Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 13/12/2012
Vraag om uitleg van de heer Chokri Mahassine tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het aanvaarden van jobs onder niveau door hooggeschoolden
- 368 (2012-2013)
De voorzitter : De heer Mahassine heeft het woord.
De heer Chokri Mahassine : Minister, uit een onderzoek van professor arbeidseconomie Bart Cockx van de Universiteit Gent blijkt dat Vlaamse werkloze jongeren die een betrekking onder hun scholingsniveau aanvaarden, er langer over doen om een job op niveau te vinden. Het gaat over zowat de helft van de jongeren, want volgens de onderzoekers heeft 34 tot 59 procent van de eerste jobs een lager scholingsniveau dan wat op school verworven werd. Dat is een onaangepaste match, maatschappelijk en economisch niet efficiënt en dus nadelig.
Voor meer dan de helft van de werkloze schoolverlaters die een job aanvaarden, duurt het bijna tien jaar vooraleer ze een job vinden op hun scholingsniveau. Nochtans zou de helft van deze groep al binnen de drie maanden passend werk hebben kunnen vinden. Dat concluderen de onderzoekers op basis van simulaties. Voor schoolverlaters is eender welke job aanvaarden dus eerder een rem dan een springplank naar een betrekking op niveau. Wie een job aanvaardt, solliciteert immers minder snel en vreest ook dat toekomstige werkgevers dit eerder negatief bekijken. Bijkomend nadeel is ook dat overgeschoolden geen bijkomende opleidingen meer volgen.
De onderzoekers geven als verklaring dat jongeren de jobs onder hun niveau aanvaarden uit financiële noodzaak of omdat ze niet beseffen dat ze riskeren lang in dergelijke jobs vast te zitten. Er wordt wel een onderscheid gemaakt tussen langdurig werklozen, die 50 procent kans hebben om na een half jaar nog steeds werkloos te zijn, en jonge schoolverlaters die slechts enkele maanden werkloos zijn. Voor hen is er 50 procent kans dat zij binnen de maand een werkaanbieding op niveau ontvangen. Zij pleiten ervoor dat pas afgestudeerde schoolverlaters door begeleiding duidelijk wordt gemaakt dat een job onder niveau aanvaarden, niet altijd aangewezen is.
De onderzoekers trekken de maatregelen van de Federale Regering in twijfel, waarbij de wachtuitkering werd verlengd en de druk om een job te aanvaarden werd verhoogd. Ook de versoepeling van de notie passende dienstbetrekking na drie in plaats van zes maanden is volgens de onderzoekers economisch inefficiënt. Het is een stellingname die ons toch doet nadenken.
Minister, kunt u zich vinden in de conclusies van het onderzoek? Op welke manier maakt de VDAB schoolverlaters en werkgevers bewust van de mogelijke valkuil van het aanvaarden van een job onder niveau? Wordt een maximaal of ideaal scholingsniveau opgenomen in de instrumenten van de VDAB, bijvoorbeeld de Competentdatabank? Welke effecten hebben de maatregelen van de federale overheid inzake wachtuitkering en passende dienstbetrekking op het aanvaarden van jobs onder het niveau? Kunt u dit eventueel ook met cijfers aantonen?
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Mijnheer Mahassine, ik begrijp uw bezorgdheid absoluut. Ik spreek uit ervaring, want ik ben zelf met een diploma rechten in het familiebedrijf als metser-diender begonnen. En ik zit nog niet op niveau.(Gelach)
Ik weet dus waarover ik het heb. Ik heb de studie ook eens doorgenomen en volgens mij ontbreekt er één aspect waaraan in andere Europese landen wel veel aandacht wordt besteed: we moeten ervoor zorgen dat we iedereen zo snel mogelijk en zo lang mogelijk op de arbeidsmarkt brengen en houden. We hebben ze daar nodig.
Ik deel wel uw bezorgdheid dat we ervoor moeten zorgen dat die mensen effectief hun loopbaan in handen nemen en sneller gaan zoeken naar een job op hun maat. Dat wordt te weinig gedaan, begrijp ik uit die studie. Er ontbreekt daar een schakel. Mensen die een job hebben, berusten daar een beetje in en hebben niet meer de incentive om verder te zoeken naar een job op hun maat. Het is deels ook de verantwoordelijkheid van die mensen om te blijven zoeken.
We mogen dit niet aangrijpen om maatregelen, waarmee we zorgen dat iedereen zo snel mogelijk en zo lang mogelijk op die arbeidsmarkt zit, af te bouwen. Dat zou een totaal verkeerde conclusie zijn. Ik zeg niet dat u die maakt, mijnheer Mahassine, maar dat zou je eruit kunnen afleiden, en dat mag niet de bedoeling zijn.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Het is een zeer herkenbare vraag. We kennen allemaal mensen die een job aanvaarden en ondertussen blijven zoeken. Het gevaar is, zoals de heer Diependaele zegt, dat men in een arbeidssituatie komt waarbij men niet meer zoekt. Men nestelt zich daar wat in, soms berust men erin, maar we stellen vast dat er nadien dikwijls frustraties komen, omdat men te weinig uitdagingen krijgt en dan wordt men wat verbitterd. Soms vindt men dat men te weinig verdient en dan begint men looneisen te stellen, wat spanningen geeft.
Het kernbegrip is: wat is een geschikte arbeidsbetrekking? Ik heb daar ook geen klaar antwoord op. Het is een evenwicht. Vanaf wanneer moet men verplicht een job onder zijn niveau aanvaarden? Vroeger was dat heel duidelijk bepaald: vanaf zes maanden werkloosheid moest men kunnen afdalen. Dat is krap. Het is een zeer bekend probleem. Ik stel vast in de praktijk dat het op termijn dikwijls tot problemen leidt, zowel voor werkgever als werknemer, die wat verbitterd blijft zitten en zich ondergewaardeerd voelt.
De heer Chokri Mahassine : Zo gaat er talent verloren.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Dat laatste vind ik het meest fundamentele. Dat is de essentie van mijn antwoord. Ik zie twee conclusies. Men zegt dat, als je een job onder je scholingsniveau weigert, je binnen drie maanden een andere job vindt. Een tweede conclusie is dat, als je ze aanvaardt, je wel tien jaar onder je niveau blijft werken.
Daar heb ik twee bedenkingen bij. Het is een econometrisch onderzoek. Ik ben zelf econometrist van opleiding. Zo weet ik ook wat je daarmee wel of niet kunt bewijzen. De vraag die hier aan de orde is, wat mij betreft, is of de gehanteerde data een goed beeld geven over over- of onderscholing in de praktijk. Men heeft een vaste lijst van beroepen genomen en elk beroep gekoppeld aan een scholingsniveau van 1 tot 5. Dat betekent dat je voor elk beroep, in een groot of klein bedrijf, sector A of B of C, kunt zeggen of je er een universitair diploma voor nodig hebt, of lager onderwijs volstaat enzovoort. Ik geloof daar al niet in. Dat is een fundamenteel element.
Ik heb een tweede belangrijke vorm van kritiek. Ik geloof wel dat een diploma één element is, maar lang niet alles. Het zijn de competenties die tellen. Een job aannemen onder je niveau, wil voor mij zeggen dat de competenties die je hebt, onder andere je diploma dus, niet maximaal worden uitgeput. Dat is iets anders dan alles weer te linken aan het diploma. Daarom vond ik uw laatste opmerking heel goed. Een diploma geeft niet alle talenten weer. Er is meer dan dat. Er moet dus ook meer gebeuren dan dat.
Het kan natuurlijk gebeuren dat iemand onder zijn niveau, ook qua competenties, een job aanneemt, maar dan is toch de essentie zoals u beiden naar voren hebt gebracht dat mensen meer gaan nadenken over hun loopbaan. Daarvoor zijn maatregelen getroffen. Dat is het loopbaandenken: wat ken ik en wat kan ik, waar wil ik naartoe in mijn carrière? Vandaar dat we in de eerste helft van 2013 een loopbaancheque zullen invoeren. Iemand die het wil doen, zal aangemoedigd worden om een consultatie te krijgen en om zijn carrière op een andere leest te schoeien.
Ik vind ook echt dat bedrijven zouden moeten loskomen van het cv-denken en het diplomadenken alleen. Dat zijn elementen, maar ze zijn lang niet alles. U hoort me niet zeggen dat men moet stoppen met studeren omdat een diploma niet belangrijk zou zijn. Daarover gaat het niet. Maar er is meer dan dat. Een HR-beleid van een bedrijf zou elementen moeten bevatten om de talenten en de competenties die iemand heeft, meer aan bod te laten komen. In 2013 zal ik ook overleg voeren met de sociale partners om te zien of we bedrijven niet kunnen stimuleren om dat te doen.
Mijnheer Mahassine, u zult niet verbaasd zijn dat ik de VDAB niet de opdracht geef om mensen bewust te maken van de mogelijke valkuilen bij werken onder het diploma. Ik meen dat dat niet juist is. Het zijn de talenten en competenties die belangrijk zijn. De sensibilisatie van werknemers en werkgevers ter zake is wel een taak van de VDAB. Men moet leren denken in competenties, niet alleen in diplomas of cvs. Zo gaat bijvoorbeeld Competent niet uit van het diploma: het diploma is slechts een element. Het gaat zeker niet over een maximumdiploma of een minimumdiploma. Er zal veel meer worden gekeken naar wat iemand moet kennen en kunnen in een bepaalde job, naar de talenten en competenties die nodig zijn. Dat is de vernieuwing. Die competenties kunnen soms door een diploma aangetoond worden, maar er wordt uitgegaan van competenties en talenten.
U vroeg ook naar het concrete effect van de maatregelen van de federale overheid inzake wachtuitkering en passende dienstbetrekking. Ik bekijk het onderzoek op een andere manier. We vinden mijns inziens ook onderzoeken die aantonen dat lagere uitkeringen een activerend effect hebben. Ik hoed me ervoor om specifiek, zeker naar aanleiding van dit onderzoek, een uitspraak te doen over de wachtuitkering of over een passende dienstbetrekking. Ik wil de discussie gerust ten gronde voeren, maar niet op basis van dit onderzoek.
De voorzitter : De heer Mahassine heeft het woord.
De heer Chokri Mahassine : Minister, ik wil benadrukken dat het niet de bedoeling is van mijn vraag om de wachtuitkeringen te verlengen of om er kritiek op te uiten. Mijn vraag gaat alleen over een conclusie die werd getrokken uit het onderzoek en waarvan we meteen vinden dat die het tegenovergestelde is van waar wij nu mee bezig zijn. Er zijn een aantal punten, en door de wijze waarop alles gewogen is, is het misschien gemakkelijk om tot een dergelijke conclusie te komen.
Ik ben absoluut geen diplomafetisjist. Ik heb ongeveer tien jaar onder mijn diploma gewerkt, daar gaat het niet over, integendeel. We moeten echter ook opletten dat we de zaken niet omdraaien. Wie een diploma heeft, heeft op de ene of de andere manier aangetoond dat hij in staat is om dergelijke talenten en competenties te bereiken. Het gaat niet om het diploma op zich, ik herhaal dat ik geen diplomafetisjist ben, maar het toont toch iets aan over de persoon.
Het is niet alleen voor die persoon zelf, maar ook voor onze samenleving belangrijk dat we geen verlies aan talenten hebben. Dat is belangrijk voor de ondernemers, voor onze bedrijfsleiders, voor onze economie enzovoort. We moeten vermijden dat we over een aantal jaar weer een tekort hebben aan bepaalde mensen omdat we er nu te weinig werk van hebben gemaakt om al onze talenten te laten zegevieren. De ene kan dat al gemakkelijker dan de andere, en de VDAB zou een belangrijke rol kunnen spelen om zowel ten aanzien van werknemers als van werkgevers voor de juiste stimulans te zorgen.
De voorzitter : De heer Laurys heeft het woord.
De heer Jan Laurys : Minister, ik volg u wanneer u zegt dat het diploma maar een klein facet is. Ook de intelligentie is maar een facet. Het gaat om andere competenties, attitudes, over gedrevenheid en zo.
Wat ik vaststel, is dat de familiale afkomst en het milieu vaak bepalend zijn. Mensen die vertrouwd zijn met een hoger sociaal milieu, zullen makkelijker de stap zetten naar een andere functie, terwijl mensen uit een lager sociaal milieu vaak wat meer geremd zijn. De competenties worden niet altijd juist ingeschat. Sommigen zijn door hun afkomst wat bescheidener en werken eerder onder hun diploma. Soms worden daardoor kansen gemist.
Minister Philippe Muyters : Ik ben het daar voor 100 procent mee eens, mijnheer Laurys, vandaar de loopbaancheque. De VDAB kan de mensen daarbij helpen. Ook de werknemers zelf kunnen de stap zetten.
Ik volg uw redenering, en het is daarom dat ik het diploma slechts als een element beschouw. Ik geef een voorbeeldje uit mijn eigen ervaring: ook op een voetbalclub kan men talenten en competenties opdoen, ook dat is een verrijking. Men kan op zoveel plaatsen ervaring opdoen. Ik zeg altijd: Als je mama of papa wordt, krijg je ook bijkomende ervaringen en competenties. Het zijn allemaal elementen die op de ene of de andere manier meegenomen zouden moeten worden.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.