ik wil daarin voorzichtig en genuanceerd zijn.
Ik reageer even op uw verklaringen, die u ook in de media hebt gedaan. Ik zal het niet ontkennen: er is inderdaad een falend federaal beleid. We zullen waarschijnlijk een verschillende visie hebben op de oplossing hiervoor. Maar er moet in ieder geval iets gebeuren. Er is een zeer onduidelijk en ongericht, of ontbrekend, federaal beleid geweest. Anderzijds merk ik dat de cijfers over migranten in eigen land niet altijd schrikbarend afwijken ten opzichte van de cijfers in de buurlanden. Het fenomeen is mondiaal, en zeker Europees. Waar er veel rijkdom en welvaart is opgebouwd, is het duidelijk. Het is niet anders bij ons dan in pakweg Engeland of Duitsland of Frankrijk of zelfs de Scandinavische landen. Regionale verschillen hebben vaak te maken met de taal van herkomst en de taal van aankomst, die soms gelijkend of gelijk zijn, en met afstanden en dat soort dingen. Dat speelt zeker een rol, maar we zijn wat dat betreft niet erg afwijkend.
Waar we wel heel erg afwijkend zijn, is op het vlak van werk, onderwijs, scholing, taalkennis dat laatste wordt hier niet onderzocht. In de tabellen van de OESO staat België bij de landen waar de meeste migranten die er aankomen, dezelfde taal spreken. Zelfs bij de OESO bestaat blijkbaar de perceptie dat België een francofoon land is en worden alle mensen uit landen met een Franstalige achtergrond als gelijken beschouwd. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Ja, ondanks Leterme. Maar ik denk niet dat hij dit rapport heeft gereviseerd. Enfin, ik weet het niet. Dit is een zijdelingse opmerking.
Minister, ik wil voorzichtig zijn met mijn bedenkingen. Ik ga akkoord met uw stelling over het falende federale beleid, maar de grote problemen situeren zich op het vlak van werk en onderwijs. Er zijn veel te veel laaggeschoolden, er is een veel te lage scholingsgraad, en er zijn veel te weinig mensen aan het werk. Dat leidt natuurlijk tot astronomische armoedecijfers. Dat blijkt ook uit het OESO-rapport. Dat gaat ook over het fysiek welbevinden en de feitelijke armoede. Wat dat betreft scoren wij als rijk land en als ik gebruik even uw woorden rijke deelnatie heel slecht.
Ik toets even af met cijfers uit enkele andere rapporten. In Vlaanderen is er gemiddeld een algemene toename van de armoede met 13,9 procent, volgens de OESO is dat in België plusminus 12 procent. 33 procent van de mensen van Turkse afkomst leeft onder de armoedegrens, 36 procent van de mensen van Oost-Europese afkomst, 54 procent van de mensen van Marokkaanse afkomst. Ik wil hier niet discussiëren over individuele verantwoordelijkheid van mensen, maar deze cijfers confronteren ons snoeihard met de realiteit. In gezinnen van niet-Belgische origine wordt vandaag 26 procent van de kinderen geboren in een kansarme situatie. Dat zijn zeer pijnlijke cijfers. We kunnen dat niet negeren, daar moet u echt iets aan doen.
Niet alleen het federale beleid heeft gefaald, ook het Vlaamse beleid heeft gefaald. Hoeveel jaar zijn we al niet bezig met verplichte inburgering? Mijn partij steunt trouwens die verplichting, maar blijkbaar heeft zij toch niet de gewenste resultaten. Want we zitten wat onderwijs en werk betreft op zowat het laagste niveau, behalve Polen en Turkije. Van Turkije ben ik verbaasd, want dat zal wel een andere realiteit zijn dan bij ons.
Ik wil drie elementjes aangeven. Ik zou de Vlaamse Regering bij dezen echt willen vragen om ook in eigen boezem te kijken en niet alleen naar de overkant. Ze moet in eigen hart kijken, met alle voorzichtigheid die ik wil uitspreken. Ik wil het niet alleen in uw schoenen schuiven, minister. Op het vlak van werk, waar relatief weinig over is gezegd, zijn er niet alleen nog altijd fenomenen van discriminatie, maar ook instrumenten als Jobkanaal functioneren niet. Weet u dat er nog 25 sollicitaties staan op Jobkanaal in het jaar 2010? Er waren er 960 in het jaar 2009. U weet wel, de zogezegde voorrangsregeling voor allochtone kandidaat-werknemers. Jobkanaal sterft uit. De diversiteitsverklaring van het ondernemersplatform is ondertekend door ongeveer 1500 van de 300.000 Vlaamse ondernemers. Dat is een piepklein aantal. Er is nog altijd sprake van discriminatie op de werkvloer. Er is geen sprake van praktijktests of van sociale clausules bij een aantal sectoren. Er wordt heel erg weinig ingezet om die mensen extra stimulansen te geven om ze aan het werk te helpen. Dat zijn geen pamperende maatregelen, het zijn maatregelen om hen effectief in een regulier arbeidsproces te krijgen.
Ik zal de lijst niet langer maken, maar het is ook in onderwijs zo. Welke inspanningen gebeuren er in het onderwijs om die achterstand in te halen, wetende dat de taalachterstand, waar ik straks toe zal komen, immens is? Meer dan de helft van de kinderen in Antwerpen wordt geboren in een thuissituatie waar het Nederlands niet de standaardtaal is. Meer dan de helft van de kinderen! Wat een uitdagende en moeilijke toekomst levert ons dat niet op! Er zal ook bij het onderwijs willens nillens op moeten worden ingezet. Uw analyse is wat ze is, maar oplossingen krijg ik van u niet te horen. Ook onderwijs zal daarop moeten inzetten, want het is een van de twee grote sleutels.
Ik kom even tot taal, omdat dat uw bevoegdheid is. Minister, ik denk dat we hard moeten inzetten op taalverwerving. Ook wij steunen dat. De vraag is of een inspanningsverbintenis volstaat en of een resultaatsverbintenis een oplossing zal geven. Dat is zeer twijfelachtig. Wel moeten we kansen aanreiken en de mensen stimuleren om beter Nederlands te kennen. Het is een absolute noodzaak. Het Nederlands alleen zal niet volstaan, er is veel meer nodig dan dat.
Ik zou ten slotte niet graag hebben dat een integratie- en inburgeringsbeleid leidt tot disciplinering. Daarmee bedoel ik dat als je niet voldoet aan een aantal voorwaarden van bijvoorbeeld taalverwerving, je een aantal sociale voordelen zoals een sociale woning niet meer kunt genieten.
Ik ga akkoord met de inzet. Ik daag de Vlaamse Regering uit om daar werk van te maken, want daar ligt de grootste verantwoordelijkheid voor inburgering en integratie.
De voorzitter : De heer Meremans heeft het woord.
De heer Marius Meremans : Voorzitter, minister, collegas, ik ga niet alles herhalen wat vorige sprekers al hebben aangehaald. De minister heeft terecht de alarmbel geluid, zonder enige twijfel. De verwijzing die is gemaakt naar het falende integratiebeleid van de federale overheid, is terecht, dat kan ik onderschrijven. Maar dat ontslaat ons in Vlaanderen niet van de plicht om de situatie zoals die nu is, te verbeteren en de inspanningen daarvoor op te drijven.
Er is een tijd geweest dat inburgering een vies woord was als je dat uitsprak. Tegenwoordig hoor ik iedereen zeggen dat het een belangrijk element is. Ik ben blij dat het op de agenda is gekomen. Ik heb zelf twintig jaar geleden vrijwillig les gegeven aan Afrikaanse nieuwkomers. Als ik wat er toen was, vergelijk met nu, dan is er een duidelijke progressie. Dat kun je niet ontkennen. Natuurlijk moet je altijd bijsturen waar nodig. Dat heb ik ook vandaag vernomen.
Er zijn in de pers diverse opinies verschenen over de noodzaak van de kennis van het Nederlands. Ik kan beamen dat we die kennis moeten optrekken. Dat vraagt inspanningen van de overheid, maar dat vraagt ook inspanningen van de nieuwkomers. Louter het Nederlands kennen is belangrijk, maar het moet ook een middel zijn waardoor de kinderen van de nieuwkomers naar de jeugdbeweging of de sportvereniging gaan en deelnemen aan de activiteiten van de gemeenschap. Dat is belangrijk. Daar moeten we toe komen.
Ik heb zelf in mijn eigen stad kunnen constateren dat er goede voorbeelden zijn van geslaagde integratie. Die bestaan ook. Kinderen van mensen aan wie ik Nederlands heb gegeven, zitten nu in het zesde jaar en zijn op school de peter van mijn eigen zoon. Zo zie je dat integratie kan lukken. Daar moeten wij allemaal achter staan, wij als overheid, maar ook hij die gebruik maakt van integratie.
Het is dan ook raadzaam om te komen tot een resultaatsverbintenis over voldoende kennis van het Nederlands. Wij missen in Vlaanderen nog steeds een heleboel menselijk talent en potentieel bij die nieuwkomers. Dat mogen we niet langer meer missen.
Minister, zijn er concrete plannen binnen de Vlaamse Regering om te komen tot die resultaatsverbintenis en zo de taalkennis bij nieuwkomers te verhogen? U hebt ook gesproken over het middenveld, dat enorm belangrijk is. Met welke maatregelen zult u die andere actoren op het terrein verder sensibiliseren?
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : Ik heb een vraag voor de minister. Ik heb dit punt al eens aangehaald. We stellen vast in onze eigen gemeente dat het grootste probleem van de mensen die niet geïntegreerd raken, de Walen zijn die in Vlaanderen komen wonen. Het is ongelooflijk. Wij krijgen voortdurend mensen over de vloer die moeten bewijzen dat ze Nederlands kennen: Marokkanen, Algerijnen en wat weet ik allemaal. Zij kunnen dat. De Walen komen eenvoudigweg met een nationaliteitsverklaring. (Opmerkingen van de heer Bart Caron)
U kunt er eens mee lachen, maar het is een Belgische realiteit die ongelooflijk is. Ik zeg het nog maar eens. Dat probleem moet in de toekomst toch eens opgelost geraken. Zo creëert men twee soorten mensen: zij die moeten inburgeren en zij die dat niet moeten doen.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, collegas, ik wil in de eerste plaats mijn tevredenheid uitdrukken over het feit dat we het debat kunnen voeren over dit zeer belangrijke OESO-rapport. Er is een beetje media-aandacht voor geweest, maar naar mijn smaak veel te weinig. Over fundamentele aangelegenheden zoals deze moeten we een diepgaander debat kunnen voeren dan alleen maar met af en toe een oppervlakkige benadering. Daar wil ik niet mee zeggen dat de materie hier op een oppervlakkige manier wordt benaderd, wel integendeel. Ik ben blij dat we het debat kunnen aanvatten.
Het rapport brengt een aantal pijnpunten in kaart. Ik heb gezegd dat het een alarmbel zou moeten zijn voor iedereen. Ik zeg wel: voor iedereen. Ik kom daar straks op terug. Uit dat rapport blijken een aantal positieve punten, onder andere inzake gezondheidszorg en kleuterparticipatie. Ik hoop dat u allemaal de tijd hebt genomen om het OESO-rapport door te nemen.
Voor het overige zegt het rapport dat er een aantal zeer alarmerende vaststellingen zijn, waarvan ik er een aantal geef. De armoedegraad is in België 3,8 keer hoger bij migranten dan bij niet-migranten. Migranten én hun kinderen, dat benadruk ik, zijn dubbel zo vaak laag opgeleid als autochtonen. De tewerkstellingsgraad bij migranten is alleen in Turkije en Polen nog lager dan in België. Het OESO-gemiddelde is 64,9 procent, terwijl dit in ons land maar 52,6 procent is.
Ik refereer ook aan andere rapporten waar ik me op baseer. Een week later dan het OESO-rapport kwam het rapport van de Nationale Bank van België uit met een bevestiging van de situatie. Ik heb hier een grafiek die kan worden verspreid. De werkgelegenheidsgraad van derdelanders in België is met 45,8 procent de laagste van alle Europese lidstaten en slechts 37 procent van de vrouwen van niet-Europese Is er een probleem?
Mevrouw Khadija Zamouri : Excuseer, minister, dat ik u onderbreek, maar u bent de inhoud van het OESO-rapport aan het geven. Dat hebben wij allemaal uitvoerig verteld en we hebben vragen gesteld. Wij vragen niet wat de besluiten zijn van het OESO-rapport, want wij hebben die allemaal gelezen.
Minister Geert Bourgeois : Goed, oké, mevrouw Zamouri, ik laat die opmerking voor uw rekening. Ik geef een aantal zaken, ik wil het debat plaatsen. Als u dat niet zint, kunt u eventjes de zaal verlaten, wat mij betreft. U hoeft niet te luisteren. (Opmerkingen van mevrouw Khadija Zamouri)
Mevrouw Zamouri, u hebt freedom of speech hier, ik evenzeer! Ik neem uw opmerking niet! Ik antwoord op de manier die ik het best geschikt vind. Als u het beter vindt om met uw collega van Groen luid te zitten praten om mij te storen, zou ik u willen vragen om dat beleefdheidshalve niet te doen. Ik heb gezwegen zolang u aan het woord was. Er zijn vier vragen gesteld, dat heeft drie kwartier geduurd. Ik heb geluisterd naar iedereen. Ik spreek hier twee zinnen uit en u vindt het de moeite om mij te onderbreken over de manier waarop ik antwoord? Ik vind het ongepast! Ik zou het zeer sterk appreciëren als u ook wilt luisteren naar mijn antwoord. Ik heb dat ook gedaan bij uw vraag. Ik probeer naar best vermogen een antwoord te geven. Het is wel de eerste keer dat ik word onderbroken na twee zinnen, over de manier waarop ik een antwoord geef, nadat er drie kwartier vragen zijn gesteld!
Ik neem dat echt niet, mevrouw Zamouri. Ik waardeer u voor het overige zeer sterk. Ik ben net aan mijn tweede punt. Een van uw collegas vraagt of ik mij nog baseer op andere rapporten, ja? Ik ben begonnen met het antwoord aan de heer Kennes. Ik heb drie zinnen gezegd over dat OESO-rapport, die belangrijk zijn om dit debat te plaatsen, omdat ze wijzen op een schrijnende toestand in dit land. Ik zeg net dat er een tweede rapport is. U luistert niet. Het rapport van de Nationale Bank heeft dezelfde teneur. Ik heb de grafiek gegeven aan de secretaris van de commissie.
Er is nog een derde rapport waarop ik me baseer, collegas. Als u het niet wilt horen, oké, dan is dat uw zaak. Eigen cijfermateriaal geeft een gelijkaardig beeld. We hebben een eigen integratiekaart die is opgemaakt door ons Steunpunt Gelijkekansenbeleid in 2011. Die vermeldt onder andere, mevrouw Zamouri, dat 80 procent van de vrouwen van Turkse en Marokkaanse origine inactief is. Voornamelijk jongeren van Turkse en Marokkaanse afkomst beginnen met een schoolachterstand aan het secundair onderwijs. De schoolse vertraging is telkens groter bij jongens. Allochtone kleuters starten later in het kleuteronderwijs en lopen een achterstand op. Die achterstand wordt niet goedgemaakt in het lager en secundair onderwijs. Dat is ons cijfermateriaal.
Het OESO-rapport geeft uiteraard geen deelstatelijke cijfers. Vlaanderen doet het gelukkig op een aantal vlakken iets beter dan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest, maar er is absoluut geen reden tot euforie. Ik vind dus dat het tijd is dat we het hele beleid nog eens tegen het licht houden en kijken wat er kan worden verbeterd.
Ik wil duidelijk maken, collegas, dat ik nooit heb gezegd dat ik de verantwoordelijkheid doorschuif naar de EU of de federale overheid, of dat ik me beperk tot een analyse met betrekking tot de EU en de federale overheid. Ik heb integendeel in al mijn interviews gezegd dat het gaat om een gedeelde verantwoordelijkheid. Of alles is opgenomen zoals ik het heb gezegd, laat ik in het midden. Het is ook de vrijheid van de journalist om zaken op te nemen of niet. Een gedeelde verantwoordelijkheid betekent: EU, federale overheid, Vlaamse overheid, deelstaten en het lokale niveau. U weet dat ik op dat laatste niveau een sterke nieuwe klemtoon wil leggen.
Wie zegt dat ons beleid mislukt is, wil ik tegenspreken. Een van de onderdelen van ons beleid is het inburgeringstraject voor nieuwkomers. Uit een evaluatiestudie die werd gemaakt door het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) in 2010 is gebleken dat inburgering werkt. Ik ben blij dat die meneer van Groen zegt dat hij achter verplichte inburgering staat. Er is ooit een andere tijd geweest wat zijn partij betreft. Zijn partij heeft ooit gezegd dat dit thuishoort in de welzijnssfeer. Deze regering heeft dit net als de vorige ondergebracht bij het burgerschap, waar het hoort, bij inburgering. Wij voeren een beleid van verplichte inburgering. Ik ben blij dat iedereen zich daar nu achter schaart. Dat is ook voortschrijdend inzicht, neem ik aan.
U weet, collegas, dat niet alle nieuwkomers verplicht zijn om in te burgeren. Ik heb inderdaad gezegd dat het vrij verkeer binnen de EU waar ik niets tegen heb, voor de goede orde ermee op gespannen voet staat. Het is gelukkig correct geciteerd. Uit dat vrij verkeer leidt de EU af dat je geen verplichtingen inzake integratie kunt opleggen aan nieuwkomers.
U weet allemaal dat wij op dit ogenblik in ons land een verschuiving meemaken van de instroom en dat er een grotere instroom is vanuit de Midden- en Oost-Europese landen. Ik verwijs even naar de problemen die hebben geleid tot debatten in de commissie en in het parlementaire halfrond met betrekking tot Midden- en Oost-Europese migranten vooral in Gent. Er is dus een verschuiving van wat we de klassieke migratielanden kunnen noemen naar de minder klassieke.
De EU stelt dat wie zich wil vestigen binnen de EU, dat vrij kan doen, maar daar maar drie maanden kan blijven. Als je langer blijft, moet je bewijzen dat je werkt of een inkomen hebt of dat je kunt leven van je rentes. Dat debat hebben we gevoerd. Dat is de Europese richtlijn, die nu ook in Belgisch recht is omgezet. Je hebt bijvoorbeeld geen recht op een leefloon. Na drie maanden moet je weer vertrekken, tenzij je bewijst dat je in je eigen onderhoud kunt voorzien.
Mijn punt is: waarom zegt de EU niet ook dat een lidstaat, geconfronteerd met een instroom uit andere landen, aan de EU-burgers die zich blijvend en definitief willen vestigen minimale zaken mag vragen? Ik wil dat debat voeren. Ik zie dat er een schuchter begin is. Ik weet niet of u het hebt gemerkt. Het Europese Rekenhof heeft onlangs een rapport uitgebracht naar aanleiding van de herstructurering van de Europese integratiefondsen. Daarin wordt gesteld dat het misschien goed zou zijn om niet langer een onderscheid te maken tussen mensen die binnenkomen uit de EU en niet uit de EU. Ik vind dat een behartigenswaardige voorzet. Jammer genoeg heeft de Europese Commissie daarop onmiddellijk als volgt gereageerd: EU citizens may not be subject to any integration measures which restrict their right to move and reside freely in the EU.
Er is dus vrijheid van verkeer. Ik heb daar ook geen probleem mee. De heer Vanden Bussche haalt het aan ten opzichte van onze Waalse landgenoten. Aan wie zich definitief vestigt in een bepaalde lidstaat, en Wallonië is niet eens een andere lidstaat, kun je geen enkele verplichting opleggen met betrekking tot integratie. Gelukkig stellen we vast dat sommige mensen die naar hier komen uit de EU, vragende partij zijn en zich vrijwillig zelf inschrijven voor taalcursussen, omdat ze vinden dat het niet gaat om hier te wonen, te verblijven, actief deel te nemen aan het verenigingsleven en het democratische leven als je de taal niet spreekt. Dat is een eerste opmerking die ik heb gemaakt. We zijn heel ver van een oplossing, maar als niemand begint aan die boom te schudden, zal er wellicht ook op Europees vlak niets veranderen.
Een tweede punt is en daarover heb ik uitvoerig gepraat in de plenaire vergadering naar aanleiding van de bespreking van de begroting 2013 dat uit de analyse van de instroom in dit land inderdaad blijkt dat amper 15 procent van de mensen die bij ons binnenkomen, dat doet om economische redenen. 85 procent is gezinshereniging, regularisatie en asiel. Er wordt dus niet echt een migratiebeleid gevoerd. Heel vaak wordt verwezen naar landen met een migratiebeleid. De bekende voorbeelden zijn de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. In dit land bestaat er officieel een migratiestop sinds 1973, als ik me niet vergis. Wel, er is permanent een grote instroom, en 85 procent is geen economische of studiemigratie.
50 procent van de mensen die binnenkomen, is laaggeschoold, op het niveau van de Centra voor Basiseducatie. Centra voor Basiseducatie richten zich op mensen die lager onderwijs volgen. Ik heb daaraan gekoppeld dat dit een probleem is in onze hooggeïndustrialiseerde samenleving. Er zijn niet meer zoveel jobs voor laaggeschoolde mensen. Ga zelf maar na voor welke jobs het volstaat om een diploma of getuigschrift lager onderwijs te hebben. Je zult er bitter weinig vinden.
Er rijst dus een groot probleem: werkloosheid, mismatch, jobs die openstaan versus het potentieel van mensen die een job zoeken. Van de honderd mensen die binnenkomen is 11 procent analfabeet. Er is dus een probleem, ik heb dat in kaart gebracht en daaruit conclusies getrokken. We moeten zelf ook nog een tandje bijsteken, we moeten alle hens aan dek roepen om te proberen hiervoor een oplossing te vinden.
Er wordt verwezen naar uitspraken van voormalig premier Leterme en van mevrouw Merkel. Ze hebben gezegd dat het multiculturalisme is mislukt in die zin dat het naast elkaar bestaan van diverse publieke culturen niet werkt. Deze Vlaamse overheid voert al lang een beleid van één publieke cultuur gekoppeld aan diverse private culturen, waar we ons niet over uitlaten. In die zin heeft mevrouw Merkel gelijk gehad toen ze zei: Multikulturalismus ist absolut gescheitert. De heer Leterme, en ik geloof ook de heer Sarkozy maar daar ben ik niet zo zeker van, in elk geval is het ook in Frankrijk opgenomen , hebben gezegd dat er een verschil is tussen de multiculturele samenleving en het multiculturalisme. Ik heb dat ook onderschreven.
We werken daaraan op twee manieren. We werken daaraan met inburgering en met integratie. Inburgering werkt naar behoren het HIVA heeft een studie gemaakt maar één punt kan beter: het taalniveau dat we vragen, moet verhogen. We vragen nu A1. Ik zal het Europese referentiekader aan de commissieleden bezorgen, maar ik neem aan dat dat gekend is. Er zijn zes niveaus: A1, A2, B1, B2, C1 en C2. Wij vragen het laagste van de zes en dat is A1. Ik lees voor wat dit betekent: Ik kan eenvoudige uitdrukkingen en zinnen gebruiken om mijn woonomgeving en de mensen die ik ken te beschrijven. Dat is het niveau dat we vragen. Daarvan zeg ik en dat wordt parlementbreed gedragen, ik weet niet wat Groen betreft, maar ik ben blij met de uitspraken van mevrouw Pehlivan in haar vraag dat het te laag is.
Het A2-niveau is nog altijd geen onhaalbaar niveau: Ik kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in eenvoudige bewoordingen mijn familie en andere mensen, leefomstandigheden, mijn opleiding en mijn huidige of meest recente baan te beschrijven. Het A2-niveau is geen onmogelijke voorwaarde, het is de voorwaarde die alle omringende, alle West-Europese landen vragen. Dat is trouwens het niveau dat wordt gevraagd om de Belgische nationaliteit te verwerven.
Ik denk dat het tijd is om dit debat hier te voeren. Er is een voorstel van decreet over, er zijn bezorgdheden over geuit, onder andere door mevrouw Pehlivan en de heer Kennes. Ik denk dat die op te lossen zijn. Er zijn hier mensen op rechtmatige basis, dit is niet gekoppeld aan een of ander terugkeerbeleid, je moet daar sociale oplossingen voor vinden. Dat mag ons niet tegenhouden om naar dat niveau te gaan, precies omdat het een sociale maatregel is. Ik kan dat maar herhalen. De mensen die in een samenleving komen en alleen maar A1 kennen, zijn niet sterk genoeg om een job te vinden, om in die samenleving te staan. Dus ben ik heel blij met dat parlementair initiatief en ook met het feit dat alle meerderheidspartijen zeggen dat het een noodzakelijke maatregel is, maar niet voldoende om aan de armoedeval te ontsnappen. Het is maar een van de maatregelen en dat is het inburgeringsluik. De vorige en deze regering voerden en voeren een goed beleid op het vlak van inburgering, dat ook positief is beoordeeld door het HIVA, en we steken daar een tandje bij.
Ik kom nu tot het integratiebeleid. Ik heb een analyse gemaakt en gezegd: We kunnen inzake integratie meer doen. Het is een zaak van de beide partijen. We vragen inburgering van die mensen, we sluiten een contract met hen, de overheid met de inburgeraar. Als ze het traject van taal en maatschappelijke oriëntatie hebben doorlopen, laten we hen bij wijze van spreken los, en dan zoeken ze het zelf verder uit. Ik zeg het nu zwart-wit, maar het is natuurlijk niet zo. Er moet een band tussen inburgering en integratie zijn. Inzake integratie kunnen we nog veel winnen en meer bereiken dan nu het geval is. Ik ben het eens met mevrouw Pehlivan. Het volstaat om het taalniveau op te krikken naar A2 om de werkloosheids- en armoede- schoolachterstandsproblemen niet meer te hebben.
Ik wil dat we inzetten op veel niveaus. Ik verwacht veel van het lokale niveau. Met de interne staatshervorming krijgt het lokale niveau de regiefunctie. Dat is een goede zaak. Ik roep alle gemeentebesturen op om niet alleen de klassieke nieuwkomers, die uit een andere gemeente binnenkomen, op een plechtige manier te ontvangen in het gemeentehuis om de drie of zes of twaalf maanden. Ik vraag hen ook om de nieuwkomers die zich in hun gemeente komen vestigen, te ontvangen, liefst met de vertegenwoordigers van de raden en het verenigingsleven erbij, zodat ze onmiddellijk zien dat er een oudercomité is van de school waar hun kinderen naartoe gaan, dat er een buurtcomité is waar ze gaan wonen, dat er een sportvereniging is waar hun kinderen terechtkunnen, enzovoort. Daar zet ik veel op in.
De laatste tijd zijn er vrije tribunes verschenen om te zeggen dat het ambtelijk Nederlands niet volstaat. Ten eerste, het gaat niet over ambtelijk Nederlands. We hebben niet veel andere keuzes dan een bepaalde standaardtaal op een bepaald niveau te doceren, maar we zetten heel sterk in op het oefenen van taal na de inburgering. Ik denk aan de inburgeringscoaches, de oefenkansen Nederlands en andere trajecten. Ik krijg berichten en mails van veel mensen uit buurtcomités, sport- en culturele verenigingen, die zeggen dat ze heel blij zijn met dat pleidooi.
Ik herhaal: we zijn absoluut fout bezig als we die mensen na de inburgering en na het volgen van lessen een nieuwe taal, een dialect aanleren. Dat zeg ik niet alleen. Dat komt uit het middenveld. Die mensen denken dat ze een klein beetje klaar zijn voor de samenleving en botsen op een nieuwe taal, en dan stellen ze vast dat ze geen woord begrijpen van wat al die andere mensen zeggen omdat ze een dialect spreken dat niet toelaat interactief met hen om te gaan.
We moeten niet alleen lokaal, maar ook op het niveau van ons beleid meer inzetten op het horizontale integratiebeleid. Dat is een breed beleid, het is een horizontaal beleid, het is een concept in het nieuwe decreet dat eraan komt: sterker de band maken tussen inburgering en integratie, en daar bij integratie meer horizontaal op inzetten.
Ik heb niet moeten wachten op het OESO-rapport om daar met mijn collegas over te spreken. Er is een eerste horizontaal integratiebeleidsplan goedgekeurd op 20 juli 2012. Toen hebben al mijn collegas zich geëngageerd om acties te ondernemen om die integratie te helpen bevorderen. Heel recent is afgesproken met minister Lieten een bijkomend initiatief in het kader van de bestrijding van wat we de gekleurde armoede noemen, om na te gaan wat er kan worden ondernomen door diverse domeinen. Daarvoor gaan we samenzitten met de VDAB, met Onderwijs en met de afdeling OCMWs van de VVSG. Die bijeenkomst is gepland voor volgende week.
Werk zet daar heel veel op in. U mag mijn collega daar vragen over stellen. De VDAB werkt sterk aan opleidingen. Er is een actieplan bestrijding arbeidsgerelateerde discriminatie. We streven als overheid naar 4 procent arbeidsdeelname van personen van allochtone afkomst. We stimuleren bedrijven en organisaties en lokale besturen. De sociale partners zetten zich daarachter. De VDAB voorziet in trajectbegeleiding. Allochtone pre-starters krijgen een ondernemingsvorming om ze te begeleiden in de opstart van hun eigen zaak. SYNTRA Vlaanderen zal aan de hand van een taaltest het niveau van cursisten bepalen om het aanbod daarop af te stemmen.
Iedereen die een job zoekt waarvan de VDAB vaststelt dat er onvoldoende beroepsopleiding voor is, wordt toegeleid tot een beroepsopleiding. Kennen die mensen onvoldoende de taal, dan worden ze verplicht om die taalcursus te volgen. Zo zijn we in staat om ook niet-verplichte inburgeraars, onder andere mensen die van een leefloon leven, te verplichten om bepaalde bekwaamheden te verwerven en te proberen bepaalde verworvenheden te bereiken. Een ervan is taal, precies om te kunnen worden toegeleid naar de arbeidsmarkt. Dat beleid wordt zeer actief gevoerd in onze grote steden, Antwerpen en Gent. Werk en de VDAB zetten daar heel sterk op in. We doen dat ook met Onderwijs. De regering werkt hard aan bijkomende begeleiding door middel van taalbaden en bijkomende taallessen voor meisjes en jongens met taalachterstand. Dat zijn nog maar principiële beslissingen, dus kan ik daar niet meer over zeggen.
- Mevrouw Annick De Ridder, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Ik kan niet geloven dat ons onderwijs nu plotseling minder efficiënt of minder sociaal zou zijn. Ik zei dat ook al in de plenaire vergadering. Ons onderwijs heeft al jaren de reputatie kinderen die het moeilijk hebben te begeleiden, met de ouders te gaan spreken, kinderen van wie in de thuisomgeving wordt gezegd dat ze alleen maar geschikt zijn om beroepsonderwijs te volgen en waar de onderwijzer ziet dat dit niet zo is te stimuleren en jammer genoeg gebeurt dat laatste meer met kinderen van allochtone afkomst dan van autochtone afkomst. Ik ben een kind van de democratisering van het onderwijs. Ik heb het meegemaakt in de jaren vijftig en zestig. Toen ging de onderwijzer van het zesde leerjaar of de onderpastoor naar de ouders om hen te overtuigen van het feit dat hun kind wel het algemeen secundair onderwijs aankon. Hier is die vertrouwensband vaak minder actief aanwezig, maar ik geloof niet dat ons onderwijs plots minder goed zou zijn.
Wij scoren in de OESO-rankings zeer goed met ons onderwijs, maar wij hebben een zeer grote discrepantie met een heel grote uitval. Daar moeten we aan werken. Als je een achterstand hebt bij het eerste leerjaar, en je haalt die niet meer in, leidt dit ertoe dat je niet meer aan je einddiploma komt. We hebben een heel grote uitval in het secundair onderwijs. Daaraan moeten wij remediëren en wij maken daar met minister Smet volop werk van.
Collegas, als ik zeg dat we een tandje moeten bijsteken, gaat het wat ons betreft over inburgering en over integratie. Mevrouw Zamouri, het nieuwe ontwerp van Integratiedecreet is inderdaad al ingediend. Mijnheer Kennes, de resultaatverbintenis is naast de inspanningsverbintenis ingeschreven op het niveau van het inburgeringsattest en het certificaat. Daarover is er binnen de regering een akkoord.
Het luik NT2, het verhogen van A1 naar A2, staat niet in het ontwerp van decreet, en het maakt ook geen deel uit van het regeerakkoord. Ik heb het parlement gevraagd om daarover de discussie te voeren. Ik verneem dat er stilaan een consensus aan het groeien is. Ik heb van de drie meerderheidspartijen gehoord dat ze daarachter staan. Ik heb het bij monde van mevrouw Zamouri ook gehoord voor wat Open Vld betreft. Ik neem aan dat er, wanneer wij hier het ontwerp van decreet behandelen, een consensus zal zijn. Ik hoop dat ook de andere partijen er zich bij zullen kunnen aansluiten, zodat we kunnen overgaan naar een A2-niveau, weze het dat er bepaalde bezorgdheden zijn die ik onderschrijf. Mijnheer Kennes, deze zorgen zijn hier ook al de vorige keer aan bod gekomen. Het is zaak om daar werk van te maken.
Er zijn sancties en boetes. Maar iemand die de cursus niet volgt, dat is nog wat anders dan iemand die, ondanks veel inspanningen, er niet in slaagt om daar te geraken. We kunnen misschien tweede cursussen geven en bekijken hoe dat moet worden opgelost. Maar het verhogen van dat niveau is een absolute noodzaak. We zien al heel wat mensen die dat vrijwillig doen. Wij zijn het enige van de ons omringende landen die op dit ogenblik op het niveau A1 zitten.
Mijnheer Kennes, ik heb mij niet alleen op het OESO-rapport gebaseerd, maar ook op de gegevens van de Nationale Bank en op onze eigen integratiestudie.
Ik heb ook al geantwoord op de vraag over het verhogen van het taalkennisniveau. Het is nog niet besproken wat dat kost, ook niet met minister Smet. Maar ik ben ervan overtuigd dat daarvoor een oplossing moet kunnen worden gevonden als er een parlementaire meerderheid voor gevonden wordt. De meerkost van het NT2-aanbod moet kunnen worden opgelost.
Voor alle collegas die blijven beweren dat dit een zaak is van inburgering, herhaal ik nog eens dat NT2 onder Onderwijs valt. Nu al is het zo dat 72 procent van de inburgeraars doorstroomt naar het niveau A2. Een grote meerderheid doet dat al op vrijwillige basis. We spreken over een minderheid van ongeveer 30 procent die er ook nog naartoe moet kunnen worden geleid. Die kost zal naar mijn aanvoelen, of je nu een hoger dan wel een lager niveau vraagt, niet zoveel verschil maken. De cursus en de periode liggen vast.
Misschien zal men wat meer op maat moeten werken met mensen die het moeilijker hebben. Er zijn nu al nieuwkomers die getest worden en die onmiddellijk een hoog niveau aankunnen. Je moet maatwerk doen. Je moet niet eerst iedereen verplichten om maandenlang obligaat een cursus te volgen beneden het niveau dat de nieuwkomer aankan. Het zal dus wel meevallen met die meerkost. En vooral, de maatschappelijke meerwaarde zal enorm zijn. Dat moet men ook afwegen. Als men mensen sterker maakt om in de samenleving te staan, dan is dat, als er een meerkost aan verbonden is, een grote meerwaarde.
We kunnen niet blijven analyses maken over een zeer groot probleem in de arbeidsmarkt. U hoort mij niet zeggen dat taal daarvoor de enige oplossing is. Er zijn heel veel andere zaken. Er bestaat jammer genoeg ook nog een vorm van discriminatie. Die is in mijn ogen niet de grote reden. Maar er zijn nog bedrijven die discrimineren. Dit is onaanvaardbaar, dit kunnen we niet tolereren. Maar in de eerste plaats moeten we die mensen sterker maken. Als we daarin slagen, zal de meerwaarde voor de samenleving mensen die niet van een leefloon of een uitkering moeten leven enorm zijn. Die investering is dus de moeite waard.
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Minister, ik heb de vraag gesteld en ik ben blij dat een paar collegas ook die vraag hebben gesteld, weliswaar vanuit een eigen invalshoek. Daardoor hebt u heel uitgebreid geantwoord. U hebt geantwoord op een bezorgdheid die uit mijn vraag is gebleken.
U hebt op een bepaald moment de studies aangehaald. U zegt dat er 15 procent komt om economische redenen. Dat zijn mensen die vanuit een bewust motief migreren en hier misschien ook door grote bedrijven worden aangetrokken. Dat is de groep waar we het minst met problemen worden geconfronteerd. Er is 85 procent asielregularisatie en gezinshereniging. De laatste cijfers over gezinshereniging wijzen uit dat dit ook begint te dalen. Dat is nog 80 procent. Er zijn twee grote groepen: mensen van Turkse en Marokkaanse origine. Daar zijn de huwelijken met één derde of zelfs meer dan één derde aan het dalen. Uiteindelijk daalt ook die groep. Ook het aantal asielaanvragen daalt. Regularisatie is nog de groep van 2010, en dan is er nog de bijkomende regularisatie. Uiteindelijk zullen die cijfers toch dalen en zullen we andere proporties hebben. Welke proporties dat ook zijn en welke groep het ook is en met welke cijfers ook we geconfronteerd worden, we moeten daarop blijven inzetten.
U hebt gelijk: als de EU-onderdanen, en dat zijn meestal mensen uit de voormalige Oostbloklanden, zich na drie maanden hier kunnen vestigen en hier hun leven kunnen uitbouwen, doen ze dat vrijwillig. Waarom zouden we hen niet kunnen opnemen in onze inburgerings- en integratiecursussen? Het is weliswaar een Europese aangelegenheid, maar we moeten op die nagel blijven kloppen, opdat men in Europa zou bekijken in hoeverre die regelgeving kan worden aangepast. Het kan de mensen alleen maar ten goede komen.
Het is niet omdat je ongeschoold naar hier komt, dat je niet bepaalde talenten of capaciteiten hebt. We mogen die groep mensen niet loslaten. Dat gebeurt naar mijn mening nog iets te veel. We hebben geen evaluatiesysteem dat kan nagaan waar die mensen zitten, of ze naar onze inburgerings- en integratiecursus of naar de opleiding van de VDAB komen, of ze bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt terechtkomen. Is er een matching? Zijn dat mensen die in het kader van migratie naar hier zijn gekomen, of betreft het oudere groepen van integratie? Het zou mijns inziens interessant zijn om dat eens na te gaan.
Minister, we zullen uw nieuwe ontwerp van decreet nader bekijken. Aan de hand van de antwoorden die u gegeven hebt, zullen we bekijken of het tegemoetkomt aan de bezorgdheden van ons en van veel collegas hier aanwezig.
Ik heb de vorige keer inderdaad gevraagd om mijn vraag uit te stellen, mijnheer Van Hauthem, maar ik denk dat u de discussie op een heel andere piste wilt voeren dan de andere partijen die hier vertegenwoordigd zijn. Elk geeft er zijn eigen toets aan, maar de bezorgdheid is wel zeer algemeen: als die mensen hier komen leven, kunnen we hen niet aan hun lot overlaten. We moeten in hen investeren. Dat kan een meerwaarde zijn voor onze samenleving.
Je kunt blijven discussiëren over multiculturaliteit, maar het is gewoon een feit. We moeten ermee leren leven. Mislukt of niet, de samenleving is multicultureel. We moeten leren leven met diversiteit, maar moeten er ook in investeren.
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem : Mevrouw Pehlivan, natuurlijk benaderen wij het vanuit een andere hoek. Dat is bijzonder duidelijk. En in die zin ontgoochelt het antwoord van de minister ons. Hij heeft vooral gefocust op zijn eigen beleid, hoe goed het wel is en waar het nog beter kan.
Maar op onze fundamentele vraag heeft hij niet geantwoord. Wat wij hier moeten doen, is namelijk het gevolg van een beleid dat elders gevoerd wordt. De minister zegt in de kranten dan wel dat het geen goed migratiebeleid is, maar als we hem dan vragen om rond de tafel te gaan zitten met de instantie die ervoor verantwoordelijk is, namelijk de federale overheid, geeft hij niet thuis.
Minister, u hebt aan mevrouw Vissers geantwoord dat het niet op het Overlegcomité is geagendeerd. Ik neem aan dat we toch die visie delen dat er op Belgisch vlak een absoluut misbaksel van een migratiebeleid gevoerd heeft dat mag ik toch concluderen als ik uw partijvoorzitter bezig hoor. Dan verwacht ik van een minister van die partij dat hij er niet zomaar bij staat en ernaar kijkt. Dan verwacht ik dat u de federale collegas op het matje roept, of toch ten minste het Overlegcomité bijeenroept om er een hartig woordje te praten over migratiebeleid.
Wij zijn eigenlijk geen immigratieland. Echte migratielanden, zoals Nieuw-Zeeland, Australië en Canada, hebben ook een strikt migratiebeleid. Sommigen zullen het zelfs een egoïstisch migratiebeleid noemen, want daar mogen alleen mensen naartoe van wie men op voorhand weet dat ze een bijdrage kunnen leveren tot de samenleving. Bij ons is dat niet zo. Nochtans zijn wij een land waar de migratiestop officieel nog altijd van kracht is. Dat is een wet die wij niet goedgekeurd hebben, want hij dateert van 1974. Toen bestonden wij nog lang niet.
Ik ga het misschien cru zeggen, al bedoel ik het zo niet, maar in vergelijking met andere landen importeren wij voor een stuk armoede. We weten hoe moeilijk het is om autochtonen die in armoede verzeild geraakt zijn, daaruit te halen, laat staan mensen van buitenaf, die uit een heel andere cultuur komen, die de taal niet kennen, die soms niet kunnen lezen of schrijven, wat natuurlijk hun schuld niet is, maar die blijkbaar wel aangetrokken worden door onze sociale voorzieningen. Uw partijvoorzitter heeft gezegd dat het aberrant is dat men vanaf de eerste dag van sociale voorzieningen kan genieten, zonder dat men ooit heeft bijgedragen. Kortom, het zit gewoon fout met het migratiebeleid tout court. En daar is de samenleving het slachtoffer van. Maar daar hoor ik geen antwoord op.
Uw beleid gaat uit van een soort fait accompli. Wat uw beleid bovendien uitademt, is dat de ontvangende gemeenschap de grootste en bijna de enige verantwoordelijke is voor de kansen die die mensen hier krijgen.
Ik heb familie wonen in Spanje, de Verenigde Staten, Brazilië en Argentinië. Toen die daar naartoe gingen, zorgden ze ervoor dat ze de taal op voorhand kenden. Met het Nederlands kwam je immers niet ver in Brazilië, en net zo min in Argentinië, de Verenigde Staten en Spanje. Daar bestonden geen inburgeringstrajecten, zoals bij ons. Zij hebben daar hun weg gezocht. Als men zich als overheid gaat opwerpen als enige verantwoordelijke, en als een bepaalde voorziening er niet is, is dat onze verantwoordelijkheid. Zo komen we er ook niet.
Uw doelstelling is nobel, minister. Daar gaat het niet over. Het aantal leefloners moet dalen, want dat zou betekenen dat ze zijn opgenomen in onze samenleving. Wel, het aantal allochtone leefloners is de laatste jaren schrikbarend gestegen. Wat doen we daarmee? Een tandje bijsteken in inburgering, een tandje bijsteken in integratie. Als we nog een kans willen maken, minister, moet er op federaal niveau een compleet ander migratiebeleid gevoerd worden. Dan is het ook de verantwoordelijkheid van de Vlaamse Regering om daarop aan te dringen en het op het Overlegcomité of welk forum dan ook te berde te brengen. Anders blijven we dweilen met de kraan open. U mag bij al uw goedbedoelde initiatieven nog zoveel tandjes bijsteken, maar als onze samenleving en die mensen zelf altijd opnieuw van nul moeten herbeginnen, raken we er echt niet.
Dat u namens de Vlaamse Regering uw federale collegas niet ter verantwoording wilt roepen, en de complete afwezigheid van dat aspect in uw antwoord, ontgoochelt mij enorm.
De voorzitter : Mevrouw Zamouri heeft het woord.
Mevrouw Khadija Zamouri : Minister, ik ben blij met een aantal antwoorden die u hebt gegeven. We zitten nu al vier jaar te wachten op dat Integratiedecreet, dat een grootschalige hervorming aankondigt. U hebt gezegd dat u het ontwerp van decreet hebt ingediend bij de regering. Ik wil gewoon weten wanneer u dat hebt ingediend. Het is gewoon een kwestie van op de hoogte te zijn van wanneer dat is gebeurd. Dat zal dan een van de vorige dagen zijn gebeurd.
Ik vind in het algemeen het volgende. We kunnen commentaar hebben op de Federale Regering. Dat is heel gemakkelijk, dan hoeven we ons niet bezig te houden met waar wij hier bezig moeten zijn. Mijnheer Van Hauthem, u bent wel zeer streng voor de staatssecretaris van Migratie. Tot daar aan toe. U hebt gelijk, er is geen migratiebeleid, maar u kunt toch niet ontkennen dat er in het laatste anderhalf jaar erg drastische veranderingen zijn gekomen. Er is de halvering van het aantal economische migranten die via gezinshereniging naar hier komen. Mevrouw Pehlivan heeft het daarnet gezegd. Dat wil zeggen dat we een heel ander resultaat zullen hebben binnen dit en de komende jaren. Dat is een zeer werkbare groep. U moet niet continu op de nagel zitten slaan dat er niets gebeurt, want dat is heel gemakkelijk.
Vandaag nog las ik in de krant dat er ongeveer 3000 EU-onderdanen leefloners die bij het OCMW zijn terechtgekomen, hoogstwaarschijnlijk mensen van allochtone origine die een Spaanse of Nederlandse identiteit hebben en die naar hier zijn gekomen zijn teruggestuurd. U kunt dus niet zeggen dat er geen daadkrachtig beleid wordt gevoerd.
Er is inderdaad een kentering. Die is niet minuscuul. Van 100 procent naar 50 procent, vind ik drastisch en serieus. Die deur wordt stilaan hermetisch gesloten, en al langer hoe meer. Ik zou graag willen dat we ons concentreren op onze Vlaamse bevoegdheden. Minister, daarbij onthoud ik dat u zegt dat u het Integratiedecreet hebt ingediend. Ik ben daar echt blij om want na vier jaar begon dat stilaan te dringen en begon ik me af te vragen of het er wel zou komen. Ik wil alleen weten wanneer en hoe.
Minister, u zegt ook dat u wel een akkoord hebt over zowel de taaltest als het verhogen van het taalniveau. Daar ben ik ook heel blij om.
U hebt ook een aantal zaken opgesomd in antwoord op mijn vraag of u met uw collegas van Onderwijs, Werk en Armoedebeleid, waarbij u terecht een horizontaal beleid eist, hebt gesproken en wat de resultaten daarvan zijn. De actie voor gekleurde armoede heeft minister Lieten al in september 2011 aangekondigd op een studiedag in Antwerpen waar ik op aanwezig was, en ze kondigde aan welke acties er zouden komen. Ondertussen zijn de cijfers van armoede niet gestegen of gedaald. Die zijn net hetzelfde. De werkloosheidscijfers zijn ook niet veranderd na de initiatieven van minister Muyters met SYNTRA, de vooropleidingen en het tegemoetkomen aan mensen die het nodig hebben. Dan vraag ik me af hoe efficiënt de maatregelen zijn die u al een aantal maanden geleden hebt aangekondigd.
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Minister, ik ben blij met de eretitel die meneer van Groen, die u hebt gebruikt in uw antwoord.
Men heeft inderdaad een traject afgelegd wat betreft al dan niet verplichte inburgering. Ik zou daar nog meer op kunnen zeggen. Wij maken vandaag de analyse dat het aanbod voor wat betreft de inburgering onvoldoende is. Het gaat niet alleen over het aantal, maar ook over het niveau. U hebt het daarnet voornamelijk over de lessen Nederlands gehad. Wel, wij zijn het met u eens dat het niveau hoger moet. Of anders gezegd: de niveaus van taalverwerving moeten beter aansluiten bij de noden die de groepen in de samenleving hebben.
De heer Leman schreef in zijn opiniestuk over taalverwerving op de werkvloer. Daar ligt ook een zekere mogelijkheid bij de VDAB. Iemand die pakweg in een metaalbedrijf gaat werken, moet andere vaktermen kennen dan iemand die in een autobedrijf gaat werken. Ik geef maar een voorbeeld. Dat sluit aan bij de noden van mensen. Leg de lat hoger waar het kan voor mensen die het aankunnen. Wij zijn daar met u vragende partij voor.
Er is de voorbije jaren voluit ingezet op het inhalen van de wachtlijsten. Dat is een bewijs van sorry dat ik het zo oneerbiedig zeg het niet slagen van het beleid, anders zouden we minder werkloosheid en minder schooluitval hebben en zouden er meer mensen naar het oudercontact gaan. We stellen vast dat het wat dat betreft helemaal geen succes is. Men heeft ingezet op het inhalen van de wachtlijsten. Er waren wachtlijsten voor inburgering. Men heeft dan gemakkelijkheidshalve een aantal doelgroepen uit de verplichte inburgering geschrapt. Dat was ook een oplossing. Eigenlijk moeten we nieuwe ruimte maken voor bredere doelgroepen en meer gedifferentieerde vormen van taalopleiding, meer aansluitend bij de noden van de mensen.
Dat er nog veel werk is, ook op die andere terreinen, erkent u. Minister, ik geef twee basisprincipes en een voorbeeld. Wij zouden graag hebben dat taalkennis in functie staat van de participatie aan de samenleving. We zouden niet graag hebben dat taalkennis een voorwaarde wordt voor participatie aan de samenleving. We zouden graag hebben dat taalkennis emanciperend werkt voor de mensen, en niet disciplinerend.
Over werk wil ik een voorbeeldje geven. Zo frapperend kan het nergens anders zijn. Minister, u bent ooit mediaminister geweest. Bij de VRT werken vandaag, al naargelang hoe je telt, 2 procent mensen van een andere origine. Bij de BBC werken vandaag 12,5 procent mensen met een allochtone origine. Er is nog heel veel werk in onze eigen al dan niet verzelfstandigde organisaties van de overheid zelf, bij agentschappen en dergelijke meer. Laten wij het goede voorbeeld geven en daar volop op inzetten.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, collegas, mijnheer Caron, u hebt het over de wachtlijsten bij inburgering. Die zijn er niet en die zijn er ook niet geweest. Voor de zindelijkheid van de discussie wil ik nog eens zeggen dat er wachtlijsten zijn geweest bij NT2. NT2 valt onder Onderwijs. Ik hoor de hele tijd collegas, ook federale collegas, zeggen dat Bourgeois de wachtlijsten bij NT2 moet wegwerken. Die vallen onder Onderwijs, niet onder Inburgering. Collega Smet heeft daar inspanningen voor gedaan en bevestigt dat er op dit ogenblik geen wachtlijsten zijn. Laat ons de discussie voeren over de zaken waarover ze moet worden gevoerd.
Mevrouw Pehlivan en mevrouw Zamouri, wat betreft het horizontale beleid stimuleer en coördineer ik. Ik steek geen paraplu op, maar als we het hebben over horizontaal beleid is het aan collega Muyters om maatregelen te nemen met betrekking tot Werk, aan collega Lieten met betrekking tot Media en Armoede, aan collega Vandeurzen met betrekking tot Welzijn. Het is evident dat ik niet in hun plaats treed of zou willen treden. Ik zeg alleen dat dit aangepakt wordt en is.
Bijvoorbeeld de elders verworven competenties, waar terecht op wordt gewezen, mevrouw Pehlivan en mijnheer Caron, zijn zeer belangrijk. Dat is ook het beleid dat wij voeren. Ik herhaal wat ik al heb gezegd rond dat certificaat. Dat is na bespreking met de sociale partners veranderd van richting. We gaan werken met een portfolio. We zeggen welke competenties mensen hebben, eerder dan welk diploma ze hebben. In dat portfolio kan wel worden vermeld dat die mensen eventueel een buitenlands diploma hebben dat hier niet erkend is. We gaan dus uitdrukkelijk werken in de richting van een portfolio, dat heb ik hier al kunnen uitleggen. Wat zijn de competenties, wat zijn de troeven van mensen? Dat is een belangrijke heroriëntatie die er is gekomen. Ik heb dat toegelicht na de gesprekken daarover.
Wat het federale betreft, mijnheer Van Hauthem, heeft uw collega de vraag gesteld, en ik heb daar mijn antwoord op gegeven. Elk niveau moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Er zijn op het federale vlak, in het interregnum zoals ik het meestal uitdruk, maatregelen genomen. Zo zijn onder andere de gezinshereniging en de nationaliteitswetgeving verstrengd. Dat heeft inderdaad een bepaald effect, mevrouw Pehlivan en mevrouw Zamouri, en gelukkig maar. Maar dat betekent nog altijd niet dat de vaststelling dat er geen federaal migratiebeleid is, overeind blijft. Er is geen migratiebeleid, er is een instroom, maar geen actief migratiebeleid. Ik wil wel de heer Van Hauthem tegenspreken als hij zegt dat die landen een egoïstisch migratiebeleid voeren. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
U hebt die woorden gebruikt. Nee oké, u hebt veiligheidshalve gezegd dat sommigen dat zo zouden kunnen noemen.
Collegas, voor mij is asiel een heilig recht dat bestaat sinds de middeleeuwen. Wie vervolgd werd vanwege zijn overtuiging of geloof, kreeg asiel in onze kerken en abdijen. Door de poort van het asiel is er een stroom mensen binnengekomen die er niet aan beantwoordt. Nu wordt er een beter beleid gevoerd op dat vlak en gaan de procedures sneller. Je weet sneller of je in aanmerking komt. Er is een lijst van veilige landen gemaakt. Die cijfers zijn ook een beetje gedateerd. Maar wij werken met de mensen die er nu zijn. 85 procent van de mensen die binnenkwamen, kwam via de poort van asiel, regularisatie en gezinshereniging.
Asiel moet blijven. Zelfs een land met een sterk migratiebeleid als Canada heeft quota voor asiel. Het een sluit het ander absoluut niet uit. Ik vertrek van de vaststellingen uit dat OESO-rapport. Het Integratiedecreet kan een trekker zijn om ook op het vlak van integratiebeleid een sterkere en actievere politiek te voeren.
Mevrouw Zamouri, ik heb de exacte datum niet voor het decreet. We hebben het goedgekeurd op 21 december 2012, net voor het kerstreces en ik heb het vorige week ingediend. Het is gisteren binnengekomen. U kunt er dus allemaal kennis van nemen en dan zal het worden geagendeerd.
Naast een grote consensus dat we inzake het horizontale integratiebeleid nog heel wat terrein kunnen winnen, is de voornaamste conclusie voor mij de vaststelling dat we toch een hele brede meerderheid hebben om het taalniveau op te trekken naar A2, met nuances als het gaat over een sanctie of over hoe we omgaan met mensen die het niveau niet halen. Ik ben blij dat de geesten opgeschoven zijn. Mevrouw Pehlivan heeft uitdrukkelijk gezegd dat het een goede maatregel is om het taalniveau op te trekken naar A2, een noodzakelijke maar niet voldoende maatregel. Dat is inderdaad ook zo. Ik noteer dat zelfs de collega van Groen zegt dat zijn partij het eens is over het taalniveau, met andere motieven en nuances, maar die zijn voor mij niet het belangrijkste. Belangrijk is dat we er werk van maken.
Uiteraard ben ik het ermee eens dat het daar niet ophoudt, vandaar dat horizontale beleid. Dat is nog altijd basis-basis-basis. Dan moet je op het werk, in het verenigingsleven, op alle mogelijke manieren inzetten op een grotere taalverwerving.
Bedankt voor uw inbreng. Ik ben blij dat er zich een brede consensus aftekent, niet enkel bij de meerderheid, maar ook bij de oppositie wat dit punt betreft.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.